ECLI:NL:RBAMS:2013:CA3742

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13/708013-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel, wederrechtelijke vrijheidsberoving en witwassen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 juni 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen verdachte [verdachte], die werd beschuldigd van mensenhandel, wederrechtelijke vrijheidsberoving en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 mei 2011 tot en met 1 september 2011, samen met anderen, [persoon 1] heeft geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank oordeelde dat verdachte [persoon 1] onder dwang en geweld heeft gedwongen tot prostitutie in Hamburg, Duitsland, en dat hij haar verdiensten heeft afgepakt. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van [persoon 1] beoordeeld en geconcludeerd dat, ondanks enkele tegenstrijdigheden, haar verklaringen in grote lijnen consistent en geloofwaardig zijn. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de tenlastegelegde feiten, waaronder het opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van [persoon 1]. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, en moet een schadevergoeding van € 3.500,- betalen aan [persoon 1]. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de schadevergoeding is verdeeld in materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 20 maanden had geëist, gematigd, maar heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/708013-12
Datum uitspraak: 17 juni 2013
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1978],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het
adres: [adres], [postcode] [plaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2012, 17 oktober 2012, 16 mei 2013, 21 mei 2013 en 27 mei 2013 en 3 juni 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.F. de Boer en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. H.J. Veen, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 11 oktober 2012 ten laste gelegd dat:i
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2011 tot en met 1 september 2011 te Utrecht en/of Hilversum, in elk geval in Nederland, en/of te Hamburg, in elk geval in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen,
een ander of anderen te weten [persoon 1] en/of één of meer andere vrouwen,
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [persoon 1] en/of één of meer andere vrouwen,
(sub 1)
en/of
voornoemde [persoon 1] en/of één of meer andere vrouwen heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [persoon 1] in een ander land, te weten Duitsland en/of Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
(sub 3)
en/of
die [persoon 1] en/of een of meer andere vrouwen (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [persoon 1] en/of een of meer andere vrouwen zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden),
(sub 4)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [persoon 1] en/of één of meer andere vrouwen
(sub 6)
en/of
die [persoon 1] en/of één of meer andere vrouwen met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [persoon 1] en/of één of meer andere vrouwen met of voor een derde,
(sub 9)
en/of
bestaande die dwang en/of dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of die misleiding en/of dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of dat misbruik van een kwetsbare positie en/of dat werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of opnemen en/of dat dwingen en/of bewegen en/of dat handelingen ondernemen en/of dat voordeel trekken (telkens) hierin dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(ten aanzien van [persoon 1])
1. die [persoon 1] vanuit Nederland (tegen haar wil) heeft meegenomen naar Duitsland en/of
2. die [persoon 1] in Duitsland naar een bordeel in Hamburg heeft meegenomen (tegen haar wil) en/of heeft gebracht en/of
3. (aldaar) één of meermalen een prostitutiekamer voor die [persoon 1] heeft geregeld en/of
4. die [persoon 1] foto's heeft laten maken voor op een internetsite en/of
5. die [persoon 1] (meermalen) onder druk heeft gezet en/of er (zodoende) toe heeft aangezet en/of heeft gebracht om in de prostitutie te werken en/of
6. dagelijks alle dan wel een groot deel van de verdiensten uit verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 1] heeft afgepakt en/of afgenomen en/of door die [persoon 1] aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) heeft laten afstaan en/of
7. die [persoon 1] (telkens) tijdens haar prostitutiewerkzaamheden heeft gecontroleerd en/of in de gaten heeft gehouden en/of (tijdens diens prostitutiewerkzaamheden) op die [persoon 1] heeft gepast en/of
8. (telkens) de verdiensten uit de door die [persoon 1] verrichte prostitutiewerkzaamheden heeft gecontroleerd en/of
9. die [persoon 1] heeft bedreigd met de dood en haar arm tussen de deur heeft geduwd toen zij geld probeerde achter te houden en/of
10. die [persoon 1] heeft geslagen en/of die [persoon 1] (telefonisch) heeft bedreigd (door tegen haar te zeggen dat zij een kogel door haar hoofd zou krijgen) en/of
11. die [persoon 1] een of meermalen (per dag) heeft gedwongen (tegen haar wil) seks met hem, verdachte te hebben (zonder condoom) en/of
12. de telefoon van die [persoon 1] heeft afgepakt en/of
13. die [persoon 1] van Duitsland naar Nederland heeft (terug)gebracht om aldaar in de prostitutie te gaan werken;
2. primair
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2011 tot en met 1 september 2011 te Hilversum en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, en/of Hamburg, in elk geval in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer personen, genaamd [persoon 1], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [persoon 1], te dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededaders, althans alleen,
1. (terwijl die [persoon 1] in haar auto zat) de auto van die [persoon 1] geblokkeerd (met een ander auto) en/of
2. (nadat die [persoon 1] uit haar auto was gestapt) plaatsgenomen achter het stuur van de auto van die [persoon 1] vervolgens met die auto weggereden en/of
3. de tas van die [persoon 1] afgepakt en/of
4. die [persoon 1] gezegd dat zij in zijn, verdachtes, auto dan wel de auto van een van zijn mededader(s) moest stappen en/of
5. die [persoon 1] haar telefoon laten afstaan en/of
6. het paspoort van die [persoon 1] afgepakt en/of laten afpakken en/of
7. met die [persoon 1] naar Duitsland gereden (terwijl zij dit niet wilde en/of zei dat zij naar huis en/of weg wilde) en/of
8. die [persoon 1] in Hamburg, in elk geval in Duitsland, naar een bordeel, althans een seksclub gebracht en/of
9. tegen die [persoon 1] gezegd (toen zij zei dat zij weg wilde): "Nee, je bent hier al, je kan niet weg. Ook al wil ik dat jij weggaat, je kan niet weg" en/of
10. die [persoon 1] (aldaar) gedwongen in de prostitutie te werken en/of
11. dagelijks alle dan wel een groot deel van de verdiensten uit verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 1] heeft afgepakt en/of afgenomen en/of door die [persoon 1] aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) heeft laten afstaan en/of
12. die [persoon 1] gezegd dat zij het bordeel niet mocht verlaten, althans die [persoon 1] belet het bordeel te verlaten en/of
13. die [persoon 1] in de gaten gehouden en/of gecontroleerd en/of
14. die [persoon 1] gedwongen seks (zonder condoom) met hem, verdachte, te hebben (terwijl zij dit niet wilde) en/of
15. die [persoon 1] geslagen.
2. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2011 tot en met 1 september 2011 te Utrecht, in elk geval in Nederland, en/of Hamburg, in elk geval in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [persoon 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
1. (terwijl die [persoon 1] in haar auto zat) de auto van die [persoon 1] geblokkeerd (met een ander auto) en/of
2. (nadat die [persoon 1] uit haar auto was gestapt) plaatsgenomen achter het stuur van de auto van die [persoon 1] vervolgens met die auto weggereden en/of
3. de tas van die [persoon 1] afgepakt en/of
4. die [persoon 1] gezegd dat zij in zijn, verdachtes, auto dan wel de auto van een van zijn mededader(s) moest stappen en/of
5. die [persoon 1] haar telefoon laten afstaan en/of
6. het paspoort van die [persoon 1] afgepakt en/of laten afpakken en/of
7. met die [persoon 1] naar Duitsland gereden (terwijl zij dit niet wilde en/of zei dat zij naar huis en/of weg wilde) en/of
8. die [persoon 1] in Hamburg, in elk geval in Duitsland, naar een bordeel, althans een seksclub gebracht en/of
9. tegen die [persoon 1] gezegd (toen zij zei dat zij weg wilde): "Nee, je bent hier al, je kan niet weg. Ook al wil ik dat jij weggaat, je kan niet weg" en/of
10. die [persoon 1] (aldaar) gedwongen in de prostitutie te werken en/of
11. dagelijks alle dan wel een groot deel van de verdiensten uit verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 1] heeft afgepakt en/of afgenomen en/of door die [persoon 1] aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) heeft laten afstaan en/of
12. die [persoon 1] gezegd dat zij het bordeel niet mocht verlaten, althans die [persoon 1] belet het bordeel te verlaten en/of
13. die [persoon 1] in de gaten gehouden en/of gecontroleerd en/of
14. die [persoon 1] gedwongen seks (zonder condoom) met hem, verdachte, te hebben (terwijl zij dit niet wilde) en/of
15. die [persoon 1] geslagen.
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2011 tot en met 1 september 2011 te Hilversum en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, en/of te Hamburg, in elk geval in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in genoemde periode bij wijze van gewoonte, een of meer (contante) geldbedrag(en) en/of voorwerpen, te weten:
- (telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [persoon 1] en/of één of meer andere vrouwen verrichte prostitutiewerkzaamheden,
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet terwijl hij (telkens) wist dat die/dat voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk -afkomstig was/waren uit misdrijf/misdrijven;
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
4.1. De betrouwbaarheid van de verklaringen van [persoon 1]
Het onderwerp van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [persoon 1] heeft als een rode draad door dit proces gelopen. Een kritische benadering van de verklaringen van [persoon 1] ligt ook voor de hand, nu zij de kern vormen van de beschuldigingen aan het adres van verdachten en er kwantitatief weinig bewijsmiddelen uit andere bron voorhanden zijn.
De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen van [persoon 1] dienen te worden uitgesloten van het bewijs omdat zij – kort gezegd – vaag, inconsistent en soms aantoonbaar in strijd met de waarheid zou hebben verklaard. Dit verweer wordt verworpen. [persoon 1] is als getuige meermalen intensief door de politie en later bij gelegenheid van de verhoren bij de rechter-commissaris uitgebreid door de rechter-commissaris, de officier van justitie en de raadslieden van alle verdachten in de zaak [X] gehoord. Tijdens deze kritische verhoren bleef [persoon 1] naar het oordeel van de rechtbank overwegend eenduidig verklaren. Gelet op de inhoud van haar verklaringen hebben in een korte periode meerdere incidenten, waarbij verdachte en/of medeverdachte(n) en of combinaties van medeverdachten betrokken waren, plaatsgevonden. Op de rechtbank komt [persoon 1] in grote lijnen duidelijk en consistent over. De rechtbank is van oordeel dat het gegeven dat [persoon 1] bij de politie niet in chronologische volgorde heeft verklaard en dat zij in haar verklaringen bij de rechter-commissaris aangeeft dat verbalisanten of de raadslieden bepaalde gebeurtenissen door elkaar halen en dan opnieuw haar verhaal doet, juist een authentiek beeld schetst van de gebeurtenissen die zij in haar verklaringen beschrijft. Daarnaast vinden er ná de aangifte door [persoon 1] (uit het dossier bekende) gebeurtenissen plaats rondom [persoon 1] die qua inhoud en impact in het verlengde van de aangifte liggen en waardoor de aangifte in geloofwaardigheid wordt ondersteund.
Noemenswaardige uitzonderingen hierop vormen wat de rechtbank betreft de volgende punten.
[persoon 1] heeft tegenstrijdig verklaard over de datum waarop zij met haar prostitutiewerkzaamheden is begonnen. Enerzijds heeft zij verklaard begin 2011 en in ieder geval niet vóór december 2010 als prostituee te zijn gaan werken, anderzijds zou zij volgens enkele getuigen hebben verklaard daarmee op haar 18de levensjaar te zijn begonnen. De politie heeft deze kwestie onderzocht. Daaruit leidt de rechtbank af dat [persoon 1] niet eerder dan in februari 2011 als prostituee is gaan werken hoewel niet kan worden uitgesloten dat zij voordien incidenteel dat werk heeft gedaan. Van structurele arbeid op dit terrein is niet gebleken.
Onduidelijk blijft of de ontmoeting met [persoon 2] in Groningen een afgesproken ontmoeting of een toevalstreffer was. De verklaring van [persoon 2] dat [persoon 1] hem heeft benaderd kan niet worden weersproken.
Onverklaarbare tegenstrijdigheden signaleert de rechtbank in de verklaringen over de reis naar Hamburg eind juli 2011. Over het tijdstip en de plaats van vertrek verklaart [persoon 1] in strijd met de inhoud van het telecomonderzoek (historische- en peilgegevens van de mobiele telefoons van betrokkenen).
Tot slot constateert de rechtbank dat [persoon 1] tegenstrijdig heeft verklaard over het al dan niet (gedwongen) hebben van seks met verdachte [verdachte].
Dat in een strafzaak waarin een prostituee tegen verschillende personen aangifte doet van mensenhandel, in verschillende verklaringen, over verschillende personen, en verschillende gebeurtenissen, op enkele punten onduidelijkheid blijft bestaan of enkele ongerijmdheden ontstaan, acht de rechtbank onvermijdelijk. Ondanks deze kanttekeningen die op punten bij de verklaringen van [persoon 1] kunnen en moeten worden geplaatst, blijft, tegen de achtergrond van het totaal van haar verklaringen en in het licht van de overige onderzoeksbevindingen, het beeld van [persoon 1] als een betrouwbaar verklarende getuige in stand. De rechtbank neemt aan dat [persoon 1] haar redenen heeft om tegenstrijdigheden in haar verklaringen te laten ontstaan, doch het bestempelt haar nog niet direct en alleen om die reden tot (een voor de gehele strafzaak) onbetrouwbare getuige. Haar verklaringen zijn dan ook, uitgezonderd van de hiervoor omschreven punten, bruikbaar voor het bewijs.
4.2 Het bewijsminimum
Daarnaast heeft de verdediging gesteld dat zelfs betrouwbaar geachte verklaringen van [persoon 1] niet kunnen leiden tot een bewezenverklaring van enig tenlastegelegd feit, omdat in deze zaak niet aan het wettelijk bewijsminimum kan worden voldaan. Er zijn onvoldoende bewijsmiddelen uit andere bron aanwezig die de verklaringen van [persoon 1] ondersteunen, hetgeen dient te leiden tot vrijspraken, aldus de verdediging.
De rechtbank stelt onder verwijzing naar het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 19 maart 2012 (LJN BV9608) het volgende voorop. Volgens het tweede lid van art. 342 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dit zogenoemde bewijsminimum heeft betrekking op de verklaringen van getuigen afgelegd ter zitting, maar is eveneens van toepassing op getuigenverklaringen die zijn opgenomen in een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval (vgl. HR 26 januari 2010, NJ 2010, 512 en HR 13 juli 2010, NJ 2010, 515, m.nt. Borgers).
Twee getuigenverklaringen uit dezelfde bron resulteren niet in twee onderscheiden bewijsgronden die door de ‘unus testis nullus testis’-regel minimaal worden verlangd ter onderbouwing van de bewezenverklaring als geheel. De strekking van art. 342, tweede lid, Sv noopt dus tot bijkomend bewijs uit een van die getuige onafhankelijke bron. Voorts gaat het niet slechts –kwantitatief – om het aantal bronnen van redengevende bewijsgronden, maar ook of een aangifte in voldoende mate – kwalitatief – wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal, dat wil zeggen: voldoende worden ondersteund door bewijsmateriaal uit andere bron. Anders gezegd, er dient een inhoudelijk verband te bestaan tussen de verklaring van de getuige en het overige gebezigde bewijsmateriaal. Indien een dergelijk verband ontbreekt, zal er ‘onvoldoende steun’ bestaan (vgl. HR 30 juni 2009, NJ 2009, 495 en 496 m.nt. Borgers).
Toegepast op onderhavige zaak, overweegt de rechtbank als volgt. De verklaringen van aangeefster [persoon 1] vormen de belangrijkste bron voor de beschuldigingen jegens verdachten. De vraag of aan het wettelijk bewijsminimum is voldaan, dient voor iedere verdachte en voor ieder tenlastegelegd feit opnieuw te worden bekeken en beantwoord. De rechtbank zal haar bewijsoverwegingen dan ook opnemen bij de bespreking van de afzonderlijke feiten.
5. Vrijspraak van feit 2 primair
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de ten laste gelegde gijzeling, zodat verdachte van dit gedeelte van de beschuldiging zal worden vrijgesproken.
6. Waardering van het bewijs
6.1. Ten aanzien van de feiten 1, 2 subsidiair en 3
De rechtbank acht op grond van volgende wettige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte de onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd:
1. Een proces-verbaal van aangifte door [persoon 1] van 27 oktober 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 3] en [persoon 4], doorgenummerde pagina ZD 06 AG 244-260.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als de op 5 oktober 2011 afgelegde verklaring van [persoon 1] voornoemd:
V: [naam 1] (de rechtbank begrijpt: [verdachte]) en ik zaten achterin, [persoon 2] achter het stuur en daarnaast een Turk die ik niet ken. Op een gegeven moment zaten we in Duitsland.
V: Wat zeiden ze tegen jou toen jullie richting Duitsland reden?
A: [naam 1] zei, ja alles komt goed, en je moet juist blij zijn dat we je hebben meegenomen, want anders zou je worden verkocht door [naam 2].
We kwamen Hamburg inrijden en toen stopten we op een parkeerplaats achter de McDonald’s.
Op een gegeven moment kwam er een BMW aanrijden. [naam 1] zei, pak je spullen. [persoon 2] en [naam 1] gingen uit de auto. Op een gegeven moment kwamen ze terug. [persoon 2] pakte mijn tasje en zei, meekomen. Toen werd ik in die BMW gezet. Er reed een vrouw van een jaar of vijfendertig, die vertelde dat ze van Bulgaarse afkomst was. [naam 1] ging ook in de auto en ik achterin.
We kwamen bij een vierkant huis aan, tegenover waren flats. Er kwam een meisje naar me toe. Er waren nog meer mannen en meisjes.
Ik zag meisjes in lingerie. [naam 1] vertrok meteen naar het dakterras. Ik liep naar het dakterras. Ik zei, [naam 1] ik moet met je praten, anders ga ik echt huilen. Ik zei, waar heb je me gezet, wat is dit. Ik wil hier weg. Hij zei, nee, je bent hier al, je kan niet weg. Je moet mij dankbaar zijn. Kijk wat een lieve meisjes, zorgen voor jou voor lingerie. Ik werd helemaal gek, en zei, nee, alsjeblieft, haal me hier weg, ik wil mijn telefoon. Nee, ik kan niet weg, ik mocht absoluut niet weg. [naam 1] zei, je moet foto’s gaan maken voor op een site. Ik zei, dat wil ik niet. Hij zei, je moet, niks te willen. Toen ontdekte ik dat het eigenlijk een bordeel en een huis in één was. Ik kleedde me aan, in lingerie, ik deed mijn haar. Toen werden mij de regels verteld door dat meisje, [naam 3], [naam 4], of zoiets (de rechtbank begrijpt: [persoon 5]). Ze zei een half uur is veertig, een uur is tachtig. Dat houdt in dat je eigenlijk alles moet doen. Dus neuken, pijpen, beffen, tongzoenen, zonder condoom doen is twintig extra. Dus ik riep [naam 1], hij wilde net weggaan. Ik zei, [naam 1], dit doe ik niet, alsjeblieft. Toen zei hij doe maar gewoon zoals je op Zandpad hebt gedaan. Je verdiende daar goed. Verwacht ik ook hier. Ik vroeg dat meisje, kan ik heel even liggen. Ze zei nee, want er hebben al mensen voor jou gebeld, die willen komen. Op een gegeven moment was [naam 1] weg. Na twee dagen ontdekte ik dat je daar zo’n televisie met een cameraatje hebt. Ik ging een keer heel vroeg in de ochtend kijken, van hoe werkt het hier. Toen werd ik gezien.
V: Wat gebeurde er?
A: Problemen, problemen. Het was vreselijk. Ik heb het hele huis, alle hoeken van de kamer gezien. De meisjes, iedereen kijken. Slaan, slaan. Ik probeerde me op te sluiten in zo’n voorraadkast, maar ik deed net te laat die deur dicht. Ik kende die gozer niet die mij sloeg.
V: Dat was alleen omdat je ging kijken?
A: Ja, ik raakte de deur van de hal wel aan om naar het de trappenhal te gaan. Dat is de enige weg naar buiten. Ik wilde naar buiten gaan.
V: Wat voor vreselijke dingen heb je zien gebeuren?
A: Slaan, heel veel slaan. Met alles wat je maar kon vinden, iemand had niet goed gedweild, met de dweilstok. Ze werden geslagen door mannen. Die ken ik niet, maar dat waren gewoon pooiers.
V: Hoe weet je dat het pooiers waren?
A: Dat zei [naam 1].
V: Wat deden ze als je niet alles inleverde?
A: Problemen. Slaan en je had er ook min of meer werktijden. Aan het einde van de dag ging iemand al het geld wat er was verdiend, uitdelen. Ze gingen kijken hoeveel mensen ik had en dan kreeg [naam 1] dat geld.
V: Hoe weet je dat?
A: Ik zag haar mijn naam opschrijven, dat was die vrouw van de BMW en gaf ze aan [naam 1]. Voor mijn neus. En ik zag ook de namen van andere meisjes En ik zag ook de namen van andere meisjes, gingen ze tellen, en gaf het aan die man.
V: Kregen meisjes weleens geld?
A: Nee, nooit, niemand.
V: Wiens meisje was jij?
A: Van [naam 1].
[naam 1] sliep daar standaard.
[naam 1] voelde zich een steeds groter mannetje worden. Steeds meer de baas over mij.
Ik hoorde van [naam 1] dat het gezeik uit Nederland weer begon te komen. Er was vaak over en weer contact met Nederland, [naam 1] belde dan. Ik hoorde [persoon 2] of [naam 5] praten, maar ik verstond het niet. Dan vertelde [naam 1] mij. [persoon 2] zei op een gegeven moment, [naam 2] is naar jou op zoek. [naam 1] hield de telefoon bij mij en er werd toen door gezegd de telefoon dat ik een kogel door mijn hoofd zou krijgen. Allemaal dreigingen.
A: Ik had een klant geflest, die klant ging mij verraden.
V: Je had geld niet opgegeven. Wat gebeurde er?
A: Dat geld moest op tafel komen. Die ene jongen hield sigaretten bij mijn gezicht. Ik zei, bel [naam 1] maar. Toen die kwam, zei hij dat hij me dood ging maken. Hij zei, je bent dood, je bent kankerdood. Ik vluchtte naar mijn kamer. Hij deed mijn arm tussen de huiskamerdeur. Hij zei, dat moet je niet doen, ik vertrouwde jou. Ik had hier een hele streep zitten van het ding wat aan de zijkant van een deur zit.
V: Wanneer moest je werken?
A: Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat.
V: Hoeveel geld werd aan [naam 1] gegeven?
A: De eerste dag, was het iets van vierhonderd euro of zo. De twee dag was het iets van zeshonderd of zo.
[naam 1] werd steeds bozer en agressiever.
A: Ik hoorde van [naam 1], [persoon 2] heeft gezegd waar [persoon 1] is. Op een gegeven moment kwam [persoon 2] en zijn broertje [persoon 6] mij en [naam 1] halen. Ze pakten mijn paspoort en telefoons van [naam 1]. We hebben [persoon 2] (de rechtbank begrijpt: [naam 1]) ergens afgezet
2. Een proces-verbaal van verhoor van getuige [persoon 1] van 31 januari 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 4] en [persoon 3], doorgenummerde pagina ZD 06 AH 284-287.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 1] voornoemd, zakelijk weergegeven:
V: Wat was haar rol in het bordeel (de rechtbank begrijpt: de rol van [persoon 7])?
A: Het was haar bordeel. In mijn geval gaf ze het geld aan [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte]). Als ik bijvoorbeeld 500 euro had verdiend, gaf [persoon 7] 250 euro aan [verdachte], de rest hield zij zelf.
V: Kon je het bordeel verlaten?
A: Nee. Ik mocht niet weggaan uit het bordeel. Ik mocht van [verdachte] niet weg. Toen [verdachte] een keer weg was, ging ik op onderzoek uit bij die deur. Toen kwam er een van de pooiers naar mij toe en maakte mij duidelijk dat het niet de bedoeling was. Ik schrok dat hij wist dat ik weg wilde. Later begreep ik dat er camera’s hingen en dat hij daardoor wist dat ik deur uit wilde.
V: Wie waren bij de terugreis naar Nederland?
A: [persoon 2], [persoon 6] en [verdachte].
V: Wie heeft precies je mobiele telefoon afgenomen in Hamburg?
A: Heb ik al verteld, dat was [verdachte]. Toen ik terug werd gebracht naar Nederland gaf [verdachte] toen wij in de auto stapten mijn telefoon aan [persoon 2]. [verdachte] gaf toen ook mijn paspoort aan [persoon 2].
3. Een proces-verbaal van verhoor van getuige [persoon 1] d.d. 31 januari 2012 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de getuige [persoon 1] voornoemd, zakelijk weergegeven:
[persoon 2] ging achter het stuur zitten en [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte]) naast me. En die andere jongen die ken ik niet. Toen gingen we rijden totdat we in Duitsland aankwamen. We kwamen in Hamburg aan en we stopten daar bij een McDonald’s. Toen kwam er een andere auto aanrijden met twee vrouwen daarin. Een vrouw en een wat jongere vrouw. Toen gingen zij de McDonald’s in om te praten. Ik bleef in de auto met de jongen die ik niet kende. [verdachte] en [persoon 2] waren uitgestapt. Toen kwamen ze terug en pakte [persoon 2] mijn tas vanuit de auto en de tas werd in de andere auto neergezet. Toen ging ik in die auto zitten met die vrouw en [verdachte] ging voorin. We reden naar een gebouw en gingen naar binnen. Vooral één meisje hield zich met mij bezig en zei: welkom onder de meiden. Ik was eigenlijk nog steeds in shock. Het was een bordeel. Op een gegeven moment ging ik naar [verdachte] toe. Hij was nog aan het praten met die vrouw. Toen barstte ik echt in tranen uit. Waar ben ik beland? Wat gebeurt er nu? En toen zei [verdachte] dat het voor mijn eigen bestwil was, want [naam 2] had het niet best met mij voor. En je blijft gewoon hier. Ik kreeg een soort van rondleiding en de regels van dat huis te horen. Toen raakte ik nog meer in paniek. Op een gegeven moment werd [verdachte] gebeld en die zei dat [persoon 2] was ontvoerd door [naam 2]. Achteraf is het volgens mij gewoon een spelletje geweest. Mijn telefoon werd meteen afgenomen. [verdachte] was daar ook de hele tijd. Ik hoorde van [verdachte] dat [persoon 2] weer zou komen met [persoon 6]. Maar op een avond werd [verdachte] heel boos, toen had denk ik [persoon 6] hem gebeld. Hij werd gebeld dat [persoon 2] was ontvoerd door [naam 2].
Ik was het er niet mee eens dat ik daar ging werken.
Er werd gezegd dat [persoon 2] was ontvoerd dat en dat hij 22 uur gemarteld was door [naam 2]. Dat werd gezegd. En als ik niet zou terugkomen. Er moest een ruil komen of zo. [verdachte] werd steeds gebeld. Op een dag werd ik meegenomen en gingen we naar een andere plek in Duitsland en daar waren [persoon 2] en [persoon 6]. En toen werd mijn paspoort afgepakt.
[verdachte] had de beschikking over mijn blackberry (telefoonnummer [nummer 1]).
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 8] van 9 maart 2012, in de
wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 9] en [persoon 10], doorgenummerde pagina ZD 06 GET 44.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als de op 8 maart 2012 afgelegde verklaring van [persoon 8] voornoemd, zakelijk weergegeven:
Dat [persoon 1] (de rechtbank begrijpt: [persoon 1]) was gekidnapt door [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte]), naar Duitsland is gebracht en is bevrijd door [persoon 2].
Dat zij weet dat [persoon 1] is ontvoerd naar Duitsland en heeft gewerkt in het bordeel waar zijzelf ook heeft gewerkt. Dat [persoon 2] (de rechtbank begrijpt: [persoon 2]) samen was met [verdachte].
5. Een proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 11] met nummer 2011043229 van
24 januari 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 12], doorgenummerde pagina PD 06 20A- 20D.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 11] voornoemd, zakelijk weergegeven:
- Dat hij via zijn broer [persoon 2] hoorde dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte]) een meisje had meegenomen naar België of naar Duitsland maar dat [naam 2] hier niets van af wist.
- Dat dit meisje van [naam 2] is.
- Dat [naam 2] hier toen achter is gekomen en dat het meisje na een korte tijd weer werkte op het Zandpad in Utrecht voor [naam 2].
- Dat aan hem een foto wordt getoond van een meisje (bijlage 1, foto van [persoon 1]) en dat hij dit meisje herkent als het meisje dat voor [naam 2] werkzaam is en dat eten heeft gehaald bij hem.
6. Een proces-verbaal van bevindingen van analyse telecomgegevens van 14 maart 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 13] en [persoon 14], doorgenummerde pagina ZD 06 AH 440-502.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven:
Uit de opgevraagde historische telecomgegevens van het telefoonnummer [nummer 2] ([verdachte]) blijkt dat op 20-07-2011 verschillende zendmasten in Nederland in de richting van Duitsland zijn aangestraald.
Tussen 20-07-2011 omstreeks 3.33 uur en 23-07-2011 omstreeks 20.11 uur zijn geen zendmasten zichtbaar tijdens de contactmomenten. Indien een GSM met een simkaart die gebruik maakt van een Nederlandse provider zich in het buitenland bevindt, zijn geen zendmasten zichtbaar op de historische telecomgegevens van de betreffende telecomprovider.
Op 23 juli 2011 omstreeks 20.11.25 uur wordt door de GSM een zendmast aangestraald te Utrecht.
Uit de opgevraagde historische telecomgegevens blijkt onder meer dat er diverse onderlinge contactmomenten hebben plaatsgevonden in de periode van 20-07-2011 tot en met 25-07-2011 tussen de telefoonnummers [nummer 3] ([persoon 15]) [nummer 4] ([persoon 2]), [nummer 5] ([persoon 6]) en [nummer 2] ([verdachte]).
In de uitgelezen telefoon van [verdachte] staat in de inbox een sms opgeslagen. Deze sms is afkomstig van telefoonnummer [nummer 4] ([persoon 2]) en ontvangen op 19 juli 2011 omstreeks 3.19 uur:
“Die bulgarauto staat bij eso”.
De eigenaresse van het bordeel op het adres [adres 2] te Hamburg is [persoon 7]. [persoon 7] heeft het telefoonnummer [nummer 6].
In de uitgelezen telefoon van [verdachte] staat het telefoonnummer [nummer 7] opgeslagen onder de naam ‘[persoon 16]’. In de map inbox staat een ontvangen sms van [persoon 16] met genoemd telefoonnummer op 19-07-2011 om 23.17 uur:
“[adres 3]”.
Op 20 juli 2011 hebben drie contactmomenten plaatsgevonden tussen telefoonnummers [nummer 2] ([verdachte]) en [nummer 7].
In de uitgelezen telefoon van [verdachte] staat in de map concepten een opgeslagen sms. Op 23-07-2011 is de volgende sms opgeslagen: “[adres 2] hamburg”.
7. Een proces-verbaal van bevindingen van 11 september 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 17], doorgenummerde pagina ZD 06 TR 49 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 11 september 2011 ontving ik, verbalisant, een SIM-kaart, merk Lycamobile, SIM-nummer: [nummer 8] met het verzoek de contactgegevens zich nog bevindende in het geheugen van de SIM-kaart inzichtelijk te maken.
Uit onderzoek bleek het vermoedelijke eigen nummer te zijn: [nummer 9].
Nummer: [nummer 1]
Naam: [naam 6].
Bericht: Met [naam 6] bel mij nu [verdachte]
Tijd: 19 juli 2011 om 20.50 uur.
Ingekomen.
8. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 201206040900.4258 van 4 juni 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 18], doorgenummerde pagina ZD 06 AH 360-362.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Vanuit het onderzoeksteam werd contact gezocht met de politie te Hamburg.
Op 29 november 2011 meldde [persoon 19] dat er in de periode 14 januari 2009 tot 25 maart 2011 op het adres [adres 2], [postcode] Hamburg meer dan twintig vrouwen uit Bulgarije werden aangetroffen die zich prostitueerden. De verantwoordelijke cheffin bleek te zijn: [persoon 7], geboren in Bulgarije op [1979].
[persoon 19] meldde dat [persoon 7] bij het Gewerbeamt het mobiele telefoonnummer [nummer 7] had opgegeven en gebruik maakte van een zilverkleurige BMW 3 serie voorzien van het Bulgaarse kenteken [nummer 10].
In de keuken stond het rode geldkistje waarover [persoon 1] verklaarde. In het geldkistje lagen diverse biljetten van 20 euro. Verder lag in het geldkistje een briefje met daarop de namen van de prostituees. Achter de namen stond een cijfer 4 geschreven. Gelet op de verklaring van [persoon 1] staat de 4 staat waarschijnlijk voor een klant die 40 euro heeft betaal.
[persoon 1] verklaarde dat zij via camera’s is de gaten werd gehouden. In de woonkamer bleek een monitor te staan waarop het trapportaal c.q. ingang in de gaten kon worden gehouden.
9. Een geschrift, zijnde een getuigenverhoor van [persoon 5] van 21 mei 2012, opgemaakt door [persoon 20] ([functie], Federale recherche Hamburg), in het kader van een internationaal rechtshulpverzoek.
Dit geschrift houdt onder meer in als verklaring van [persoon 5] voornoemd, zakelijk weergegeven:
Feitelijk slaap ik op het adres [adres 2] in het bordeel. Ik werk daar.
Aanmerking: getuige wordt een foto getoond waarop [persoon 1] is te zien.
V: Kent u deze persoon?
A: Ja.
A: Kunt u zeggen wanneer zij naar het bordeel is gekomen?
V: Dat was in ieder geval afgelopen jaar. Ik herinner me dat zij zei dat er thuis in Nederland problemen waren en dat zij daarom weer snel naar Nederland moest.
V: Kunt u iets over haar gemoedstoestand zeggen?
A: Ik heb gezien dat zij had gehuild en wist toen zij problemen had. Zij was een beetje treurig. Zij heeft er gewerkt.
V: Wie heeft haar de huisregels uitgelegd.
A: Dat was ik.
V: Wat zijn de tarieven bij jullie?
A: Een half uur kost 40 euro en een heel uur kost 80 euro.
10. Een geschrift, te weten een rapport huiszoeking en onderzoeksnotitie van 22 mei 2012, opgemaakt door [persoon 19] ([functie], Federale recherche Hamburg), doorgenummerde pagina ZD 06 AH 357-359.
Dit geschrift houdt onder meer in als verklaring van bovengenoemde [persoon 19], zakelijk weergegeven:
Op 21 mei 2012 werd op het adres [adres 2], [postcode] Hamburg door medewerkers van de Federale recherche LKA 65 en door de Nederlandse politieambtenaren gezocht. Reden was het Nederlandse rechtshulpverzoek met de vraag om controle / doorzoeking van het object en het verhoor van [persoon 7] en [persoon 5].
In de keuken stond zoals de getuige [persoon 1] heeft verklaard een rode kassa met actuele handgeschreven aantekeningen.
[persoon 7] heeft een fotoconfrontatie ondergaan en aansluitend zijn aparte foto’s getoond. Zij identificeerde [verdachte] als begeleider van [persoon 1] en [persoon 2] als chauffeur van een Mercedes A-klasse, die [persoon 1] en [verdachte] naar Hamburg heeft gebracht.
Toen [persoon 7] de profielfoto van [verdachte] zag kreeg zij kippenvel en gaf zij aan dat zij er nu honderd procent zeker van is, dat deze persoon de begeleider van [persoon 1] is.
Ook [persoon 5] gaf na het tonen van de foto’s in haar verklaring toe dat zij het slachtoffer [persoon 1] als ook de verdachte [verdachte] in het afgelopen jaar heeft ontmoet. [persoon 5] gaf toe dat [verdachte] als pooier uit Nederland te kennen. [persoon 5] verklaart dat [persoon 1] droevig overkwam.
6.2. Nadere bewijsoverweging ten aanzien van de feiten 1, 2 subsidiair en 3
Verdachte en [persoon 15] zijn bekenden van elkaar. Zij hebben samen vastgezeten voor een feit dat zij samen hebben begaan. Verdachte heeft toen zijn rol bij dat feit erkend en een belastende verklaring tegen [persoon 15] afgelegd. Dat zou hem door [persoon 15] enorm kwalijk zijn genomen. Verdachte zou op verzoek van [persoon 15] [persoon 1] op het Zandpad in Utrecht eten en drinken hebben gebracht. [verdachte] kent de eigenaresse van het bordeel in Hamburg.
Bovenstaande feiten zijn relevant voor de oordeelsvorming over de betrokkenheid van verdachte bij het hem ten laste gelegd feit dat hij [persoon 1] in Hamburg zou hebben uitgebuit.
De rechtbank acht het aannemelijk dat verdachte aan [persoon 1] heeft voorgesteld haar naar een bordeel in Hamburg te brengen. Zo zou zij van haar kwelgeest [persoon 15] worden verlost. [persoon 1] heeft dit voorstel wellicht aanvaard, niet wetende wat haar vervolgens in Hamburg te wachten stond. Dit kan verklaren waarom zij over de manier waarop zij naar Hamburg is gebracht, heeft gelogen. De rechtbank acht het aannemelijk dat [persoon 1] niet durfde te verklaren dat zij vrijwillig met [verdachte] is meegegaan omdat dit haar verhaal over de uitbuiting door [verdachte] zou ondergraven. Daarom is het denkbaar dat zij heeft verzonnen dat zij in [plaats] is klemgereden en toen naar Hamburg is ontvoerd.
Maar haar leugen op dit punt wil nog niet zeggen dat zij in Hamburg niet is uitgebuit. Diverse in de hierboven weergegeven in de wettige bewijsmiddelen neergelegde feiten en omstandigheden tonen dit naar het oordeel van de rechtbank aan.
Er waren drie mannen betrokken bij het transport naar Hamburg. Niet alleen verdachte zat in de auto, maar ook twee andere mannen reisden mee onder wie [persoon 2].
De aanwezigheid van meerdere personen in de auto kan er op wijzen dat men niet het risico wilde nemen dat [persoon 1] onderweg naar Hamburg zou ontsnappen
Deze veronderstelling wordt bevestigd door het feit dat verdachte na het afleveren van [persoon 1] in het bordeel in Hamburg achterbleef, volgens verdachte om er een vakantie aan vast te knopen. Deze lezing acht de rechtbank – gelet op de getuigenverklaringen in het dossier – niet geloofwaardig. In een eerdere verklaring heeft verdachte ontkend [persoon 1] naar Duitsland te hebben vervoerd. Dit overziende hecht de rechtbank geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij [persoon 1] met goede bedoelingen naar het bordeel heeft gebracht. Volgens de rechtbank deed hij dat om zich aan haar te verrijken. De gedetailleerde verklaringen van [persoon 1] over de gebeurtenissen in Hamburg worden door de rechtbank aannemelijk geacht.
Op grond van het voorgaande – in onderling verband en samenhang bezien – acht de rechtbank bewezen dat verdachte heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [persoon 1] in de periode 19 tot en met 23 juli 2011.
De ter terechtzitting van 16 mei 2013 afgelegde verklaring van verdachte – dat hij [persoon 1] in Hamburg niet heeft uitgebuit – vindt zijn weerlegging in de bovengenoemde wettige bewijsmiddelen. De rechtbank schuift de verklaring van verdachte daarom als ongeloofwaardig ter zijde.
Onderdelen van de tenlastelegging worden niet ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Dit staat in beginsel niet aan een bewezenverklaring van deze onderdelen in de weg.
Dat verdachte [persoon 1] heeft mishandeld en bedreigd wordt op grond van de verklaringen van [persoon 1] bewezen geacht. Deze activiteiten zijn in de wereld van de vrouwenhandel aan de orde van de dag.
De rechtbank zal verdachte echter van verkrachting vrijspreken omdat [persoon 1] haar eerdere belastende verklaring op dit punt heeft teruggenomen bij gelegenheid van haar verhoor bij de rechter-commissaris.
Uit de voorgaande opsomming van bewijsmiddelen blijkt dat er naast de verklaringen van [persoon 1], voldoende wettige bewijsmiddelen uit andere bron zijn, die haar verklaringen op diverse punten ondersteunen. Het bewijsverweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
Gelet op de relatief korte pleegperiode (te weten 4 dagen) acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich heeft schuldig aan witwassen en niet aan gewoontewitwassen.
7. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
in de periode van 19 juli tot en met 23 juli 2011 te Utrecht en te Hamburg,
een ander te weten [persoon 1],
door dwang en geweld en één of meer andere feitelijkheden en door dreiging met geweld en door misbruik van een kwetsbare positie
heeft geworven, vervoerd, overgebracht en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting van die [persoon 1],
en
voornoemde [persoon 1] heeft aangeworven en medegenomen met het oogmerk die [persoon 1] in een ander land, te weten Duitsland en Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
en
die [persoon 1] met voornoemde middelen heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten, te weten: prostitutiewerkzaamheden
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [persoon 1]
en
die [persoon 1] met de voornoemde middelen en omstandigheid heeft gedwongen en bewogen hem, verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [persoon 1],
en
bestaande die dwang en geweld en die andere feitelijkheid en die dreiging met geweld en dat misbruik van een kwetsbare positie en dat werven, vervoeren, overbrengen, dat dwingen en bewegen en dat voordeel trekken telkens hierin dat hij, verdachte:
ten aanzien van [persoon 1]
1. die [persoon 1] vanuit Nederland heeft meegenomen naar Duitsland en
2. die [persoon 1] in Duitsland naar een bordeel in Hamburg heeft meegenomen en heeft gebracht en
3. aldaar een prostitutiekamer voor die [persoon 1] heeft geregeld en
4. die [persoon 1] foto's heeft laten maken voor op een internetsite en
5. die [persoon 1] onder druk heeft gezet en er zodoende toe heeft aangezet en heeft gebracht om in de prostitutie te werken en
6. dagelijks alle dan wel een groot deel van de verdiensten uit verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 1] heeft afgepakt en/of afgenomen en/of door die [persoon 1] aan hem, verdachte heeft laten afstaan en
7. die [persoon 1] tijdens haar prostitutiewerkzaamheden heeft gecontroleerd en in de gaten heeft gehouden en op die [persoon 1] heeft gepast en
8. telkens de verdiensten uit de door die [persoon 1] verrichte prostitutiewerkzaamheden heeft gecontroleerd en
9. die [persoon 1] heeft bedreigd met de dood en haar arm tussen de deur heeft geduwd toen zij geld probeerde achter te houden en
10. die [persoon 1] heeft geslagen en
13. de telefoon van die [persoon 1] heeft afgepakt en
14. die [persoon 1] van Duitsland naar Nederland heeft teruggebracht om aldaar in de prostitutie
te gaan werken.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
in de periode van 19 juli 2011 tot en met 23 juli 2011 te Utrecht, en Hamburg, opzettelijk
[persoon 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte:
7. met die [persoon 1] naar Duitsland gereden en
8. die [persoon 1] in Hamburg naar een bordeel gebracht en
9. tegen die [persoon 1] gezegd toen zij zei dat zij weg wilde: "Nee, je bent hier al, je kan niet weg. Ook al wil ik dat jij weggaat, je kan niet weg" en
10. die [persoon 1] aldaar gedwongen in de prostitutie te werken en
12. die [persoon 1] gezegd dat zij het bordeel niet mocht verlaten, althans die [persoon 1] belet het bordeel te verlaten en
16. die [persoon 1] in de gaten gehouden en gecontroleerd en
17. die [persoon 1] geslagen.
Ten aanzien van feit 3:
in de periode van 19 juli 2011 tot en met 23 juli 2011 te Utrecht en te Hamburg,
- een groot deel van de verdiensten uit de door [persoon 1] verrichte prostitutiewerkzaamheden,
verworven en/of voorhanden gehad en/of omgezet terwijl hij wist dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk -afkomstig waren uit misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
8. De strafbaarheid van de feiten
Beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid
De raadsman heeft – voor het geval de rechtbank zijn verweren strekkende tot vrijspraak niet mocht volgen – een beroep gedaan op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid. Verdachte was gegeven de omstandigheden gerechtigd [persoon 1] uit Utrecht te geleiden ter realisering van een hoger doel, te weten de bescherming van de lichamelijke en geestelijke integriteit van [persoon 1]. Verdachte dient daarom (subsidiair) te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt hiertoe het volgende.
De raadsman ziet over het hoofd dat het overbrengen van een prostituee naar een ander land om daar haar werkzaamheden voort te zetten een strafbaar feit oplevert, zelfs indien de prostitutie vrijwillig is. Reeds om deze reden kan het verweer niet slagen.
Daarbij komt dat – zoals hiervoor is overwogen – van vrijwillige prostitutie in Hamburg (en daarna) geen sprake was, zodat het verweer ook daarom geen hout snijdt.
De rechtbank acht ook voor het overige het bestaan van een rechtvaardigingsgrond niet aannemelijk geworden. De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar.
9. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
10. Motivering van de straf
10.1. De op te leggen straf
De officier van justitie acht de feiten 1, 2 subsidiair en 3 bewezen. Zij heeft een gevangenisstraf gevorderd van 20 maanden met aftrek van voorarrest.
De rechtbank komt tot de volgende strafoplegging.
Bij de strafoplegging staan de rechtbank in deze zaak [X] drie doelen voor ogen.
In de eerste plaats vergelding. De slachtoffers moeten weten dat het leed dat hen is aangedaan op een passende wijze wordt vergolden. Maar ook partners en familieleden hebben hierop recht. Het tweede doel is speciale preventie. Zolang verdachte in de gevangenis zit, worden potentiële volgende slachtoffers gevrijwaard van uitbuitingshandelingen.
Het derde strafdoel is generale preventie. Met de op te leggen straffen wordt mede beoogd anderen er van te weerhouden om zich schuldig te maken aan dergelijke strafbare feiten.
Uit het dossier komt het beeld naar voren dat verdachte leeft in de wereld van pooiers en prostitutie. Hij heeft [persoon 1], een vrouw die door medeverdachte [persoon 15] werd uitgebuit, bij [persoon 15] weggehaald en haar meegenomen naar Hamburg, Duitsland. Hij heeft deze vrouw onmiddellijk naar een bordeel aldaar gebracht om haar zelf uit te buiten. Hij heeft haar mishandeld en bedreigd. Hij heeft bijna al haar verdiensten afgepakt. Hij bepaalde waar, wanneer en hoe lang [persoon 1] moest werken. Hij heeft op deze manier haar lichamelijke en geestelijke integriteit geschonden. Toen [persoon 15] erachter kwam waar ‘zijn meisje’ was, heeft verdachte haar na vier dagen weer naar hem terug gebracht. Uiteindelijk heeft [persoon 1] aangifte gedaan. Maar zelfs na het doen van aangifte was het voor het slachtoffer niet afgelopen. Ze werd ook nadien mishandeld en bedreigd en tot in Tunesië aan toe geïntimideerd. De rechtbank neemt al deze feiten bijzonder hoog op. Dat het haar zo is vergaan, komt niet omdat dit het lot is van prostituees, maar omdat mannen als [persoon 15] en verdachte vrouwen beschouwen als objecten waar ze alles mee kunnen doen. De rechtbank neemt deze feiten bijzonder hoog op. Uit de slachtoffer verklaring van [persoon 1] is gebleken hoezeer zij tot op de dag van vandaag de nadelige psychische gevolgen ondervindt van alles wat haar is overkomen. Verdachte heeft door zijn handelen een bijdrage geleverd aan de bij haar ontstane psychische schade.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte – blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 april 2013 – in het verleden meermalen is veroordeeld voor strafbare feiten, maar dat dit – op een veroordeling voor wederrechtelijke vrijheidsberoving in 2000 na – andersoortige strafbare feiten betreffen dan waarvoor hij nu is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat de strafeis van de officier van justitie recht doet aan de ernst van de bewezen gedragingen en zal daarom een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden opleggen.
10.2. De vordering van de benadeelde partij [persoon 1] en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [persoon 1] heeft, door tussenkomst van haar gemachtigde mr. A. Koopsen, - na mondelinge wijziging van de vordering ter terechtzitting - een vordering tot vergoeding van geleden materiële schade van € 48.000,- ingediend. Daarnaast is als vergoeding van immateriële schade een bedrag van € 15.000,- gevorderd. Deze bedragen zijn als voorschot gevorderd. De rechtbank verstaat dit aldus, dat de benadeelde partij zich ten aanzien van de schade voor een deel van haar vordering heeft gevoegd in dit strafproces, onder voorbehoud van het recht om het andere deel bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken. De totale vordering bedraagt aldus € 63.000,-
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij [persoon 1], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 en 2 subsidiair bewezen geachte feiten, rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank heeft overwogen dat verdachte [persoon 1] in de periode van 19 juli 2011 tot 23 juli 2011 heeft uitgebuit. Hij heeft (bijna) al haar verdiensten afgenomen. Die afgedragen verdiensten vordert [persoon 1] nu voor een deel terug. De rechtbank is van oordeel dat verdachte de door [persoon 1] geleden materiële schade dient te vergoeden. Door zijn handelen heeft verdachte ook een bijdrage geleverd aan de bij [persoon 1] ontstane immateriële schade. Zoals in haar slachtofferverklaring is verwoord, heeft zij door alles wat haar is overkomen in de zaak [X], ernstige psychische problemen opgelopen.
Wat de materiële schade betreft, is verdachte verantwoordelijk voor de door [persoon 1] geleden schade in de periode van 19 juli 2011 tot 23 juli 2011. Dit zijn, gelet op de reistijd, 3 (werk)dagen. De rechtbank neemt op grond van de inhoud van het dossier en de aangehaalde jurisprudentie als uitgangspunt een (minimale) dagopbrengst van € 500,-. De rechtbank waardeert aldus het deel van de door [persoon 1] geleden materiële schade, waarvoor verdachte aansprakelijk is, op een bedrag van (3 x 500 =) € 1.500,- (vijftienhonderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Wat de immateriële schade betreft, acht de rechtbank het gevorderde voorschotbedrag tot een bedrag van € 2.000,- (tweeduizend euro) toewijsbaar.
De vordering zal aldus worden toegewezen tot een totaalbedrag van (1.500 + 2.000 =) € 3.500,- (drieduizend en vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 1], naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 en 2 subsidiair bewezen geachte feiten is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 3.500,- (drieduizend en vijfhonderd euro).
In het belang van [persoon 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet ontvankelijk in haar vordering worden verklaard.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 273f, 282, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
12. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit:
Mensenhandel
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde feit:
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde feit:
Witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (zegge: vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 1], domicilie kiezende ten kantore van haar raadsvrouw mr. A. Koopsen, Advocatenkantoor Oudegracht, Postbus 3092, 1801 GB Alkmaar, rekeningnummer 39.89.600 tnv St. Beheer Derdengelden, toe tot een bedrag van € 3.500,- (drieduizend en vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Dit bedrag bestaat voor een deel van € 1.500,- (vijftienhonderd euro) aan materiële schade en voor een bedrag van € 2.000,- (tweeduizend euro) aan immateriële schade.
Veroordeelt verdachte om voornoemd bedrag aan [persoon 1] voornoemd te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [persoon 1], te betalen de som van € 3.500,- (drieduizend en vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 45 (vijfenveertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Salomon, voorzitter,
mrs. H.P.H.I. Cleerdin en C.E.M. Marsé, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. van der Schaft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juni 2013.
i. De rechtbank heeft ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis de liggende gedachtestreepjes van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten genummerd.