ECLI:NL:RBAMS:2013:CA3408

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 januari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 12/3446
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toeristenbelasting opgelegd aan uitzendbureau voor Poolse werknemers in gemeente Diemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 januari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen X B.V., een uitzendbureau dat Poolse werknemers huisvest in de gemeente Diemen, en de heffingsambtenaar van de gemeente Diemen. De rechtbank behandelt de vraag of de aanslag toeristenbelasting, opgelegd aan eiseres voor het jaar 2011, terecht is. Eiseres had een aanslag van € 17.250 ontvangen, welke zij betwistte op basis van de stelling dat de verordeningen niet op de juiste wijze bekendgemaakt waren en dat zij niet als belastingplichtige kan worden aangemerkt.

De rechtbank overweegt dat de bekendmaking van de verordeningen, die op 11 november 2010 en 21 juli 2011 zijn vastgesteld, voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De rechtbank stelt vast dat de verordeningen gedurende de vereiste termijn ter inzage hebben gelegen en dat de gemeente Diemen geen gemeenteblad heeft, maar de bekendmaking op andere manieren heeft geschied. Eiseres kan niet worden vrijgesteld van belastingplicht, omdat zij als onderverhuurder de gelegenheid tot verblijf biedt aan haar werknemers, ook al is zij niet de eigenaar van het onderkomen.

De rechtbank verwerpt ook de stelling van eiseres dat het begrip 'onderkomen' te ruim is geformuleerd. De rechtbank concludeert dat de aanslag op goede gronden is opgelegd en dat de omkering van de bewijslast van toepassing is, omdat eiseres niet heeft gereageerd op de uitnodigingen tot aangifte. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de aanslag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Zaaknummer: AWB 12/3446
Uitspraakdatum: 7 januari 2013
Uitspraak in het geding tussen
X B.V., gevestigd te Z, eiseres,
gemachtigde: A.
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Diemen, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2011 een aanslag (aanslagnummer 0000) Toeristenbelasting opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 juni 2012 de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2012. Gemachtigde van eiseres is verschenen. Namens verweerder is verschenen B.
Tussen partijen vaststaande feiten
Eiseres is een uitzendbureau dat gespecialiseerd is in het werven en plaatsen van veelal Poolse uitzendkrachten in de logistieke- productie-, en technische branche. Het gaat daarbij om tijdelijke arbeid. Naast het faciliteren in werk en begeleiding, biedt eiseres haar werk¬ne¬mers ook tijdelijke huisvesting aan voor de duur dat zij in Nederland werkzaam zijn. Daartoe wordt, indien de tijdelijke werknemers van deze dienst gebruik maken, een deel van het loon als vergoeding ingehouden.
Eiseres heeft Poolse werknemers gehuisvest in de gemeente Diemen. Dat gebeurt in Hotel C aan de A-straat te Diemen. Eiseres huurt dit hotel van de eigenaar, D. De werknemers staan niet ingeschreven als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
Verweerder heeft aan eiseres twee maal een uitnodiging tot het doen van aangifte verzonden voor het belastingjaar 2011, bij brieven van 6 december 2011 en 24 januari 2012. Eiseres heeft hierop niet gereageerd. Met dagtekening 29 februari 2012 heeft verweerder een aanslag toeristenbelasting over het belastingjaar 2011 opgelegd, groot, € 17.250.
Geschil
In geschil is of de aanslag op goede gronden is opgelegd. Eiseres concludeert tot gegrond¬verklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de aanslag. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
1. Ingevolge artikel 224 van de Gemeentewet kan ter zake van het houden van verblijf binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basis¬administratie persoonsgegevens zijn ingeschreven, een toeristenbelasting worden geheven. Voor zover de belasting wordt geheven van degene die gelegenheid tot verblijf biedt, is deze bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.
2. De gemeenteraad van de gemeente Diemen heeft op 11 november 2010 de ¬veror¬de¬ning op de heffing en invordering van toeristenbelasting (hierna de Verorde¬ning) vastgesteld. De gemeente¬raad heeft op 21 juli 2011 de 1e wijzigings¬veror¬de¬ning op de heffing en invordering van toeristenbelasting (hierna de 1e wijzigingsverorde¬ning) vastgesteld.
3. Eiseres stelt in de eerste plaats dat de Verordening en de 1e wijzigingsverordening niet verbindend zijn, omdat ze niet op de voorgeschreven wijze bekend zijn gemaakt. Zij stelt dat deze verordeningen niet gedurende twaalf weken ter inzage hebben gelegen volgens de mededeling in het huis-aan-huisblad.
4. Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt (art. 3:40 Awb).
Ingevolge artikel 139, tweede lid, van de Gemeentewet geschiedt de bekendmaking van besluiten:
a. door plaatsing in het op een algemeen toegankelijke wijze uit te geven gemeenteblad;
b. bij gebreke van een gemeenteblad, door terinzagelegging voor de tijd van twaalf weken op het gemeentehuis of op een andere door het college te bepalen plaats en door het doen van mededeling daarvan in een plaatselijk verschijnend dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad.
Ingevolge artikel 142 van de Gemeentewet treden bekendgemaakte besluiten in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking, tenzij in deze besluiten daarvoor een ander tijdstip is aangewezen.
Artikel 14 van de 1e wijzigingsverordening bepaalt dat deze gewijzigde verorde¬ning in werking treedt met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking, maar niet eerder dan 1 augustus 2011.
5. De gemeente Diemen heeft geen gemeenteblad. De bekendmaking van de Verordening en de 1e Wijzigingsverordening heeft plaatsgevonden door terinzagelegging op het gemeentehuis en mededeling daarvan in het plaatselijke huis-aan-huisblad Diemer Nieuws van respectievelijk 25 november 2010 en 10 augustus 2011. Niet in geschil is dat de gemeente deze verordeningen ter inzage heeft gelegd op het gemeente¬huis. Voorts heeft verweerder onweersproken gesteld dat de verordeningen ook langer dan zes weken ter inzage hebben gelegen, dat deze ook op internet bekend zijn gemaakt en dat eenieder de verordeningen ook thans nog kan inzien op het gemeentehuis. De recht¬bank acht daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat de verordeningen gedurende ten minste twaalf weken op het gemeentehuis ter inzage hebben gelegen. Daarmee is voldaan aan de in artikel 139 van de Gemeentewet genoemde voorschriften voor bekendmaking. De omstan¬dig¬heid dat in de mededeling in het huis-aan-huisblad een kennelijk onjuiste termijn van terinzagelegging is vermeld, doet hier niet aan af omdat de inwerkingtreding van verordeningen niet afhankelijk is van de juistheid van de mededeling in het huis-aan-huisblad.
6. Ingevolge artikel 1 van de Verordening wordt onder ‘onderkomens’ verstaan: woningen en alle overige verblijfsruimten, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd voor verblijfsdoeleinden. In artikel 2 van de Verordening is bepaald dat terzake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente in alle onderkomens tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoons¬gegevens van de gemeente zijn opgenomen, een directe belasting onder de naam toeristen¬belasting wordt geheven.
7. De stelling van eiseres dat zij niet als belastingplichtige kan worden aangemerkt, nu zij, als huurder, geen verblijf biedt, verwerpt de rechtbank. Eiseres stelt zelf dat zij haar Poolse werknemers tegen vergoeding heeft gehuisvest in een door haar van D gehuurd onderkomen, te weten Hotel C. Eiseres is dus in de rol van onder¬verhuur¬der degene die de woonruimte ter beschikking stelt aan derden. Daarmee biedt zij de gelegenheid tot het verblijf van haar niet-ingezeten Poolse werknemers. Eiseres is in deze dan ook terecht als belastingplichtige aangemerkt. Dat eiseres niet de juridische eigendom heeft van het onderkomen doet daaraan niet af.
8. Ook de stelling van eiseres dat het belastbaar feit, met name het begrip ‘onderkomen’ in artikel 2 te ruim is geformuleerd, verwerpt de rechtbank. De uitleg van eiseres dat bij deze omschrijving iedere logé in de gemeente Diemen bij iedere overnachting aan toeristen¬belasting is onderworpen is onjuist nu in artikel 2 van de Verordening de werkingssfeer van de toeristenbelasting is beperkt tot de onderkomens “tegen vergoeding”. De vrijheid van de gemeentelijke wetgever tot vaststelling van belastbare feiten wordt voorts enkel begrensd door de hogere wetgeving, in dit geval artikel 224 van de Gemeentewet. Gesteld noch gebleken is dat de omschrijving van het belastbare feit hiermee in strijd is.
9. Eiseres stelt voorts dat zij niet kan worden aangemerkt als belastingplichtige, nu de gemeen¬te heeft verzuimd de Poolse werknemers van eiseres ambtshalve in te schrijven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. De vraag of sprake is van een verplich¬ting van de gemeente om de Poolse werknemers in te schrijven in de gemeentelijke basis¬administratie, staat niet ter beoordeling van de belastingrechter. Naar de rechtbank begrijpt wil eiseres hieromtrent het oordeel vragen van de (algemene) bestuursrechter op grond van artikel 6:12 Awb. Nu vaststaat dat de Poolse werknemers niet staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, heeft de belastingrechter bij de onderhavige beoordeling of voldaan is aan het belastbaar feit van die omstandigheid uit te gaan. Verweerder heeft daarvan uitgaande eiseres terecht in de heffing betrokken.
10. Verweerder heeft ambtshalve een aanslag vastgesteld, groot € 17.250. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat hij bij brieven van 6 december 2011 en 24 januari 2012 eiseres heeft uitgenodigd tot het doen van aangifte, zonder dat eiseres daarop heeft gereageerd. Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat de bewijslast omgekeerd dient te worden (artikel 27e Algemene wet inzake rijksbelastingen, hierna: AWR) omdat eiseres geen aangifte heeft gedaan. Een en ander houdt in dat het bedrag van de aanslag in stand blijft, tenzij eiseres aantoont dat dit bedrag onjuist is. Eiseres is daarin, met hetgeen zij heeft aangevoerd, niet geslaagd. Zij heeft haar stellingen dat uitgegaan moet worden van 132 bedden, bij een bezettingsgraad van 75-80 % in het geheel niet onderbouwd.
11. De zogenoemde omkering van de bewijslast op grond van artikel 27e van de AWR laat onverlet dat de aanslag dient te berusten op een redelijke schatting. De rechtbank ziet geen aanleiding verweerders schatting, gebaseerd op het aantal bedden en veronderstelde overnachtingen, onredelijk te achten. De rechtbank neemt daarbij in ogenschouw dat het aantal nachten waarover eiseres is aangeslagen, 125 (5/12 maal 300) lager is dan het werkelijk aantal van 136 nachten vanaf de inwerkingtreding van de verordening op 18 augustus 2011.
12. Eiseres heeft tot slot gesteld dat de uitspraak op bezwaar van verweerder onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank verwerpt deze beroepsgrond nu verweerder in de uitspraak uitgebreid is ingegaan op de grieven van eiseres.
13. Gelet op het vorenoverwogene zal het beroep ongegrond worden verklaard.
Proceskosten
De rechtbank ziet bij die uitkomst van het geding geen aanleiding voor een proceskosten¬veroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.J. Harten, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.M. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2013.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.