ECLI:NL:RBAMS:2013:CA2668

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/13/540476 / KG ZA 13-495 HB/BB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van werken door beeldend kunstenaar na beëindiging samenwerking met Stichting Jonge Honden

In deze zaak vorderde eiser, een beeldend kunstenaar, de teruggave van zijn werken die in het bezit waren van Stichting Jonge Honden, na de beëindiging van hun samenwerking. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen arbeidsovereenkomst of dienstbetrekking bestond tussen eiser en de stichting, zoals gedaagden betoogden. Eiser had eerder een bodemprocedure aangespannen voor betaling van achterstallige bedragen en teruggave van zijn werken. Tijdens de zitting op 6 mei 2013 werd duidelijk dat er onduidelijkheid bestond over het aantal werken dat de stichting onder zich had. Eiser stelde dat het om ongeveer 375 tot 1000 werken ging. De voorzieningenrechter oordeelde dat Stichting Jonge Honden verplicht was om de werken die op een door hen opgestelde codelijst stonden, binnen zeven dagen aan eiser af te geven. De vordering om de naam van eiser van de website van de stichting te verwijderen werd afgewezen, omdat de vermelding van zijn naam niet onrechtmatig was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vorderingen van eiser niet ontvankelijk waren jegens gedaagde 1, maar dat de stichting wel moest voldoen aan de teruggave van de werken. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/540476 / KG ZA 13-495 HB/BB
Vonnis in kort geding van 24 mei 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser bij dagvaarding van 26 april 2013,
advocaat mr. O.H.A. Mo-Ajok te Amsterdam,
tegen
1. [gedaagde 1],
wonende te [plaats],
2. de stichting
STICHTING JONGE HONDEN PRODUCTIES,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. A. van Reek te Amsterdam.
Eiseres zal hierna [eiser] worden genoemd en gedaagden ook wel afzonderlijk Stichting Jonge Honden en [gedaagde 1].
1. De procedure
Ter terechtzitting van 6 mei 2013 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagden hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van [eiser]: [eiser] vergezeld van zijn partner en [A] van CE System BV, met mr. Mo-Ajok,
aan de zijde van gedaagden: [gedaagde 1] vergezeld van zijn partner met mr. Van Reek.
2. De feiten
2.1. [eiser] is beeldend kunstenaar die bekendheid geniet onder de naam “[X]”. Stichting Jonge Honden, met [gedaagde 1] als [functie], is actief op het gebied van het bemiddelen in de verkoop van kunst en het uitlenen van kunst tegen betaling. Partijen zijn met ingang van 1993/1994 met elkaar gaan samenwerken. Gedaagden hebben in maart 1998 YD-Kunstuitleen opgericht. Vanuit YD-Kunstuitleen worden werken van (onder meer) [eiser] aan klanten verhuurd dan wel verkocht. Gedaagden hebben ter promotie van YD-Kunstuitleen de website [website] aangemaakt.
2.2. Met ingang van 14 augustus 2000 is [eiser] door middel van de zogenoemde banenpoolregeling via de gemeente Amsterdam gedetacheerd geweest bij de Stichting Jonge Honden. Deze samenwerkingsvorm is met ingang van 28 februari 2007 voortgezet door middel van de zogenoemde Pantarregeling. In de detacheringsovereenkomst met de gemeente Amsterdam was de gemeente Amsterdam aangemerkt als werkgever, Stichting Jonge Honden als inlener en [eiser] als gedetacheerde. In de inleenovereenkomst met Stichting Pantar Amsterdam is Stichting Pantar Amsterdam als werkgever aangemerkt, Stichting Jonge Honden als inlener en [eiser] als werknemer. Op 2 oktober 2008 heeft Stichting Pantar Amsterdam de samenwerking met Stichting Jonge Honden voor wat betreft [eiser] per die datum beëindigd.
2.3. In 2010 hebben gedaagden de samenwerking met [eiser] beëindigd. Voor de afwikkeling van hun samenwerking hebben partijen getracht om met behulp van [A] als bemiddelaar tot afspraken te komen. Daarin zijn zij niet geslaagd.
2.4. Bij dagvaarding van 11 september 2012 is [eiser] een bodemprocedure jegens gedaagden gestart, in welke procedure hij betaling van een bedrag van
€ 100.000,= aan achterstallige betalingen vordert alsmede de teruggave van al zijn werken, administratie en persoonlijke bezittingen en verwijdering van zijn naam van de website [website].
2.5. Op website [website] hebben gedaagden aan de beëindiging van de samenwerking met [eiser] aandacht besteed met de volgende tekst:
[eiser] op eigen benen.
Na een periode van 17 jaar is met wederzijdse instemming besloten om de voormalige huiskunstenaar [eiser] op eigen bene te laten staan.
Nu de kunstenaar als zelfstandig ondernemer functioneert lijkt het hem zeer goed te gaan. Hij is zeer productief en is veelvuldig op televisie te zien. Hieruit blijkt dat deze beslissing, hoe moeilijk deze voor beide partijen ook was, de juiste is geweest.
De stichting heeft bijna twee decennia op veel vlakken de kunstenaar zowel financieel als facilitair ondersteund. Wij kunnen terugkijken op een interessante en enerverende periode met veel ups en downs en mooie momenten. Van diep in de nacht op oudejaarsavond met koffie en broodjes voor een nieuw supercommercieel concept van RTL, schilderen bij [Y] en vele ander commerciële zenders, tot NOS reportages in het Stedelijk Museum, of het van der Togt.
De vele exposities die we hebbe georganiseerd, de projecten, de vaak intensieve samenwerking. Het roept een rijk beeld op van groei en ervaring. Een universum van bezigheden die als je er aan terugdenkt rijk is aan beelden van successen, vriendschap, tomeloze energie en dedicatie die door zowel de kunstenaar als de veelal vrijwillige medewerkers van de stichting tentoon werden gespreid.
Helaas doet scheiden lijden en is het onthechtingsproces niet geheel over rozen gegaan. Wij wensen de kunstenaar echter alle goeds toe, en hopen dat hij als zelfstandige een voorspoedige toekomst tegemoet gaat.
Er zal vooralsnog geen nieuw werk van de kunstenaar worden geëxposeerd. Er berust echter momenteel nog een voorraad werk van de kunstenaar uit de periode waarin hij voor ons werkzaam was, hiervoor kunt u nog steeds bij ons terecht. Voor opdrachten, exposities, nieuw werk, etcetera, raden wij u aan zich te richten tot de kunstenaar zelf (google op ‘[zoekterm]’).
Veranderingen in en aan het pand aan de Quellijnstraat 127
Momenteel vindt er een herstructurering plaats van de activiteiten die worden ontplooid in ons pand aan de Quellijnstraat 127. We verwachten een (hernieuwde) opening van:
[einde tekst]
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat - gedaagden op straffe van dwangsommen te veroordelen:
I. binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot teruggave en overdracht van alle in hun bezit zijnde werken die zijn eigendom zijn, alsmede de daarop betrekking hebbende documentatie die aan hem toebehoort,
II. binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis zijn naam ([X]) te verwijderen en verwijderd te houden van de website [website] en alle andere websites waarvan de domeinnamen aan gedaagden toebehoren.
[eiser] vordert ten slotte gedaagden hoofdelijk in de proceskosten te veroordelen, waaronder de nakosten.
3.2. [eiser] heeft daartoe gesteld, kort gezegd, dat gedaagden nalaten hun verplichtingen voortvloeiende uit de beëindiging van de samenwerking jegens [eiser] na te komen. Zo moeten zij nog een substantieel bedrag aan [eiser] betalen als zijn aandeel in de opbrengst van de verhuur en verkoop van zijn werken. Daarnaast weigeren gedaagden de werken van [eiser], alsmede de documentatie die betrekking heeft op de registratie en administratie van die werken, die gedaagden nog onder zich hebben, aan [eiser] terug te geven. Volgens [eiser] gaat het daarbij in ieder geval om ongeveer 375 werken. In dit verband heeft hij verwezen naar een door [A] opgemaakt verslag over de mislukte bemiddelingspoging die partijen hebben ondernomen. Bij [eiser] bestaat echter het vermoeden dat het om ongeveer 1000 werken gaat.
Gedaagden moeten in ieder geval voornoemde 375 werken en de bijbehorende administratie aan [eiser] afgeven. Door dat na te laten handelen gedaagden in strijd met het eigendomsrecht van [eiser], dan wel onrechtmatig jegens [eiser]. Bovendien hebben gedaagden tijdens de bemiddeling toegezegd om tot afgifte over te gaan. [eiser] heeft verder gesteld dat hij niet langer met zijn naam op de website van gedaagden vermeld wil staan omdat hij, gezien de handelwijze van gedaagden, niet langer met gedaagden in verband wil worden gebracht.
3.3. Gedaagden hebben verweer gevoerd. Primair hebben zij zich op het standpunt gesteld dat [eiser] in de vorderingen jegens [gedaagde 1] niet ontvankelijk dient te worden verklaard omdat Stichting Jonge Honden en [gedaagde 1] niet vereenzelvigd mogen worden. Bovendien is de zaak volgens gedaagden niet geschikt om in kort geding te behandelen, omdat deze zowel feitelijk als juridisch te ingewikkeld is. Volgens gedaagden ontbreekt verder het spoedeisend belang.
Gedaagden hebben voorts aangevoerd dat van 14 augustus 2000 tot 2 oktober 2008 sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst, hetgeen betekent dat het auteursrecht van de werken die [eiser] in die periode heeft gemaakt en dus het eigendomsrecht aan zijn werkgever Stichting Jonge Honden toekomen. Over afgifte van de werken van [eiser] is hooguit in het kader van het treffen van een regeling gesproken. Het door [eiser] in het geding gebrachte verslag van [A] is gedaagden onbekend. Gedaagden hebben ten slotte betwist dat er grond bestaat voor verwijdering van de naam van [eiser] van hun website. Gedaagden hebben op de website uitsluitend een tekst opgenomen over de beëindiging van de samenwerking. De tekst is feitelijk van aard en geeft de visie van gedaagden weer. Het moeten verwijderen van de tekst zou een ongerechtvaardigde beperking van de vrijheid van meningsuiting van gedaagden opleveren.
4. De beoordeling
4.1. Nu [eiser] tegenover de gemotiveerde betwisting van gedaagden niet aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde 1] in persoon heeft gehandeld, wordt [eiser] niet ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen jegens [gedaagde 1].
4.2. De vorderingen zijn, in tegenstelling tot hetgeen Stichting Jonge Honden heeft betoogd, wel geschikt om in kort geding te behandelen. Daarnaast is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook sprake van een spoedeisend belang, nu de samenwerking tussen partijen reeds in 2010 is beëindigd en van [eiser] niet kan worden gevergd dat hij met betrekking tot zijn vorderingen een beslissing van de bodemrechter afwacht.
4.3. Tussen partijen is niet in geschil dat Stichting Jonge Honden nog werken van [eiser] onder zich heeft, maar wel of Stichting Jonge Honden gehouden is om deze werken aan [eiser] af te geven. Volgens Stichting Jonge Honden is dat voor wat betreft de werken die in de periode van 14 augustus 2000 tot 2 oktober 2008 zijn gemaakt niet het geval omdat in die periode sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen Stichting Jonge Honden en [eiser]. Daarin wordt zij niet gevolgd. De overeenkomsten die in het kader van de samenwerking tussen partijen met de gemeente Amsterdam en later Stichting Pantar Amsterdam zijn gesloten, kunnen naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet als een arbeidsovereenkomst tussen Stichting Jonge Honden en [eiser] worden aangemerkt. Met name ten aanzien van de loonbetaling wijkt de arbeidsverhouding tussen Stichting Jonge Honden en [eiser] af van een arbeidsovereenkomst. In de overeenkomsten met de gemeente Amsterdam en Stichting Pantar Amsterdam is geen sprake van rechtstreekse loonbetalingen van Stichting Jonge Honden aan [eiser] maar betaalde Stichting Jonge Honden een inleenfee aan de gemeente Amsterdam en later aan Stichting Pantar Amsterdam, waartegenover voor [eiser] een te ontvangen sociale voorziening stond. In de overeenkomsten is Stichting Jonge Honden ook niet aangemerkt als werkgever van [eiser] maar als inlener. Dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat tussen Stichting Jonge Honden en [eiser] sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst is dan ook niet aannemelijk. Nu het ging om een dienstbetrekking die er primair op was gericht om [eiser] te werk te stellen met behoud van een sociale voorziening onderscheidt deze dienstbetrekking zich tevens van een gewone inleenovereenkomst (zoals bij uitzendkrachten). Vooralsnog kan dan ook niet worden aangenomen dat er sprake is van een dienstbetrekking in de zin van artikel 7 van de auteurswet.
Verder is niet gebleken dat tussen partijen is afgesproken dat het eigendom van de werken, gedurende de samenwerking van partijen is overgegaan van [eiser] op Stichting Jonge Honden. Dat betekent dat vooralsnog kan worden aangenomen dat van alle werken die Stichting Jonge Honden van [eiser] onder zich heeft het eigendomsrecht bij [eiser] ligt en dat deze werken dus aan [eiser] moeten worden teruggegeven.
Gebleken is dat er tussen partijen geen duidelijkheid bestaat over het aantal werken van [eiser] dat Stichting Jonge Honden onder zich heeft en deze duidelijkheid heeft Stichting Jonge Honden desgevraagd ter zitting ook niet willen verschaffen. Wel heeft de partner van [gedaagde 1], die ook werkzaam is voor Stichting Jonge Honden, ter zitting verklaard dat er een zogenoemde ‘codelijst YD Kunstuitleen’ bestaat waarop ook alle bij hun in bezit zijnde werken van [eiser] vermeld staan.
Stichting Jonge Honden zal dan ook worden veroordeeld om de werken van [eiser] die op deze lijst staan en (een afschrift van) de codelijst zelf aan [eiser] af te geven. Daarvoor krijgt zij een termijn van zeven dagen.
Voor het overige is de vordering onder 1 van het petitum van de dagvaarding te onbepaald om toegewezen te kunnen worden.
4.4. Met betrekking tot de vordering onder 2 van het petitum van de dagvaarding wordt het volgende overwogen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is vermelding van de naam van [eiser] op de website van Stichting Jonge Honden als zodanig niet onrechtmatig. Het enkele feit dat de samenwerking tussen partijen is beëindigd en de verhouding tussen partijen ernstig is verstoord wil nog niet zeggen dat op de website geen melding meer mag worden gemaakt van de naam van [eiser]. Dat [eiser] schade lijdt door vermelding van zijn naam op de website is niet aannemelijk geworden. Daarnaast is de tekst die op de website is geplaatst over de beëindiging van de samenwerking, zoals weergegeven onder 2.5, ook niet onrechtmatig te noemen. De tekst geeft uitsluitend een weergave van de feitelijke situatie, waarbij niet grievend over [eiser] wordt gesproken. De voorzieningenrechter is dan ook met Stichting Jonge Honden van oordeel dat toewijzing van de vordering onder 2 van het petitum van de dagvaarding, afgezet tegen het belang van [eiser] bij bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer, een ongerechtvaardigde beperking van de vrijheid van meningsuiting van Stichting Jonge Honden zou inhouden. Deze vordering zal derhalve worden afgewezen.
4.5. Gelet op het voorgaande zal als na te melden worden beslist. Vooralsnog zal ter voorkoming van onnodige executiegeschillen vooralsnog geen dwangsom worden opgelegd.
4.6. Nu partijen over en weer in het (on)gelijk worden gesteld, zullen de proceskosten als na te melden worden gecompenseerd.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verklaart [eiser] niet ontvankelijk in zijn vorderingen jegens [gedaagde 1],
5.2. veroordeelt Stichting Jonge Honden om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis alle op “de codelijst YD Kunstuitleen” vermelde werken van [eiser] en (een afschrift van) die codelijst zelf aan [eiser] af te geven,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.N. Brouwer, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.P.W. Busch op 24 mei 2013.