ECLI:NL:RBAMS:2013:CA1903
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geschil over korting in opdracht tot ontwikkeling van een applicatie
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap Holder B.V. en een gedaagde in conventie, die in persoon procedeert. De zaak betreft een overeenkomst tot opdracht voor de ontwikkeling van een applicatie, waarbij de opdrachtgever, na het sluiten van de overeenkomst, een besloten vennootschap heeft opgericht. Dit heeft geen wijziging van contractspartijen met zich meegebracht. Het geschil draait om de vraag of een achteraf gegeven korting op de eerste opdracht ook verschuldigd is, nu de tweede opdracht uitblijft. De kantonrechter heeft de contractuele afspraken tussen partijen moeten uitleggen, waarbij de nadruk ligt op de redelijkheid en billijkheid zoals vastgelegd in artikel 6:248 lid 1 BW.
De feiten zijn als volgt: de gedaagde in conventie heeft Holder B.V. opdracht gegeven om een applicatie te ontwikkelen voor een bedrag van € 35.625,00. Na de eerste factuur en een creditfactuur heeft de gedaagde in conventie een bedrag van € 32.466,18 overgemaakt. Er ontstond onduidelijkheid over een factuur van 13 januari 2012, die de gedaagde in conventie niet had ontvangen. Holder B.V. sommeerde de gedaagde in conventie om deze factuur te betalen, maar de gedaagde in conventie betwistte dit bedrag en stelde dat er een korting van 10% was overeengekomen op de openstaande facturen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde in conventie niet bekend was met de factuur van 13 januari 2012 op het moment dat de korting werd afgesproken. Dit leidde tot de conclusie dat Holder B.V. de korting niet mocht weigeren, aangezien deze niet afhankelijk was van het verkrijgen van een tweede opdracht. De kantonrechter heeft de vordering van Holder B.V. in conventie afgewezen en de proceskosten aan de zijde van de gedaagde in conventie toegewezen. Ook de reconventionele vordering van de gedaagde in conventie werd afgewezen, maar de proceskosten werden aan de zijde van Holder B.V. toegewezen.