ECLI:NL:RBAMS:2013:CA1739

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13/997023-11 (A) en 13/997008-12 (B) (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake wapenbezit, vervalsing van documenten en card-sharing

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 3 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het voorhanden hebben van vuurwapens, het vervalsen van identiteitsdocumenten en het plegen van card-sharing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 november 2011 in Cuijk drie vuurwapens en een grote hoeveelheid munitie in zijn bezit had, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. Daarnaast heeft de verdachte voorwerpen voorhanden gehad die bestemd waren voor het opzettelijk valselijk opmaken van reisdocumenten en betaalpassen, alsook valse identiteitskaarten en rijbewijzen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan card-sharing, waarbij hij een computerconfiguratie en smartcard lezers gebruikte om digitale televisie aan anderen ter beschikking te stellen zonder daarvoor te betalen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de samenleving zwaar hebben meegewogen in de strafmaat. De rechtbank heeft de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen wapens en munitie bevolen, gezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummers: 13/997023-11 (A) en 13/997008-12 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 3 mei 2013
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1958],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [postcode] [plaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 februari 2013, 4, 6, 13, 15 en 18 maart 2013 en 12 en 22 april 2013.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. J. Plooij en J.J. Beliën en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.J.M. Janssen, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging ter terechtzitting van 9 oktober 2012 - ten laste gelegd dat
In zaak A onder 1 ten laste gelegde
hij op of omstreeks 22 november 2011 te Cuijk een of meer wapens van categorie III, te weten drie, althans een of meer (vuur)wapen(s) (merk Baretta, Mauser en/of RG), en/of een geluiddemper (zijnde een onderdeel en/of hulpstuk dat specifiek bestemd is voor één van die wapens en dat van wezenlijke aard is) en/of munitie van categorie III, te weten (ongeveer) 720 patronen (merk Rifle match, Longrifle, Lightning, Federal Lightning, Longriffle Lapna en/of RG), voorhanden heeft gehad;
In zaak A onder 2 ten laste gelegde
hij op of omstreeks 22 november 2011 te Cuijk, in elk geval in Nederland, (één of meer) voorwerp(en), (te weten een computer met daaraan gekoppeld twee kaarthouders met daarin meerdere passen en/of een grote hoeveelheid passen van Mobil Spaar Card en/of andere toebehoren geschikt voor skimming en/of losse elementen van reisdocumenten), voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd was/waren voor het opzettelijk valselijk opmaken en/of vervalsen van (een) reisdocument(en) en/of betaalpas(sen) en/of (een) waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten en/of verkrijgen van betalingen en/of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, zulks met het oogmerk om zichzelf of een ander te bevoordelen;
In zaak A onder 3 ten laste gelegde
hij op of omstreeks 22 november 2011 te Cuijk in het bezit was van hiernagenoemd(e) paspoort en/of identiteitskaart(en), in elk geval (telkens) van een reisdocument, waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het vals of vervalst was, te weten:
-een Nederlands paspoort op naam van [persoon 1], bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat het voornoemde paspoort was voorzien van een tweede folielaag en/of een valselijk aangebracht foto en/of
-een Nederlandse identiteitskaart op naam van [persoon 2], bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat voornoemde identiteitskaart afwijkend was van een originele identiteitskaart voor wat betreft het basismateriaal en/of de druktechnieken en/of de beveiligingstechnieken en/of
-een Nederlandse identiteitskaart op naam van [persoon 3], bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat voornoemde identiteitskaart afwijkend was van een originele identiteitskaart voor wat betreft het basismateriaal en/of de druktechnieken en/of de beveiligingstechnieken en/of
-een Nederlandse identiteitskaart op naam van [persoon 4], bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat voornoemde identiteitskaart afwijkend was van een originele identiteitskaart voor wat betreft het basismateriaal en/of de druktechnieken en/of de beveiligingstechnieken en/of de detaillering en/of
-een Nederlandse identiteitskaart op naam van [persoon 5], bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat voornoemde identiteitskaart afwijkend was van een originele identiteitskaart voor wat betreft het basismateriaal en/of de druktechnieken en/of de beveiligingstechnieken en/of
-drie althans één of meer Nederlandse identiteitskaart(en) op naam van [persoon 6], bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat voornoemde identiteitskaart(en) (telkens) afwijkend waren van een originele identiteitskaart voor wat betreft het basismateriaal en/of de druktechnieken en/of de beveiligingstechnieken en/of op die identiteitskaart(en) (telkens) de persoonlijke gegevens van een ander dan die van de oorspronkelijke houder was/waren aangebracht en/of een foto was aangebracht van verdachte, als ware hij de tenaamgestelde;
In zaak A onder 4 ten laste gelegde
hij op of omstreeks 22 november 2011 te Cuijk opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden gehad (een) vals(e) of vervalst(e) rijbewijs op naam van [persoon 7] en/of kentekenbewijzen deel I, II en III - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het/zij echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat:
-voornoemd rijbewijs was voorzien vaneen tweede folielaag en/of voorzien van een valselijk aangebracht foto en/of
-voornoemde kentekenbewijzen afwijkend waren van een originele kentekenbewijzen voor wat betreft het basismateriaal en/of de druktechnieken en/of de beveiligingstechnieken en/of waren voorzien van een nagebootst watermerk
In zaak B ten laste gelegde
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2009 tot en met 30 november 2011 te Cuijk, althans in Nederland, zijn beroep heeft gemaakt van het opzettelijk uit winstbejag bewaren en/of vervaardigen van (een) voorwerp(en) en/of (een) gegeven(s) dat/die kennelijk bestemd was/waren tot het plegen van het misdrijf om met het oogmerk daarvoor niet volledig te betalen door een technische ingreep en/of met behulp van valse signalen gebruik te maken van een dienst die via telecommunicatie aan het publiek wordt aangeboden, immers heeft hij, verdachte,
-een computerconfiguratie en/of een of meer smartcard lezer(s) en/of een computerprogramma genaamd "CCcam" en/of een of meer smartcard(s) van (een) aanbieder(s) van abonneetelevisie bewaard en/of vervaardigd en/of
-door een of meer technische ingrepen en/of valse signalen middels eerdergenoemde computerconfiguratie en/of smartcard lezers en/of computerprogramma en/of smartcards via het internet abonneetelevisie ter beschikking gesteld en/of
-voor de aldus ter beschikking gestelde abonneetelevisie een vergoeding gevraagd en/of verkregen van een of meer ander(en) aan wie hij deze abonneetelevisie ter beschikking heeft gesteld;
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2009 tot en met 30 november 2011 te Cuijk, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk (een) voorwerp(en) en/of (een) gegeven(s) uit winstbejag heeft bewaard en/of vervaardigd, dat/die kennelijk bestemd was/waren tot het plegen van het misdrijf om met het oogmerk daarvoor niet volledig te betalen door een technische ingreep en/of met behulp van valse signalen gebruik te maken van een dienst die via telecommunicatie aan het publiek wordt aangeboden, immers heeft hij, verdachte,
-een computerconfiguratie en/of een of meer smartcard lezer(s) en/of een computerprogramma genaamd "CCcam" en/of een of meer smartcard(s) van (een) aanbieder(s) van abonneetelevisie bewaard en/of vervaardigd en/of
-door een of meer technische ingrepen en/of valse signalen middels eerdergenoemde computerconfiguratie en/of smartcard lezers en/of computerprogramma en/of smartcards via het internet abonneetelevisie ter beschikking gesteld en/of
-voor de aldus ter beschikking gestelde abonneetelevisie een vergoeding gevraagd en/of verkregen van een of meer ander(en) aan wie hij deze abonneetelevisie ter beschikking heeft gesteld;
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. De afspraak tussen de Staat der Nederlanden en [persoon 8]
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de op artikel 226g van het Wetboek van Strafvordering gebaseerde afspraak tussen de Staat der Nederlanden en [persoon 8] (hierna: [persoon 8]), door of namens partijen ondertekend op tijdstippen in juni 2011 - hierna: de afspraaki - binnen de grenzen van het recht is gebleven.
De rechtbank dient de rechtmatigheid van de afspraak te beoordelen aan de hand van de feiten en omstandigheden op het moment dat de afspraak tussen partijen tot stand kwam. Feiten en omstandigheden die na de totstandkoming van de afspraak hebben plaatsgevonden, kunnen de rechtmatigheid van de afspraak niet aantasten.
De afspraak
[persoon 8] heeft zich verbonden om (als getuige) onvoorwaardelijk, zonder voorbehoud, volledig en naar waarheid zijn medewerking te verlenen aan het afleggen van verklaringen over een zevental in de afspraak aangeduide gepleegde strafbare feiten, te weten:
- het (mede)plegen van het teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen in Amsterdam;
- het (mede)plegen van poging tot moord, subsidiair het plegen van voorbereiding tot moord op [persoon 9] (hierna: [persoon 9]);
- het (mede)plegen van brandstichting met gemeen gevaar voor goederen in een loods in Zaandam;
- het (mede)plegen van brandstichting met gemeen gevaar voor goederen in een expositiehal in Maastricht;
- met betrekking tot het eerste feit: het (mede)plegen van het voorhanden hebben van een handgranaat en een gestolen auto;
- met betrekking tot het tweede feit: het (mede)plegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en een gestolen auto;
- het (mede)plegen van diefstal met braak en oplichting.
De Staat der Nederlanden heeft zich verbonden om [persoon 8] door de officier van justitie te laten vervolgen voor genoemde feiten en [persoon 8] de toezegging te doen dat bij onverkorte nakoming van de afspraak door [persoon 8] voor diens aandeel in die feiten een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren zal worden geëist, uitgaande van een basis strafeis van twaalf jaren cel. Bovendien is afgesproken dat de officier van justitie positief zal adviseren indien [persoon 8] een verzoek tot gratie indient van een nog openstaande taakstraf van 200 uren en een geldboete van € 900,-.
Rechtmatigheid van de afspraak
De rechtbank toetst of de afspraak in dit geval rechtmatig was en zal daarnaast ingaan op gevoerde verweren met betrekking tot de afspraak. Ofschoon de afspraak niet in een gerechtelijk vooronderzoek tegen alle verdachten is gemaakt en niet alle raadslieden zich achter de nader te noemen verweren hebben geschaard, acht de rechtbank het aangewezen dat in elk vonnis, dat dit proces [X] voortbrengt, de gevoerde verweren met betrekking tot de rechtmatigheid van de afspraak worden besproken.
Het standpunt van de verdediging over de afspraak
Namens enkele verdachten is naar voren gebracht dat de route naar de afspraak en de bereidheid tot het afleggen van verklaringen niet geheel te toetsen is in het voorliggende dossier, dat er geen dringende noodzaak voor de afspraak was, dat niet is voldaan aan de proportionaliteitseis en dat de basis strafeis te laag is gesteld.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie over de afspraak
Het Openbaar Ministerie heeft naar voren gebracht dat het volledige openheid van zaken heeft gegeven over de onderhandelingen met [persoon 8], over zijn kluisverklaringen en over wat aan hem toegezegd is in ruil voor zijn verklaringen. Uit het dossier blijkt niet van bemoeienissen van [persoon 8]s broer of van John [persoon 10] bij wat [persoon 8] met het Openbaar Ministerie en de politie heeft besproken. De noodzakelijkheid van de - toen nog te maken - afspraak is getoetst door de rechter-commissaris en die heeft de voorgenomen afspraak rechtmatig geoordeeld. De afspraak was nodig voor een succesvolle vervolging van [persoon 11] (hierna: [persoon 11]) en [persoon 12] (hierna: [persoon 12]). Tot slot is de strafeis tegen [persoon 8] door het Openbaar Ministerie uitgelegd. Die is passend en het Openbaar Ministerie blijft daarbij.
Beoordeling door de rechtbank
De beoordeling houdt in of de afspraak met [persoon 8] dringend noodzakelijk was om de opsporing, voorkoming of beëindiging van strafbare feiten mogelijk te maken die anders niet of niet tijdig zou plaatsvinden, of er een redelijke verhouding was tussen het belang van de te verkrijgen informatie en de te leveren tegenprestatie en of de afspraak ook overigens binnen de grenzen van het recht is gebleven.
Naast de wettelijke regels waaraan de afspraak van artikel 226g van het Wetboek van Strafvordering moet voldoen, dient de officier van justitie zich te houden aan de regels, neergelegd in de Aanwijzing toezeggingen aan getuigen in strafzaken (hierna: Aanwijzing), in werking getreden op 1 april 2006. Hierin heeft het College van procureurs-generaal beleidsregels geformuleerd over de toepassing van de artikelen 226g en volgende van het Wetboek van Strafvordering. De Aanwijzing schrijft voor dat de officier van justitie bij het doen van de toezegging rekening dient te houden met de vereisten van proportionaliteit, subsidiariteit, zorgvuldigheid en interne openbaarheid. De Aanwijzing voorziet in duidelijke procedurele waarborgen doordat de Centrale Toetsingscommissie, het College van procureurs-generaal en zo nodig de Minister van Justitie de voorgenomen afspraak toetsen alvorens deze tot stand komt. De wet en de Aanwijzing voorzien in transparantie over de (totstandkoming van de) gemaakte afspraken naar de rechter en de verdediging en in toetsing van de uiteindelijke afspraak door de rechter-commissaris en de zittingsrechter aan de eisen van onder meer proportionaliteit en subsidiariteit.
Gelet op de wetsgeschiedenis is het maken van een afspraak als de onderhavige alleen toelaatbaar als uiterste redmiddel in zaken van georganiseerde criminaliteit of in zaken van leven en dood. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [persoon 8] over het teweegbrengen van een ontploffing, (de voorbereiding van) een poging tot moord op [persoon 9] en de brandstichtingen in Zaandam en Maastricht betrekking hebben op misdrijven als bedoeld in artikel 226g, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank komt tot het oordeel dat het Openbaar Ministerie het op goede gronden dringend noodzakelijk heeft geacht om tot een afspraak met [persoon 8] te komen. [persoon 8] kon immers verklaren over een aantal ernstige tot zeer ernstige strafbare feiten waarvan aannemelijk was dat zonder die verklaringen niet binnen afzienbare tijd tot inhoudelijk relevante opsporing en vervolging van verdachten kon worden overgegaan. Zo was - ten tijde van de totstandkoming van de afspraak - met betrekking tot de aanslag op [persoon 9] in Gouda uitsluitend [persoon 8] in beeld en dan alleen voor wat betreft bedreiging. Voor de aanslag met de handgranaat was zelfs nog niemand in beeld van politie en justitie. Verder betroffen de verklaringen van [persoon 8] niet alleen vermeende uitvoerders en vermeende tussenpersonen, maar ook vermeende opdrachtgevers.
[persoon 8] heeft verklaard zelf de uitvoerende rol te hebben gespeeld in het zwaarste delict dat het dossier [X] kent: de poging tot moord op [persoon 9]. [persoon 8] heeft ook verklaard betrokken te zijn geweest bij de in zwaarte opvolgende delicten in dit dossier. De rechtbank overweegt ambtshalve dat deze omstandigheid geen overschrijding van de grenzen van juiste proporties meebrengt, nu [persoon 8] kon verklaren over vermeende opdrachtgevers van dit feit die eerder geheel buiten beeld van politie en justitie waren gebleven. Het spreekt voor zich dat een getuige die vanuit het criminele circuit zo uitgebreid kan verklaren over een reeks van strafbare feiten over een reeks van jaren, zelf veelal ook ernstige strafbare feiten zal hebben begaan. De wetgever heeft de mogelijkheid van een afspraak met een criminele getuige echter juist met het oog op de bestrijding van zeer ernstige criminaliteit in het leven geroepen.
Onder deze omstandigheden heeft het Openbaar Ministerie zonder overschrijding van de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit een afspraak met [persoon 8] kunnen sluiten waarbij hem de maximaal mogelijke strafkorting werd toegezegd.
Het verweer van de verdediging dat zij zich geen goed beeld kan vormen over de route naar de afspraak, is expliciet gevoerd met het oog op bewijsuitsluiting. Voor zover ook is beoogd te betogen dat mogelijk sprake is geweest van een rechtens onaanvaardbare externe beïnvloeding van [persoon 8] bij het maken van de afspraak, vindt dat betoog geen steun in het dossier in het algemeen en de resultaten van de verhoren van de broer van [persoon 8] en [persoon 10] in het bijzonder. Met betrekking tot het verhoor van de broer van [persoon 8] zij hier tot slot nog opgemerkt dat door diverse raadslieden is nagelaten om gebruik te maken van de door de rechter-commissaris geboden gelegenheid om vragen op te geven voor het verhoor, dat om medische redenen buiten aanwezigheid van het Openbaar Ministerie en de verdediging moest plaatsvinden.
De verdediging heeft gesteld dat de tegen [persoon 8] geformuleerde basis strafeis van twaalf jaren niet in verhouding is met de door hem gepleegde feiten of de tegen medeverdachte [persoon 11] geëiste straf en dat feitelijk sprake is van 'een toezegging van een kwart van de in die lijn te eisen straf'. De verdediging stelt zich hier kennelijk op het standpunt dat de basis strafeis verhoudingsgewijs zo laag is dat sprake is van een verkapte toezegging voor het afleggen van verklaringen. De rechtbank overweegt op dit punt als volgt.
Ook voor de tegen een kroongetuige te formuleren basis strafeis geldt dat het Openbaar Ministerie een ruime beoordelingsvrijheid heeft, welke de rechter heeft te eerbiedigen. Op voorhand kan echter niet worden uitgesloten dat een toegezegde basis strafeis zo onbegrijpelijk laag is dat het verschil met een reguliere strafeis niet anders kan worden opgevat dan als tegenprestatie voor af te leggen verklaringen. De rechter dient in verband daarmee te toetsen of het Openbaar Ministerie, gelet op alle omstandigheden van het geval en met inachtneming van zijn ruime beoordelingsvrijheid, in redelijkheid tot de toegezegde basis strafeis heeft kunnen komen.
Bij de vaststelling van de basis strafeis heeft het Openbaar Ministerie bij requisitoir in de zaak tegen [persoon 8] in de eerste plaats de ernst van de feiten in aanmerking genomen, met de volgende opbouw van deze strafeis: voor de twee gevallen van brandstichting twee jaar cel, voor de diefstal met braak drie maanden cel, voor de granaataanslag één jaar en negen maanden cel en voor de poging tot moord acht jaar cel. Daarnaast is rekening gehouden met het feit dat [persoon 8] een zelfmelder was en eigener beweging een groot aantal strafbare feiten heeft opgebiecht, de opsporing waarnaar hij niet alleen heeft geholpen maar die hij ook heeft geïnitieerd, omdat voor bijna alle strafbare feiten geen daderindicatie bestond. Daarnaast heeft het Openbaar Ministerie overwogen dat [persoon 8] onder druk en dreiging tot het plegen van de strafbare feiten is overgegaan, er financieel nauwelijks wijzer van is geworden, en dat met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening diende te worden gehouden.
Dit overziende acht de rechtbank de basis strafeis van twaalf jaren niet zo onverklaarbaar laag dat kennelijk sprake zou zijn van een verkapte tegenprestatie voor het afleggen van verklaringen. Derhalve acht de rechtbank de afspraak met [persoon 8] ook op dit punt niet onrechtmatig. De verweren worden verworpen.
Samenvatting en conclusie
De afspraak met [persoon 8] heeft betrekking op feiten als bedoeld in artikel 226g van het Wetboek van Strafvordering. Het Openbaar Ministerie heeft het maken van de afspraak op goede gronden dringend noodzakelijk geacht en heeft de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit niet overschreden. Uit de omvang van de vervolging noch uit de strafeis kan worden afgeleid dat aan [persoon 8] verboden toezeggingen zijn gedaan in ruil voor het afleggen van verklaringen. De rechtbank concludeert dat zij geen redenen ziet om aan te nemen dat de officier van justitie zich niet aan de wet of de Aanwijzing zou hebben gehouden. De afspraak is rechtmatig.
5. De verklaringen van kroongetuige [persoon 8]
Het onderwerp van de bruikbaarheid en de betrouwbaarheid van de verklaringen van [persoon 8] is door zowel het Openbaar Ministerie als de verdediging aan de orde gesteld. Een kritische benadering van de verklaringen van een kroongetuige ligt voor de hand nu hij van het Openbaar Ministerie een tegenprestatie krijgt in ruil voor zijn verklaringen. Deze bijzondere positie maakt dat de verklaringen van [persoon 8] met extra behoedzaamheid dienen te worden benaderd.
Bruikbaarheid van de verklaringen van [persoon 8]
Artikel 360, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering schrijft voor dat de rechter een bijzondere motiveringsplicht heeft indien de verklaringen van de kroongetuige voor het bewijs worden gebruikt. De enige begrenzing die de wetgever geeft aan het gebruik van de verklaring van een kroongetuige tot het bewijs, ligt besloten in artikel 344a, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering. Dit voorschrift houdt in dat de ondersteuning van de verklaring van een kroongetuige niet mag worden gevonden in de verklaring van een andere kroongetuige. Voor het overige gelden voor het gebruik van de verklaringen van een kroongetuige de gebruikelijke regels van het bewijsminimum zoals vastgelegd in artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering. Voor zover de verdediging zich op het standpunt stelt dat de verklaringen van [persoon 8] minder bruikbaar zijn en hooguit als steunbewijs kunnen dienen, wordt dat, gelet op het voorgaande, door de rechtbank niet onderschreven. Waar het de de auditu-verklaringen van [persoon 8] betreft, zijn deze in beginsel bruikbaar voor bewijs, indien de verdediging de gelegenheid heeft gehad om [persoon 8] te bevragen. Dat heeft zij, zowel bij de rechter-commissaris als ter terechtzitting. Het zou dan ook te ver gaan om in het algemeen aan de verklaringen van [persoon 8] reeds daarom op voorhand slechts de waarde van steunbewijs toe te kennen, temeer daar de belangrijkste beweerde bron van de de auditu-verklaringen, [persoon 11], zich hoofdzakelijk heeft beperkt tot het enkel ontkennen van de beweringen van [persoon 8].
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [persoon 8]
Op de rechtbank is [persoon 8], in zijn wijze van verklaren bij de politie en bij de rechter-commissaris maar ook ter terechtzitting, zelfverzekerd, helder en in grote lijnen consistent overgekomen. Aan deze algemene positieve indruk draagt bij dat [persoon 8] zichzelf heeft belast in zaken waarin hij tot op dat moment bij politie en justitie in het geheel niet in beeld was gekomen en dat zijn, op punten gedetailleerde, verklaringen grotendeels bevestiging krijgen in overige onderzoeksbevindingen. Dat dat niet voor alle onderzoeksbevindingen geldt, is niet verwonderlijk nu [persoon 8] over vele feiten heeft verklaard, die soms flink in het verleden lagen.
6. Verweer tot bewijsuitsluiting
De verdediging heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat verdachte ten onrechte als verdachte is aangemerkt, nu er te weinig basis was voor het ontstaan van een redelijk vermoeden van schuld gelet op de magere onderzoeksresultaten ten tijde van de aanhouding van verdachte, mede gelet op het aanzienlijke tijdsverloop tussen de (de-auditu) belastende verklaring van [persoon 8] over de brandstichting in het MECC - [persoon 8] had een belang bij het afleggen van zijn verklaring, nu hij uit was op een deal - en de aanhouding van verdachte. Het gevolg is dat zijn aanhouding en de overige dwangmiddelen, het binnentreden en de doorzoeking in zijn woning, ten onrechte zijn aangewend.
Daarnaast heeft de verdediging betoogd dat uit de stukken weliswaar blijkt dat het binnentreden en de doorzoeking met toestemming van verdachte zouden hebben plaatsgevonden, maar verdachte zich door de situatie volledig overrompeld voelde. De verdediging stelt zich dan ook op het standpunt dat de toestemming onvrijwillig is gegeven.
Concluderend zijn in het voorbereidende onderzoek vormen verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en waarvan de rechtsgevolgen niet uit de wet blijken. De verdediging verzoekt de rechtbank een rechtsgevolg te verbinden aan dit vormverzuim en wel bewijsuitsluiting. Het belang van het geschonden voorschrift is evident: het rechtsstatelijke principe dat willekeurig politieoptreden dient te worden voorkomen. Zonder voldoende grond daarvoor is inbreuk gemaakt op het privéleven, familieleven en huisrecht van verdachte. Het nadeel dat verdachte heeft ondervonden, is gelegen in een schending van het in artikel 8 van het EVRM gegarandeerde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer alsmede het moeten ondergaan van onrechtmatig toegepaste dwangmiddelen en de daaruit voortvloeiende confrontatie met de aangetroffen spullen tijdens de verschillende politieverhoren, ten tijde waarvan verdachte deels belastend heeft verklaard, hetgeen in strijd is met artikel 6 van het EVRM. De resultaten die door het verzuim zijn verkregen, mogen niet bijdragen aan het bewijs en derhalve dient verdachte vrijgesproken te worden van alle ten laste gelegde feiten.
Het Openbaar Ministerie heeft dit verweer gemotiveerd bestreden, er was wel een redelijk vermoeden van schuld.
De rechtbank overweegt als volgt.ii Op 10 november 2011 wordt door de recherche in het proces-verbaal van aanvraag doorzoeking ter inbeslagnemingiii gemotiveerd waarvan verdachte verdacht werd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Openbaar Ministerie op basis van deze omstandigheden terecht een redelijk vermoeden van schuld kunnen aannemen. De rechter-commissaris heeft ook op 18 november 2011 besloten om tot doorzoeking over te gaan.iv Met de aanwezigheid van een redelijk vermoeden van schuld is de rechtmatigheid van de doorzoeking en de aanhouding gegeven. Dat achteraf het desbetreffende feit (MECC) van de tenlastelegging is gehaald, maakt de situatie op dat moment niet anders.
Nog afgezien van het feit dat een machtiging tot binnentreden en een beslissing tot doorzoeking bestond, overweegt de rechtbank ten aanzien van de door verdachte verleende toestemming in het bijzonder het volgende. Het proces-verbaal vermeldt dat verdachte toestemming heeft gegeven voor de doorzoeking van zijn woning, hetgeen verdachte ook op 25 november 2011 erkent ten tijde van zijn verhoor door de rechter-commissaris bij de inbewaringstelling.v Dat deze toestemming onvrijwillig gegeven zou zijn, is niet gebleken. De rechter-commissaris heeft aan verdachte tot tweemaal toe gevraagd of hij toestemming voor de doorzoeking wenste te geven, waarop verdachte beide malen bevestigend heeft geantwoord.vi Dat verdachte zich volledig overrompeld voelde en daarom de toestemming tot tweemaal toe onvrijwillig gegeven zou hebben, is niet aannemelijk geworden.
Concluderend is geen sprake van vormverzuimen die zouden nopen tot bewijsuitsluiting.
7. Waardering van het bewijs ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde
7.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, te weten het voorhanden hebben van drie vuurwapens met in totaal 57 patronen van het kaliber 6.35 en 650 patronen van kaliber .22LR.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank, mocht de rechtbank niet tot bewijsuitsluiting overgaan.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring op grond van de in de volgende wettige bewijsmiddelen vervatte feiten en omstandigheden:
1. Een proces-verbaal onderzoek aan in beslag genomen goed(eren) met nummer 29-929666 van 14 januari 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar NR02-008 (doorgenummerde pag. 0377-0381 / AD).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 22 november 2011 heeft er een doorzoeking plaats gevonden in perceel [adres 1] te [plaats], zijnde de woning van de verdachte [verdachte]. Tijdens deze doorzoeking zijn diverse goederen in beslag genomen. Onder meer werden de navolgende goederen in beslag genomen:
IBN-code Omschrijving goederen
Ma64.02.03.001 Koffer incl 3 vuurwapens, munitie en pasjes
2. Een geschrift, te weten een lijst van in beslag genomen goederen behorend bij object [adres 1] te [plaats] (doorgenummerde pag. 0184-0185 / BD).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Datum inbeslagneming 22-11-2011:
IBN-code Omschrijving goederen
Ma64.02.01.001 Doos munitie
Ma64.02.01.001.001 1 oranje plastic dood inh. 100 stuks .22
Ma64.02.01.001.002 3 doosjes munitie (Rifle match) 150 stuks .22
Ma64.02.01.001.003 3 doosjes (Longrifle) 150 stuks munitie
Ma64.02.01.001.004 3 doosjes (Lightning) munitie, 150 stuks
Ma64.02.01.001.005 1 doosje (federal lightning) munitie 44 stuks .22
Ma64.02.01.001.006 1 doosje (Longriffle Lapna) muntie 50 stuks
Ma64.02.02.001 7 patronen .22
Ma64.02.03.001.001 vuurwapen Beretta met demper en houder (7 patronen)
Ma64.02.03.001.002 Revolver Mauser
Ma64.02.03.001.003 Revolver RG (met 6 patronen)
Ma64.02.03.001.004 1 doosje munitie 50 stuks
3. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 25 november 2011 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank (doorgenummerde pag. 0018 / PD 07).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Het is juist dat ik toestemming heb gegeven voor de doorzoeking in mijn woning. Bij die doorzoeking zijn onder andere drie wapens aangetroffen. Eén daarvan was van de inmiddels overleden [persoon 13]. Dat was de Beretta. De kleine revolver had ik vlak voor zijn overlijden van mijn broer gekregen. Ik heb het aangepakt en verder heb ik er niet bij nagedacht. De grote revolver was een gasrevolver.
4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 29-888626 van 23 november 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren NR02-008 en NR02-021 (doorgenummerde pag. 0027-0029 / PD 07).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
De patronen die u hebt aangetroffen, heb ik ook van mijn broer gekregen. Die hoorden bij de kleine revolver. De munitie uit de koffer hoort bij de Beretta en de munitie uit de doos in de kast hoort bij de revolver.
5. Een proces-verbaal onderzoek wapens en munitie met nummer 29-894131 van 29 november 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 14] (doorgenummerde pag. 0339-0341 / AD).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op verzoek van het onderzoeksteam [X] heb ik op 29 november 2011 een doos met daarin diverse vuurwapens en munitie ontvangen en aan een forensisch technisch onderzoek onderworpen. Bij dit onderzoek werden door de collegae van het hier boven genoemd team drie vuurwapens en diverse doosjes munitie aangetroffen.
Het eerste vuurwapen betrof een revolver, voorzien van de merkaanduiding Rohm, type RG 23, kaliber .22LR en voorzien van het serienummer [nummer 1]. Deze revolver werd door mij voorzien van SIN-[nummer 2].
Derhalve is deze revolver een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2 lid 1. Categorie 111 onder 1, van de Wet wapens en munitie.
Het tweede vuurwapen betrof een pistool, voorzien van de merkaanduiding P.Beretta, type 950 B, kaliber 6.35 en voorzien van het serienummer [nummer 3]. Dit pistool was voorzien van een geluidsdemper en een patroonhouder met zeven (7) 6.35 kogelpatronen voorzien van GFL stempel. Dit pistool werd voorzien van SIN-[nummer 4] en de patroonhouder werd voorzien van SIN[nummer 5].
Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Dit voorwerp is een geluiddemper, als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder f van de Regeling wapens en munitie. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, Categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie.
Het derde vuurwapen betrof een revolver knal, voorzien van de merkaanduiding Mauser, type L 100, kaliber 380/8mm Sen en was niet voorzien van een serienummer. Deze revolver werd voorzien van SIN[nummer 6].
Derhalve is deze revolver een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Verder werd een kartonnen doos (SIN[nummer 7]) aangetroffen, in deze doos zaten de volgende doosjes met munitie. Drie (3) munitie doosjes met in iedere doos 50 kogelpatronen van het merk Rifle Match, kaliber .22 LR met bodemstempel R. Een (1) munitie doosje met 50 kogelpatronen van het merk Lapua, kaliber .22LR met bodemstempel L. Vier (4) doosjes met in drie (3) doosjes 50 stuks en in een (1) doosje 44 kogelpatronen van het merk Federal Lightning, kaliber .22 LR met bodemstempel F. Drie (3) munitie doosjes met 50 kogelpatronen van het merk Eley Standard, kaliber .22 LR met bodemstempel E. Een (1) plastic munitie doosje met 100 kogelpatronen van het merk CCI, kaliber .22 LR met op 50 kogelpatronen de bodemstempel C en 50 kogelpatronen met bodemstempel E. Verder zat in de kartonnen doos een klein zwart doosje met de tekst: "RG [nummer 1], model 23, kaliber .22 LR, Miami".
Verder werden er nog twee losse transportzakken geopend. In de transportzak voorzien van nummer [nummer 8] werden 7 kogelpatronen van het kaliber 6.35 met bodemstempel 6.35 aangetroffen. In transportzak voorzien van nummer [nummer 9] werd een doosje met 50 kogelpatronen aangetroffen.
6. Een proces-verbaal aanvullend met nummer 30-143665 van 13 september 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 14] (doorgenummerde pag. 1750 / AD).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 29 november 2011 een doos met diverse vuurwapens en munitie onderzocht. Hiervan werd door mij een proces-verbaal met nummer 29-894131 opgemaakt. Abusievelijk werd in genoemd proces-verbaal niet de categorie van de munitie vermeld. Het betreft munitie in de zin van artikel 1 lid 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
8. Waardering van het bewijs ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde
8.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie is van mening dat het in zaak A onder 2 ten laste gelegde bewezen kan worden op grond van de gevonden in werking zijnde computer op zolder met daaraan gekoppeld twee kaarthouders (met daarin kaarten) en een card printer. Gelet op het onderzoek aan de computer en de card printer kan worden vastgesteld dat verdachte voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat ze bestemd waren voor het opzettelijk vals opmaken van reisdocumenten, betaalpassen en dergelijke. Verdachte had daarbij het oogmerk om zichzelf of een ander te bevoordelen. Ook het bezit van blanco kaarten kan onder skimming vallen. Overigens zijn ook bedrukte kaarten van onder andere Mobil en BP aangetroffen.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor zover de tenlastelegging ziet op artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, de reisdocumenten. Voor zover de tenlastelegging ziet op skimapparatuur of toebehoren (artikel 232 van het Wetboek van Strafrecht) dient verdachte te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Onderzoek heeft uitgewezen dat de computer met daaraan gekoppeld twee kaarthouders niet geschikt is voor skimming. Inmiddels weten we dat de computeropstelling gebruikt werd voor cardsharing. Ook overigens zijn er geen voorwerpen aangetroffen die geschikt zijn voor skimming, met de aangetroffen software weet de technische recherche niet goed raad en het kan niet zo zijn dat iedere pas met een magneetstrip wordt gekwalificeerd als een toebehoren geschikt voor skimming.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
8.3.1 De bewijsmiddelen
De rechtbank zal allereerst uiteenzetten welke in de wettige bewijsmiddelen vervatte feiten en omstandigheden zij redengevend acht voor het bewijs, nu de door de verdediging gevoerde verweren zien op het bewijs, en zal vervolgens onder verwijzing naar de bewijsmiddelen ingaan op de gevoerde verweren.
1. Een proces-verbaal onderzoek aan in beslag genomen goed(eren) met nummer 29-929666 van 14 januari 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar NR02-008 (doorgenummerde pag. 0377-0381 / AD).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 22 november 2011 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in perceel [adres 1] te [plaats], zijnde de woning van de verdachte [verdachte]. Tijdens deze doorzoeking zijn diverse goederen in beslag genomen. Onder meer werden de navolgende goederen in beslag genomen:
IBN-code Omschrijving goederen
Ma64.01.01.002 verscheidene nep id kaarten
Ma64.02.02.002 verscheidene pasjes
Ma64.04.01.005 computer compaq
Ma64.04.01.006 computer concepttronic
Ma64.04.01.007 4 kaartlezers
Ma64.04.01.008 Kaart kopieerder FARGO
Ma64.04.01.009 Houders + Ziggo kaarten
2. Een geschrift, te weten een lijst van in beslag genomen goederen behorend bij object [adres 1] te [plaats] (doorgenummerde pag. 0184-0185 / BD).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Datum inbeslagneming 22-11-2011:
IBN-code Omschrijving goederen
Ma64.01.01.005 pasjes met administratieve bescheiden
Ma64.01.04.001 Laptop Medion incl. oplader
Ma64.02.02.002 verscheidene pasjes
Ma64.04.01.001 verschillende id bewijzen etc
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 29-951497 van 3 februari 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 15] (doorgenummerde pag. 1244-1269 / AD).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
De computer met beslagcode MA64.04.01.006 omvat een vijftal harde schijven. De derde harde schijf van deze computer is aangeduid binnen het beslag als 11-0013-006-03. Op deze harde schijf heb ik een aantal bestanden aangetroffen, behorend bij het beeldbewerkingprogramma Adobe Photoshop. Ik herkende in deze bestanden een afbeelding van een Europees identiteitskaart. Het viel mij op dat deze identiteitskaart in andere bestanden dusdanig was bewerkt zodat individuele elementen uit de identiteitskaart afzonderlijk gebruikt kunnen worden.
In de figuren 3 en 4 is te zien hoe de pasfoto en het echtheidskenmerk rond de windmolen als losse elementen, in een zogenaamde layer in het Adobe Photoshop bestand met de naam id-kaart-multi-LIGHT+Photo-final.psd aanwezig zijn. Op dezelfde manier zijn tekst elementen zoals de naam van de houder in afzonderlijke layers van het bestand opgeslagen.
In dezelfde directory als waar ik het bestand met de naam id-kaart-multi-LIGHT+Photo-final.psd heb aangetroffen, staan meerdere reproducties van identiteitskaarten met verschillende persoonsgegevens. Ook deze identiteitskaarten zijn zoals het bovenstaande document opgesplitst in afzonderlijke lagen voor de diverse elementen waaruit de identiteitskaart is opgebouwd.
Tevens heb ik in de directory enkele pasfoto's aangetroffen. Het valt op dat de figuren zijn voorzien van een masker, door dit masker is de gekartelde stempelrand van de foto transparant. Hierdoor zijn deze afbeeldingen als element in een van de bovenstaande documenten te plaatsen om zo een identiteitskaart met een van deze afbeeldingen samen te stellen. De directory bevat tevens een document met de naam PP-en_ID.txt. Dit document lijkt de persoonsgegevens zoals deze zijn vermeld op identiteitskaart, paspoort of rijbewijs van diverse personen te bevatten. In combinatie met de voornoemde Adobe Photoshop documenten en pasfoto's zijn deze persoonsgegevens te gebruiken om valse identiteitskaarten te maken met deze persoonsgegevens. De naam [persoon 4] die in dit document voorkomt, is ook zichtbaar in de identiteitskaarten.
De computer met beslagcode MA64.01.04.001 bevat één harde schijf. De harde schijf van deze computer is aangeduid binnen het beslag als 11-0012-009. Op deze harde schijf heb ik een directory aangetroffen met de naam \MSE630. Deze directory bevat enkele bestanden waarop waardepassen van een autowasstraat te herkennen zijn. Naast de bovenstaande afbeeldingen staan de voornoemde directory tevens een Adobe Photoshop document met de naam Card 4.psd. In dit Photoshop document is een kaart zoals hierboven getoond opgesplitst in individuele elementen. In de voornoemde directory staan 5 bestanden met de bestandsextensie .dat, ik herken in de inhoud van deze bestanden zogenaamde track-2 data. Deze track-2 data zijn de gegevens welke op de magneetstrip van een pas geschreven staan.
Uit mijn onderzoek op internet naar deze naam is mij gebleken dat MSE-630 een typenummer is van een apparaat dat de magneetstrip van passen kan beschrijven.
4. Een proces-verbaal van bevindingen van 4 juni 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 16] (doorgenummerde pag. 1122-1144 / AD).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Het doel van het onderzoek betreft vast te stellen of gegevens die zijn aangebracht op de magneetstrips van de in beslag genomen magneetkaarten overeenkomen met de gevonden magneetstripgegevens aangetroffen in de .DAT bestanden zoals beschreven in proces-verbaal met nummer 29-951497. Eveneens is door mij onderzocht of de gevonden afbeeldingen in proces-verbaal nummer 29-951497 onder hoofdstuk 4 "Passen Wasstraat" overeenkomen met de werkelijke afbeeldingen die zijn aangebracht op de voorzijde van de in beslag genomen magneetkaarten en chipkaart.
Ik zag dat de inhoud van het item met beslagcode MA64.02.02.002, 17 magneetkaarten en 6 chipkaarten bevatte. Ik zag dat op de voorkant van 6 van deze kaarten informatie stond van "Mobil Spaar Card, kijkshop". Drie van deze kaarten hadden ook de tekst: "Trekpleister, De Boer supermarkten". Acht van deze kaarten waren wit behalve enkele handgeschreven cijfers en pijlen. Twee van de kaarten waren eveneens blanco maar hierop was met zwarte pen op de voorkant geschreven "BP Plus Europa". Drie van de chipkaarten hadden op de voorkant de tekst "Total, Power Points" staan. Drie van de chipkaarten hadden op de voorkant de tekst "Konmar" staan.
Uit de bevindingen blijkt dat de gegevens van meerdere magneetstrippen overeenkomen met de gegevens in de '.DAT' bestanden die zijn aangetroffen op het computer systeem met beslag nummer MA64.01.04.001. Uit bovenstaande blijkt dat de gegevens op de magneetstrip van een aantal magneetkaarten duidelijk afwijken van de gegevens op kaarten met gelijke afbeelding. In het beslag is door mij een kaart aangetroffen met de afbeelding en tekst 'Mobil spaarkaart'. De gegevens die door mij zijn aangetroffen op de magneetstip van de kaart volgen de gegevens opbouw en structuur van een 'financiële' kaart van de aanbieder Visa.
Ik heb op de magneetstrippen van een blanco kaart informatie gevonden dat overeenkomst met dat van een financiële bankpas. De data van de magneetstrip heeft de opbouw, structuur en informatie die overeenkomt van een Belgische bankpas.
Ik heb op twee blanco kaarten informatie gevonden op de kaart geschreven en opgeslagen op de magneetstrip die informatie bevat met relatie tot "[Y] groep".
De afbeeldingen gerelateerd in proces-verbaal nummer 29-951497 'passen wasstraat' en die ik heb aangetroffen op de harde schijf met het inbeslagname nummer 11.0013.006.02 van computer met beslagcode MA64.04.01.006 komen overeen met afbeeldingen die op de voor en achterzijde van meerdere magneetkaarten staan die in dit proces-verbaal zin vermeld.
5. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 29-919826 van 4 juni 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar kl005831 (doorgenummerde pag. 1027-1029 / AD).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Ma64.04.01.006. Op 22 november 2011 heb ik een onderzoek ingesteld naar de voornoemde desktop. De desktop stond op de zolder van het pand [adres 1] te [plaats]. Onder andere waren de volgende programma's op de desktop geïnstalleerd:
CardFive is een computerprogramma waarmee je op eenvoudige wijze je eigen card-layout kunt ontwerpen.
CTC300 Card Printer is een computerprogramma dat op een computer geïnstalleerd moet worden, voordat er een Fargo DTC300 Card Printer/Encoder op de computer aangesloten kan worden.
6. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 25 november 2011 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank (doorgenummerde pag. 0018 / PD 07).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
De identiteitskaart van [persoon 6] waar een foto van mij op zat, is een dommigheidje van mij geweest. Ik had een beetje zitten spelen om te kijken of ik dat uit kon printen.
8.3.2 De bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel, anders dan de verdediging, dat verdachte ook skimapparatuur voorhanden heeft gehad die ziet op artikel 232 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging heeft terecht gesteld dat de onderzochte computer met daaraan gekoppeld twee kaarthouders geschikt is voor cardsharing, zoals hierna ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde uitvoeriger besproken zal worden, maar dat neemt niet weg dat verdachte meerdere computers in zijn bezit had, met daarop software, en meerdere (blanco) passen, waarvan uit onderzoek is gebleken dat niet alle gegevens op de magneetstrip overeenkomen met hetgeen op de pas vermeld staat (bijvoorbeeld Visa gegevens op een Mobil Spaarcard). Kortom: verdachte had ook voorwerpen voorhanden waarvan hij wist, mede gelet op de hoeveelheid, dat zij bestemd waren tot skimming - het vervalsen van bankpassen en andere waardekaarten (passen wasstraat). Het verweer wordt derhalve verworpen.
9. Waardering van het bewijs ten aanzien van het in zaak A onder 3 en 4 ten laste gelegde
9.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie is van mening dat dit feit bewezen kan worden op grond van de grote verscheidenheid aan identiteitsbewijzen, rijbewijzen, kentekenbewijzen en andere aangetroffen documenten. Uit onderzoek door de KMAR is gebleken dat alle documenten vals zijn, in een enkel geval vervalst. Ook met een pas waarvan maar één kant bedrukt is, kan gereisd worden, het is geen ondeugdelijk middel.
9.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het tweede, derde, vierde en vijfde gedachtestreepje van het onder 3 ten laste gelegde vrij gesproken dient te worden wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het tweede en derde gedachtestreepje zijn de bevindingen van de KMAR niet noodzakelijk om te kunnen vaststellen dat het geen echte identiteitskaart betreft, nu het slechts een voorzijde betreft. Het is derhalve evident dat het aangetroffen document feitelijk niet als reisdocument gebruikt kon worden en moeilijk te onderscheiden van een origineel was het evenmin. Het was hoogstens een document in wording, het valt derhalve niet onder het bereik van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van het vierde en vijfde gedachtestreepje heeft de verdediging geen stukken aangetroffen waaruit kan worden afgeleid dat het vervalsingen/nabootsingen betreft. Alleen de verklaring van verdachte hierover is onvoldoende om tot een bewezen verklaring te komen.
Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
9.3 Het oordeel van de rechtbank
9.3.1 De bewijsmiddelen
De rechtbank zal allereerst uiteenzetten welke in de wettig bewijsmiddelen vervatte feiten en omstandigheden zij redengevend acht voor het bewijs, nu de door de verdediging gevoerde verweren zien op het bewijs, en zal vervolgens onder verwijzing naar de bewijsmiddelen ingaan op de gevoerde verweren.
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 en 4 ten laste gelegde
1. Een proces-verbaal onderzoek aan in beslag genomen goed(eren) met nummer 29-929666 van 14 januari 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar NR02-008 (doorgenummerde pag. 0377-0381 / AD).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 22 november 2011 heeft er een doorzoeking plaats gevonden in perceel [adres 1] te [plaats], zijnde de woning van de verdachte [verdachte]. Tijdens deze doorzoeking zijn diverse goederen in beslag genomen. Onder meer werden de navolgende goederen in beslag genomen:
IBN-code Omschrijving goederen
Ma64.01.01.002 verscheidene nep id kaarten
Ma64.02.02.002 verscheidene pasjes
2. Een geschrift, te weten een lijst van in beslag genomen goederen behorend bij object [adres 1] te [plaats] (doorgenummerde pag. 0184-0185 / BD).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Datum inbeslagneming 22-11-2011:
IBN-code Omschrijving goederen
Ma64.04.01.001 verschillende id bewijzen etc
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde
3. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 25 november 2011 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank (doorgenummerde pag. 0018 / PD 07).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
De identiteitskaart van [persoon 6] waar een foto van mij op zat, is een dommigheidje van mij geweest. Ik had een beetje zitten spelen om te kijken of ik dat uit kon printen. De kaartjes (...) heb ik in de loop der tijd gekregen. Ik heb ze van diverse mensen gekregen. Zij hadden ze vaak op straat gevonden.
4. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL27RF/11-089439 van 29 november 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 17] (doorgenummerde pag. 1089-1092 / AD).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Alle hieronder genoemde documenten zijn aangetroffen tijdens een zoeking in een woning onder vermelding van locatiecode: MA64.01.01.001 (De rechtbank begrijpt: MA64.01.01.002).
Onderzocht document 1:
Document: nationale identiteitskaart
Land: Nederland
Ten name van: [persoon 4]
De identiteitskaart is aan de voorzijde voorzien van een invulling, die afwijkt van de wijze waarop de autoriteiten van Nederland een nationale identiteitskaart van Nederland, van dit model, voorzien van een pasfoto en van persoons- en afgiftegegevens;
De voorzijde van de identiteitskaart komt qua detaillering en toegepaste productie- en beveiligingstechnieken, niet overeen met een originele voorzijde;
De thans aangebrachte voorzijde is aangebracht over de resten van de originele achterzijde, nadat eerder, door middel van splitsing, de bovenste laag van die identiteitskaart was verwijderd, met inbegrip van de daarop vermelde persoons- en afgiftegegevens en de pasfoto van de originele houder van deze identiteitskaart.
De thans aangebrachte voorzijde is vals en maakt oorspronkelijk geen deel uit van deze identiteitskaart. De onderzochte identiteitskaart, die nimmer in deze hoedanigheid door de gemeente Amsterdam is afgegeven, is vervalst.
Onderzocht document 2:
Document: nationale identiteitskaart
Land: Nederland
Ten name van: [persoon 5]
Het hele onderzochte document is een nabootsing van een echt document van dit model, inclusief de toegepaste productietechnieken, ogenschijnlijk aanwezige echtheids- en beveiligingskenmerken en gebruikt basismateriaal. De onderzochte identiteitskaart is vals.
Onderzocht document 3:
Aantal: 3 stuks
Document: nationale identiteitskaart
Land: Nederland
Ten name van: [persoon 6]
Het betreft hier 3 identieke verschijningsvormen van een Nederlandse identiteitskaart.
Alle onderzochte identiteitskaarten zijn voorzien van een invulling, die afwijkt van de wijze waarop een nationale identiteitskaart van Nederland, van dit model, wordt voorzien van persoons- en afgiftegegevens;
Alle onderzochte documenten zijn een nabootsing van een echt document van dit model, inclusief de toegepaste productietechnieken, ogenschijnlijk aanwezige echtheids- en beveiligingskenmerken en gebruikt basismateriaal.
De drie onderzochte identiteitskaarten zijn vals.
5. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL27RF/11-090520 van 4 december 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 17] (doorgenummerde pag. 1095-1101 / AD).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Alle hieronder genoemde documenten zijn aangetroffen tijdens een zoeking in een woning onder vermelding van locatiecode: MA64.01.01.001 (De rechtbank begrijpt: MA64.01.01.002).
Onderzocht document 1:
Document: nationaal paspoort
Land: Nederland
Ten name van [persoon 1]
Het paspoort is voorzien van een pasfoto van [persoon 13] houder van het onder 5 genoemde onderzochte document.
Over het origineel op de personaliabladzijde aangebrachte folie is een tweede folie aangebracht, dat origineel geen deel uitmaakt van dit paspoort;
De thans zichtbare pasfoto is aangebracht na verwijdering van de origineel aangebrachte pasfoto. Het paspoort is vervalst.
Onderzocht document 2:
Document: alleen de voorzijde van een nationale identiteitskaart
Land: Nederland
Ten name van: [persoon 2]
Het hele onderzochte document is een nabootsing van een echt document van dit model, inclusief de toegepaste productietechnieken, ogenschijnlijk aanwezige echtheids- en beveiligingskenmerken en gebruikt basismateriaal. Het onderzochte document is vals.
Onderzocht document 3:
Document: alleen de voorzijde van een nationale identiteitskaart
Land: Nederland
Ten name van: [persoon 3]
Het hele onderzochte document is een nabootsing van een echt document van dit model, inclusief de toegepaste productietechnieken, ogenschijnlijk aanwezige echtheids- en beveiligingskenmerken en gebruikt basismateriaal. Het onderzochte document is vals.
Ten aanzien van het in zaak A onder 4 ten laste gelegde
6. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 29926359 van 11 januari 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren NR02-008 en NR02-010 (doorgenummerde 0040-0059 / PD 07).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
V: Wat kunt u verklaren omtrent deze blanco kentekenbewijzen?
A: Dit zat ook allemaal in de koffer. Bij het rijbewijs.
O: Er is onderzoek verricht door de Koninklijke Marechaussee. Uit het onderzoek is gebleken dat de kentekenbewijzen een nabootsing zijn van een echt document en dus vals zijn. V: Wat kunt u hierover verklaren?
A: Niks. Ik vermoedde wel dat ze vals waren. Dat zag ik.
V: Wat kunt u verklaren over de kopie kentekenbewijzen deel III? A: Dat hoort bij dat andere ding wat je net liet zien.
7. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL27RF/11-090487 van 3 december 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 17] (doorgenummerde pag. 1075-1076 / AD).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Alle hieronder genoemde documenten zijn aangetroffen tijdens een zoeking in een woning onder vermelding van locatiecode: MA64.04.01.004.
Onderzocht document:
Document: kentekenbewijs
Land: Nederland
Aantal Deel I: 3x
Aantal Deel II: 3x
Aantal kopie Deel III: 2x
Aantal Deel III: 1x
Alle onderzochte kentekenbewijzen zijn een nabootsing van een echt document, van de desbetreffende modellen, inclusief de toegepaste productietechnieken, ogenschijnlijk aanwezige echtheids- en beveiligingskenmerken en gebruikt basismateriaal;
Alle onderzochte kentekenbewijzen zijn voorzien van een nagebootst watermerk;
De nummers van 4 kentekenbewijzen zijn, in tegenstelling tot originele exemplaren, niet uitgevoerd in boekdruk.
Alle onderzochte kentekenbewijzen zijn vals.
8. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL27RF/11-090520 van 4 december 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 17] (doorgenummerde pag. 1095-1101 / AD).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Alle hieronder genoemde documenten zijn aangetroffen tijdens een zoeking in een woning onder vermelding van locatiecode: MA64.04.01.001.
Onderzocht document 4:
Document: nationaal rijbewijs
Ten name van: [persoon 7]
Over de originele zijde, met de thans aangebrachte pasfoto en vermelde document- en persoonsgegevens, aangebrachte folie is een tweede folie aangebracht, dat origineel geen deel uitmaakt van dit rijbewijs.
De thans zichtbare pasfoto is aangebracht na verwijdering van de origineel aangebrachte pasfoto. Het rijbewijs is vervalst.
9.3.2 De bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat verdachte ook voor het onder het tweede en derde gedachtestreepje van het onder 3 ten laste gelegde veroordeeld kan worden, nu niet ten laste gelegd wordt dat het document ook als echt en onvervalst te gebruiken zou moeten zijn. Enkel het voorhanden hebben van het valse / vervalste document wordt ten laste gelegd en dat is evident, gezien het feit dat het document alleen aan de voorzijde is bedrukt. Het verweer wordt derhalve verworpen.
10. Waardering van het bewijs ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde
10.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie is van mening dat ook dit laatste feit wettig en overtuigend bewezen kan worden op grond van de aangetroffen in werking zijnde computer op zolder en het onderzoek van de recherche waaruit blijkt dat er sprake is van card sharing. Daarnaast heeft Ziggo aangifte gedaan van verboden card sharing.
Het Openbaar Ministerie acht bewezen dat verdachte zijn beroep heeft gemaakt van het opzettelijk uit winstbejag bewaren en vervaardigen van voorwerpen, bestemd om gratis digitale televisie te kunnen kijken. Uit het dossier blijkt dat er werd betaald door de gebruikers, in totaal zijn 145 afnemers gedefinieerd.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat uit onderzoek is gebleken dat de computeropstelling was bedoeld voor cardsharing, maar ter discussie staat of de cardsharing een beroepsmatig karakter had. De verdediging is van mening van niet, nu verdachte stelt geen betaling te hebben ontvangen en uit de '[verdachte] Ziggo clients' lijst slechts bij enkele regels informatie over betaling staat vermeld. Dit wijst erop dat er geen sprake was van commerciële cardsharing. Daarnaast kan van de aangetroffen Marktplaatsadvertentie op de computer van verdachte niet vastgesteld worden of deze door verdachte is geplaatst dan wel dat deze van de hand van verdachte afkomstig is, nu de gegevens van de adverteerder niet overeen komen met de gegevens van verdachte. Derhalve dient verdachte vrijgesproken te worden van het primair ten laste gelegde.
10.3 Het oordeel van de rechtbank
10.3.1 De bewijsmiddelen
De rechtbank zal allereerst uiteenzetten welke in de wettige bewijsmiddelen vervatte feiten en omstandigheden zij redengevend acht voor het bewijs, nu de door de verdediging gevoerde verweren zien op het bewijs, en zal vervolgens onder verwijzing naar de bewijsmiddelen ingaan op de gevoerde verweren.
1. Een proces-verbaal onderzoek aan in beslag genomen goed(eren) met nummer 29-929666 van 14 januari 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar NR02-008 (doorgenummerde pag. 0377-0381 / AD).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 22 november 2011 heeft een doorzoeking plaats gevonden in perceel [adres 1] te [plaats], zijnde de woning van de verdachte [verdachte]. Tijdens deze doorzoeking zijn diverse goederen in beslag genomen. Onder meer werden de navolgende goederen in beslag genomen:
IBN-code Omschrijving goederen
Ma64.01.01.001 GSM, HTC
Ma64.04.01.005 computer compaq
Ma64.04.01.007 4 kaartlezers
Ma64.04.01.009 Houders + Ziggo kaarten
MA64.04.01.005 Computer Compaq
Op 22 november 2011 heeft een digitaal rechercheur een onderzoek ingesteld naar een desktop Compaq. Genoemde desktop bevond zich op de zolder van perceel [adres 1] te [plaats]. Bij aanvang van het onderzoek was de desktop ingeschakeld. Gezien werd dat aan de desktop een aantal smartcard readers van het merk Maxdigital gekoppeld waren. In deze smartcard readers bevonden zich een aantal smartcards van verschillende Nederlands televisieaanbieders, zoals Ziggo, Canal Digital, Tv Home, HD Plus Astra, Premieré en @Home. Genoemde desktop werd vermoedelijk gebruikt als een card sharing server.
MA64.01.01.001 GSM HTC
Op 19 december 2011 is door mij verbalisant een mobiele telefoon te weten een HTC Desire onderzocht. Uit de uitgelezen data zijn onder meer de navolgende berichten aangetroffen:
Sms-berichten:
25-11-2011 Hi: cardsharing ligt er uit? Groetjes [naam 1]
17-10-2010 Ik heb straks [naam 2] nog gesproken. Die had wel oren naar een card share opstelling. Dus ik ben benieuwd.
17-10-2010 nog niet. Geld he. Afijn. [naam 3] zit nu lekker Pillars te kijken op RTL8, met timeshift. Op jouw canaldigital. Wel gaaf allemaal zo!
17-10-2010 Heb je op Ziggo alle zenders ter beschikking?
10-11-2010 dan zal de TV hier zo direct wel wegvallen als jij reset
Gelet op de aangetroffen computeropstelling op de zolder van de verdachte [verdachte], met daaraan gekoppeld een aantal smartcard readers van het merk Maxdigital en de aangetroffen kaartlezers (MA64.04.01.007). Mede gelet op de aangetroffen berichten op zijn mobiele telefoon te weten een HTC Desire maakte de verdachte vermoedelijk gebruik van een zogeheten cardsharing opstelling, dit kennelijk met als doel, al dan niet tegen betaling van andere mensen gebruikt om de zenderpakketten, die aan deze smartcards gekoppeld waren, via het internet met andere mensen te delen.
2. Een proces-verbaal van aangifte met nummer 29-970914 van 17 februari 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 18] (doorgenummerde pag. 0390-0393 / AD).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam als informatiemanager op het landelijke aandachtsveld elektronische communicatiefraude. Van het hieronder nader omschreven feit is bij mij aangifte gedaan naar aanleiding van het onderzoek [X]. Op 14 februari 2012 hoorde ik als aangever een persoon die opgaf te zijn genaamd: [persoon 19]. Aangever is als [functie] werkzaam bij het bedrijf Ziggo en uit hoofde van zijn functie bevoegd aangifte te doen namens Ziggo. Hij verklaarde het volgende: Deze aangifte heeft betrekking op het product digitale televisie. Voor digitale televisie heb je een digitale ontvanger en een smartcard nodig. Onlangs werd ik door een medewerker van de Dienst Nationale Recherche, Unit Randstad Noord, Team 2, van het Korps Landelijke Politiediensten, op de hoogte gesteld van het feit dat zij mogelijk fraude hadden ontdekt met Ziggo smartcards. Dit betreft het fraudefenomeen bekend onder de naam card-sharing of key-sharing. Van het hiervoor bedoelde onderzoeksteam heb ik een document ontvangen waarin een beschrijving van hun bevindingen staat vermeld met betrekking tot een aangetroffen situatie bij een verdachte in hun onderzoek. Uit de gegevens die hierin staan kan ik opmaken dat hier sprake is van het fenomeen card-sharing en dat onder andere Ziggo hiervan slachtoffer is en dus benadeeld is. Ik weet niet door hoeveel personen en welke periode diensten zijn afgenomen van de illegale aanbieder te [plaats].
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 30-029419 van 3 mei 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar NR02-008 (doorgenummerde pag. 0394-0396 / AD).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 14 februari 2012 werd door [persoon 18] een aangifte opgenomen van [persoon 19] namens Ziggo N.V. Op 17 maart 2012 heb ik aangever de navolgende aanvullende vragen gesteld:
Ziggo klant kan binnen een abonnement momenteel tot maximaal 4 extra smartcards activeren. V: De verdachte [verdachte] beweert dat hij een betaalabonnement heeft bij Ziggo? A: klopt. [verdachte] is op het adres [adres 1] te [plaats] bekend bij Ziggo onder klantnummer [nummer 10]. [verdachte] heeft in totaal twee (2) smartcards op zijn klantnummer geactiveerd. In november 2009 heeft [verdachte] bij Ziggo een Digitale tv abonnement afgesloten. In de loop der tijd is deze uitgebreid met andere Ziggo producten zoals internet, telefonie en HDTV.
Het is niet toegestaan om betaalzenders en/of andere Ziggo producten en diensten te delen met anderen over het internet of op welke wijze dan ook. Deze regels zijn te vinden in de algemene basisvoorwaarden Ziggo.
Opmerking verbalisant: Door de politie is onderzoek verricht naar de bij [verdachte] in beslag genomen computer. Daarop is een lijst aangetroffen met daarop vermeld: "# [verdachte] Ziggo Client".
Uit dit proces-verbaal kan worden opgemaakt dat [verdachte] gebruik heeft gemaakt van een zogeheten cardsharing server. Gezien de computeropstelling met daarop aangesloten cardreaders, het daarop aangetroffen computerprogramma CCcam en de bij [verdachte] aangetroffen lijst "[verdachte] Ziggo clients".
4. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 29-951497 van 3 februari 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 15] (doorgenummerde pag. 1260-1269 / AD).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Tijdens doorzoeking te [adres 1] [plaats] op 22 november 2011 is een computersysteem aangetroffen waarop een groot aantal smartcards voor betaaltelevisie waren aangesloten. Dit computersysteem is in beslag genomen en voorzien van de beslagcodering MA64.04.01.005.
Bij card-sharing wordt de sleutel die uit de smartcard komt niet rechtstreeks aan de voornoemde CAM aangeboden, maar wordt via internet verspreid. Op deze manier kunnen meerdere ontvangers gebruik maken van sleutel die door de aanbieder van betaaltelevisie aan één enkele abonnee aangeboden is. Ik heb onderzoek verricht aan de forensische kopie van de harde schijf in het in beslag genomen computersysteem met de beslagcode MA64.04.01.005.
In de forensische kopie van het computersysteem heb ik meerdere kopieën van een computerprogramma met de naam CCcam aangetroffen. Uit open bronnen onderzoek op internet is mij gebleken dat CCcam een card-sharing server is. Dit is de server die de sleutel van één of meerdere smartcards voor betaaltelevisie via het Internet verspreid.
In het bestand met de naam CCcam.cfg in de directory /var/etc staat een configuratie voor het hierboven genoemde computerprogramma CCcam. Dit bestand is op 20 november 2011 voor het laatst bijgewerkt.
Uit de inhoud van dit bestand kan worden opgemaakt dat het aannemelijk is dat de in figuur 23 getoonde smartcard lezers werden gebruikt voor card-sharing. In dit bestand zijn 8 smartcard lezers geconfigureerd. Deze smartcard lezers zijn voorzien van commentaar, uit dit commentaar valt op te maken voor welke aanbieders van betaaltelevisie deze werden gebruikt, namelijk Sky Deutschland, CD NL, HD+ en Ziggo. Van de aanbieders Sky Deutschland en Ziggo zijn meerdere kaarten aanwezig.
Tevens valt uit commentaar op te maken dat sommige gebruikers betalen voor het ontvangen van de sleutels voor betaaltelevisie. Voorbeelden hiervan zijn hieronder weergegeven:
[naam 4] betaald tot 1 maart
[naam 5] buurman betaald tot 1 aug
[naam 6] betaald tot 17 aug.
Alle regels in het bestand CCcam.cfg die met F: beginnen staan voor gebruikers van de card-sharing server, dus afnemers van sleutels die door deze server gedeeld worden. Daardoor valt op te maken dat 145 afnemers van sleutels gedefinieerd zijn in dit configuratie bestand.
Tevens valt op dat enkele regels in het bestand CCcam.cfg met C: beginnen. Deze regels staan voor andere CCcam servers waar deze server weer sleutels van ontvangt.
In de forensische kopie van de tweede harde schijf van het in beslag genomen computersysteem met de beslagcode MA64.01.01.006 heb ik een e-mailbericht aangetroffen van 20 december 2009. Dit bericht is verzonden door [naam 7] aan '[persoon 18]" en is een antwoord op een eerdere email van [persoon 18]. In dit bericht vraagt [persoon 18] over het niet meer beschikbaar zijn van de zender Comedy Central Family op zijn Dreambox. [naam 7] antwoordt dat deze weer beschikbaar is na een nieuwe scan. Hij eindigt met de vraag of [persoon 18] al heeft overgemaakt. Mogelijk betreft de vraag van [naam 7] de betaling van [persoon 18] voor card-sharing. Het genoemde bestand CCcam.cnf bevat de volgende regel:
[persoon 18] betaald tot 1 juli.
10.3.2 De bewijsoverwegingen
De rechtbank, is anders dan de verdediging, van oordeel dat het beroep maken van card-sharing bewezen kan worden, gelet op de hoeveelheid afnemers (145) en het feit dat verdachte geld vraagt voor zijn 'diensten'. Het geld vragen voor de diensten blijkt uit de aangetroffen e-mail en de lijst van afnemers die is bijgewerkt tot 20 november 2011, waarbij bij sommige afnemers vermeld staat tot wanneer zij betaald hebben. Het primair ten laste gelegde kan derhalve bewezen worden.
11. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de onder 7.3, 8.3, 9.3 en 10.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
In zaak A onder 1 ten laste gelegde
op 22 november 2011 te Cuijk wapens van categorie III, te weten drie vuurwapens (merk Beretta, Mauser en RG) en een geluiddemper en munitie van categorie III, te weten (ongeveer) 720 patronen (merk Rifle match, Longrifle, Lightning, Federal Lightning, Longrifle Lapna en RG) voorhanden heeft gehad.
In zaak A onder 2 ten laste gelegde
op 22 november 2011 te Cuijk, voorwerpen, te weten een computer en passen van Mobil Spaar Card en andere toebehoren geschikt voor skimming en elementen van reisdocumenten, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren voor het opzettelijk valselijk opmaken en vervalsen van reisdocumenten en betaalpas(sen) en waardekaarten en enige andere voor het publiek beschikbare kaarten en/of voor het publiek beschikbare dragers van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten en/of verkrijgen van betalingen en/of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, zulks met het oogmerk om zichzelf of een ander te bevoordelen.
In zaak A onder 3 ten laste gelegde
op 22 november 2011 te Cuijk in het bezit was van hierna genoemde paspoort en identiteitskaarten, waarvan verdachte wist dat het vals of vervalst was, te weten:
-een Nederlands paspoort op naam van [persoon 1], bestaande die vervalsing hierin dat het voornoemde paspoort was voorzien van een tweede folielaag en een valselijk aangebracht foto en
-een Nederlandse identiteitskaart op naam van [persoon 2], bestaande die valsheid hierin dat voornoemde identiteitskaart afwijkend was van een originele identiteitskaart voor wat betreft het basismateriaal en de druktechnieken en de beveiligingstechnieken en
-een Nederlandse identiteitskaart op naam van [persoon 3], bestaande die valsheid hierin dat voornoemde identiteitskaart afwijkend was van een originele identiteitskaart voor wat betreft het basismateriaal en de druktechnieken en de beveiligingstechnieken en
-een Nederlandse identiteitskaart op naam van [persoon 4], bestaande die vervalsing hierin dat voornoemde identiteitskaart afwijkend was van een originele identiteitskaart voor wat betreft de druktechnieken en de beveiligingstechnieken en de detaillering en
-een Nederlandse identiteitskaart op naam van [persoon 5], bestaande die valsheid hierin dat voornoemde identiteitskaart afwijkend was van een originele identiteitskaart voor wat betreft het basismateriaal en de druktechnieken en de beveiligingstechnieken en
-drie Nederlandse identiteitskaarten op naam van [persoon 6], bestaande die valsheid hierin dat voornoemde identiteitskaarten afwijkend waren van een originele identiteitskaart voor wat betreft het basismateriaal en de druktechnieken en de beveiligingstechnieken.
In zaak A onder 4 ten laste gelegde
op 22 november 2011 te Cuijk opzettelijk heeft voorhanden gehad een vervalst rijbewijs op naam van [persoon 7] en valse kentekenbewijzen deel I, II en III - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware zij echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat:
-voornoemd rijbewijs was voorzien van een tweede folielaag en voorzien van een valselijk aangebracht foto en
-voornoemde kentekenbewijzen afwijkend waren van een originele kentekenbewijzen voor wat betreft het basismateriaal en de druktechnieken en de beveiligingstechnieken en waren voorzien van een nagebootst watermerk.
In zaak B primair ten laste gelegde
in de periode van 1 december 2009 tot en met 30 november 2011 te Cuijk, zijn beroep heeft gemaakt van het opzettelijk uit winstbejag bewaren en vervaardigen van een voorwerp en gegevens die kennelijk bestemd waren tot het plegen van het misdrijf om, met het oogmerk daarvoor niet volledig te betalen, door een technische ingreep en met behulp van valse signalen gebruik te maken van een dienst die via telecommunicatie aan het publiek wordt aangeboden, immers heeft hij, verdachte,
-een computerconfiguratie en smartcard lezers en een computerprogramma genaamd "CCcam" en smartcards van een aanbieder van abonneetelevisie bewaard en/of vervaardigd en
-door technische ingrepen middels eerdergenoemde computerconfiguratie en smartcard lezers en computerprogramma en smartcards via het internet abonneetelevisie ter beschikking gesteld en
-voor de aldus ter beschikking gestelde abonneetelevisie een vergoeding gevraagd en verkregen van anderen aan wie hij deze abonneetelevisie ter beschikking heeft gesteld.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
12. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
13. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
14. Motivering van de straf
14.1 De eis van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte voor de door hen in zaak A onder 1, 2, 3, 4 en in zaak B primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van voorarrest.
De officieren van justitie hebben hierbij overwogen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige feiten. Met zijn apparatuur was hij willens en wetens facilitair aan mensen die zich ten koste van anderen wederrechtelijk willen verrijken. Dat verdachte zich in of aan de rand van het criminele milieu heeft opgehouden, wordt onderstreept door het feit dat hij ook drie vuurwapens en munitie voorhanden gehad. Daarnaast heeft hij vervalste reisdocumenten, identiteitsbewijzen en kentekenbewijzen voorhanden gehad en zich schuldig gemaakt aan card-sharing. Een passende reactie kan niet anders zijn dan een gevangenisstraf, mede gelet op de LOVS-oriëntatiepunten.
14.2 Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de strafeis niet gevolgd moet worden, nu voor de stelling van het Openbaar Ministerie dat verdachte de criminaliteit zou dienen, het dossier geen enkel aanknopingspunt biedt. Ten tweede heeft verdachte geen relevante documentatie of toch in ieder geval sterk verouderde documentatie. Ten derde heeft verdachte drie maanden in voorlopige hechtenis doorgebracht, die zwaarder waren dan gebruikelijk, aangezien zijn broer ongeneeslijk ziek bleek en nog maar een beperkte levensverwachting bleek te hebben. Tot slot heeft verdachte zijn voormalige hobby ingeruild voor een nieuwe en heeft een reguliere baan. Het nog een jaar achter slot en grendel zetten dient gezien al het voorgaande maar ook zeker gezien het tijdsverloop geen enkel rechtens te respecteren belang.
Bij een bewezenverklaring verzoekt de verdediging een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van drie maanden (gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis) met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf en desnoods een werkstraf. Hiermee is verdachte voldoende gestraft volgens de verdediging.
14.3 Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Uit het bewezen verklaarde volgt dat verdachte drie wapens - één met geluidsdemper - en een grote hoeveelheid patronen in zijn woning aanwezig had. De bedoeling van verdachte voor het bezit van de drie wapens en patronen acht de rechtbank zorgelijk. De ervaring leert dat met enige regelmaat het (ongecontroleerde) bezit van wapens en munitie leidt tot schietpartijen, zulks met alle gevolgen van dien.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan card-sharing en hiermee misbruik gemaakt van het netwerk en de diensten van Ziggo en deze firma hierdoor (financieel) benadeeld. Met de aanwezige skimapparatuur, waarmee (betaal)passen kunnen worden gemanipuleerd, kan ook financieel nadeel aan anderen bezorgd worden. Voorts is het vertrouwen dat door de consument in het betaalnetwerk moet kunnen worden gesteld van groot economisch en maatschappelijk belang en wordt dat door dergelijke feiten geschaad. Tot slot heeft verdachte afbreuk gedaan aan het vertrouwen dat burgers en overheidsinstanties in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van geschriften moeten kunnen stellen, door een veelheid van valse dan wel vervalste (reis)documenten voorhanden te hebben.
De rechtbank zal geen rekening houden met eerdere veroordelingen van verdachte nu uit het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 januari 2013 betreffende verdachte blijkt dat die dateren van langer dan vijf jaar geleden.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte een reguliere baan heeft. De rechtbank acht dit een positieve ontwikkeling, maar gezien het feit dat verdachte zich aan zulke ernstige feiten schuldig heeft gemaakt, mede uit winstbejag ingegeven, dient verdachte te worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. In de eerste plaats als vergelding en voorts met als doel verdachte en anderen ervan te weerhouden in de toekomst dit soort feiten te plegen, dit laatste mede in het licht van de toenemende mate waarin dit soort delicten wordt gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het voorgaande, de eis van de officieren van justitie voldoende recht doet aan de ernst van de feiten.
15. Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen: drie wapens. Nu met betrekking tot deze voorwerpen het in zaak A onder 1 bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
16. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 57, 225, 231, 232, 234 en 326c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
17. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 2, 3 en 4 en in zaak B primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 11 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 bewezen verklaarde
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 bewezen verklaarde
Voorwerpen voorhanden hebben, wetende dat zij bestemd zijn tot het plegen van enig in artikel 231, eerste lid en 232, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 bewezen verklaarde
In het bezit zijn van een reisdocument wetende dat het vals of vervalst is, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het in zaak A onder 4 bewezen verklaarde
Opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht voorhanden hebben, wetende dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het in zaak B primair bewezen verklaarde
Zijn beroep maken van opzettelijk een voorwerp dat kennelijk is bestemd, of gegevens die kennelijk zijn bestemd, tot het plegen van het in eerste lid van artikel 326c van het Wetboek van Strafrecht bedoelde misdrijf uit winstbejag bewaren
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
4 1.00 STK Pistool
BERETTA MA64.02.003.001.001
MA64.02.003.001.001serienr.[nummer 3]sinnr.[xx]
5 1.00 STK Revolver
MAUSER L-100 MA64.02.03.001.002
MA64.02.03.001.002 gasrevolver sinnr.[xx]
6 1.00 STK Revolver
RÖHM MA64.02.03.001.003
MA64.02.03.001.003 met 6 patronen sinnr.[xx]
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J. Diemer, voorzitter,
mrs. H.A. van Eijk en J.O. Rutten, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.E. van Bruggen en I. Verkaik, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 mei 2013.
i De rechtbank doelt hier op de "Overeenkomst als bedoeld in de Aanwijzing toezeggingen aan getuigen in strafzaken", door [persoon 8] ondertekend op 22 juni 2011 en namens de Staat der Nederlanden ondertekend op 23 en 27 juni 2011.
ii De volgende afkortingen worden gebruikt: ZD (Zaaksdossier), AD (Algemeen Dossier), BD (Beslagdossier) en PD (persoonsdossier).
iii Pag. 0177-0179 / BD (proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming).
iv Pag. 0174 / BD (beslissing doorzoeking rechter-commissaris).
v Pag. 0018 / PD 07 (verhoor van verdachte inbewaringstelling).
vi Niet doorgenummerd (proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 22 november 2011).
??
??
??
??
Vonnis d.d. 3 mei 2013 inzake [verdachte]
Parketnummers: 13/997023-11 (A) en 13/997008-12 (B)
2
30