vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/539871 / KG ZA 13-449 SP/LO
Vonnis in kort geding van 23 april 2013
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser bij dagvaarding op verkorte termijn van 12 april 2013,
advocaat mr. A.E.R.B. Snel te Amsterdam,
[gedaagde],
wonende te [plaats] (Duitsland),
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 15 april 2013 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding op verkorte termijn, krachtens bevel van de voorzieningenrechter. Aan de voorwaarden verbonden aan het dagvaarden op verkorte termijn is voldaan. [gedaagde] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en [gedaagde] daarnaast een pleitnota. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. [gedaagde] heeft ter zitting medegedeeld dat hij de uitspraak in deze procedure zal afwachten en de deurwaarder daartoe ook zal instrueren in verband met de aangezegde ontruiming. Ter zitting waren aanwezig: [eiser] met mr. Snel en [gedaagde].
2. De feiten
2.1. [eiser] huurt sinds 1996 de woning aan de [adres 1] te ([postcode]) [plaats] (hierna: de woning). In 2001 is [gedaagde] eigenaar geworden van de woning alsmede de daarboven en daaronder gelegen woningen.
2.2. Bij uitspraak van 20 februari 2008 van de Huurcommissie is de huurprijs van de woning tijdelijk verlaagd vanwege verstoring van het woongenot in verband met ernstige gebreken in het gehuurde. De huurprijs is verlaagd van € 226,71 per maand naar € 165,70 per maand.
2.3. Op 18 januari 2010 is de politie de woning van [eiser] binnengetreden op grond van een jegens [eiser] gerezen verdenking van handelen in strijd met de Kernenergiewet en het Besluit stralingsbescherming. De woning, met uitzondering van de zolder, is doorzocht en daarbij zijn 533 objecten in beslag genomen, te weten vliegtuigonderdelen die stammen uit de periode van de Tweede Wereldoorlog. Een deel van de in beslag genomen objecten bleek een verhoogd (radio-actief) stralingsniveau te hebben.
2.4. In een proces-verbaal van relaas, onderzoek [adres 1] te [plaats] van de politie van 28 november 2011 staat onder meer het volgende.
(…) Op dinsdag 15 maart 2011 heeft de verdachte [eiser] een verklaring afgelegd. De verdachte verklaarde met betrekking tot het delict het volgende:
- Dat hij niet vindt dat hij iets strafbaars heeft gedaan.
- Dat hij al jaren vliegtuiginstrumenten met betrekking tot de 2e wereldoorlog verzamelt. (…)
- Dat hij niet wist dat de door hem verzamelde objecten radioactieve stoffen bevatten.
- Dat, als hij zich bewust was geweest van het risico dat hijzelf en zijn huisgenote liep ten gevolge van die radioactieve stoffen, hij het nooit op deze manier had gedaan. (…)
- Dat de verdachte geen afstand doet van de inbeslaggenomen voorwerpen die een vergunningplichtige hoeveelheid radioactieve stoffen bevatten omdat hij het nog steeds als zijn verantwoordelijkheid ziet dat de (inbeslaggenomen) collectie niet zomaar vernietigd gaat worden. (…)
2.5. Op 11 april 2012 is – op suggestie van [gedaagde] – opnieuw een huiszoeking door de politie gedaan in de woning, dit maal op de zolder, en daarbij zijn drie complete vliegtuig cockpit panelen in beslag genomen. Ook van deze objecten bevat een deel een verhoogd stralingsniveau.
2.6. Bij dagvaarding van 15 augustus 2012 heeft [gedaagde] [eiser] gedaagd voor de kantonrechter en heeft hij onder meer ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd alsmede ontruiming, op de grond van een huurachterstand en op grond van het aanwezig hebben van radioactief materiaal door [eiser]. [eiser] is in deze procedure niet verschenen.
2.7. Op 16 oktober 2012 heeft de meervoudige economische strafkamer uitspraak gedaan in de zaak tegen [eiser]. Hem is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij radioactief materiaal voorhanden heeft gehad. [eiser] is grotendeels vrijgesproken van het hem ten laste gelegde en voor het overige bewezen verklaarde deel is hij ontslagen van alle rechtsvervolging. In het vonnis staat onder meer het volgende.
(…) 5.2 De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. (…)
Op 11 april 2012 worden op zolder van perceel [adres 1] te [plaats] drie complete vliegtuig cockpit panelen aangetroffen en in beslag genomen. (…) Verdachte heeft verklaard dat hij de drie vliegtuigpanelen kort voor de inval in 2010 heeft aangeschaft. (…)
5.5 Het oordeel van de rechtbank (…)
Conclusie
Over de werkelijke verblijfsduur van de personen in de woningen aan de [adres 1] twee- en driehoog en over de omvang van de collectie van verdachte in het jaar 2009 en daarmee over de hoeveelheid straling die het afgaf in dat jaar bestaat te veel onduidelijkheid. Het staat daarom naar het oordeel van de rechtbank niet buiten gerede twijfel dat personen gedurende een dusdanige tijd aan straling zijn blootgesteld dat de dosislimieten uit de artikelen 48 en 49 zijn overschreden. Om die reden dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. (…)
Conclusie
De rechtbank acht het onder 3 subsidiair ten laste gelegde bewezen, met uitzondering van het opzet, voor wat betreft de 47 (…) objecten die niet onder de uitzonderingssituatie van artikel 30 Bs (Besluit stralingsbescherming, vzr.) vallen. (…)
8. De strafbaarheid van de verdachte
(…) Dit leidt ertoe dat verdachte naar het oordeel van de rechtbank geen enkele indicatie had dat zijn haandelen wel eens strafbaar zou kunnen zijn. De rechtbank wordt gesterkt in haar overtuiging dat verdachte geen enkele aanleiding zag om te informeren naar de toelaatbaarheid van zijn handelen door het feit dat hijzelf degene is geweest die het grootste gezondheidsrisico heeft gelopen. Hij verzamelde deze instrumenten al jaren en bracht de meeste tijd door in de buurt van zijn verzameling. (…) heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij ‘het nooit op die manier zou doen’ als hij zich bewust was geweest van het risico. Aangezien eventuele schadelijke gevolgen voor de gezondheid voor hem het grootst zouden zijn, acht de rechtbank deze verklaring van verdachte zeer aannemelijk. Het beroep op de schulduitsluitingsgrond afwezigheid van alle schuld slaagt. (…)
10. Beslissing
De rechtbank (…)
Verklaart het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan (…).
Verklaart verdachte voor het onder feit 3 subsidiair bewezene niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging ter zake daarvan. (…)
2.8. De kantonrechter heeft op 22 oktober 2012 een tussenvonnis gewezen in de ontbindingsprocedure, waarna [gedaagde] op verzoek van de kantonrechter een akte heeft genomen. In die akte staat onder meer het volgende.
(…) PV van verhoor dd 15 maart 2011 (…) [eiser] verklaart daarin o.a. (…) dat hij bij
wetenschap het nooit op deze manier had gedaan’. In werkelijkheid echter, bevonden er zich toen nog steeds radioactieve zaken in de woning, nl. in de daarvoor apart geschapen bergruimte op de 4e verdieping, en liet [eiser] die gewraakte situatie bewust en onverminderd voortduren, daarbij dergelijke gevaren voor de gezondheid voor (alle) omwonenden, bewust op de koop nemende. (…)
2.9. Vervolgens heeft de kantonrechter op 30 januari 2013 uitspraak gedaan en is [eiser] bij verstek veroordeeld tot ontruiming van de woning en is de huurovereenkomst ontbonden. In het vonnis van 30 januari 2013 staat onder meer het volgende.
(…) Aan eiser is verzocht zijn vordering ten aanzien van het opslaan van radio-actief materiaal en de gevolgen ervan nader toe te lichten. Eiser heeft daarop een akte genomen. 3. Op het verzoek om te onderbouwen dat gedaagde ook nog na januari 2010 radio-actief materiaal zou hebben opgeslagen heeft eiser bij akte verwezen naar een bij productie 2 bij de dagvaarding gevoegd tweede proces-verbaal, dat in de onderbouwing bij dagvaarding niet met zoveel woorden is genoemd.
4. Gelet daarop is de vordering tot ontbinding/ontruiming als niet kennelijk ongegrond of onrechtmatig bij verstek toewijsbaar. (…)
5. De vordering tot betaling van huurachterstand berust op het niet erkennen door eiser van een uitspraak van de huurcommissie uit 2007. Eiser meent dat deze uitspraak geen betrekking kan hebben op de huurverhouding tussen partijen, omdat deze uitspraak is gericht tegen een niet bestaande althans onjuiste (rechts)persoon als verhuurder. Daarmee ontkent eiser evenwel niet dat deze uitspraak betrekking heeft op de woning in kwestie wat geen andere conclusie toelaat dan dat deze uitspraak betrekking heeft op de huurverhouding tussen partijen. Dat betekent dat thans niet uitgegaan kan worden van huurachterstand, daar eiser niet stelt dat gedaagde zich bij zijn betalingsgedrag niet aan deze uitspraak heeft gehouden. De vordering tot betaling van huurachterstand is daarom als kennelijk ongegrond niet toewijsbaar. (…)
2.10. Bij exploot van 12 april 2013 is namens [eiser] een dagvaarding betekend in de verzetprocedure tegen het vonnis van 30 januari 2013.
2.11. Namens [gedaagde] is ontruiming van de woning aangezegd op 15 april 2013. Ter zitting heeft [gedaagde] medegedeeld dat hij het onderhavige vonnis zal afwachten alvorens verdere executiemaatregelen te nemen.
3.1. [eiser] vordert samengevat - schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 30 januari 2013, totdat uitspraak is gedaan in de verzetprocedure, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2. [eiser] heeft ter onderbouwing van zijn vordering – samengevat en voor zover van belang – het volgende gesteld. [gedaagde] probeert hem en zijn bovenbuurman al sinds 2011 uit de woning te krijgen, door middel van procedures, pesterijen en intimidaties. [eiser] heeft de dagvaarding die heeft geleid tot het vonnis van 30 januari 2013 nooit ontvangen en hij verdenkt [gedaagde] ervan dat hij die heeft onderschept. [gedaagde] heeft immers de sleutel van het pand en de post voor [eiser] valt direct achter de voordeur op de mat. [eiser] heeft in de andere met [gedaagde] gevoerde procedures ook nooit verstek laten gaan. Van het verstekvonnis heeft hij pas op 10 april 2013 kennis genomen. Inmiddels heeft [eiser] verzet ingesteld tegen het verstekvonnis en hij is ervan overtuigd dat de kantonrechter anders zou hebben geoordeeld als hij verweer had kunnen voeren. De kantonrechter kende het vonnis van de strafrechter van 16 oktober 2012 niet en uit de door [gedaagde] genomen akte blijkt dat hij het tegenover de kantonrechter heeft doen voorkomen alsof [eiser] bewust is doorgegaan met het verzamelen van vliegtuigonderdelen na de eerste huiszoeking van 18 januari 2010. In werkelijkheid is het zo gegaan dat de politieagenten die dag niet op de zolder hebben gekeken omdat ze daar waarschijnlijk niet aan gedacht hebben. De panelen die in 2012 in beslag zijn genomen bevonden zich in 2010 ook al op zolder, zoals ook blijkt uit het strafvonnis, en [eiser] was ze vergeten omdat ze achter grote stapels dozen stonden.
3.3. [gedaagde] voert – samengevat en voor zover van belang – het volgende verweer. De dagvaarding en het verstekvonnis van 30 januari 2013 zijn op correcte wijze betekend, zodat ervan uit mag worden gegaan dat [eiser] kennis heeft kunnen nemen van die stukken. [gedaagde] heeft bezwaar tegen de beschuldiging van [eiser] dat hij de dagvaarding in de ontbindingsprocedure onderschept heeft en dat hij [eiser] geïntimideerd heeft. Hij voert verder aan dat vanwege de ernst van de gedragingen van [eiser] – het jarenlang in gevaar brengen van omwonenden door het illegaal houden van radioactieve vliegtuigonderdelen – niet langer van hem als verhuurder verwacht kan worden dat hij de woning aan [eiser] verhuurt. Er is bovendien sprake van een gevaar voor herhaling. [eiser] is immers een verwoed verzamelaar en ook na de politie-inval van januari 2010 is [eiser] nog doorgegaan met het verzamelen van radioactieve onderdelen, zoals blijkt uit het feit dat in 2012 wederom een groot aantal onderdelen in beslag is genomen. [eiser] heeft hoger beroep tegen het strafvonnis ingesteld en daarin bezwaar gemaakt tegen de onttrekking aan het verkeer van een groot deel van de in beslag genomen objecten. Hij heeft teruggave daarvan verzocht.
4. De beoordeling
4.1. Voor zover [gedaagde] zich beroept op nietigheid van de dagvaarding wordt dit beroep verworpen. Ter terechtzitting heeft [eiser] aangetoond dat [gedaagde] ter zake de executie van het vonnis van de kantonrechter domicilie heeft gekozen bij de deurwaarder, alwaar het exploot binnen de door de voorzieningenrechter gestelde termijn is betekend. Dat [gedaagde] door het uitbrengen van de dagvaarding op verkorte termijn in zijn verdediging en belangen is benadeeld valt overigens, waar hij ter terechtzitting is verschenen en aan de hand van producties en een pleitnota verweer heeft kunnen voeren, niet in te zien.
4.2. Het in geschil zijnde vonnis is een verstekvonnis. Het daarin neergelegde oordeel berust derhalve niet op een tussen partijen gevoerd debat en op een op grond daarvan afgewogen oordeel. De in de rechtspraak (HR 22 april 1983, NJ 1984, 145) ontwikkelde norm, dat voor schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis slechts plaats is indien het vonnis klaarblijkelijk berust op een juridische of feitelijke misslag, of indien de executie op grond van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard, moet bij een geschil over de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis ruimhartig worden toegepast. Grond voor schorsing van de tenuitvoerlegging bestaat eveneens indien de executant geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitslag van de verzetprocedure tot tenuitvoerlegging over te gaan.
4.3. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. De kantonrechter heeft de ontbinding van de huurovereenkomst – kennelijk – gebaseerd op de (in de nadere akte van [gedaagde] gestelde) omstandigheid dat [eiser] ook na januari 2010 nog radioactief materiaal heeft opgeslagen. [gedaagde] heeft daartoe twee processen-verbaal overgelegd, waarin onder meer staat dat in april 2012 een tweede huiszoeking is gedaan waarbij wederom radioactief materiaal in beslag is genomen. De kantonrechter heeft niet de beschikking gehad over het vonnis van de strafrechter van 16 oktober 2012. Uit dat vonnis komen in zoverre nieuwe feiten naar voren dat [eiser] grotendeels is vrijgesproken en voor het overige is ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij niet wist dat de vliegtuigonderdelen van zijn verzameling radioactief materiaal bevatten. Tevens blijkt uit het vonnis dat de rechtbank tot uitgangspunt heeft genomen dat de panelen en andere onderdelen die op 11 april 2012 in beslag zijn genomen zich reeds voor 18 januari 2010 in de woning bevonden. Aannemelijk is dat de kantonrechter die [eiser] bij verstek heeft veroordeeld anders zou hebben beslist indien hij op de hoogte was geweest van deze omstandigheden en het verweer van [eiser]. Al met al acht de voorzieningenrechter de kans van slagen in de verzetprocedure daarom niet zo gering dat de vordering dient te worden afgewezen. [gedaagde] heeft bovendien onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zijn belang bij ontruiming van de woning zo groot is dat niet de verzetprocedure kan worden afgewacht. Van een huurachterstand is immers geen sprake. Tevens is onvoldoende aannemelijk dat er zich thans nog radioactieve materialen in de woning bevinden, nu alle vliegtuigonderdelen bij de twee huiszoekingen in beslag zijn genomen. Dat van de zijde van [eiser] nog gevaar voor herhaling bestaat, zoals [gedaagde] heeft betoogd, wordt niet aannemelijk geacht. [eiser] heeft in dat verband gesteld dat hij de bij hem in beslag genomen goederen niet in de woning terug wil. Dat hij in hoger beroep de in beslag genomen objecten terugvordert is omdat hij niet wil dat zijn verzameling verloren gaat. Hij wil daar een geschikte plaats voor vinden, bijvoorbeeld een museum. Nu hij weet dat de objecten een gevaar voor de gezondheid vormen zal hij ze natuurlijk – mocht hij ze terug krijgen – nooit meer in zijn woning opslaan. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
4.4. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. [gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat hij rauwelijks is gedagvaard, maar niet is gebleken dat hij na die dagvaarding en voor de geplande zitting van 15 april 2013 contact heeft gezocht met [eiser] om hem mede te delen dat hij hem nog wel een paar weken de tijd wilde geven alvorens tot ontruiming over te gaan, om op die manier de kort gedingprocedure te voorkomen. Bovendien heeft [gedaagde] ter zitting verklaard dat hij niet bereid is de uitkomst van de verzetprocedure af te wachten. Aan [eiser] kan niet worden tegengeworpen dat hij is overgegaan tot dagvaarden op 12 april 2013, nu de ontruiming is aangezegd voor 15 april 2013. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 92,82
- griffierecht 274,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.182,82
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 30 januari 2013 totdat in de verzetprocedure tegen dat vonnis is beslist,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.182,82,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.P. Pompe, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. L. Oostinga, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2013.?