ECLI:NL:RBAMS:2013:CA0954

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13/677050-10 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van verboden vuurwapens en munitie

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 maart 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van verboden vuurwapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 december 2010 in zijn woning in Vianen een gaspistool, een gasrevolver en 198 patronen in zijn bezit had. De verdachte verklaarde dat hij de vuurwapens in België had gekocht met de intentie deze aan zijn zoon te geven. De rechtbank oordeelde dat het bezit van deze wapens en munitie in Nederland zonder vergunning verboden is en dat de verdachte zich bewust was van het illegale karakter van zijn handelen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van twee andere tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het derde feit, namelijk het voorhanden hebben van de wapens en munitie. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure en heeft de opgelegde taakstraf van 100 uren met 5% verminderd. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 95 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. De rechtbank heeft ook de psychiatrische problematiek van de verdachte in overweging genomen, wat heeft geleid tot een lagere straf dan oorspronkelijk door het Openbaar Ministerie was geëist.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/677050-10 (Promis)
Datum uitspraak: 21 maart 2013
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1960],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [postcode] [plaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 februari 2013, 26 februari 2013 en 7 maart 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. A.J.M. Vreekamp en P.C. Velleman en van wat de raadsman van verdachte, mr. C.A. Madern, naar voren heeft gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 12 oktober 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachten rade) [A] en/of [B] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet (en na kalm
beraad en rustig overleg), naar die [A] en/of die [B] en/of die tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) is/zijn toegelopen en/of met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, die [A] en/of [B] in het hoofd/nek en/of in de buik, in elk geval in het (boven)lichaam, heeft/hebben geschoten;
2.
hij op of omstreeks 12 oktober 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapen(s) van categorie II of III, en/of munitie van categorie II of III, voorhanden heeft/hebben gehad;
3.
hij op of omstreeks 08 december 2010 te Vianen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapen(s) en/of munitie van categorie III (een gaspistool en/of en gasrevolver en/of 198, in elk geval een of meer patro(o)n(en)) voorhanden heeft/hebben gehad;hij op of omstreeks 08 december 2010 te Vianen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapen(s) en/of munitie van categorie III (een gaspistool en/of en gasrevolver en/of 198, in elk geval een of meer patro(o)n(en)) voorhanden heeft/hebben
gehad.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Verzoek tot voegen verklaringen
Het Openbaar Ministerie heeft de rechtbank ter terechtzitting van 26 februari 2013 verzocht de verklaringen die de medeverdachten [C] en [D] ter terechtzitting – als verdachte in hun eigen gelijktijdig behandelde, maar niet gevoegde zaken – hebben afgelegd, te voegen in het dossier van alle andere verdachten. Op 28 februari 2013 heeft het Openbaar Ministerie verzocht de verklaring die medeverdachte [E] ter terechtzitting – als verdachte in zijn eigen gelijktijdig behandelde, maar niet gevoegde zaak – heeft afgelegd ook te voegen in het dossier van alle andere verdachten. Gelet op de door het Openbaar Ministerie gevorderde vrijspraken, ziet de rechtbank hiervoor in de strafzaak tegen verdachte geen reden.
5. Beoordeling van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
5.1. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben zich – in hun schriftelijk requisitoir uitgebreid en hier zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat verdachte van het hem onder 1 en 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – in zijn schriftelijke pleitnota uitgebreid en hier zakelijk weergegeven – eveneens op het standpunt gesteld dat verdachte van het hem onder 1 en 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman – op de door hen aangevoerde gronden – is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich aan het hem onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft schuldig gemaakt. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
6. Beoordeling van het onder 3 ten laste gelegde
6.1. Feiten en omstandigheden
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Verdachte is op 8 december 2010 aangehouden in zijn toenmalige woning aan de Johan Wolfertstraat 2 te Vianen. Voornoemde woning is diezelfde dag doorzocht. In de kluis in de kruipruimte in de kelder van de woning zijn 198 patronen aangetroffen. In een kelderkast in de kruipruimte zijn een zwart vuurwapen en een revolver aangetroffen.
Het zwarte vuurwapen blijkt na onderzoek een vuurwapen in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie te zijn. De twee patronen die in het vuurwapen zijn aangetroffen, zijn munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie. Voornoemde revolver blijkt na onderzoek een vuurwapen in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie. De vijf knalpatronen die zich daarin bevinden zijn munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie. De 198 patronen die zijn aangetroffen in de kluis in de kruipruimte blijken na onderzoek eveneens munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie te zijn.
Verdachte heeft verklaard dat hij de vuurwapens in België heeft gekocht, met de intentie om deze met Kerst aan zijn zoon te geven. De 198 patronen zijn van verdachte.
6.2. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft betoogd dat het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij baseert zich daarbij op het proces-verbaal van de doorzoeking, de bekennende verklaring van verdachte en het wapenrapport.
6.3. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet wist dat de aangetroffen vuurwapens in Nederland verboden waren. Verdachte verkeerde daarnaast in de veronderstelling dat de 198 patronen niet meer te gebruiken waren.
6.4. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij de vuurwapens, die bij hem in de kelder van zijn woning in beslag zijn genomen, in België heeft gekocht. Het is een feit van algemene bekendheid dat het bezit van vuurwapens en munitie zonder vergunning of ontheffing daartoe in Nederland verboden is. Gelet op de plaats waar de vuurwapens en de munitie zijn aangetroffen, kan bovendien worden gezegd dat verdachte deze had verborgen. De rechtbank leidt uit vorengaande af dat verdachte zich (in meerdere of mindere mate) bewust is geweest van het verboden karakter van zijn handelen. Gelet daarop acht de rechtbank – anders dan de raadsman – bewezen dat verdachte opzettelijk in strijd met de Wet wapens en munitie heeft gehandeld.
6.5. Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
1. Een proces-verbaal van aanhouding, ongenummerd, van 8 december 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van het arrestatieteam AOE MN 05 en AOE MN 22, doorgenummerde pag. I2-I3.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven:
Op 8 december 2010 hebben wij buiten heterdaad als verdachte aangehouden [verdachte], geboren op [1960] te [plaats], wonende [adres 1] te [plaats]. De verdachte werd aangehouden in de woning gelegen aan [adres 1] te [plaats].
2. Een proces-verbaal van doorzoeking met nummer 2010251678-237 van 8 december 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [F], doorgenummerde pag. I21-I22.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 8 december 2010 heeft onder leiding van de rechter-commissaris mr. D.C.P.M. Straver een doorzoeking plaatsgevonden in de [adres 1] te [plaats]. Tijdens de doorzoeking werden de op de bijlage genoemde goederen aangetroffen en in beslag genomen.
3. Een geschrift (de rechtbank begrijpt: bijlage bij een proces-verbaal van doorzoeking met nummer 2010251678-237), ongenummerd en ongedateerd, doorgenummerde pag. I27-I28.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in (de rechtbank begrijpt: als in beslag genomen goederen), zakelijk weergegeven:
198 patronen aangetroffen in de kluis in de kruipruimte in de kelder van [adres 1] te [plaats]
zwart vuurwapen aangetroffen in kruipruimte in kelderkast in [adres 1] te
blauwe doos [plaats]
revolver aangetroffen in kruipruimte in kelderkast in [adres 1] te
blauwe doos [plaats].
4. Een proces-verbaal en kennisgeving van inbeslagneming met nummer 2010251678-233 van 8 december 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [G], doorgenummerde pag. P306-P307.
Dit proces-verbaal en kennisgeving van inbeslagneming houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Op 8 december 2010 heb ik geconstateerd: het vuurwapen zat in een blauwe doos, in een plastic zak. Deze zak werd aangetroffen in kruipruimte van kelderkast (de rechtbank begrijpt: aan de [adres 1] te [plaats]). Ik heb de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Volgnummer: 1
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof (3964674)
Object: Vuurwapen
5. Een proces-verbaal en kennisgeving van inbeslagneming met nummer 2010251678-234 van 8 december 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [G], doorgenummerde pag. P309-P310.
Dit proces-verbaal en kennisgeving van inbeslagneming houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Op 8 december 2010 heb ik geconstateerd: de revolver zat in een blauwe doos, in een plastic zak. In deze zak zat tevens een blauwe doos met vuurwapen. Deze zak werd aangetroffen in kruipruimte van kelderkast (de rechtbank begrijpt: aan de [adres 1] te [plaats]). Ik heb de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Volgnummer: 1
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof (3964689)
Object: Vuurwapen (revolver)
6. Een proces-verbaal en kennisgeving van inbeslagneming met nummer 2010251678-227 van 8 december 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [H], doorgenummerde pag. P288-P289.
Dit proces-verbaal en kennisgeving van inbeslagneming houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Op 8 december 2010 heb ik geconstateerd: tijdens een zoeking in perceel [adres 1] te [plaats] zijn de patronen aangetroffen. Ik heb de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Volgnummer: 1
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof (3964635)
Object: Munitie
Aantal/eenheid: 198 patronen
7. Een proces-verbaal van technisch onderzoek met nummer 2010251678 van 9 december 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [J], doorgenummerde pag. A294-A297.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Na inbeslagneming van 2 pistolen en munitie op 8 december 2010 werden mij de volgende items overgedragen.
Itemnummer 3964674
Voorwerp Gas pistool
Het pistool was in een doos. Daarin was tevens een patroonmagazijn met daarin 2 patronen.
Dit pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie.
Genoemde patronen zijn munitie in de zin van artikel 1, onder 4e, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
Itemnummer 3964689
Voorwerp Gas revolver
De revolver was in een doos. Daarin waren tevens 5 knal patronen.
De revolver is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie.
Genoemde patronen zijn munitie in de zin van artikel 1, onder 4e, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
Itemnummer 3964635
Aantal 198
Voorwerp randvuur patronen
Deze patronen zijn munitie in de zin van artikel 1, onder 4e, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
8. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2010251678 van 8 december 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [K] en [L], doorgenummerde pag. I29-I36.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
De 2 vuurwapens in de kelder waren voor mijn zoon. Ik wilde ze met Kerst aan mijn zoon geven. Het zijn alarmpistolen. Die kan je in België kopen. Ik kocht ze daar ook. De 198 patronen waren ooit van een oom van mij. Die zijn al oud. Ze zijn nu van mij.
7. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 6.5. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 8 december 2010 te Vianen, wapens en munitie van categorie III, te weten een gaspistool en een gasrevolver en meer patronen voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
8. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
9. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
10. Motivering van de straffen en maatregelen
10.1. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem onder 3 bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat een straf gelijk aan het voorarrest passend is.
10.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van verboden vuurwapens en munitie in zijn woning in [plaats]. Het voorhanden hebben van vuurwapens levert een onaanvaardbaar risico op het gebruik daarvan op. Dat verdachte de verboden wapens en munitie in zijn woning voorhanden had en niet op de openbare weg, maakt dat niet anders. Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een onvoorwaardelijke straf die gelijk is aan het voorarrest, zoals door de raadsman verzocht.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport van 5 mei 2011 betreffende verdachte, opgemaakt door psychiater T.J. Holwerda. Deze concludeert in zijn rapport dat bij verdachte sprake is van complexe psychiatrische problematiek. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat bij verdachte tijdens de ten laste gelegde feiten sprake was van verslavingsproblematiek, intoxicatieproblematiek en psychiatrische problematiek. Verdachte moet in het algemeen in staat worden geacht het wederrechtelijke van zijn handelen in te zien. Het is volgens de psychiater aannemelijk dat het denken, voelen en handelen van verdachte in aanloop naar en tijdens het ten laste gelegde deels werd bepaald door het geheel van voornoemde problematiek. Ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid wordt geadviseerd verdachte te zien als een man die door deze problematiek met bijbehorend omneveld bewustzijn en overzichtsverlies, verminderd in staat was de consequenties van zijn handelen te overzien. De rechtbank wordt dan ook geadviseerd verdachte ten aanzien van het hem ten laste gelegde als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank neemt de conclusie van dit rapport over en maakt deze tot de hare. De rechtbank ziet daarin aanleiding om naar beneden af te wijken van de door de officier van justitie geformuleerde eis.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 20 februari 2013. Daaruit kan worden afgeleid dat verdachte sinds oktober 2010 niet opnieuw wegens een soortgelijk misdrijf met politie en justitie in aanraking is gekomen.
In het arrest van 17 juni 2008 (LJN BD2578) heeft de Hoge Raad de eerdere jurisprudentie met betrekking tot de berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid EVRM samengevat. De behandeling van een strafzaak dient in beginsel te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar. Als regel geldt dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de op te leggen straf.
De overschrijding van de redelijke termijn bedraagt in deze zaak ruim vijf maanden, terwijl er geen sprake is van een bijzondere omstandigheid die een dergelijke overschrijding kan rechtvaardigen. Van een voortvarende behandeling van de zaak door de bevoegde autoriteiten is derhalve onvoldoende sprake geweest. Het feit dat enige tijd moest worden gewacht alvorens het verhoor van [A] bij de rechter-commissaris kon plaatsvinden, maakt dat niet anders. Dat verhoor was immers in juni 2012 afgerond, terwijl de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen verdachte pas op 25 februari 2013 is aangevangen. Uit het arrest van de Hoge Raad volgt dat bij een overschrijding van de redelijke termijn met zes maanden of minder de straf wordt verminderd met 5 %. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de overschrijding van de redelijke termijn de in beginsel passend geachte werkstraf van 100 (honderd) uren met 5 % verminderd dient te worden.
Alles afwegend acht de rechtbank een straf van na te noemen duur passend en geboden.
11. Ten aanzien van de benadeelde partij
In het dossier bevindt zich een vordering benadeelde partij van [A] met daarop vermeld het parketnummer van de strafzaak tegen verdachte.
Gelet op het betoog van het Openbaar Ministerie ter terechtzitting dat voornoemde vermelding onjuist is en dat de vordering moet worden geacht enkel te zijn ingediend in de strafzaak tegen verdachte [M], zal de rechtbank de vermelding van het parketnummer van de strafzaak tegen verdachte als een kennelijke vergissing en de vordering als niet ingediend in deze zaak beschouwen. De rechtbank zal dan ook de vordering in dit vonnis onbesproken laten.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c (oud), 22d (oud) en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
13. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 95 (vijfennegentig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 47 (zevenenveertig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M.J. Lommen-van Alphen, voorzitter,
mrs. C.A.E. Wijnker en N.J. Koene, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Veldman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 maart 2013.