ECLI:NL:RBAMS:2013:CA0035

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/13/537543 / KG ZA 13-283 HB/MB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor zorgverleningsovereenkomst en statutenwijziging Stichting Eigen Huis Amsterdam-Noord

In deze zaak vorderden de eiseressen, vertegenwoordigers van een woongroep voor verstandelijk gehandicapte vrouwen, vervangende toestemming van de voorzieningenrechter om een zorgverleningsovereenkomst aan te gaan met een nieuwe zorgaanbieder, WoondroomZorg (WDZ). De Stichting Eigen Huis Amsterdam-Noord, die de woonvoorzieningen beheert, had eerder een overeenkomst met Philadelphia Zorg, maar deze was opgezegd. De moeder en stiefvader van een van de bewoonsters, gedaagde, blokkeerden de nieuwe overeenkomst, wat leidde tot een juridische impasse. De voorzieningenrechter oordeelde dat het blokkeren van de overeenkomst onrechtmatig was jegens de andere bewoonsters die wel met de nieuwe zorgaanbieder in zee wilden. De voorzieningenrechter verleende vervangende toestemming voor het aangaan van de zorgverleningsovereenkomst en de wijziging van de statuten van de Stichting, zodat ook niet-familieleden in het bestuur kunnen zitting nemen. Dit was noodzakelijk om de continuïteit van de zorg voor de bewoonsters te waarborgen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Stichting, ondanks de bezwaren van gedaagde, rechtsgeldig vertegenwoordigd was en dat er een spoedeisend belang was bij de gevraagde voorzieningen. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/537543 / KG ZA 13-283 HB/MB
Vonnis in kort geding van 29 maart 2013
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING EIGEN HUIS AMSTERDAM-NOORD,
gevestigd te Amsterdam,
en
2. [eiseres 2],
vertegenwoordigd door haar moeder, tevens curator, [A],
3. [eiseres 3],
vertegenwoordigd door haar zusters, [B] en [C],
4. [eiseres 4],
5. [eiseres 5],
vertegenwoordigd door haar ouders, [D] en [E],
6. [eiseres 6],
vertegenwoordigd door haar vader, tevens curator [F] en diens partner [G],
allen wonende te [plaats],
eiseressen bij dagvaarding van 12 maart 2013,
advocaat mr. M. Westerveld te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
vertegenwoordigd door haar moeder [H] en diens partner
mr. [J]
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. J.H.H. Baljet te Amsterdam.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 21 maart 2013 hebben eiseressen, eiseres sub 1 hierna ook: de Stichting en eiseressen sub 2 tot en met 6 ook: [eiseres 2] c.s., gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagde, hierna ook: [gedaagde], heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Alle partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Vonnis is bepaald op heden. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter in grote lijnen kenbaar gemaakt hoe zijn beslissing zal luiden en partijen in overweging gegeven hun geschil alsnog in der minne op te lossen en hem, als dat zou lukken, daarvan terstond voorafgaand aan de vonnisdatum, in kennis te stellen. De voorzieningenrechter hebben echter geen berichten bereikt dat partijen daarin zijn geslaagd.
Ter zitting waren aanwezig:
Aan de zijde van eiseressen: [A] (moeder, tevens curator van eiseres sub 2), [B] en [C] (zusters van eiseres sub 3), [D] en [E] (ouders van eiseres sub 5), [F] (vader, tevens curator van eiseres sub 6, hierna: [F]) en diens partner [G] (hierna: [G]), [K], adviseur, en mr. Westerveld;
Aan de zijde van [gedaagde]: [H] (moeder van [gedaagde], hierna [H]) en haar echtgenoot mr. [J] (hierna: [J]) en mr. Baljet.
2. De feiten
2.1. De Stichting is opgericht op 6 juni 1996 en heeft ten doel het opzetten en in stand houden (eventueel exploiteren) van woonvoorzieningen voor vrouwen met een verstandelijke handicap, ongeacht hun woonniveau.
2.2. [eiseres 2] c.s. en [gedaagde] (hierna: de bewoonsters) vormen samen een woongroep ten behoeve waarvan de Stichting zich inzet. De Stichting huurt woonruimte voor de bewoonsters en verhuurt deze aan hen onder, op basis van (tot op heden) individuele huurovereenkomsten. Daarnaast sluit de Stichting een samenwerkingsovereenkomst met een erkende zorginstelling (thans: de Stichting Philadelphia Zorg, hierna: Philadelphia) ten behoeve van de zorgverlening aan de bewoonsters. De bewoonsters beschikken ieder over een PGB (Persoonsgebonden Budget) en hun woonruimte is gelegen aan de [adres 1] te [plaats].
2.3. In de oorspronkelijke statuten van de Stichting (hierna: de statuten) is onder meer het volgende vermeld:
“BESTUUR.
Artikel 3.
1. De Stichting wordt bestuurd door een bestuur, bestaande uit tenminste drie en ten hoogste negen leden, te benoemen uit familieleden van (toekomstige) bewoonsters van de woonvoorziening, en wel minstens één per betrokken familie (…).
Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een vice-voorzitter, een secretaris en een penningmeester die tezamen het dagelijks bestuur vormen; (…)
2. Het bestuur blijft bevoegd indien het uit minder dan het vastgestelde minimum bestaat.
(…)
5. Een bestuurslid kan te allen tijde door een eenstemmig besluit van andere bestuursleden worden ontslagen of geschorst, met een meerderheid van twee/derde der stemmen in een speciaal daartoe bijeengeroepen vergadering waarin tenminste twee/derde van de bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd is.
Indien op een zodanige vergadering het quorum als voormeld niet aanwezig of vertegenwoordigd is, zal een tweede vergadering worden bijeengeroepen (…); voor de rechtsgeldigheid van het besluit, in deze tweede vergadering genomen, is geen quorum vereist, doch blijft het vereiste van een twee/derde meerderheid gehandhaafd.
(…)
6. Men houdt voorts op lid van het bestuur te zijn:
(…)
d. door ontslag door de rechtbank.
(…)
Artikel 4
(…)
2. Bij verschil van mening tussen de overblijvende bestuursleden omtrent de benoeming, alsmede wanneer alle bestuursleden mochten komen te ontbreken en voorts indien de overgebleven bestuursleden zouden nalaten binnen een redelijke termijn in de vacature(s) te voorzien, zal de voorziening geschieden door de rechtbank op verzoek van iedere belanghebbende of op vordering van het openbaar ministerie.
VERTEGENWOORDIGING.
Artikel 6.
De Stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door drie gezamenlijk handelende leden van het dagelijks bestuur.
(…)
BESTUURSVERGADERINGEN.
Artikel 9.
(…)
3. Bestuursleden kunnen zich in vergadering bij volmacht doen vertegenwoordigen;
(…)
STEMMINGEN.
Artikel 10.
Voor zover niet anders bepaald, worden alle besluiten genomen bij meerderheid van stemmen.
(…)
STATUTENWIJZIGING
Artikel 13.
1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen.
Het besluit daartoe zal slechts kunnen worden genomen met tenminste twee/derde der stemmen in een vergadering, waarin alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
2. De wijziging treedt niet in werking dan nadat hiervan een notariële akte is opgemaakt. (…)
Artikel 16
In alle gevallen waarin noch de statuten, noch een huishoudelijk reglement voorzien, beslist het bestuur.”
2.4. In de notulen van een ‘extra’ vergadering van de Stichting die heeft plaatsgevonden op 7 april 2010 is vermeld dat het bestuur heeft besloten dat [J] nooit meer als adviseur of onderhandelaar voor de Stichting mag optreden en dat [H] met onmiddellijke ingang uit haar functie van voorzitter wordt gezet. [J] en [H] waren tijdens deze vergadering niet aanwezig.
2.5. Op 28 april en op 11 mei 2010 hebben bestuursvergaderingen van de Stichting plaatsgevonden. Volgens het verslag van de vergadering van 28 april 2010 is [F] tot voorzitter van het bestuur benoemd. Ook tijdens deze vergaderingen was [H] niet aanwezig. Tijdens de vergadering van 11 mei 2010 is een besluit genomen tot wijziging van de statuten, waarbij de volgende tekst is vastgesteld:
“Artikel 3.
Lid 1.
De stichting wordt bestuurd door een bestuur bestaande uit tenminste drie en ten hoogste twaalf leden, te benoemen uit familieleden, curatoren en aangewezenen van de (toekomstige) bewoonsters van de woonvoorziening, en wel minstens één per betrokken familie en die onderling hun werkzaamheden verdelen.”
Alle toenmalige bestuursleden – te weten [A], [D], [E], [F], [G] (hiervoor vermeld als aanwezig ter zitting), de ouders van eiseres sub 3 en de bewindvoerder/mentor van eiseres sub 4 – zijn met deze statutenwijziging akkoord gegaan, met uitzondering van (de afwezige) [H].
De statutenwijziging is op 31 oktober 2012 vastgelegd bij akte, verleden voor
mr. [L], notaris te [plaats] (hierna: de notaris).
2.6. Per brief van 28 juni 2012 heeft Philadelphia de overeenkomst(en) met de Stichting en de bewoonsters opgezegd, met ingang van 1 januari 2013, aangezien partijen het niets eens konden worden over (onder meer) de tarieven.
2.7. Eind 2012 is het bestuur in gesprek gegaan met de besloten vennootschap WoondroomZorg B.V. (hierna WDZ), over de overname van de zorg voor de bewoonsters. WDZ heeft de Stichting in dit verband een samenwerkings-overeenkomst en een dienstverleningsovereenkomst (als producties 10 en 11 door eiseressen in het geding gebracht) aangeboden.
2.8. Onder de gedingstukken (productie 12 van eiseressen) bevindt zich voorts een zorgverleningsovereenkomst (ook wel (zoals in het petitum van de dagvaarding onder b) zorgovereenkomst genoemd, hierna: de zorgverleningsovereenkomst) die de Stichting en eiseressen wensen af te sluiten en die voorts ter tekening is aangeboden aan [H] als vertegenwoordiger van [gedaagde]. Hierin is onder meer bepaald dat de ondertekenaars gezamenlijk zorg zullen inkopen bij een en dezelfde zorgaanbieder, waartoe zij volmacht geven aan de Stichting en waarbij de Stichting zal optreden als formele opdrachtgever van de zorgverlener. Punt 10 van de zorgverleningsovereenkomst luidt als volgt:
“De ondergetekenden zorgen ervoor, in samenwerking met de andere betrokkenen inclusief de begeleiding, dat de individuele afspraken rondom de zorg van de aan hen verbonden zorggebruiker wordt vastgelegd in een individeel zorgplan. Dit zorgplan wordt minimaal eenmaal per jaar besproken met (een van) de begeleiding en zo nodig aangepast. Dit individuele zorgplan is een onderdeel van de zorgovereenkomst.”
2.9. Op 4 december 2012 heeft een zitting plaatsgevonden in een eerder kort geding dat [gedaagde] en [H] als eisers hadden aangespannen tegen Philadelphia en waarin zij vorderden de met [gedaagde] gesloten (individuele) zorgovereenkomst ook na 31 december 2012 na te komen. In dit kort geding is, in afwachting van de uitkomst van overleg tussen alle betrokkenen en de toezegging van Philadelphia dat de zorg (tijdelijk) zou worden voortgezet, geen vonnis gewezen.
2.10. In een bestuursvergadering van de Stichting in januari 2013 is [H] als bestuurslid ontslagen. Tijdens die vergadering was [H] zelf niet aanwezig, maar werd zij vertegenwoordigd door [J], die evenals de broer van [gedaagde] – [M] – wel aanwezig was.
2.11. Bij brief van 22 januari 2013 heeft [F] [H] verzocht de zorgverleningsovereenkomst namens [gedaagde] te tekenen. Deze brief bevat, voor zover hier van belang, de volgende passages:
“Het bestuur van SEH (de Stichting, vzr.) heeft besloten een verdere samenwerking aan te gaan met WoondroomZorg. (…) Omdat wij een woon/ouderinitiatief zijn volgens de richtlijnen van VWS (…), is het mogelijk (…) de constructie die WoondroomZorg in het gehele land hanteert ook toe te passen bij SEH.
De samenwerking tussen WDZ en SEH krijgt gestalte op basis van een samenwerkings/en een dienstverleningsovereenkomst tussen SEH aan WDZ. De bewoonsters/vertegenwoordigers sluiten een zorgverleningsovereenkomst (zie bijlage met het voorbeeld) af met SEH. (…)
Elke bewoonster zal met haar vertegenwoordiger een zorgplan afspreken met de begeleiding van WDZ.”
[H] heeft niet aan het verzoek van [F] voldaan en de zorgverleningsovereenkomst niet namens haar dochter ([gedaagde]) getekend.
2.12. In een e-mail van 24 januari 2013 heeft [N], [functie] Wooninitiatieven, onder meer het volgende geschreven aan [J], [H], [F] en [O] van WDZ (hierna: [O]):
“De (…) zorgverleningsovereenkomst heeft het karakter van een volmacht aan het bestuur om hierin collectieve zorgafspraken te maken met WDZ. Omdat een zorgovereenkomst individueel is en de budgethouder zelf aansprakelijk is voor de verantwoording kan deze constructie alleen als de bestuursconstructie openstaat voor alle ouders (als vertegenwoordigers van hun kind). M.a.w. de ondertekenaars van deze overeenkomst vormen het gezamenlijke bestuur, waarmee het een samenwerkingsovereenkomst wordt om collectief de zorg in te kopen. Wanneer SEH ervoor kiest om zelf hoofdaannemer te worden van de zorg moet men zich er bewust van zijn van de risico’s wat dit met zich mee brengt. Het kan, vooral bij meerdere zorgaanbieders voor b.v. begeleiding, huishoudelijke hulp, e.d., een prima constructie zijn (…). Het zal echter transparant moeten zijn waarom voor deze constructie gekozen wordt.”
2.13. In een vergadering van 29 januari 2013 heeft het bestuur (zonder [H]) besloten om de artikelen, 3, 4, 9, 12 en 13 van de statuten te wijzigen overeenkomstig de tekst vervat in productie 8 bij de dagvaarding.
2.14. Bij e-mail van 4 februari 2013 aan mr. Westerveld en [F], heeft de notaris het volgende meegedeeld:
“1. De statutenwijziging van 31 oktober 2012 is niet geldig. Door het ontbreken van
een bestuurslid (mw. [H]) ([H], vzr.) kon geen geldig besluit tot statutenwijziging worden genomen. Daarbij speelt ook nog dat er op dat moment bestuursleden zitting hadden in het bestuur die niet onder de formele term “familielid” vallen. Waarbij ik overigens wil aantekenen dat het verdedigbaar is om de term “familieleden” ruim uit te leggen.
2. U heeft, uitgaande van de ongeldigheid van de statutenwijziging, op 8 januari een besluit genomen tot ontslag van mevrouw [H]. Dit besluit zou op zich geldig kunnen zijn, ervan uitgaande dat de stemmen van de “bestuursleden/niet familieleden” niet hebben meegeteld.
3. Uitgaande van de oude statuten wordt de stichting bestuurd door een bestuur bestaande uit tenminste 3 en ten hoogste 9 leden, te benoemen uit familieleden, en wel één per betrokken familie, etc. Door het ontslag van mevrouw [H] was er geen bestuurslid meer van haar familie.
4. Mijns inziens kon daarom (…) geen besluit tot wijziging van de statuten tot stand komen.
Reden waarom ik meen niet tot wijziging van de statuten over te kunnen gaan. (…)
Wellicht dat er een oplossing te vinden is om uit de impasse te komen, hetzij door overleg, hetzij door toetreding van een lid van de familie [H], hetzij door statutenwijziging door de rechter.”
2.15. In een e-mail van 6 februari 2013 heeft [O] (van WDZ. zie 2.12)
aan de raadsman van [F] onder meer het volgende bericht:
“op verzoek van de heer [F] zend ik u hierbij een reactie van mij op een mail van Philadelphia. Hieruit blijkt dat WoondroomZorg graag bereid is om de zorg bij SEH (de Stichting, vzr.) te leveren,op dezelfde wijze als wij dat voor 13 andere ouderinitiatieven doen.
Dat houdt in dat het bestuur van de stichting of vereniging van het ouderinitiatief individuele zorgovereenkomsten sluit met de bewoners en voor deze gezamenlijk de zorg en begeleiding inkoopt bij een zorgleverancier. De collectiviteit is een essentieel element van een ouderinitiatief; deze is immers noodzakelijk omdat de budgetten niet groot genoeg zijn om individueel de zorg in te kopen.
Wij sluiten dan een samenwerkings- en diensverleningsovereenkomst met het bestuur en verlenen de zorg en begeleiding onder gezamenlijke verantwoordelijkheid. (…)
Mijn reactie op een mail van (…) regiodirecteur van Philadelphia:
(…)
Wij gaan geen afzonderlijke overeenkomsten met ouders/vertegenwoordigers aan, en gaan zeker niet met afzonderlijke ouders/vertegenwoordigers in onderhandeling, zoals [J] ([J], vzr.) wenst.”
2.16. Bij brief van 11 februari 2013 heeft Philadelphia onder meer het volgende meegedeeld aan [F]:
“Met deze brief wil (…) Philadelphia (…) u er (…) op wijzen dat de zorgverleningsovereenkomst door (…) Philadelphia per 1 april 2013 definitief wordt beëindigd. (…) Per brief van 28 juni 2012 is de zorgverleningsovereenkomst met u opgezegd met ingang van 1 januari 2013. (…).
De afgelopen maanden is er zeer intensief overleg geweest (…). Omdat dit overleg eind december 2012 in een vergevorderd stadium verkeerde en de vooruitzichten op het overdragen van het project zeer gunstig waren, heeft Philadelphia gemeend u meer tijd te geven voor het afronden van de gesprekken met WoondroomZorg. Philadelphia heeft de opzegging d.d. 28 juni 2012 daarom nog niet geëffectueerd per 1 januari 2013.”
2.17. Bij e-mail van 13 februari 2013 heeft [F] aan [H] (onder meer) verzocht om gegevens van [M], om hem als vertegenwoordiger van [gedaagde] in het bestuur te kunnen uitnodigen.
3. Het geschil
3.1. De Stichting vordert primair:
dat de voorzieningenrechter aan eiseressen een rechterlijke machtiging/vervangende toestemming verleent, in die zin dat dit vonnis geldt als (vervangende) toestemming van gedaagde, of haar vertegenwoordiger
a) om ter gelegenheid van de eerstvolgende bestuursvergadering van de Stichting na vonniswijzing in te stemmen met een bestuursbesluit van de Stichting waarin wordt besloten tot het aangaan van de zorgverleningsovereenkomst door de Stichting met [gedaagde], van welke overeenkomst een concept aan dit vonnis wordt gehecht overeenkomstig de bij de dagvaarding gevoegde productie 12;
b) voor het sluiten van de zorgverleningsovereenkomst zelf tussen de Stichting en [gedaagde];
c) om ter gelegenheid van de eerstvolgende bestuursvergadering van de Stichting na vonniswijzing in te stemmen met een bestuursbesluit van de Stichting waarin wordt besloten tot het aangaan van de samenwerkings- en dienstverleningsovereenkomst met WDZ, van welke overeenkomsten concepten aan dit vonnis worden gehecht overeenkomstig de bij de dagvaarding gevoegde producties 10 en 11;
d) om ter gelegenheid van de eerstvolgende bestuursvergadering van de Stichting na vonniswijzing in te stemmen met een bestuursbesluit van de Stichting
waarmee de statuten van de Stichting worden gewijzigd conform de tekst in productie 8 bij dagvaarding, waarvan een kopie aan dit vonnis wordt gehecht;
e) om ter gelegenheid van de eerstvolgende bestuursvergadering van de Stichting na vonniswijzing in te stemmen met een bestuursbesluit van de Stichting strekkende tot verstrekking van de opdracht door de Stichting aan de door de Stichting aan te zoeken notaris tot het passeren van de statutenwijziging als onder d) genoemd;
subsidiair:
dat de voorzieningenrechter [gedaagde] veroordeelt tot ontruiming van de woonruimte aan het adres [adres 1] te [plaats].
Dit alles met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
3.2. Eiseressen hebben hun vorderingen, samengevat, als volgt toegelicht.
[eiseres 2] c.s. wonen op zichzelf naar volle tevredenheid met gedaagde samen. Nu Philadelphia de overeenkomsten met de Stichting heeft opgezegd, moet gezocht worden naar een nieuwe zorgaanbieder. Eiseressen hebben deze gevonden in WDZ. Zij zijn allen bereid om met deze aanbieder in zee te gaan en de daarvoor benodigde contracten te tekenen, met uitzondering van (de moeder en stiefvader van) [gedaagde]. Daardoor dreigt de situatie te ontstaan dat eiseressen vanaf 1 april 2013 zonder zorg komen te zitten. De argumenten van [H] en [J] om niet te willen tekenen, namelijk dat de voorgestelde contracten in strijd met de wet zouden zijn en dat de contractsvrijheid van [gedaagde] onvoldoende zou zijn gewaarborgd, gaan niet op. Er zijn al 13 vergelijkbare initiatieven die prima functioneren. Ook zal voor iedere bewoonster een (individueel) ondersteuningsplan worden geschreven. De contractsvrijheid is niet absoluut. Door de contracten niet te willen tekenen maakt [gedaagde] (via haar vertegenwoordigers) misbruik van recht, althans handelt zij onrechtmatig jegens eiseressen, omdat het hele project daarmee getorpedeerd dreigt te worden.
De Stichting, de ouders en andere vertegenwoordigers van [eiseres 2] c.s., evenals WDZ en Philadelphia, wensen niets meer te maken te hebben met [J], aangezien deze zich onredelijk opstelt en andere bestuursleden schofferend heeft bejegend. [H] is als bestuurslid ontslagen, met name omdat zij zich regelmatig door [J] liet vertegenwoordigen. Verder heeft [J] aan de orde gesteld dat sommige bestuursleden strikt genomen geen familieleden zijn van de bewoonsters, waarmee alle bestuursbesluiten ongeldig zouden zijn. Sommige bewoonsters hebben geen familie en zijn om die reden vertegenwoordigd door een curator of mentor, hetgeen naar de letter in strijd met de statuten is, maar totdat [J] dat aankaartte nooit een probleem is geweest.
Ook zouden de besluiten tot statutenwijziging en tot het ontslag van [H] op formele gronden volgens [H] en [J] niet rechtsgeldig zijn, wat de notaris inmiddels heeft bevestigd. De Stichting zou vanwege deze formele gebreken op dit moment in het geheel niet vertegenwoordigd kunnen worden, waardoor een patstelling is ontstaan. De Stichting wenst in verband daarmee de statutenwijziging – onder meer die op grond waarvan ook niet familieleden, maar ook andere vertegenwoordigers voor de bewoonsters kunnen worden ingezet – nu via de rechter door te voeren. Eiseressen hebben bij hun vorderingen een spoedeisend belang, aangezien zij afhankelijk zijn van zorg en begeleiding en de zaak uiterlijk op 1 april rond moet zijn. Als de primaire vordering niet wordt toegewezen, dient de uiterste consequentie te zijn dat [gedaagde] de woonruimte moet ontruimen, zodat naar een andere bewoonster kan worden gezocht die wel met de nieuwe constructie kan instemmen. De voorkeur van eiseressen gaat echter uit naar continuering van de huidige samenstelling van de woongroep, inclusief [gedaagde], omdat ze haar een schat van een meid vinden, die prima met de andere bewoonsters overweg kan.
3.3. [gedaagde] voert verweer, waarop hierna, voor zover van belang, nader zal worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4.2. [gedaagde] heeft in de eerste plaats betoogd dat de Stichting niet bevoegd is om in rechte op te treden, aangezien zij thans niet beschikt over een rechtsgeldig benoemd bestuur. De visie van [gedaagde] op dit punt heeft tot gevolg dat de Stichting op dit moment niet rechtsgeldig vertegenwoordigd zou kunnen worden en geen (rechts-)handelingen zou kunnen verrichten. Deze visie wordt niet gedeeld.
Vooralsnog wordt tot uitgangspunt genomen dat het bestuur zoals dat zich thans presenteert het bestuur van de Stichting vormt en dat (tenminste) drie bestuursleden (overeenkomstig artikel 6 van de Statuten) dit bestuur kunnen vertegenwoordigen, ook al kan erover worden getwist of de leden van het (oude) bestuur allen kunnen worden gerekend tot het begrip ‘familieleden’ als bedoeld in artikel 3 van de statuten en is de wijziging van de statuten waarmee die twijfel wordt weggenomen mogelijk niet rechtsgeldig tot stand gebracht. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om daaraan de gevolgtrekking te verbinden die [gedaagde] heeft bepleit. In de gegeven omstandigheden, waarbij een van de bewoonsters – naar eiseressen onbetwist hebben gesteld – na het overlijden van haar moeder werd vertegenwoordigd door haar (met instemming van die moeder aangestelde) bewindvoerder en mentor en waarbij een ander bestuurslid de echtgenote van de vader van een bewoonster is, wordt aangenomen dat bij de samenstelling van het bestuur in ieder geval is gehandeld overeenkomstig de strekking van de statuten.
Daar komt bij dat (de vertegenwoordiger van) [gedaagde] in het verdere verleden geen probleem heeft gemaakt van de samenstelling van het bestuur en de geldigheid van de besluiten. Ook tegen de achtergrond van artikel 16 van de statuten, dat bepaalt dat het bestuur beslist in gevallen die niet in het reglement of de statuten zijn geregeld, kunnen de ruime uitleg van het begrip ‘familieleden’ bij de bestuurssamenstelling, alsmede de beslissing om de huidige patstelling te doorbreken via het aanspannen van de onderhavige procedure, vooralsnog als rechtsgeldige handelingen van de Stichting worden aangemerkt.
4.3. Voorts wordt, anders dan [gedaagde] heeft bepleit, een spoedeisend belang van eiseressen bij de gevraagde voorzieningen aanwezig geacht. Phildadelphia heeft immers de overeenkomsten met eiseressen per 1 januari 2013 opgezegd. Weliswaar heeft zij zich bereid verklaard haar werkzaamheden voort te zetten tot 1 april 2013 en – in het geval eiseressen met WDZ tot overeenstemming komen – eventueel nog gedurende enige tijd daarna, maar zij heeft daarbij uitdrukkelijk meegedeeld dat uiterlijk op 1 april 2013 duidelijkheid dient te bestaan over de overname van de zorgverlening.
Dat de opzegging van de zorgovereenkomsten door Philadelphia mogelijk aanvechtbaar is, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd, omdat het de vraag is of daaraan een gewichtige reden ten grondslag ligt, maakt dat niet anders. Te minder, nu eiseressen (die vijf van de zes bewoonsters vertegenwoordigen) er niet voor kiezen om de overeenkomsten met Philadelphia te continueren en ook (de vertegenwoordiger(s) van) [gedaagde] zelf te kennen heeft (hebben) gegeven in beginsel met WDZ in zee te willen gaan.
4.4. Uitgangspunt in deze zaak is voorts dat de belangen van de bewoonsters centraal staan; dat is ook tussen partijen niet in geschil. Verder zijn zij het ook over een aantal andere punten eens, namelijk dat het de voorkeur verdient dat ook [gedaagde] in de woongroep kan blijven wonen, dat WDZ in beginsel geschikt is als opvolger voor Philadelphia en dat het wenselijk is dat in beginsel alle bewoonsters in (het bestuur van) de Stichting vertegenwoordigd zijn. Voorts achten alle partijen het gewenst dat bewoonsters ook vertegenwoordigd moeten kunnen worden door personen die niet tot de categorie ‘familieleden’ behoren, waarvoor naar de letter een (nieuwe en rechtsgeldige) statutenwijziging noodzakelijk is. Tegen deze achtergrond zal de voorzieningenrechter de tussen partijen bestaande geschillen – die zich toespitsen op de voorwaarden waaronder de Stichting, c.q. de bewoonsters met WDZ in zee wensen te gaan en de persoon van [J] als (indirect) vertegenwoordiger van [gedaagde] in het bestuur – verder beoordelen.
4.5. Met betrekking tot de primaire vorderingen wordt het volgende overwogen.
4.6. [gedaagde] heeft vooral bezwaren tegen het ondertekenen van de thans voorliggende overeenkomsten, omdat de daarin gehanteerde constructie strijdig zou zijn met de wet- en regelgeving, en omdat [gedaagde] geen, althans onvoldoende zeggenschap (meer) zou hebben over haar individuele zorgverlening.
4.7. Voor wat betreft het eerste punt – mogelijke strijd met wet- of regelgeving –
heeft [gedaagde] naar het oordeel van de voorzieningenrechter haar stellingen onvoldoende aannemelijk gemaakt. Uit de overgelegde producties komt naar voren dat WDZ de door haar en eiseressen voorgestane werkwijze in de praktijk al regelmatig heeft gehanteerd. Niet is gesteld of gebleken dat daaraan wettelijke en/of andere formele beletselen in de weg staan. Ook [N], die [functie] is voor van betrokkenen bij dit soort wooninitiatieven, stelt in zijn door [gedaagde] in het geding gebrachte e-mail (2.12) dat dit een prima constructie kan zijn, al voorziet hij deze ook van enige kritische kanttekeningen.
4.8. Voor het andere punt – de individuele zeggenschap over de zorgverlening –
hebben eiseressen verwezen naar punt 10 van de zorgverleningsovereenkomst en de brief van 22 januari 2013 waarin een en ander is toegelicht (zie 2.11). Op grond daarvan is voldoende aannemelijk dat ook wanneer de zorgverleningsovereenkomst wordt aangegaan met de Stichting, de belangen van de afzonderlijke bewoonsters door middel van het individuele zorgplan, in voldoende mate gewaarborgd zijn.
4.9. Op grond van de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden is voldoende aannemelijk dat de rechter in een eventuele bodemprocedure zou oordelen dat [gedaagde], door het blokkeren van de door de Stichting en de vijf andere bewoonsters gewenste overeenkomsten met WDZ, handelt in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt en daarmee onrechtmatig jegens eiseressen. Vooralsnog heeft [gedaagde] geen gronden aangevoerd op basis waarvan niet van haar (althans haar vertegenwoordiger) kan worden gevergd om de voorgelegde overeenkomsten te ondertekenen, terwijl eiseressen bij het tekenen daarvan door (vertegenwoordigers van) alle bewoonsters een zwaarwegend belang hebben, nu duidelijk is dat de samenwerking met WDZ en de continuering van de zorg, zoals ook blijkt uit uitlatingen van WDZ als weergeven onder 2.15, anders geen doorgang kunnen vinden.
4.10. Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van eiseressen tot het verlenen van vervangende toestemming van (namens) gedaagde voor het gevraagde onder a) b) en c) zullen worden toegewezen, voor het geval (de vertegenwoordigster van) [gedaagde] niet reeds vrijwillig tot ondertekening van de gewenste overeenkomsten is overgegaan. De stelling van [gedaagde] dat hiermee een constitutief vonnis wordt gewezen, wordt niet gedeeld. De vervangende toestemming is in beginsel een voorlopige maatregel en kan ter toetsing aan de bodemrechter worden voorgelegd.
4.11. Tegen de vorderingen gericht op het (verlenen van toestemming tot het) wijzigen van de statuten heeft [gedaagde] inhoudelijk in zoverre verweer gevoerd, dat zij niet akkoord wenst te gaan met een wijziging op grond waarvan niet alle bewoonsters in het bestuur vertegenwoordigd zouden behoeven te zijn (het schrappen van de passage ‘minstens één per betrokken familie’ in artikel 3). Aan dat verweer zal tegemoet worden gekomen, aangezien het karakter van de Stichting naar het oordeel van de voorzieningenrechter meebrengt dat vertegenwoordiging van alle bewoonsters in het bestuur uitgangspunt dient te zijn, zoals ook in de e-mail van [N] (2.12) wordt onderschreven. De voorgestelde wijziging van artikel 3 zal dan ook in voormelde zin worden aangepast.
Voor wat betreft de problemen gelegen in de samenwerking met de persoon [J] – wat of wie daarvan ook de oorzaak is, hetgeen hier uitdrukkelijk in het midden wordt gelaten – heeft de voorzieningenrechter er goede nota van genomen dat [J] ter zitting nadrukkelijk heeft verklaard niet (langer) als (direct of indirect) vertegenwoordiger van [gedaagde] te zullen optreden in het bestuur van de Stichting, behoudens in het geval zich calamiteiten zouden voordoen, zoals bijvoorbeeld het overlijden van [H].
Uit het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat het fungeren van [H] als bestuurslid op zichzelf, mits zij zich niet laat vertegenwoordigen door [J], niet op zwaarwegende bezwaren stuit. Een andere optie zou zijn dat de broer van [gedaagde], [M], zitting zou nemen in het bestuur.
4.12. Om problemen ter zake van de vertegenwoordiging in de toekomst te vermijden komt de statutenwijziging in de zin dat bij afwezigheid van een bestuurslid deze alleen een van de andere zittende bestuursleden kan aanwijzen om hem/haar te vertegenwoordigen en niet iemand van buiten, redelijk voor. De voorgestelde tekst van het desbetreffende artikel 9 lid 3 wordt in voormelde zin – uitsluitend vertegenwoordiging mogelijk door een ander bestuurslid – begrepen.
Tegen de voorgestelde wijziging van de artikelen 12 en 13 betreffende het quorumvereiste voor de vastlegging of wijziging van de statuten of het huishoudelijk reglement heeft [gedaagde] geen inhoudelijk verweer gevoerd. Ook deze wijziging komt redelijk voor, omdat voorkomen dient te worden dat een bestuurslid de besluitvorming van de Stichting lam kan leggen, enkel door tijdens vergaderingen niet aanwezig te zijn.
4.13. De op de statutenwijzigingen gerichte vorderingen zullen op grond van het voorgaande dan ook eveneens worden toegewezen, waarbij de vervangende toestemming zal worden verleend met betrekking tot de voorgestelde wijzigingen overeenkomstig productie 8, met dien verstande dat artikel 3 lid 1 zal komen te luiden als hierna vermeld in het dictum onder 5.1 d.
4.14. Nu de primaire vorderingen zoals hiervoor vermeld zullen worden toegewezen, behoeft de subsidiaire vordering geen bespreking. Ten overvloede wordt daarbij overwogen, zoals reeds ter zitting is meegedeeld, dat deze vordering ook los daarvan in dit kort geding niet toewijsbaar is. Onvoldoende aannemelijk wordt namelijk geacht dat de bodemrechter een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van [gedaagde] zou toewijzen op basis van het door eiseressen gestelde, in welk geval [gedaagde] de dupe zou worden van een patstelling in het bestuur van de Stichting die feitelijk het gevolg is van een conflict tussen de ouders/belangenbehartigers van de bewoonsters. Mocht [gedaagde] of haar
vertegenwoordiger er zelf voor kiezen dat [gedaagde] de woongroep zal verlaten, dan ligt het in de rede dat van de vervangende toestemming voor de ondertekening van de overeenkomsten geen gebruik zal worden gemaakt. De voorzieningenrechter heeft uit de mededelingen van [J] en [H] evenwel begrepen dat daarvan geen sprake zal zijn.
4.15. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden
veroordeeld in de kosten van deze procedure.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verleent vervangende toestemming aan eiseressen in die zin dat dit vonnis geldt als vervangende toestemming van gedaagde of haar vertegenwoordiger(s):
a) om ter gelegenheid van de eerstvolgende bestuursvergadering van de Stichting na vonniswijzing in te stemmen met een bestuursbesluit van de Stichting waarin wordt besloten tot het aangaan van de zorgverleningsovereenkomst door de Stichting met [gedaagde], van welke overeenkomst een concept aan dit vonnis wordt gehecht overeenkomstig de bij de dagvaarding gevoegde productie 12;
b) voor het sluiten van de zorgverleningsovereenkomst zelf tussen de Stichting en [gedaagde] van welke overeenkomst eveneens een concept aan dit vonnis wordt gehecht overeenkomstig de bij de dagvaarding gevoegde productie 12;
c) om ter gelegenheid van de eerstvolgende bestuursvergadering van de Stichting na vonniswijzing in te stemmen met een bestuursbesluit van de Stichting waarin wordt besloten tot het aangaan van de samenwerkings- en dienstverleningsovereenkomst met WDZ, van welke overeenkomsten concepten aan dit vonnis worden gehecht overeenkomstig de bij de dagvaarding gevoegde producties 10 en 11;
d) om ter gelegenheid van de eerstvolgende bestuursvergadering van de Stichting na vonniswijzing in te stemmen met een bestuursbesluit van de Stichting
waarmee de statuten van de Stichting worden gewijzigd conform de tekst in de aan dit vonnis gehechte productie 8, met dien verstande dat artikel 3 lid 1 van de statuten zal komen te luiden als volgt:
“De stichting wordt bestuurd door een bestuur, bestaande uit tenminste drie en ten hoogste twaalf leden, te benoemen uit familieleden, bewindvoerder(s) en of curator(en) van de (toekomstige) bewoonsters van de woonvoorziening, dan wel andere door de familie aangewezenen, en wel minstens één per betrokken familie, die onderling hun werkzaamheden verdelen. Iedere (toekomstige) bewoonster van de woonvoorziening kan maximaal twee personen (familieleden/bewindvoerder/ curator) in het bestuur zitting laten hebben.” ;
e) om ter gelegenheid van de eerstvolgende bestuursvergadering van de Stichting na vonniswijzing in te stemmen met een bestuursbesluit van de Stichting strekkende tot verstrekking van de opdracht door de Stichting aan de door de Stichting aan te zoeken notaris tot het passeren van de statutenwijziging als onder d) genoemd;
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van eiseressen begroot op:
– € 92,82 aan explootkosten,
– € 589,- aan griffierecht en
– € 816,- aan salaris advocaat;
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.N. Brouwer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2013.