ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ8890

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13-845063-04
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belasting- en premiefraude in georganiseerd verband door horeca-exploitanten

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 26 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met zijn familieleden betrokken was bij grootschalige belasting- en premiefraude in georganiseerd verband. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die als directeur van verschillende horeca-ondernemingen fungeerde, opzettelijk geen of onvolledige opgaven deed van het door werknemers genoten loon aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Dit gebeurde in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004. De verdachte en zijn medeverdachten hebben op verschillende manieren de belasting ontdoken, waaronder het niet voeren van een deugdelijke loonadministratie en het niet bewaren van kassarollen en bezettingsoverzichten van hotelkamers. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan rechtspersonen die betrokken waren bij deze strafbare feiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden en een geldboete van € 500.000,-. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de organisatie en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Onderzoek: [X]
Parketnummer: 13/845063-04 (Promis)
Datum uitspraak: 26 april 2013
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1955],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende in [buitenland], adres onbekend.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de volgende terechtzittingen:
- 30 augustus 2012;
- 4, 5, 6, 7, 8, 11, 12, 14 en 15 februari 2013;
- 1, 4, 5 en 7 maart 2013;
- 12 april 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.A.C. Sachs en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.W. Verhoef, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De op 30 augustus 2012 en 4 februari 2013 gewijzigde tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt, kort en zakelijk weergegeven, op het volgende neer.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde wordt verdachte ervan verdacht dat hij in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004 zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leiding geven aan rechtspersonen die als werkgever zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk geen en/of geen volledige opgave doen van het totaal aan de werknemers door en/of namens deze rechtspersonen betaalde loon. Subsidiair komt de verdenking erop neer dat verdachte in deze periode zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan rechtspersonen die samen met een ander of anderen een (loon)administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen, niet hebben gevoerd, terwijl dat er toe heeft gestrekt dat te weinig belasting werd geheven.
Voorts is onder 2 ten laste gelegde dat verdachte zich in voornoemde periode schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan rechtspersonen die als werkgever samen met een ander of anderen zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk geen melding doen van de aanvang en/of wijziging en/of beëindiging van werkzaamheden ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde personen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde komt de verdenking er op neer dat verdachte zich in de periode 27 maart 2002 tot en met 15 januari 2004 schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan rechtspersonen die opzettelijk aangiften omzetbelasting over de jaren 2002, 2003 en 2004 onjuist en/of onvolledig hebben gedaan, waardoor te weinig belasting werd geheven. Tevens is het verwijt dat hij in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004 feitelijk leiding heeft gegeven aan rechtspersonen die opzettelijk administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen niet hebben gevoerd, waardoor te weinig belasting werd geheven. Alternatief/cumulatief is ten laste gelegd dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan rechtspersonen die in deze periode kassarollen en bezettingsoverzichten van hotelkamers niet hebben bewaard, waardoor te weinig belasting werd geheven.
Verder wordt verdachte ervan verdacht dat hij in de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 januari 2005 zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte)witwassen (feit 4) en dat hij in de periode van 1 februari 2002 tot en met 31 januari 2005 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie (feit 5).
3. Inleiding
Op 29 september 1998 wordt de [vennootschap 1] (hierna: de Houdstermaatschappij) door verdachte opgericht en verdachte wordt daarvan directeur. De Houdstermaatschappij is met ingang van 11 januari 1999 enig aandeelhouder van de op die datum opgerichte vennootschappen [vennootschap 2] en [vennootschap 3] Verdachte wordt vanaf die datum eveneens directeur van [vennootschap 2] en [vennootschap 3] Daarnaast is verdachte vanaf 11 december 1998 directeur van [vennootschap 4] De Houdstermaatschappij is vanaf die datum enig aandeelhouder van deze laatste vennootschap. De Houdstermaatschappij heeft 50% van de aandelen van [vennootschap 5] De directrice van [vennootschap 5] is vanaf 4 oktober 1999 [persoon 2] (hierna: [persoon 2]). [persoon 2] is getrouwd met een neef van verdachte, te weten [persoon 3]. Vanaf 27 december 2000 wordt de Houdstermaatschappij enig aandeelhouder van [vennootschap 6], met vanaf 8 augustus 2001 tot 31 december 2001 verdachte als directeur. Een (tweede) neef van verdachte, [persoon 4] (hierna: [persoon 4]), volgt verdachte op als directeur en op 7 november 2002 neemt diens vrouw [persoon 5] (hierna: [persoon 5]) het directeurschap over. De Houdstermaatschappij is vanaf 1 januari 2002 oprichter en bestuurder van de vennootschappen [vennootschap 7] i.o. en [vennootschap 8] i.o.. Verdachte is van die hotels met ingang van 18 juni 2002 de directeur.
In 2001 wordt door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV) een onderzoek gestart naar de ondernemingen [vennootschap 2], [vennootschap 3] en [vennootschap 4] naar aanleiding van de verdenking dat deze bedrijven hun verplichtingen als werkgever om aan het uitvoeringsorgaan GAK Nederland en het landelijk instituut sociale verzekeringen (LISV) opgave te doen van het door werknemers genoten loon, niet zouden zijn nagekomen. Dit onderzoek besloeg de periode van 1997 tot en met 26 maart 2002. Door het Gerechtshof te Amsterdam is verdachte in de op dat onderzoek volgende strafzaak op 11 mei 2010 veroordeeld tot een geldboete van € 30.000,- en een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk, wegens het feitelijk leiding geven aan rechtspersonen die opzettelijk een in artikel 10 van de Coördinatiewet sociale verzekering bedoelde verplichting niet zijn nagekomen en de artikelen 91 en 93 van de Organisatiewet sociale verzekering 1997 hebben overtreden. Dit arrest is inmiddels in kracht van gewijsde gegaan.
In augustus 2002 vertrekt verdachte uit Nederland, waarna zijn zoon [persoon 6] (hierna: [persoon 6]) op 9 september 2002 directeur wordt van de Houdstermaatschappij. Van 21 juni 2002 tot 2 augustus 2002 wordt een (derde) neef van verdachte, [persoon 1] ([achternaam persoon 1] is de Koerdische schrijfwijze van de naam [achternaam verdachte]; hierna: [persoon 1]), de directeur van zowel [vennootschap 2] als [vennootschap 3] [persoon 1] wordt ook [persoon 1] genoemd. In september 2002 worden de inboedel en goodwill van deze vennootschappen overgenomen door [vennootschap 9] en [vennootschap 10], die blijven handelen onder, respectievelijk, de namen [vennootschap 2] en [vennootschap 3]. Van [vennootschap 9] en [vennootschap 10] is [persoon 1] de bestuurder. Twee vennootschappen naar Luxemburgs recht zijn de aandeelhouders van deze vennootschappen.
De vennootschappen [vennootschap 2] en [vennootschap 3] zijn door de overname van de inboedel en goodwill door [vennootschap 9] en [vennootschap 10] lege vennootschappen geworden, waarvan verdachte van 2 augustus 2002 tot 13 november 2002 directeur was en [persoon 6] van 13 november 2002 tot 1 oktober 2006.
Met ingang van 25 juli 2002 worden de ondernemingen [vennootschap 7] i.o. en [vennootschap 11] i.o. voortgezet door, respectievelijk, [vennootschap 12] en [vennootschap 13] Met ingang van die datum neemt de broer van verdachte, [persoon 7] (hierna: [persoon 7]), het directeurschap van verdachte over. Ook wordt [persoon 7] met ingang van die datum directeur van [vennootschap 4]
Daarnaast bestaat het bedrijf [vennootschap 14], handelend onder de naam [vennootschap 15]. Van deze vennootschap is [persoon 8], getrouwd met een (vierde) neef van verdachte te weten [persoon 9], van 9 november 2000 tot 17 augustus 2005 directrice.
[vennootschap 4] is op 28 februari 2006 failliet gegaan en [vennootschap 12] alsmede [vennootschap 13] zijn per 2 maart 2007 opgehouden te bestaan. Op 12 september 2006 ging [vennootschap 14] failliet, op 23 september 2008 zijn vervolgens de vennootschappen [vennootschap 3] en [vennootschap 2] gefailleerd. De gemeente Amsterdam heeft de exploitatievergunningen van de hotels op grond van de Wet Bibob in april 2009 ingetrokken. De faillissementen van [vennootschap 10], [vennootschap 9] en [vennootschap 6] zijn op, respectievelijk, 15 december 2009, 12 januari 2010 en 11 januari 2011 uitgesproken.
4. Procesverloop
Na afronding van het hierboven genoemde eerste strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte hebben zich bij [persoon 10] (hierna: [persoon 10]), als opsporingsfunctionaris werkzaam bij het UWV tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, vier getuigen gemeld. Zij hebben verklaard over werkomstandigheden bij [vennootschap 16], [vennootschap 17] en [vennootschap 11]. Op 13 november 2003 is een meldingsbericht fraude gedaan bij de SIOD, waarna een strafrechtelijk onderzoek is gestart onder de naam [X]. In september 2004 is de FIOD-ECD bij het onderzoek betrokken geraakt, omdat mogelijk sprake was van het doen van opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting. Op 15 september 2004 is in een tripartiete overleg besloten om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen. De FIOD-ECD heeft zich vervolgens aangesloten bij het reeds door de SIOD gestarte strafrechtelijk onderzoek [X].
Ondertussen was bij de Nationale Recherche CIE-informatie binnengekomen inhoudende dat verdachte en zijn broer zich bezig zouden hebben gehouden met drugshandel en het witwassen van geld. Hierop is een onderzoek gestart onder nummer RL2511. De resultaten van dit onderzoek zijn vervolgens overgedragen aan onderzoeksteam RL2517, waarna een strafrechtelijk onderzoek is gestart onder de naam [Y]. Er is besloten dat de resultaten van de tapgesprekken uit het onderzoek [Y] die relevant zijn voor het onderzoek [X], in laatstgenoemd dossier worden gevoegd. Dit geldt ook voor de resultaten uit het onderzoek [Z]. De inhoud van dit onderzoek is de rechtbank onbekend gebleven. Verdachten zijn uiteindelijk niet voor drugshandel vervolgd.
Naar aanleiding van het vermoeden dat, onder leiding van verdachte, een criminele organisatie was gevormd met als doel het plegen van belasting- en sociale zekerheidsfraude en hieraan gekoppeld witwassen en heling, is een gezamenlijk vervolgonderzoek gestart naar de familie [achternaam verdachte]/[achternaam persoon 1] onder de naam [X].
Op 22 november 2004 is een Gerechtelijk Vooronderzoek (hierna: GVO) gevorderd tegen de verdachte en zijn medeverdachten [persoon 6], [persoon 7] en [persoon 1], waarna op 28 november 2004 een aantal doorzoekingen in de in de tenlastelegging genoemde hotels en restaurants en in de woningen van de vier verdachten heeft plaatsgevonden. Daarbij zijn [persoon 6] en [persoon 7] aangehouden. Bij die doorzoekingen zijn de administraties van de hotels en restaurants en een aantal geldbedragen in beslag genomen. Op die datum is een Europees Arrestatiebevel ten aanzien van verdachte uitgevaardigd. [persoon 1] is op 29 november 2004 aangehouden.
Nadat bekend is geworden dat de verdachten rekeningen zouden hebben in Luxemburg, is op 18 november 2004 een rechtshulpverzoek naar Luxemburg uitgegaan. Aan dat verzoek is door de Luxemburgse autoriteiten uitvoering gegeven in november en december 2004. Tegen die uitvoering is bezwaar gemaakt hetgeen ertoe heeft geleid dat het bevel tot inbeslagname door het Hof in Luxemburg in mei 2005 (deels) is vernietigd. Voorts heeft de uitvoering ook overigens niet geleid tot de verstrekking van alle gegevens waarop het Openbaar Ministerie het oog had. Niet alleen was er sprake van een fout in de vertaling van het rechtshulpverzoek waar abusievelijk werd vermeld dat werd verzocht om inbeslagneming van (saldi en bijbehorende documenten van) bankrekeningen waarop bepaalde rechtspersonen (in plaats van natuurlijke personen) bedragen hadden gestort, ook zou de door de Luxemburgse autoriteiten verstrekte informatie niet volledig zijn geweest. Hierop is op 12 juli 2005 een aanvullend rechtshulpverzoek naar Luxemburg uitgegaan waaraan op 8 februari 2006 uitvoering is gegeven. Hiertegen is namens verdachte, [persoon 1] en [persoon 7] een procedure gevoerd. Bij uitspraak van 30 september 2008 heeft het Hof te Luxemburg bepaald dat de stukken konden worden overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten hetgeen is gebeurd op 16 december 2008.
Kort daarvoor, op 14 oktober 2008, heeft het Openbaar Ministerie van de rechter-commissaris een verlenging van de termijn voor het sluiten van het GVO gekregen. Op 13 februari 2009 wordt een kennisgeving van verdere vervolging uitgebracht.
De verdachten zijn vervolgens gedagvaard tegen de zitting van 28 september 2009. Deze dagvaarding is echter op 25 september 2009 door het Openbaar Ministerie zonder opgave van redenen ingetrokken. Hierop heeft het Openbaar Ministerie een nieuwe datum geprobeerd te plannen. In verband met roosterperikelen zijn de verdachten pas tegen de zitting van 21 oktober 2010 gedagvaard.
Op die datum heeft een eerste regiezitting plaatsgevonden en heeft mr. Verhoef een aantal verzoeken gedaan. De rechtbank heeft ter zitting een beslissing genomen op het verzoek tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie. Verder heeft de rechtbank de officier van justitie de gelegenheid gegeven schriftelijk te reageren op de verzoeken van de verdediging. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de officier van justitie en de verdediging zouden overleggen over de inhoud van het dossier. Op 17 november 2010 heeft verdediging een brief gestuurd met de mededeling welke verzoeken zij handhaafde. Op 26 november 2010 heeft de officier van justitie hierop schriftelijk gereageerd. Op 22 april 2011 heeft een vervolgzitting plaatsgevonden. Tijdens die zitting heeft de rechtbank op een aantal verzoeken beslist.
Op 30 augustus 2012 vond een tweede regiezitting plaats. Bij die gelegenheid heeft de verdediging opnieuw verzoeken gedaan. Op deze zitting heeft de rechtbank onder meer de zaak teruggewezen naar de rechter-commissaris voor nader getuigenverhoor. De inhoudelijke behandeling is uiteindelijk op 4 februari 2013 aangevangen en op 12 april 2013 gesloten. Het vonnis is bepaald op heden.
5. Voorvragen
5.1. Geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de rechtbank.
De dagvaarding is geldig en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten.
5.2. Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Kort gezegd wordt hieraan het volgende ten grondslag gelegd. Alle eerdere verweren die strekken tot niet-ontvankelijkheid worden gehandhaafd, omdat de rechtbank hierop onjuist heeft beslist. De werkelijke aanleiding voor het onderzoek is een andere dan door het Openbaar Ministerie in dit dossier gepresenteerd, terwijl bovendien onrechtmatig is gehandeld door de pers te informeren. Daarnaast is niet alle informatie die relevant is voor de start van het onderzoek in het dossier gevoegd. Voorts heeft het Openbaar Ministerie in 2010 zonder toelichting en op het laatste moment de dagvaarding ingetrokken. De raadsman van verdachte mr. Verhoef is beknot in zijn verdediging, omdat verdachte in het kader van een verdenking van meineed niet met hem mocht overleggen. Er is gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Ten slotte is sprake van een ernstige schending van de redelijke termijn, aldus de verdediging.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Alle eerder gevoerde verweren strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De rechtbank zal niet opnieuw beslissen op eerder gevoerde verweren die tot niet-ontvankelijkheid strekken, voor zover niet expliciet is aangeduid welke verweren dat zijn. Van de verdediging mag immers worden verwacht dat alle verweren waarop in het eindvonnis een beslissing wordt gevraagd, ter terechtzitting expliciet en voorzien van een deugdelijke motivering worden gevoerd.
De start van het onderzoek en het onthouden van stukken die daarop betrekking hebben
Van onregelmatigheden bij de start van het onderzoek is de rechtbank niet gebleken. De wijze waarop het onderzoek is gestart is in het dossier vastgelegd en de officier van justitie heeft hier op 26 november 2010 nog een memo aan gewijd. Tegen die achtergrond is de enkele stelling van de verdediging dat de achtergrond van het onderzoek heel anders is dan zoals in het dossier wordt beschreven, onvoldoende onderbouwing van de stelling dat sprake is van een onrechtmatige start van het onderzoek.
Ten aanzien van het onthouden van stukken: in beginsel bepaalt het Openbaar Ministerie welke stukken aan het strafdossier worden toegevoegd. De verdediging kan de rechtbank verzoeken bepaalde stukken uit het opsporingsonderzoek aan het strafdossier toe te laten voegen. Dergelijke verzoeken zijn ook gedaan, namelijk ten aanzien van dossiers in andere strafzaken en ten aanzien van de vastlegging van overleg tussen UWV en fiscus. De rechtbank heeft die verzoeken afgewezen. Bij die stand van zaken valt zonder nadere toelichting - die ontbreekt - niet in te zien hoe het ontbreken van de door de verdediging genoemde stukken tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie zou moeten leiden. Dat genoemde stukken mogelijk informatie bevatten over de start van het onderzoek in de onderhavige zaak, zoals door de verdediging gesteld, is als toelichting in ieder geval niet voldoende.
Het intrekken van de eerdere dagvaarding
De wijze waarop het Openbaar Ministerie in de onderhavige zaak een eerdere dagvaarding heeft ingetrokken is onzorgvuldig. Daar is het Openbaar Ministerie door de rechtbank op gewezen en het Openbaar Ministerie heeft dit ook onderkend. Dat neemt niet weg dat het Openbaar Ministerie het recht heeft een uitgebrachte dagvaarding in te trekken, zolang de zaak niet is uitgeroepen. Het gebruik maken van dat recht levert geen vormverzuim op.
De toegang van verdachte tot zijn raadsman mr. Verhoef
Verdachte is aangehouden en gehoord ter zake meineed. In die meineedzaak heeft het Openbaar Ministerie kennelijk gemeend dat verdachte geen bijstand van mr. Verhoef mocht krijgen. Nu dit een andere strafzaak betreft dan de onderhavige, moeten eventuele vormverzuimen in die strafzaak worden betrokken. Aangezien verdachte na verhoor in de meineedzaak, dus na korte tijd, is heengezonden, waarna het hem vrij stond weer contact met mr. Verhoef te hebben, kan niet worden gezegd dat verdachte in de onderhavige strafzaak in relevante mate in zijn verdediging is beperkt.
Het gelijkheidsbeginsel
Een aantal verdachten in het onderhavige onderzoek is uiteindelijk niet vervolgd. Het Openbaar Ministerie komt een aanzienlijke beleidsvrijheid toe bij het nemen van die vervolgingsbeslissing. Die bevoegdheid wordt onder meer door het gelijkheidsbeginsel begrensd. Dat dit beginsel is geschonden, is echter onvoldoende gemotiveerd en ook overigens niet gebleken. Dat sprake is van gelijke gevallen volgt immers niet reeds uit het feit dat personen in dezelfde strafzaak van hetzelfde verdacht worden. Daarvoor is meer nodig, namelijk dat ook de rol in alle ten laste gelegde feiten dezelfde is, en dat de haalbaarheid van een vervolging overeenstemt. Dat dit het geval is blijkt niet uit het dossier en is door de verdediging ook niet onderbouwd.
Het tijdsverloop; overschrijding redelijke termijn
Niet ter discussie staat dat de redelijke termijn voor behandeling van een strafzaak in deze zaak is overschreden. De Hoge Raad heeft in een aantal uitspraken vuistregels gegeven voor gevallen waarin sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Die overschrijding leidt niet tot de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderlijke gevallen, aldus de Hoge Raad. Dat geldt dus ook in de onderhavige zaak.
Conclusie
De weren, ook als deze in samenhang worden beoordeeld, kunnen niet leiden tot de conclusie dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is.
De geheimhoudersgesprekken
De rechtbank dient zich dan nog uit te laten over de vraag of consequenties verbonden moeten worden aan het te laat vernietigen van geheimhoudersgesprekken en het voegen in het dossier van twee geheimhoudersstukken, een onderwerp dat door de officier van justitie aan de orde is gesteld. De verdediging heeft hierin geen standpunt ingenomen.
De rechtbank constateert dat voornoemde twee geheimhoudersstukken (B104 en B144) weliswaar zijn verwijderd uit het originele dossier, maar dat deze zich nog altijd in de kopiedossiers bevinden. Dat is een vormverzuim. Het achterwege laten van tijdige vernietiging van geheimhoudersgesprekken levert op zichzelf eveneens een vormverzuim op. Beide vormverzuimen zijn onherstelbaar.
Er is echter geen aanwijzing in het dossier te vinden te veronderstellen dat het onderzoek op basis van deze gegevens of anderszins met gebruikmaking daarvan gestuurd is. Evenmin kan worden gezegd dat de twee geheimhoudersstukken die zich in het dossier bevinden een rol spelen bij de inhoudelijke beoordeling van deze zaak. Vanzelfsprekend is dat de rechtbank die stukken niet tot het bewijs zal gebruiken.
De rechtbank is al met al niet gebleken dat verdachte door de vormverzuimen enig nadeel heeft geleden, zodat zij volstaat met het constateren van die verzuimen en aan die verzuimen geen verdere gevolgen zal verbinden.
5.3. Schorsing van de vervolging
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
6. Waardering van het bewijs
6.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is, zoals weergegeven in het door haar ter terechtzitting overgelegde requisitoir en het door haar op 21 januari 2013 overgelegde bewijsmiddelenoverzicht, van mening dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 1, primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan. Zij heeft daartoe, kort samengevat, het volgende betoogd.
De verklaringen van de getuige [persoon 12] (hierna: [persoon 12]) kunnen voor het bewijs worden gebruikt. [persoon 12] verklaarde bij de SIOD, de rechter-commissaris en ter terechtzitting van 6 en 7 februari 2013. [persoon 12] heeft uit zichzelf bij de rechter-commissaris opgebiecht dat hij niet steeds de waarheid bij het verhoor in het kabinet heeft gesproken. Daardoor winnen zijn eerste verklaringen aan betrouwbaarheid. Ter openbare terechtzitting heeft hij zijn eerste verklaring bevestigd. Die verklaring vindt steun in de andere bewijsmiddelen.
Doordat de werknemers van de hotels en restaurants zwarte lonen kregen uitbetaald en de administratie en registratie daarop werden aangepast, is sprake van onjuiste loonopgaven (feit 1), van het niet nakomen van de verplichtingen van de Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen (feit 2) en van onjuiste belastingaangiften (feit 3). Derhalve kan bewezen worden verklaard dat deze rechtspersonen opzettelijk de in de tenlastelegging genoemde misdrijven hebben gepleegd.
Verdachte heeft aan deze misdrijven feitelijk leiding gegeven, aangezien hij, hoewel hij zich op papier vanaf 27 maart 2002 heeft teruggetrokken als bestuurder van de Houdstermaatschappij, op de achtergrond een actieve bijdrage bleef leveren aan de verboden gedragingen en hij het systeem, zoals hij dat had opgezet, in stand heeft gehouden.
Het onder 4 ten laste gelegde is een afgeleide van het afromen van de omzet. Door het afromen van de omzet, wordt immers geen of niet volledig loonopgave gedaan en als gevolg daarvan wordt geen of onvoldoende loonbelasting en premies afgedragen. Ook het niet opgeven van de juiste omzet heeft onbelaste winst opgeleverd. Nu dit voordeel niet correspondeert met de ten laste gelegde geldbedragen, dient "enig geldbedrag" bewezen te worden verklaard.
De verklaringen die verdachte over zijn rekening in Luxemburg heeft afgelegd zijn niet geloofwaardig. Het geldbedrag dat op de rekening met nummer [rekeningnummer] stond, kwam aan verdachte als begunstigde toe en daarmee heeft hij het voorhanden gehad.
De contante bedragen werden niet door middel van een bankrekening overgeboekt, maar namens verdachte naar Luxemburg - een land waar een strikt bankgeheim geldt - gereden en op een privérekening van verdachte gestort. Daarbij wilde verdachte dat bankafschriften niet naar Nederland werden gestuurd, maar in Luxemburg werden gehouden. Al deze handelingen zijn verhullend van aard en daarmee kan bewezen worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen door voorhanden hebben.
Er is sprake geweest van een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en rechtspersonen - en waarvan onder anderen de verdachten deel uitmaakten - met een duidelijke hiërarchie. Dit samenwerkingsverband heeft vanaf het begin op structurele wijze de omzet afgeroomd en zwart verloond, een handelwijze die onderdeel uitmaakte van de vaste bedrijfsvoering binnen de vennootschappen. Het plegen van de misdrijven is een nevendoel geworden van het samenwerkingsverband. Alle verdachten hebben opzet gehad op het plegen van deze misdrijven door het criminele samenwerkingsverband en hebben daaraan opzettelijk deelgenomen.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, conform de ter zitting overgelegde pleitnota, betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten en daartoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
De verklaringen van [persoon 12] dienen als leugenachtig te worden bestempeld, aangezien uit de verklaring van getuige [persoon 15] (hierna: [persoon 15]) blijkt dat [persoon 12] ter zitting meineed heeft gepleegd.
Verdachte heeft in 2002 Nederland verlaten en heeft [persoon 6] opgedragen de zaken voor hem af te handelen. Hij heeft verder niets meer gedaan. De rechtbank begrijpt hieruit dat de verdediging heeft bedoeld te zeggen dat verdachte derhalve niet meer als feitelijk leidinggever kan worden gezien.
De contante gelden die in de jaren 2002 tot en met 2004 op de rekening in Luxemburg zijn gestort, zijn afkomstig uit de exploitatie van horecagelegenheden en verantwoord bij de Belastingdienst via de balans van de Houdstermaatschappij zodat er geen sprake is van zogenoemde zwarte geldstromen dan wel gelden die uit misdrijf afkomstig zijn. Dit blijkt uit de door de verdediging ter terechtzitting overgelegde stukken.
Verder blijkt uit de pagina uit de jaarrekening van 2004 van de Houdstermaatschappij - overgelegd bij gelegenheid van het verhoor door de rechter-commissaris van de getuige [persoon 57] - dat de gelden op de Luxemburgse rekening aan de Belastingdienst zijn gemeld. Daarom is geen sprake van (gewoonte)witwassen. Op die pagina staat immers onder het kopje "liquide middelen" een "deposito Luxemburg" en "R/C Bank Luxemburg" vermeld.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de redengevende feiten en omstandigheden, zoals hieronder vermeld.i De inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - wordt slechts gebruikt tot het bewijs van het ten laste gelegde feit waarop het zoals blijkt uit de inhoud kennelijk betrekking heeft.
6.3.1. Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
6.3.1.1. De betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuige [persoon 12]
De getuige [persoon 12] heeft ter terechtzitting onder ede een verklaring afgelegd die overeenkomt met zijn eerder bij de SIOD en FIOD afgelegde verklaringen. Die verklaringen zijn gedetailleerd en stroken met de verklaringen van andere getuigen, waarvan de belangrijkste zijn [persoon 57] en [persoon 11]. Bovendien vinden de verklaringen steun in schriftelijke bescheiden als de werkroosters, de kassastrook van [vennootschap 16] en de Z-afslagen. Gelet hierop acht de rechtbank de verklaringen van [persoon 12] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Dat [persoon 12] heeft verklaard dat hij bij de rechter-commissaris meineed heeft gepleegd, doet aan dit oordeel niet af. [persoon 12] heeft op eigen initiatief zijn dwaling toegegeven. De ter terechtzitting afgelegde verklaring van [persoon 15] tast de betrouwbaarheid van de verklaringen van [persoon 12] niet aan, aangezien zijn verklaring grotendeels in de verklaring van [persoon 12] past en daarnaast kan bestaan. [persoon 12] is immers - naar de rechtbank aannemelijk acht - ook in een weekend op het kantoor van de raadsman mr. Verhoef geweest, waar genoemde [persoon 15] niet bij was.
6.3.1.2. Ten aanzien van het onder 1, primair (deels), en 2 ten laste gelegde
De rechtbank overweegt vooropgesteld het volgende. Bij de Houdstermaatschappijii, [vennootschap 12]iii, [vennootschap 3]iv en [vennootschap 10]v zijn de loongegevens die deze rechtspersonen door middel van de jaarloonopgave aan het UWV hebben opgegeven, gebaseerd op de loonstroken van de werknemers.vi Derhalve gaat de rechtbank er vanuit dat indien uit aangetroffen bescheiden of verklaringen van werknemers blijkt dat de loonstroken niet juist waren, ook geen juiste opgave van de loongegevens aan het UWV is gedaan.
De jaarloonopgaven dienen in januari van het navolgende jaar aan het UWV te worden gedaan. Voor het jaar 2004 geldt dus dat de in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen pas in januari 2005 verplicht waren de volledige opgave te doen van het aan de werknemers betaalde loon. Bij geen of geen volledige opgave van deze gegevens wordt derhalve pas in januari 2005 het strafbare feit vervuld. Nu dit buiten de ten laste gelegde periode valt, zal ten aanzien van het onder 1, primair, ten laste gelegde vrijspraak dienen te volgen voor werknemers die in 2004 hebben gewerkt.
[vennootschap 2] (als exploitant van [vennootschap 18])
[vennootschap 2], gevestigd te Amsterdamvii, heeft door middel van de jaarloonopgave (hierna: JOG) bij het UWV opgegeven dat [persoon 57] (hierna: [persoon 57]) in het jaar 2002 in totaal een brutoloon van € 23.470,- heeft ontvangen.viii Hij kreeg echter naast het geld dat hij via de bank ontving, ook nog een bedrag van € 300,- zwart uitbetaald. Voor een extra dag werken kreeg hij van [persoon 6] of [persoon 4] een bedrag van € 75,-. Ook dit bedrag stond niet op zijn loonstroken vermeld.ix
Volgens het werkrooster van [vennootschap 2] heeft [persoon 16] (hierna: [persoon 16]), ook bekend onder de naam [persoon 17], in de week van 19 tot en met 25 mei 2002 bij [vennootschap 2] gewerkt.xi Ook in de periode daarvoor was zij reeds bij [vennootschap 2] werkzaam.xii [vennootschap 2] heeft echter [persoon 16] pas op 1 juli 2002 bij het UWVxiii aangemeld en door middel van de JOG opgegeven dat zij in het jaar 2002 87 dagen heeft gewerkt tegen een brutoloon van € 4.440,-.xiv
Nadere overweging
[persoon 16] heeft verklaard dat zij sinds juli 2001 werkzaam is bij [vennootschap 2] en dat zij ongeveer twee tot drie dagen per week werkte.xv [persoon 57] heeft zelfs verklaard dat [persoon 16] zes à zeven dagen per week bij [vennootschap 2] werkte.xvi Uit het werkrooster van 19 tot en met 25 mei 2002 blijkt dat zij die week voor vijf diensten stond ingeroosterd.xvii Gelet hierop acht de rechtbank het aannemelijk dat [persoon 16] heel 2002 bij [vennootschap 2] heeft gewerkt en dat zij in het jaar 2002 in ieder geval meer dagen moet hebben gewerkt dan de aan het UWV opgegeven 87 dagen. Derhalve gaat de rechtbank er vanuit dat [vennootschap 2] het door [persoon 16] verdiende loon in de periode dat zij niet bij het UWV was aangemeld, niet aan het UWV heeft doorgegeven.
[vennootschap 1] (als exploitant van [vennootschap 7])
De Houdstermaatschappij, gevestigd te Amsterdamxviii, heeft door middel van de JOG aan het UWV doorgegeven dat [persoon 12] van 1 februari 2002 tot en met 31 juli 2002 een brutoloon van € 11.248,- heeft ontvangen.xix Naast dit bedrag ontving [persoon 12] echter ook nog van [persoon 6] een bonus van gemiddeld € 200,- tot € 300,- per week contant, maar deze bonus stond niet op zijn loonstrook vermeld.xx Niet alleen [persoon 12], maar ook [persoon 18] kreeg tot augustus 2002 naast het totaal aan brutoloon van € 13.170,- dat hij volgens de JOG in 2002xxi verdiende, contant een bonus uitbetaald.xxii
[vennootschap 12] (als exploitant van of h.o.d.n. [vennootschap 7])
Nadat [vennootschap 7] i.o. door [vennootschap 12], gevestigd te Amsterdamxxiii, werd overgenomen, heeft [vennootschap 12] aan het UWV doorgegeven dat [persoon 12] in de tweede helft van 2002 een bedrag van € 9.815,- aan brutoloon heeft verdiend en in het jaar 2003 een bedrag van € 22.614,-.xxiv Ook in deze jaren bleef [persoon 12] echter naast dit opgegeven loon contant een zwarte bonus van € 300,- per week ontvangen. Tevens heeft hij in 2003 vier extra dagen gewerkt waarvoor hij een bedrag van € 60,- per dag incasseerde. De verdiensten van deze extra dagen stonden ook niet op zijn loonstroken vermeld.xxv
[vennootschap 12] heeft door middel van de JOG opgegeven dat [persoon 19] (hierna: [persoon 19]) in 2003 een bedrag van € 18.554,- aan brutoloon heeft ontvangen.xxvi Naast dit bedrag heeft [persoon 19] extra geld verdiend. Volgens de loonstroken ontving [persoon 19] per maand een bedrag van € 1.200,- netto, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 300,- per week. Volgens kwitanties heeft hij echter in week 3 nog een bedrag van € 180,- gekregen en in week 46 zelfs een bedrag van € 600,- extra. Blijkens een kwitantie bedroeg het vakantiegeld van [persoon 19] in werkelijkheid € 967,50, terwijl zijn loonstrook een bedrag van € 627,56 vermeldt. Verder heeft hij voor vier extra dagen werken een bedrag van € 240,- gekregen.xxvii
Ook [persoon 20], [persoon 21] (hierna: [persoon 21]) en [persoon 22] (hierna: [persoon 22]) hebben bij [vennootschap 12] in 2003 extra dagen gewerkt die niet op hun loonstroken stonden vermeld. Voor deze extra dagen ontvingen zij eveneens een bedrag van € 60,- per dag.xxviii Daarnaast heeft [persoon 21] volgens kwitanties in december 2003 in totaal een bedrag van € 900,- netto ontvangen, terwijl op zijn loonstrook van diezelfde maand een bedrag van € 400,- netto staat vermeld. xxix
[persoon 23] (hierna: [persoon 23]) is sinds maart 2003 werkzaam voor [vennootschap 12], maar [vennootschap 12] heeft haar dienstverband pas op 16 mei 2003 aangemeld.xxx In 2003 heeft [persoon 23] vier extra dagen gewerkt, waarmee ze in totaal een bedrag van € 240,- heeft verdiend.xxxi [persoon 24] komt zelfs in het geheel niet voor op het overzicht van de dienstverbanden van [vennootschap 12] en ontbreekt ook op de JOG van 2003. Zij heeft echter dat jaar wel voor [vennootschap 12] gewerkt, te weten in de weken 48 tot en met 52, en heeft daarvoor een bedrag van € 1.560,- netto ontvangen.xxxii
Verder is het dienstverband van [persoon 25] (hierna: [persoon 25]) niet door [vennootschap 12] aan het UWV opgegeven. Hij komt op het overzicht van de JOG 2003 niet voor.xxxiii In 2003 blijkt [persoon 25] echter wel als klusjesman voor [vennootschap 12] te hebben gewerkt en zijn loon werd betaald.xxxiv
Nadere overweging
Het overzicht in bijlage 510 vermeldt dat [persoon 22] (ook genaamd [persoon 22]xxxv) € 900,- netto via de bank betaald heeft gekregen. Nu dit bedrag overeenkomt met het nettosalaris van haar loonstrook uit 2003 en uit het dienstverbandenoverzicht blijkt dat zij van 1 mei 2003 tot 31 december 2003 bij [vennootschap 12] heeft gewerktxxxvi, is de rechtbank van oordeel dat het overzicht in bijlage 510 betrekking heeft op het jaar 2003.
[persoon 19] en [persoon 22] hebben verklaard dat de door hen gewerkte overuren niet op hun loonstroken werden vermeld.xxxvii Ook [persoon 23], [persoon 12] en [persoon 21] hebben verklaard dat hun loonstroken niet klopten met het werkelijke loon.xxxviii De rechtbank concludeert daaruit dat de in de bijlage 510 genoemde extra (de rechtbank begrijpt: gewerkte) dagen niet op de loonstroken werden vermeld en derhalve niet door [vennootschap 12] aan het UWV werden opgegeven.
[vennootschap 6] (als exploitant van [vennootschap 16] en [vennootschap 17])
[vennootschap 6], gevestigd te Amsterdamxxxix, heeft door middel van de JOG aan het UWV opgegeven dat in 2003 het loon van [persoon 26] (hierna: [persoon 26]) een bedrag van € 3.538,- bruto bedroeg en het loon van [persoon 27] (hierna: [persoon 27]) € 5.126,- bruto. Uit een schrift met contante betalingen aan het personeel van [vennootschap 6] blijkt echter dat [persoon 26] en [persoon 27] in 2003 meer hebben verdiend, namelijk bedragen van respectievelijk € 3.541,50 en € 5.837,50 netto.xl
Het dienstverband met [persoon 28] is door [vennootschap 6] op 1 december 2004 bij het UWV aangemeld, terwijl zij al vanaf september 2004 voor [vennootschap 6] werkzaam was.xli
[persoon 29] staat niet op het dienstverbandenoverzicht van het UWV van [vennootschap 6] en komt op de JOG van 2002 niet voor, terwijl hij wel in oktober, november en december 2002 voor [vennootschap 6] heeft gewerkt en geld heeft verdiend.xlii
[vennootschap 5] (als exploitant van [vennootschap 19])
[persoon 30] heeft in 2003 twee weken in de bediening van [vennootschap 5], gevestigd te Amsterdamxliii, gewerkt, maar is nooit bij het UWV aangemeld. Zij heeft in deze twee weken geld verdiend, maar haar naam staat niet op de JOG van 2003.xliv Ook [persoon 31], die onder de naam [persoon 32] heeft gewerktxlv, is niet goed door [vennootschap 5] bij het UWV aangemeld. Uit het dienstverbandenoverzicht blijkt immers dat haar dienstverband op 1 oktober 2004 zou zijn begonnen, terwijl ze al op 10 augustus 2004 is aangenomen en vanaf die datum twee maanden op basis van een proeftijd bij [vennootschap 5] heeft gewerkt.xlvi
Volgens de JOG heeft [persoon 33] in 2003 twee dagen gewerkt voor een brutoloon van € 40,-.xlvii Zij heeft echter in totaal drie weken gewerkt. Deze drie weken werkte ze vier dagen per week, acht uur per dag en ontving een bedrag van € 5,- per uur.xlviii Derhalve heeft ze in totaal in 2003 een bedrag van € 480,- (3 weken x 4 dagen x 8 uur x € 5,- per uur) netto verdiend. Het door [vennootschap 5] aan het UWV opgegeven loon, komt dus niet overeen met het werkelijke loon dat [persoon 33] heeft ontvangen. Haar zus [persoon 34] heeft vanaf 5 oktober 2002 tot 18 juli 2003 steeds vijf dagen per week, acht uur per dag gewerkt en verdiende eveneens een bedrag van € 5,- per uur. Later ontving ze een bedrag van € 5,50 per uur.xlix In deze periode heeft zij dan ook in totaal minimaal een bedrag van € 8.000,- (40 weken x 5 x 8 uur x € 5,- per uur) netto verdiend. Door [vennootschap 5] is echter door middel van de JOG doorgegeven dat zij in 2002 een bedrag van € 722,- bruto heeft verdiend en in 2003 een bedrag van € 3.902,-.l Het totaal door [vennootschap 5] aan het UWV opgegeven loon over deze periode, te weten € 4.624,- bruto, komt dus niet overeen met het werkelijk ontvangen loon van € 8.000,- netto.
[vennootschap 14] (als exploitant van [vennootschap 15])
[persoon 35] (hierna: [persoon 35]) komt op het dienstverbandenoverzicht van [vennootschap 14], gevestigd te Amsterdamli, in het geheel niet voor, terwijl hij volgens de JOG van 1 mei tot 31 juli 2002 bij [vennootschap 15] heeft gewerkt tegen een brutoloon van € 1.503,-.lii Gelet op de verklaring van [persoon 35] inhoudende dat hij in oktober 2001 bij [vennootschap 15] is begonnenliii, kan er vanuit worden gegaan dat hij in 2002 vanaf januari bij [vennootschap 15] werkzaam was. Derhalve heeft hij in werkelijkheid 28 weken bij [vennootschap 15] gewerkt. Nu hij gemiddeld 40 tot 60 uur per week werkte tegen een salaris van € 4,50 tot € 5,50 netto per uur,liv heeft hij in die periode in totaal minimaal € 5.040,- (28 weken x 40 uur x € 4.50,-) netto verdiend. Dit is meer dan het door [vennootschap 15] aan het UWV opgegeven brutoloon van € 1.503,-.
Tevens ontbreken [persoon 36] (hierna: [persoon 36]), [persoon 37] (hierna: [persoon 37]), [persoon 38] (hierna: [persoon 38]) en [persoon 39] op het dienstverbandenoverzicht van [vennootschap 14],lv maar zij zijn alle vier bij [vennootschap 14] werkzaam geweest. [persoon 36] heeft immers in 2002 twee maanden bij [vennootschap 15] gewerkt, [persoon 38] eind 2003, [persoon 39] van 27 april tot eind juni 2004 en [persoon 37] vanaf 1 oktober 2004lvi. [persoon 36] ontbreekt daarnaast op de JOG van 2002 en [persoon 38] op de JOG van respectievelijk 2002 en 2003.lvii Nu zij wel in die jaren hebben gewerkt, is hun loon niet door [vennootschap 14] aan het UWV opgegeven.
[vennootschap 1] (als exploitant van [vennootschap 8])
[persoon 11] (hierna: [persoon 11]) was van 1 januari 2002 tot 31 juli 2002 in dienst bij de Houdstermaatschappij en heeft in die periode een bedrag van € 1.000,- netto per maand verdiend, maar dit bedrag kwam niet overeen met hetgeen op zijn loonstroken stond vermeld.lviii [persoon 40] (hierna: [persoon 40]) heeft volgens de JOG in de periode van 15 februari tot 31 juli 2002 een brutosalaris ontvangen van € 515,-.lix Deze opgave is gebaseerd op zijn loonstroken en daarop staat vermeld dat [persoon 40] steeds vijf dagen per maand heeft gewerkt. [persoon 40] blijkt echter meer dagen te hebben gewerkt. Op een weekrooster staat immers dat hij in die week totaal zes dagen heeft gewerkt en [persoon 11] heeft verklaard dat [persoon 40] zelfs fulltime werkte.lx De door [persoon 40] gewerkte dagen komen dan ook niet overeen met zijn loonstroken, waardoor zijn loon niet klopt en dus niet goed aan het UWV is opgegeven.
[vennootschap 13] (als exploitant van [vennootschap 8])
Door [vennootschap 13], gevestigd te Amsterdamlxi, is [persoon 41] (hierna: [persoon 41]) op 1 augustus 2002 aangemeld en vervolgens afgemeld op 27 juli 2003.lxii Nadat [persoon 41] op 9 juni 2003 ziek is geworden, heeft hij in oktober 2003 ontslag gekregen met terugwerkende kracht per 17 juli 2003.lxiii [persoon 41] was in de periode van 27 juli 2003 tot oktober 2003 dus nog bij [vennootschap 20] in dienst en is dan ook te vroeg afgemeld. Daarnaast heeft hij in 2003, naast het door [vennootschap 13] aan het UWV opgegeven brutoloon van € 14.792,-, een percentage van de weekomzet contant uitbetaald gekregen.lxiv
Nadere overweging
Nu voorts [persoon 12] heeft verklaard dat de bonussen die hij als manager contant uitbetaald kreeg, zwart was en niet op zijn loonstroken stonden vermeldlxv, concludeert de rechtbank dat ook het percentage van de winst dat [persoon 41] als manager contant ontving, zwart loon is en derhalve niet aan het UWV is opgegeven.
[vennootschap 4] (als exploitant van [vennootschap 21])
[vennootschap 4] (hierna: [vennootschap 4]), gevestigd te Amsterdamlxvi, heeft door middel van de JOG opgegeven dat [persoon 42] (hierna: [persoon 42]) in 2002 een brutoloon heeft ontvangen van € 7.739,-.lxvii [persoon 42] verdiende in 2002 echter € 910,- per maand en heeft in dat jaar dus in werkelijkheid een bedrag van € 10.920,- (12 maanden x € 910,-) netto verdiend.lxviii Ook [persoon 43] heeft in 2002 meer inkomsten genoten dan [vennootschap 4] aan het UWV heeft doorgegeven. Uit de salarisoverzichten van [vennootschap 4] blijkt immers dat hij in 2002 in totaal minimaal - het salarisoverzicht van de maand juni ontbreekt - een bedrag van € 8.330,- netto heeft verdiend, terwijl de JOG slechts een bedrag van € 7.591,- bruto vermeldt.lxix Uit dezelfde salarisoverzichten blijkt dat [persoon 44] in de maanden mei en juli tot en met december een bedrag van € 1.360,- netto per maand ontving. In totaal heeft hij in die periode dus een bedrag van € 9.520,- netto (7 maanden x € 1.360,-) ontvangen, maar [vennootschap 4] heeft door middel van de JOG doorgegeven dat het salaris van [persoon 44] in 2002 in totaal € 6.101,- bruto bedroeg.lxx [vennootschap 4] heeft aan het UWV opgegeven dat [persoon 45] in 2002 een bedrag van € 3.026,- bruto heeft verdiend. Blijkens de hiervoor genoemde salarisoverzichten was dat in werkelijkheid echter een bedrag van € 8.980,-.lxxi
[vennootschap 3] (als exploitant van of h.o.d.n. [vennootschap 3])
[vennootschap 3], gevestigd te Amsterdamlxxii, heeft door middel van de JOG opgegeven dat [persoon 46] in 2002 een brutosalaris van € 31.979,- heeft ontvangen.lxxiii Daarnaast ontving [persoon 46] echter ook nog een bonus die zwart werd uitbetaald en niet op zijn loonstroken stond vermeld.lxxiv
[vennootschap 10] (als exploitant van [vennootschap 3])
Nadat [vennootschap 3] op 1 januari 2003 was overgenomen door [vennootschap 10], gevestigd te Amsterdamlxxv, bleef [persoon 46] in de jaren 2003 en 2004 werkzaam bij [vennootschap 3]. Ook in die periode ontving hij een bonus die niet op zijn loonstroken stond vermeld. Hij heeft onder andere op 1 mei 2004 een bedrag van € 500,- aan bonus ontvangen, dat op zijn loonstrook ontbreekt.lxxvi Ook [persoon 47] (hierna: [persoon 47]) ontving van [vennootschap 3] in 2003 naast zijn salaris extra betalingen die bestonden uit bonussen en gewerkte overuren. Deze extra betalingen stonden niet op zijn loonstrook vermeld en zijn derhalve niet opgenomen in het bedrag van € 23.454,- dat [vennootschap 10] door middel van de JOG aan het UWV heeft opgegeven.lxxvii Van werknemer [persoon 48] kloppen de loonstroken van 2003 die de basis vormen voor de opgave aan het UWV evenmin. Op de loonstroken stond immers vermeld dat hij € 1.100,- netto per maand verdiende, terwijl dat in werkelijkheid een bedrag van € 1.900,- was.lxxviii
6.3.1.3. Ten aanzien van het onder 1, subsidiair, en 2 ten laste gelegde
[vennootschap 9] (als exploitant van [vennootschap 18])
Het dienstverband van [persoon 49] is door [vennootschap 9], gevestigd te Amsterdamlxxix, op 14 februari 2004 aangemeld en op 30 september 2004 afgemeld.lxxx Niet blijkt dat hij daarna opnieuw is aangemeld, terwijl hij in november 2004 nog een aantal dagen bij [vennootschap 9] heeft gewerkt en bij de inval op 28 november 2004 in [vennootschap 18] werkend is aangetroffen.lxxxi Ook [persoon 50] heeft in de maand november 2004 bij [vennootschap 9] gewerkt, terwijl haar dienstverband door [vennootschap 9] op 30 juni 2004 bij het UWV reeds was afgemeld.lxxxii [persoon 51] is al vanaf februari 2004 werkzaam bij [vennootschap 9], maar [vennootschap 9] heeft zijn dienstverband pas op 28 mei 2004 bij het UWV aangemeld.lxxxiii De werknemers [persoon 52], [persoon 53] en [persoon 54] komen op het dienstverbandenoverzicht van [vennootschap 9] in het geheel niet voor en zijn dus niet door [vennootschap 9] bij het UWV aangemeld. [persoon 52] en [persoon 53] hebben echter in mei 2004 een aantal dagen voor [vennootschap 9] gewerkt en ook [persoon 54] heeft in 2004 een aantal dagen bij [vennootschap 9] gewerkt. Daarnaast zijn in de administratie van [vennootschap 9] de loonbelastingverklaringen van deze werknemers aangetroffen.lxxxiv
Nadere overweging
Hoewel al deze werknemers in 2004 hebben gewerkt en [vennootschap 9] pas in januari 2005 de verplichting had om aan het UWV opgave te doen van het door hun verdiende loon, bestond voor [vennootschap 9] in 2004 al wel de verplichting om een zodanig deugdelijke loonadministratie te voeren dat voor de Belastingdienst inzichtelijk was welke loonverplichtingen [vennootschap 9] ten aanzien van deze werknemers had. Gelet op de omstandigheid dat deze werknemers niet juist bij het UWV zijn aangemeld en verder is gebleken dat [vennootschap 9] een dergelijke administratie niet heeft gevoerd, is de rechtbank van oordeel dat het onder 1, subsidiair, en 2 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
Op basis van alle in de hiervoor onder punten 6.3.1.2 en 6.3.1.3. genoemde bewijsmiddelen - afzonderlijk en in onderlinge samenhang bezien - kan bewezen worden verklaard dat de in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen (met uitzondering van [vennootschap 9]) het onder 1, primair, en 2 ten laste gelegde hebben begaan en [vennootschap 9] het onder 1, subsidiair, en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
6.3.1.4. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Werkwijze ten aanzien van de kassa's bij de hotels en restaurants
Uit het onderzoek komt naar voren dat in de hotels en restaurants kassa's waren geplaatst die werden gebruikt om de omzet te registreren en de betalingen daarin op te nemen. Die betalingen bestonden uit contante gelden en andere betaalmiddelen, zoals cheques en creditcardbetalingen. Door middel van zogenaamde X-afslagen kon telkens zonder de kassa af te sluiten de totale omzet van dat moment worden afgelezen. Op gezette tijden, eenmaal daags of eenmaal per week, kon met die kassa's de over die periode behaalde omzet worden bepaald met gebruikmaking van een zogenaamde Z-afslag. Nadat een Z-afslag heeft plaatsgevonden, begint de kassa weer vanaf nul de omzet voor de volgende periode te registreren. Indien van de Z-afslag gebruik wordt gemaakt, spreekt men van het sluiten van de kassa. Bij het afsluiten door middel van de Z-afslag vertoont de kassarol één totaalstand.lxxxv Alle voorgaande registraties konden worden verwijderd en zoals hierna zal blijken gebeurde dat ook. Bij een onberispelijk gevoerde administratie behoren de omzetgegevens te kloppen met de per klant aangeslagen afrekeningen en daarvan opgemaakte kassabonnen/-rollen. In het onderzoek is naar voren gekomen dat er verschillen bestaan tussen weekomzetten en de Z-afslagen in dezelfde periode. De verklaring daarvoor, is in dit onderzoek afromen genoemd. Hierna zal per hotel worden besproken hoe dat van geval tot geval in zijn werk ging. De Z-afslagen dienden kennelijk als basis voor de administratie en dus ook voor de verantwoording van de BTW.lxxxvi
6.3.1.4.1. Ten aanzien van het eerste deel van de tenlastelegging
[vennootschap 6]
De aangifte omzetbelasting van [vennootschap 6] is op of omstreeks 12 november 2004 bij de Belastingdienst binnengekomen en gebaseerd op de digitale administratie van [vennootschap 6]. Aan deze digitale administratie liggen Z-afslagen van de kassa's ten grondslag. Op de Z-afslag van [vennootschap 6] van 27 oktober 2004 staat vermeld dat de omzet op die dag € 1.553,60 bedroeg. Uit de kassabonnen van [vennootschap 6] van diezelfde datum blijkt echter dat de omzet veel hoger lag, te weten op een bedrag van € 3.703,61. Nu op de Z-afslag een bedrag van € 2.150,- te weinig is opgenomen, is de omzet tot minimaal een bedrag van € 2.028,30,- (€ 2.150 ex 6% Omzetbelasting) te laag aangegeven op het aangiftebiljet omzetbelasting over de maand oktober 2004.lxxxvii
[vennootschap 1] (als exploitant van [vennootschap 8])
De X-afslag van [vennootschap 8] geeft op 28 juli 2002 om 14:07 uur een totaaltelling van € 34.902,65, waarna op de kassa een terugboeking van € 25.000,- wordt gedaan onder de code "Refund". De totaaltelling bedraagt daardoor € 9.902,65. Hierop is een Z-afslag gemaakt en de kassa op nul gezet. Op deze Z-afslag is de terugboeking van € 25.000,- niet te zien. In het kasboek dat aan de aangifte omzetbelasting ten grondslag ligt, is vervolgens het bedrag van € 9.902,65 opgenomen.lxxxviii
De Z-afslag van 28 juli 2002 bevat echter eveneens de omzet van de week van 14 tot 21 juli 2002, aangezien op 21 juli slechts een X-afslag is gemaakt en derhalve de kassa niet op nul is gezet.lxxxix De omzet van die week bedroeg € 9.867,80, hetgeen betekent dat de omzet van [vennootschap 8] in de week van 21 tot 28 juli 2002 na de terugboeking van € 25.000,- slechts € 34,85 (€ 9.902,65 - € 9.687,80) zou zijn geweest. Door de terugboeking van het bedrag van € 25.000,- is in totaal een bedrag van € 15.132,20 (€ 25.000,00 - € 9.867,80) niet in de aangifte omzetbelasting juli 2002 opgenomen, waardoor te weinig omzetbelasting is geheven. Deze aangifte heeft de Belastingdienst op 27 augustus 2002 ontvangen.xc
[vennootschap 13]
In de periode van week 37 tot en met week 52 van 2003 bedroeg de omzet van [vennootschap 20] € 225.942,41 terwijl op de Z-afslagen slechts een bedrag van € 172.219,09 is vermeld.xci Op de Z-afslagen is derhalve een bedrag van € 53.723,32 (€ 225.942,41 - € 172.219,09) te weinig verantwoord. Omdat in de weken 40 en 41 een bedrag van € 11.028,- dubbel is verwerktxcii en er in week 52 een correctie moet plaatsvinden van € 459,39 wegens een onjuiste verwerking in het kasboekxciii, blijkt dat in totaal in de administratie een bedrag van € 42.235,93 (€ 53.723,23 - € 11.028,00 - € 459,39) te weinig is verantwoord. Nu deze administratie ten grondslag ligt aan de aangifte omzetbelasting, staat op de aangiften omzetbelasting van de maanden september tot en met december 2003 een te lage omzet vermeld. Hierdoor is de omzet tot minimaal een bedrag van € 39.845,21,- (€ 42.235,93 ex 6% omzetbelasting) te laag begrepen in de heffing van de omzetbelasting over de periode van week 37 tot en met 52 in 2003. Deze aangiften heeft de Belastingdienst tussen 27 oktober 2003 en 15 januari 2004 ontvangen.xciv
6.3.1.4.2. Ten aanzien van het tweede en derde deel van de tenlastelegging
De Wet op de omzetbelasting en de Wet op de loonbelasting bevatten regels met betrekking tot de administratieve verplichtingen van een ondernemer ten aanzien van de omzetbelasting. Deze regels werken aanvullend op de algemene bepaling inzake de bewaarplicht als neergelegd in de Algemene Wet inzake rijksbelastingen. Deze in samenhang te begrijpen regelgeving beoogt vastlegging en behoorlijke bewaring van de administratieplichtige en zijn bedrijf. Kortom, gegevens waaruit het bestaan van rechten en verplichtingen van de administratieplichtige, maar ook van derden (personeel) kan worden afgeleid, dienen te worden vastgelegd en bewaard. Een effectieve controle door de Belastingdienst is immers zonder de (klad)administratie, administratie van de (gespecificeerde) kasontvangsten en (juist bij hotels) een registratie van de kamerbezetting illusoir.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden
[persoon 57] heeft van 1997 tot juni 2004 bij [vennootschap 2] gewerkt en was in dienst van zowel [vennootschap 2] als [vennootschap 9] In deze periode werd in opdracht van [persoon 6] en [persoon 4] geen computerprogramma gebruikt. Alles werd genoteerd op boekingsformulieren en deze boekingsformulieren deden [persoon 6] of [persoon 4] na het opmaken van de kassa in de papiervernietiger. Als [persoon 4] de kassa voor het hotel en het restaurant opmaakte, dan draaide hij een bon uit op de kassa. Deze verscheurde hij en gooide hij weg. Dan draaide hij nogmaals een bon uit en die niette hij vast aan het papier waarop hij de inkomsten en uitgaven had opgeschreven. Deze papieren werden eveneens vernietigd. Vervolgens werd een code op de kassa ingetoetst en de kassa op nul gezet. Daarna toetste [persoon 4] een ander bedrag in op de kassa, te weten een percentage van het bedrag op de eerste kassabon.xcv In de periode vanaf februari 2001 tot en met 31 december 2003 mochten de werknemers ook bij [vennootschap 8] en [vennootschap 7] (de werkwijze heeft dus betrekking op zowel de Houdstermaatschappij als [vennootschap 13] en [vennootschap 12]) geen gebruik maken van de computerprogramma's voor het bijhouden van de gastenlijsten. [persoon 6] sloot bij die hotels op zondag de kassa af en wijzigde vervolgens de gegevens op de kassa. Na die afsluiting nam [persoon 6] het contante geld mee en werden de originele kassabon, de bezettingsoverzichten en de bonnetjes in de papiervernietiger gedaan.xcvi [persoon 6] heeft van mei 2002 tot halverwege 2004 eveneens de kassa's van [vennootschap 4] gecontroleerd. Daarna nam [persoon 55] (hierna: [persoon 55]), de zoon van [persoon 7], deze taak over. In dat hotel werden de klantgegevens handmatig in een boek bijgehouden en daarna aangeslagen op de kassa. De kassabon ging daarna met een handgeschreven bon op de prikker. Na het afsluiten van de kassa werden deze bonnen en het contante geld meegenomen, waarna de bonnen werden weggegooid. Tevens werden zeven pagina's uit het boek waarin de kamerreserveringen stonden vermeld, weggegooid.xcvii Vanaf 2002 kwam [persoon 6] of [persoon 4] bij [vennootschap 3] (de werkwijze heeft dus betrekking op zowel [vennootschap 3] als [vennootschap 10]) langs om de kassa op te maken en het contante geld mee te nemen. Ook bij dit hotel werden na het afsluiten van de kassa de kassastroken vernietigd.xcviii [persoon 4] verscheurde ten tijde dat [persoon 47] bij [vennootschap 17] werkzaam was, te weten vanaf medio 2003, eveneens de X-afslagen waarop de omzet stond vermeldxcix en ook bij [vennootschap 19] ([vennootschap 5]) verrichtte [persoon 6] soortgelijke handelingen als bij [vennootschap 7], [vennootschap 8] en [vennootschap 21].c Verder werd door de neef van [persoon 6], [persoon 56] (hierna: [persoon 56]) bij [vennootschap 14] in de periode van oktober 2001 tot juni 2002 bij het opmaken van de kassa, het aantal producten dat was verkocht, op de eindstand van de kassa verlaagd. Het geldbedrag bestaande uit het verlaagde omzetbedrag werd uit de kassa gehaald en de originele kassabon werd vernietigd. Ook de bonnen van bestellingen werden niet bewaard.ci
Nadere overwegingen
Hoewel de getuige [persoon 55] bij de rechter-commissaris een andere verklaring heeft afgelegd dan bij de SIOD en FIOD, neemt de rechtbank aan dat de verklaringen bij de SIOD en de FIOD overeenkomstig de waarheid zijn. Zij stroken immers met de verklaringen van onder andere de getuigen [persoon 12], [persoon 57], [persoon 47] en [persoon 44], terwijl [persoon 55] geen aannemelijke reden heeft opgegeven waarom hij bij de SIOD en FIOD anders heeft verklaard.
Uit het voorgaande blijkt dat de omzet van [vennootschap 7], [vennootschap 8], [vennootschap 2] en [vennootschap 15] bij het afsluiten van de kassa's door [persoon 6], [persoon 4] of [persoon 56] naar beneden werd bijgesteld. Daarna werden de boekingsformulieren, bezettingsoverzichten, bonnetjes, originele kassastroken en bestelbonnen vernietigd en het kasgeld meegenomen. Dat dit ook daadwerkelijk gebeurde, wordt ondersteund door hetgeen hiervoor onder punt 6.3.1.4.1. is opgenomen. Daaruit kan immers aan de hand van schriftelijke bescheiden objectief worden vastgesteld dat de omzet door [vennootschap 6], de Houdstermaatschappij en [vennootschap 13] naar beneden werd bijgesteld en dus werd afgeroomd. Bij alle in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen kwam [persoon 6] - of een familielid van hem - de kassa afsluiten. Daarbij werd (ongeveer) op dezelfde wijze gehandeld. Bij alle ondernemingen werden de primaire bescheiden weggegooid of vernietigd. Uit tapgesprekken leidt de rechtbank af dat [persoon 6] zich met de kassa's en de omzet van alle ondernemingen bemoeide en in die tapgesprekken wordt, gelet op de samenhang tussen de inhoud daarvan en de getuigenverklaringen, gesproken over het afromen van de omzet.cii Verder had [persoon 6] de hoogste autorisatie voor de kassa's in de hotels [vennootschap 3], [vennootschap 2] en [vennootschap 8] en was hij in het bezit van de sleutels van de kassa's van [vennootschap 16] en [vennootschap 2]. Derhalve had hij de mogelijkheid om die kassa's aan te passen. Deze aanpassingen konden echter bij de kassa van [vennootschap 16] niet worden waargenomen, aangezien die functie stond uitgeschakeld.ciii
Gelet op al deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat [persoon 6] - of een ander familielid die blijkens verklaringen en tapgesprekken in opdracht van [persoon 6] de kassa's afslootciv- bij het afsluiten van de kassa's, de omzet bij alle ondernemingen verlaagde en vervolgens bescheiden vernietigde. Het vernietigen van deze bescheiden had kennelijk uitsluitend ten doel om de verlaagde omzet voor de Belastingdienst verborgen te houden. Daarbij weegt de rechtbank de verklaring van [persoon 12], inhoudende dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat de gegevens niet op de computer mochten worden bijgehouden in verband met de Belastingdienst, mee.cv Deze conclusie wordt gestaafd door de omstandigheid dat ook de boekhouders die verantwoordelijk waren voor het opmaken van de aangifte omzetbelasting, de primaire bescheiden niet te zien kregen en verklaren dat het voor hen onmogelijk was om controle op de kas uit te oefenen. Voor [persoon 57] was het grootste probleem dat het kassaldo van [vennootschap 8], [vennootschap 22] en [vennootschap 4] niet werd bijgehouden. Als zijn werkneemster [persoon 58] om informatie vroeg, dan kreeg zij die meestal niet. [persoon 59] kreeg van [vennootschap 6] nooit opgave van het werkelijke kasgeld en ook [persoon 60] had geen inzicht in de kas van [vennootschap 14] [persoon 61] heeft nog nooit een kassarol of een Z-afslag gezien en [persoon 62] spreekt over een cultuur van weggooien.cvi Het voorgaande tezamen met de omstandigheid dat bij de doorzoekingen in de hotels en woningen nauwelijks primaire bescheiden zijn aangetroffen, brengt met zich dat bewezen kan worden verklaard dat de in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen het tweede en derde deel van het onder 3 ten laste gelegde hebben begaan.
6.3.1.5. Feitelijk leidinggeven
Uit hetgeen hiervoor onder de inleiding is opgenomen blijkt dat verdachte op 27 maart 2002 bij alle in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen - behalve [vennootschap 14] - betrokken was, hetzij als bestuurder, hetzij via de Houdstermaatschappij als aandeelhouder.cvii Tijdens het eerste onderzoek van het UWV heeft verdachte tegen verbalisanten gezegd dat hij andere personen als eindverantwoordelijke zou benoemen en de rechtsvormen van zijn horecalocaties zodanig zou wijzigen zodat hij in de toekomst niet meer als eindverantwoordelijke overal voor aansprakelijk zou kunnen worden gesteld.cviii Dit heeft verdachte kennelijk ook gedaan. Vanaf 25 juli 2002 heeft hij zich uit de verschillende ten laste gelegde rechtspersonen teruggetrokken en heeft hij familieleden naar voren geschoven om zijn bestuursfuncties over te nemen. Hoewel verdachte zich formeel uit de rechtspersonen heeft teruggetrokken, bleef hij, gelet op de verschillende tapgesprekkencix en getuigenverklaringencx, zich vooral via zijn zoon [persoon 6] op de achtergrond nog steeds zeer intensief met alle in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen bemoeien. Uit hetgeen hiervoor onder 6.3.1.4.2. is overwogen blijkt dat [persoon 6] een intensieve betrokkenheid had bij de bedrijfsvoering van alle rechtspersonen - inclusief [vennootschap 14] - en uit tapgesprekken volgt dat hij hierover veelvuldig contact met verdachte had. Uit die telefoongesprekken kan immers worden afgeleid dat verdachte en [persoon 6] uitgebreid de gang van zaken binnen de rechtspersonen met elkaar doornamen. Tijdens die gesprekken werd de omzet besproken en het afromen daarvan. Verdachte spoorde [persoon 6] aan de kassa's af te sluiten en geld mee te nemen.cxi Verdachte voerde gesprekken met andere familieleden, bijvoorbeeld met [persoon 1]. In een gesprek werd het ontbreken van de boeken bij [vennootschap 6] besproken.cxii Verder was verdachte nog betrokken bij de aankoop van de rechtspersonen [vennootschap 9] en [vennootschap 10]cxiii Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte rechtstreekse bemoeienis had met details van de bedrijfsvoering van alle in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen. Nu deze bedrijfsvoering mede gericht was op het generen van zwart geld en dit - naast het afromen van de omzet - eveneens werd bewerkstelligd door het uitbetalen van zwarte lonen aan werknemers, heeft verdachte daaraan een actieve bijdrage geleverd. Meegewogen wordt dat verdachte telefoongesprekken voerde over het plaatsen en het betalen van personeel.cxiv Geconstateerd kan derhalve worden dat er binnen de rechtspersonen, na het eerdere onderzoek naar soortgelijke strafbare feiten (en waarvoor verdachte uiteindelijk is veroordeeld), geen verandering heeft plaatsgevonden in de bedrijfsvoering. Integendeel.
Uit het voorgaande blijkt genoegzaam dat verdachte actief betrokken was bij het zogenoemde afromen van de kassa's. Door zijn intensieve bemoeienis met alle vennootschappen heeft verdachte ook aan het uitbetalen van zwart loon aan werknemers van die rechtspersonen een strafbare bijdrage geleverd. Bovendien lag het, gezien zijn feitelijke positie bij de vennootschappen, in zijn macht om in te grijpen. Door dit na te laten en door zijn hiervoor beschreven handelen heeft hij zich schuldig gemaakt aan het feitelijk leiding geven aan de verboden gedragingen als bedoeld onder de feiten 1, 2 en 3.
De rechtbank verklaart niet bewezen het medeplegen van de feiten 1,2 en 3 door de genoemde vennootschappen. Dit heeft overigens geen strafrechtelijke betekenis, nu het hier niet het medeplegen van een strafbaar feit door verdachte betreft, maar door ondernemingen waaraan hij (als pleger) feitelijk leiding heeft gegeven (vgl. HR 22 november 1994, NJ1995/174).
6.3.2. Voorts ten aanzien van feit 4
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden (inclusief de bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 met betrekking tot de criminele herkomst van de gelden).
Verdachte heeft op 8 april 2002 bij de bank [bank] te Luxemburg een rekening geopend onder nummer [rekeningnummer]. Hij is, als natuurlijk persoon, de enige begunstigde van die rekening. Bij opening van de rekening is overeengekomen dat correspondentie bij de bank blijft.cxv Op de "Know your customer statement" staat vermeld dat verdachte eigenaar is van verschillende hotels en restaurants en andere toeristenbusiness in Amsterdam. Op een aanvullend soortgelijk formulier van 12 december 2003 wordt ingevuld bij herkomst van de gelden: "profit from business".cxvi
In het dossier bevindt zich voorts een zogenoemde "Statement of assets" waarop staat vermeld dat het saldo op deze rekening op 30 november 2004 € 6.454.687,02 bedroeg.cxvii Direct na opening van de rekening zijn de volgende bedragen gestort: € 230.210,- en € 17.545,-, $ 160,- en £ 20,- In de periode van 8 april 2002 tot en met 28 november 2004 is een groot aantal kasstortingen geregistreerd van in totaal ruim vier miljoen euro.cxviii
Vrijwel maandelijks (en soms ook meermalen per maand) worden grote kasstortingen gedaan in verschillende valuta doch grotendeels euro's alsmede in travellercheques. In de maanden april 2002 tot en met juli 2002 wordt meer dan 1 miljoen in contanten gestort (te weten op 2 mei 2002 een bedrag van ongeveer € 184.000,- , op 21 mei 2002 een bedrag van ongeveer € 229.000,-, op 10 juni 2002 een bedrag van ongeveer € 199.000,-, op 9 juli 2002 een bedrag van ongeveer € 199.000,- en op 31 juli 2002 een bedrag van ongeveer € 149.000,-).
Op een credit note betreffende een kasstorting van € 150.000,- van 7 oktober 2002 staat vermeld bij de handtekening: "son of owner". Op de credit notes vanaf december 2003 lijkt vooral de handtekening van [persoon 6] voor te komen. Op 11 juni 2004 wordt dit expliciet vermeld door kennelijk een bankemployee.cxix
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de kasstortingen die op zijn rekening in Luxemburg zijn gedaan contante gelden en cheques betreffen die daartoe vanuit Nederland naar Luxemburg zijn overgebracht en dat deze gelden en cheques ten minste gedeeltelijk afkomstig zijn uit de exploitatie van horecagelegenheden. Het betreft zo'n 2,5 miljoen, maximaal drie miljoen euro, aldus verdachte.cxx
De volgende telefoongesprekken zijn gevoerd.
Op 10 juni 2004cxxi:
- [verdachte] belt uit met [persoon 7]: [verdachte] vraagt of hij morgen een ritje kan maken met [persoon 6].
- [verdachte] belt uit met [persoon 6]: [verdachte] is thuis. Hij vraagt [persoon 6] naar hem toe te komen.
[persoon 6]: wil je uitgaan
[verdachte]: ja, zoals we hebben afgesproken. Je gaat met [persoon 7]. We bespreken het als je hierheen komt.
- [verdachte] wordt gebeld door [persoon 6]:
[persoon 6]: ik kom het zo ophalen want ik ga naar hem toe en we gaan dan verder.
[verdachte]: nee, nee, ga eerst naar hem toe en kom daarna naar mij toe en van hieruit ga je verder.
[persoon 6]: zoals je wilt
[verdachte]: komen jullie tweeën naar mij toe.
[persoon 6]: om kwart over vijf
[verdachte]: nee, om kwart voor vijf is beter.
Op 11 juni 2004cxxii:
- [persoon 6] is bij [persoon 7] en is over 5 min bij [verdachte].
- [verdachte] wgd [persoon 6]: we zijn er
- [verdachte] wgb door [persoon 6] dat ze in België rijden.
[verdachte]: wissel alles om in dollars. Geef me het eind, hoeveel er is daar.
- [verdachte] wgd [persoon 63]: [verdachte]: [persoon 6] is there? [persoon 63]: yes.
- [verdachte] wgd [persoon 6] die vraagt of 1.230 goed is. Hij heeft nog niet gewisseld. Het is 225 geworden, in euro. Hij wisselt het voor 1.2010. [verdachte]: ja dat is goed.
Op 5 augustus 2004cxxiii:
[verdachte] wgd [persoon 6]
[verdachte]; toen je de laatste keer bij ons was, hoeveel was er daar, 8? Acht driehonderd?
[persoon 6]: ja maar jij hebt er ook geld van genomen.
[verdachte] doet er niet toe, hoeveel heb je genoteerd?
[persoon 6]: ik schreef 8 en een half op. Kan ook 8 punt 6 of 8 punt 4 zijn, herinner me niet precies.
Op 22 augustus 2004cxxiv:
[persoon 6] belt vader, ze spreken over wanneer de dingen moeten worden opgehaald. [persoon 6] zegt dat hij alles heeft genoteerd en vader precies kan controleren hoeveel in gaat/binnen komt.
Op 23 augustus 2004cxxv:
- [persoon 6] belt [persoon 7] of hij klaar is. [persoon 7] is niet klaar en zegt dat [persoon 6] beter eerst langs zijn vader kan gaan en hem daarna kan ophalen. [persoon 6] zegt, diepe zucht, okay.
- [persoon 6] belt met nn-vrouw. Nn-vrouw vraagt naar [persoon 7]. Gesprek [persoon 7] en vrouw: [persoon 7] zegt onderweg te zijn vanuit Luxemburg naar Amsterdam.
[persoon 7] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard, na te zijn geconfronteerd met tapgesprekken van 10 en 11 juni 2004, dat [persoon 6] hem op 11 juni 2004 kwam ophalen, [persoon 6] bij verdachte thuis in Amstelveen een tas heeft opgehaald en zij vervolgens naar Luxemburg zijn gereden.cxxvi
Uit 3 credit notes d.d. 11 juni 2004 volgt dat op de bankrekening van verdachte te Luxemburg op die datum kasstortingen zijn gedaan ten bedrage van £ 85, $ 645 en € 224.260,-. Deze 3 credit notes zijn voorzien van een handtekening met daarbij de tekst: [persoon 6], son of [verdachte], confirmed with [verdachte].cxxvii
Op 23 augustus 2004 zijn op de betreffende rekening van verdachte blijkens credit notes stortingen verricht ten bedrage van $ 100, € 70 en € 182.335,- waarbij de biljetten zijn gespecificeerd: 2320 x € 50,-, 226 x € 100,-, 1379 x € 20,-, 10 x € 500,-, 23 x € 200,-, 583 x € 10,-, en 145 x € 5,-.cxxviii
Nadere overweging
De bankrekening van verdachte in Luxemburg is op nummer geopend waarbij is overeengekomen dat de correspondentie niet aan de rekeninghouder wordt verstuurd maar bewaard blijft bij de bank. De rechtbank is van oordeel dat naar algemene ervaringsregels een dergelijke gang van zaken reeds aanleiding geeft te veronderstellen dat het de bedoeling van de rekeninghouder is dat de betreffende rekening buiten het zicht van de Belastingdienst blijft.
Vast staat voorts dat in de jaren 2002, 2003 en 2004 grote sommen contant geld vanuit Amsterdam en/of Amstelveen naar Luxemburg zijn overgebracht en aldaar op de rekening van verdachte zijn gestort. Verdachte heeft verklaard dat deze gelden (grotendeels) afkomstig waren van de exploitatie van horecagelegenheden hetgeen bevestiging vindt in de omschrijvingen op de "Know your customer statements".
In het vorenstaande heeft de rechtbank ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder 1, 2 en 3 overwogen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diverse strafbare feiten gerelateerd aan de exploitatie van horecagelegenheden en dat deze feiten er toe hebben geleid dat zwarte geldstromen zijn ontstaan. Immers, werknemers werden zwart verloond, er werd geen deugdelijke boekhouding bijgehouden en omzetten werden afgeroomd, buiten de boekhouding gehouden en niet opgegeven aan de Belastingdienst. De als gevolg hiervan niet betaalde belasting en premie en de afgeroomde omzet zijn dan geld dat van misdrijf afkomstig is.
Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen het vermoeden dat de gelden die verdachte door middel van zijn bankrekening in Luxemburg voorhanden heeft gehad - in ieder geval gedeeltelijk - uit enig misdrijf afkomstig zijn. Derhalve mag van hem worden verlangd dat hij een min of meer verifieerbare verklaring geeft voor de mogelijk legale herkomst van de gelden.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat de gelden die in contanten op zijn Luxemburgse rekening zijn gestort in feite (grotendeels) toebehoren aan de Houdstermaatschappij, bij de belasting zijn verantwoord en dus niet van misdrijf afkomstig zijn, niet aannemelijk en vindt voor die stelling ook geen enkele steun in de overgelegde stukken.
Allereerst stelt de rechtbank daartoe vast dat de begunstigde van de betreffende rekening in Luxemburg niet de Houdstermaatschappij is maar verdachte als natuurlijk persoon. Verdachte heeft geen enkel stuk overgelegd dat zijn stelling, dat deze gelden niet aan hem maar in feite aan de Houdstermaatschappij toebehoren, kan ondersteunen.
Vervolgens blijkt uit de door de officier van justitie ter zitting overgelegde, bij de Kamer van Koophandel gedeponeerde en vastgestelde balansen van de Houdstermaatschappij over de jaren 2002, 2003 en 2004, zelfs het tegendeel van de stelling: in die stukken wordt immers in het geheel geen melding gemaakt van enige bankrekening of rekening-courant verhouding in Luxemburg. Over 2002 wordt ten aanzien van liquide middelen slechts vermeld een bankrekening van de ING (saldo negatief) en kasgeld van € 283.057,-. Over 2003 wordt vermeld ten aanzien van liquide middelen dezelfde bankrekening van de ING met een saldo van € 3.591 en kasgeld van € 497.474,-. Op de balans van 2004 staat een totaal aan liquide middelen van € 2.102.165,- waarbij opmerkelijk is dat wordt aangegeven dat het saldo van de liquide middelen op 31 december 2003 € 1.692.235 is waar in de balans van 2003 dat saldo op diezelfde datum 31 december 2003 nog is gewaardeerd op € 501.065,-.cxxix
Ook in de door de verdediging overgelegde jaarrekeningen 2002, 2003 en 2004 van de Houdstermaatschappij kan voornoemde steun niet worden gevonden. De daarbij behorende balansen vermelden, anders dan de eerder bij de Kamer van Koophandel ingediende balansen, "Bank Luxemburg- deposito" en " Bank Luxemburg R/C" . De balansen vermelden voorts geen bij het deposito behorend rekeningnummer. Zij vermelden in totaal beduidend hogere saldi aan liquide middelen. De verdediging kon desgevraagd voor dat verschil geen andere verklaring geven dan dat eerder de boekhouding in beslag genomen was en daarom eerder op maar een beperkt deel van de benodigde gegevens een jaarrekening kon worden opgesteld. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Niet alleen blijkt niet dat bij indiening van de jaarstukken bij de Kamer van Koophandel melding is gedaan van een beperkte boekhouding en mogelijke onjuistheden in de jaarstukken, tevens waren de gegevens uit Luxemburg ten allen tijde bekend bij verdachte en kon het in beslag nemen van de boekhouding derhalve geen beletsel zijn om de rekening in Luxemburg op te nemen in de eerdere jaarstukken. Bij uitblijven van een redelijke verklaring voor de verschillen in de later namens de Houdstermaatschappij opgestelde stukken ten opzichte van de eerder goedgekeurde en ingediende jaarstukken, acht de rechtbank de lezing van de verdediging dat de gelden op de rekening van verdachte in feite van de Houdstermaatschappij zijn, zijn verantwoord en dus niet van misdrijf afkomstig zijn, ongeloofwaardig.
Tot slot betrekt de rechtbank hierbij de verklaring van Mr. [persoon 81], contactambtenaar AWR, op ambtseed opgemaakt op 18 februari 2013. [persoon 81] heeft vastgesteld dat noch ten tijde van het indienen van de aangiften Vennootschapsbelasting 2004 tot en met 2006 ten name van de Houdstermaatschappij noch daarna middels een verbeterde aangifte of separate mededeling, melding is gemaakt van een deposito of rekening-courant bij een bank in Luxemburg.cxxx
De rechtbank verwerpt het verweer en komt tot het oordeel dat, gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen en bij het ontbreken van een min of meer verifieerbare verklaring omtrent de herkomst van de gelden, het niet anders kan zijn dan dat gelden op de rekening van misdrijf afkomstig zijn. Verdachte had die gelden voorhanden.
De rechtbank is van oordeel, dat de gedragingen van verdachte die (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de voorhanden geldbedragen, volgen uit de hierboven opgenomen bewijsmiddelen betrekking hebbend op (de wijze van) het openen van de rekening in Luxemburg en het veelvuldig (door zijn zoon [persoon 6]) laten overbrengen naar Luxemburg van grote contante geldbedragen ter storting op die rekening. Daarmee is sprake van omzetten in vereniging van die geldbedragen.
6.3.3. Voorts ten aanzien van feit 5
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de in de te lastlegging genoemde rechtspersonen en de onder 5 genoemde natuurlijke personen tezamen als conglomeraat een criminele organisatie gevormd.
Na het onderzoek in 2002 naar sociale zekerheidsfraude bij de hotels, waarin verdachte direct of indirect belang had, heeft een reorganisatie plaatsgevonden, zoals uit de hiervoor beschreven wijzigingen in het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijktcxxxi.
De rechtbank acht het aannemelijk dat die veranderingen op initiatief van verdachte zijn doorgevoerd om voor deze bedrijven andere eindverantwoordelijken te benoemen om zo te voorkomen dat hij aansprakelijk zou worden gesteld na eventueel hernieuwd onderzoek.
Resultaat van de veranderingen was in ieder geval dat verdachte onzichtbaar en formeel niet meer bij de bedrijfsvoering betrokken was: direct noch indirect.cxxxii Toch blijft verdachte enig aandeelhouder van de Houdstermaatschappijcxxxiii en koopt hij zelf nog de vennootschappen [vennootschap 10] en [vennootschap 9]cxxxiv
Zoals echter uit de bewezenverklaring van hetgeen onder de feiten 1 tot en met 3 ten laste gelegd is blijkt, is verdachte bij de exploitatie van de hotels en restaurants doorgegaan met het plegen van misdrijven, soortgelijk aan die waarvoor hij uiteindelijk in 2010 werd veroordeeld. Voor [persoon 1] en [persoon 7] was het duidelijk dat de uiteindelijke macht bij verdachte was gebleven. Hij is behalve initiator, de machtigste en belangrijkste leidinggever.cxxxv
Naast de oorbare bedrijfsactiviteiten kende het conglomeraat van (rechts)personen de doelstelling om een deel van de omzetten buiten het oog van het UWV en de Belastingdienst te houden, zodat van het contant betaalde deel van de omzetten grote sommen geld stelselmatig konden worden afgeroomd en overgebracht naar zwarte rekeningen die de verdachten - met uitzondering van [persoon 6] - in Luxemburg op hun naam aanhielden.
Het manipuleren van de kassa's en het corrumperen van de administraties en het uitbetalen van zwart loon waren noodzakelijk om zeer aanzienlijke geldbedragen te kunnen wegsluizen. Een en ander dus niet los worden gezien van het onder 4 ten laste gelegde witwassen.
Om deze illegale doelstelling te verwezenlijken werd door verdachten structureel en duurzaam, namelijk ten minste twee jaar, samengewerkt.
De leiding van de organisatie berustte, als gezegd, bij de initiatiefnemende verdachte. Hij schakelde zijn zoon [persoon 6] in om namens hem controle op alle bedrijven uit te oefenen. Uit de telefoontaps blijkt dat [persoon 6] kort aan de teugel werd gehouden door zijn vader. [persoon 6] is daarom hiërarchisch onder zijn vader te plaatsen, maar boven [persoon 1] (bestuurder van [vennootschap 2], [vennootschap 9], [vennootschap 3] en [vennootschap 10]cxxxvi), diens broer [persoon 4] (van 31 december 2001 tot 7 november 2002 bestuurder van [vennootschap 6]cxxxvii) en [persoon 7] (bestuurder van [vennootschap 12], [vennootschap 13] en [vennootschap 4]cxxxviii).
[persoon 6] stuurde [persoon 1], [persoon 4], [persoon 7] en de hierna te noemen personen aancxxxix, bemoeide zich met- en controleerde hun bedrijfsvoering en manipuleerde op gezette tijden al dan niet in samenwerking met hen de kassa's om vervolgens het afgeroomde geld onder zich te nemen.
De rechtbank rekent gezien ieders rol [persoon 1], [persoon 4] en [persoon 7] tot het tweede echelon van de organisatie en dus onder verdachte en [persoon 6].
Ten aanzien van [persoon 55], [persoon 5] (directrice van [vennootschap 6]cxl), [persoon 2] (directrice van [vennootschap 5]cxli) en [persoon 8] (directrice [vennootschap 14]cxlii) overweegt de rechtbank, dat zij, gezien de wijze waarop zij bij de rechtspersonen werkzaam waren, moeten hebben geweten van de malversaties binnen die rechtspersonen. Aangezien zij ook bestuurders van de rechtspersonen waren, zijn zij te beschouwen als deelnemers aan de criminele organisatie. Zij vormden daarvan het derde echelon.
Niet is vereist dat ieder lid van de organisatie precies wist hoeveel er aan personeel zwart werd betaald en hoeveel omzet er werd afgeroomd. Toereikend voor de deelneming is dat de deelnemer weet dat de organisatie het plegen van misdrijven (mede) als doel heeft. Niet is vereist dat de deelnemer enige vorm van opzet heeft gehad op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven. Voor ieder geldt echter tenminste dat hij/zij ondersteunend was ten aanzien van het verwezenlijken van het criminele doel van de organisatie.
7. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 6. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat
ten aanzien van het onder 1, primair, ten laste gelegde
- [vennootschap 2] (als exploitant van [vennootschap 18]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 december 2002, en
- [vennootschap 1] (als exploitant van [vennootschap 7] en als exploitant van [vennootschap 8]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 25 juli 2002, en
- [vennootschap 12] (als exploitant van [vennootschap 7]) in de periode van 25 juli 2002 tot en met 31 december 2003, en
- [vennootschap 6] (als exploitant van [vennootschap 16] en [vennootschap 17]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap 5] (als exploitant [vennootschap 19]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap 14] (als exploitant van [vennootschap 15]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap 13] (als exploitant van [vennootschap 8]) in de periode van 25 juli 2002 tot en met 31 december 2003, en
- [vennootschap 4] (als exploitant van [vennootschap 21]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap 3] (als exploitant van [vennootschap 3]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 december 2002, en
- [vennootschap 10] (als exploitant van [vennootschap 3]) in de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 november 2004,
(steeds) als werkgever in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering,
te Amsterdam, (telkens) opzettelijk niet en niet volledig zijn nagekomen een voor een werkgever bestaande verplichting om met inachtneming van door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gestelde regels (Loonadministratiebesluit) opgave te doen van (al) het door de werknemers van die werkgever genoten loon (in bovengenoemde perioden) aan Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV),
immers hebben bovengenoemde rechtspersonen (telkens) opzettelijk ten aanzien van (onder anderen) de werknemers, bekend onder de namen:
- [persoon 57] en [persoon 16] (in de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 december 2002 met betrekking tot [vennootschap 2]), en
- [persoon 12] en [persoon 18] (in de periode 27 maart 2002 tot en 25 juli 2002 met betrekking tot [vennootschap 1]), en
- [persoon 12] en [persoon 18] en [persoon 19] en [persoon 20] en [persoon 23] en [persoon 24] en [persoon 21] en [persoon 22] (in de periode 25 juli 2002 tot en 31 december 2003 met betrekking tot [vennootschap 12]), en
- [persoon 26] en [persoon 27] (over de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004 met betrekking tot [vennootschap 6] BV), en
- [persoon 30] en [persoon 33] en [persoon 34] (over de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004 met betrekking tot [vennootschap 5] ), en
- [persoon 35] en [persoon 36] en [persoon 38] en [persoon 37] (over de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004 met betrekking tot [vennootschap 14]), en
- [persoon 40] en [persoon 11] (in de periode 27 maart 2002 tot en 25 juli 2002 met betrekking tot [vennootschap 1]), en
- [persoon 41] (over de periode van 25 juli 2002 tot en met 31 december 2003 met betrekking tot [vennootschap 13]), en
- [persoon 42] en [persoon 43] en [persoon 44] en [persoon 45] (over de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004 met betrekking tot [vennootschap 4]), en
- [persoon 46] (over de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 december 2002 met betrekking tot [vennootschap 3]), en
- [persoon 46] en [persoon 47] en [persoon 48] (over de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 november 2004 met betrekking tot [vennootschap 10]), en
geen of geen volledige opgave gedaan van het totaal aan die werknemers betaalde loon
aan welke voormelde verboden gedragingen, hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven.
ten aanzien van het onder 1, subsidiair, ten laste gelegde:
- [vennootschap 9] (als exploitant van [vennootschap 18]) in de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 november 2004, en
te Amsterdam, opzettelijk, als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het voeren van een (loon)administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen,
(telkens) een zodanige administratie niet heeft gevoerd, immers heeft genoemde rechtspersoon:
- niet volledig geadministreerd welke werknemers werkzaam waren en vanaf wanneer deze werknemers werkzaam waren, en voor welk loon deze werknemers werkzaam waren, en
- niet volledig geadministreerd de uitbetaalde lonen,
(ten gevolge waarvan er geen aansluiting was te maken tussen de volledige loonkosten en de omzet, waardoor niet te allen tijde de rechten en verplichtingen van de belastingplichtige en andere, voor de heffing van de belasting van belang zijnde, gegevens konden worden gekend), terwijl die feiten er (telkens) toe hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke voormelde verboden gedragingen, hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven.
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
- [vennootschap 2] (als exploitant van [vennootschap 18]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 december 2002, en
- [vennootschap 9] (als exploitant van [vennootschap 18]) in de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap 12] (als exploitant van [vennootschap 7]) in de periode van 25 juli 2002 tot en met 31 december 2003, en
- [vennootschap 6] (als exploitant van [vennootschap 16] en [vennootschap 17]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap 5] (als exploitant [vennootschap 19]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap 14] (als exploitant van [vennootschap 15]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap 13] (als exploitant van [vennootschap 8]) in de periode van 25 juli 2002 tot en met 31 december 2003, en
te Amsterdam, opzettelijk,
(telkens) als werkgever in de zin van artikel 58 Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen, niet hebben voldaan aan hun verplichtingen om (telkens) binnen een maand na:
(i) aanvang of beëindiging van werkzaamheden door verzekerden,
aan een uitvoeringsinstelling als bedoeld in de Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen, in casu het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, (telkens) een mededeling te doen van die aanvang of beëindiging,
immers hebben bovengenoemde rechtspersonen telkens opzettelijk geen mededeling gedaan van de aanvang of beëindiging van werkzaamheden, ten aanzien van (onder anderen):
- [persoon 16] ((in de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 december 2002 met betrekking tot [vennootschap 2]), en
- [persoon 49] en [persoon 51] en [persoon 52] en [persoon 53] en [persoon 50] en [persoon 54] (in de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 november 2004 met betrekking tot [vennootschap 9]), en
- [persoon 23] en [persoon 24] (in de periode 25 juli 2002 tot en 31 december 2003 met betrekking tot [vennootschap 12]), en
- [persoon 28] (over de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004 met betrekking tot [vennootschap 6]), en
- [persoon 30] en [persoon 31] (alias [persoon 32]) (over de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004 met betrekking tot [vennootschap 5]), en
- [persoon 35] en [persoon 36] en [persoon 38] en [persoon 37] en [persoon 39] (over de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004 met betrekking tot [vennootschap 14]), en
- [persoon 41] (over de periode van 25 juli 2002 tot en met 31 december 2003 met betrekking tot [vennootschap 13]), en
- andere personen
aan welke voormelde verboden gedragingen, hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven.
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
- [vennootschap 6] (als exploitant van [vennootschap 16] en [vennootschap 17]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap 1] (als exploitant van [vennootschap 8]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 30 augustus 2002, en
- [vennootschap 13] (als exploitant van [vennootschap 8]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 15 januari 2004,
te Amsterdam, (telkens) opzettelijk
(een) bij de Belastingdienst voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene Wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften omzetbelasting over maanden van de jaren 2002 en/of 2003 en/of 2004 (telkens) onjuist en onvolledig hebben gedaan,
immers hebben:
- [vennootschap 6] in de aangifte ten aanzien van [vennootschap 6] over oktober 2004 en
- [vennootschap 1] in de aangifte ten aanzien van [vennootschap 11] i.o. over juli 2002 en
- [vennootschap 13] in de aangiften ten aanzien van [vennootschap 13] over september 2003 en over oktober 2003 en over november 2003 en december 2003,
telkens:
- een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting, en
- een onjuist (totaal) te betalen/terug te vragen bedrag aan belasting,
vermeld of doen vermelden,
terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen, hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven.
en
- [vennootschap 2] (als exploitant van [vennootschap 18]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 december 2002, en
- [vennootschap 9] (als exploitant van [vennootschap 18]) in de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap 1] (als exploitant van [vennootschap 7] en als exploitant van [vennootschap 8]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 25 juli 2002, en
- [vennootschap 12] (als exploitant van [vennootschap 7]) in de periode van 25 juli 2002 tot en met 31 december 2003, en
- [vennootschap 6] (als exploitant van [vennootschap 16] en [vennootschap 17]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap 5] (als exploitant [vennootschap 19]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap 14] (als exploitant van [vennootschap 15]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap 13] (als exploitant van [vennootschap 8]) in de periode van 25 juli 2002 tot en met 31 december 2003, en
- [vennootschap 4] (als exploitant van [vennootschap 21]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap 3] (als exploitant van [vennootschap 3]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 december 2002, en
- [vennootschap 10] (als exploitant van [vennootschap 3]) in de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 november 2004,
(telkens) te Amsterdam,
opzettelijk als degenen die ingevolge de Belastingwet verplicht waren tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen (telkens) een zodanige administratie niet hebben gevoerd,
immers hebben de rechtspersonen telkens
- niet volledig geadministreerd welke hotelkamers tegen welke prijs werden verhuurd, en
- niet volledig gevoerd een kasadministratie, en
- niet volledig geadministreerd het aantal verhuurde kamers en de kasontvangsten naar aanleiding van de verhuur van de hotelkamers,
(ten gevolge waarvan er geen aansluiting was te maken tussen de volledige omzet, de volledige inkopen en de totale bedrijfskosten en de verschuldigde omzetbelasting en de voorbelasting, waardoor niet te allen tijde de rechten en verplichtingen van de belastingplichtigen en andere voor de heffing van de belasting van belang zijnde gegevens konden worden gekend),
terwijl die feiten er (telkens) toe hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke voormelde verboden gedragingen, hij, verdachte, feitelijke leiding heeft
gegeven
en
- [vennootschap 2] (als exploitant van [vennootschap 18]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 december 2002, en
- [vennootschap 9] (als exploitant van [vennootschap 18]) in de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap 1] (als exploitant van [vennootschap 7] en als exploitant van [vennootschap 8]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 25 juli 2002, en
- [vennootschap 12] (als exploitant van [vennootschap 7]) in de periode van 25 juli 2002 tot en met 31 december 2003, en
- [vennootschap 6] (als exploitant van [vennootschap 16] en [vennootschap 17]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap 5] (als exploitant [vennootschap 19]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap 14] (als exploitant van [vennootschap 15]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap 13] (als exploitant van [vennootschap 8]) in de periode van 25 juli 2002 tot en met 31 december 2003, en
- [vennootschap 4] (als exploitant van [vennootschap 21]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap 3] (als exploitant van [vennootschap 3]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 december 2002, en
- [vennootschap 10] (als exploitant van [vennootschap 3]) in de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 november 2004,
(telkens) te Amsterdam,
opzettelijk als degenen die ingevolge de Belastingwet verplicht waren tot het bewaren van boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers, opzettelijk deze niet hebben bewaard, immers hebben genoemde rechtspersonen (telkens) opzettelijk kassarollen en bezettingsoverzichten van de hotelkamers niet dan wel gedeeltelijk niet bewaard,
(waardoor niet te allen tijde de rechten en verplichtingen van de belastingplichtigen en andere voor de heffing van de belasting van belang zijnde gegevens konden worden gekend), terwijl die feiten er (telkens) toe hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke voormelde verboden gedragingen, hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven.
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
verdachte, in de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 januari 2005, te Amsterdam en Amstelveen en in Luxemburg, tezamen en in vereniging met een ander geldbedragen heeft omgezet (door middel van storting van contante bedragen op een bankrekening) en in die periode die geldbedragen alleen voorhanden heeft gehad, terwijl hij (en zijn mededader) wist(en) dat deze geldbedragen - middellijk of onmiddellijk - (gedeeltelijk) afkomstig waren uit enig misdrijf, en aldus van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
verdachte, in de periode vanaf 1 februari 2002 tot en met 31 januari 2005, te Amsterdam en te Amstelveen en in Luxemburg, heeft deelgenomen aan een organisatie, zijnde een samenwerkingsverband bestaande uit hem, verdachte, en de personen [persoon 7] en [persoon 1] en [persoon 6] en [persoon 55] en [persoon 5] en [persoon 4] en [persoon 2] en [persoon 8],
welke organisatie tot oogmerk had het plegen misdrijven, te weten:
- geen opgave doen van het door werknemers genoten loon;
- het doen van onjuiste aangifte(n) loonbelasting en/of omzetbelasting;
- het niet voeren van een juiste (loon)administratie en het niet bewaren van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers;
- een gewoonte maken van het witwassen van (chartale) geldbedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
8. De strafbaarheid van de feiten
De verdediging heeft betoogd dat verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 schikkingen heeft getroffen met het UWV, waardoor ten aanzien van die feiten de materiële wederrechtelijkheid ontbreekt. Derhalve dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een vaststellingsovereenkomst een bestuursrechtelijke overeenkomst met het UWV is over betaling van de niet afgedragen premies en dat een dergelijke overeenkomst de strafzaak niet regardeert. Het verweer wordt verworpen.
Nu het bestaan van een rechtvaardigingsgrond niet aannemelijk is geworden, zijn de bewezen geachte feiten volgens de wet strafbaar.
9. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
10. Motivering van de straffen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, primair, 2, 3, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij de straftoemeting rekening te houden met het tijdsverloop, de opstelling van het Openbaar Ministerie en de omstandigheid dat verdachte altijd heeft meegewerkt aan het onderzoek. Daarnaast is de nadeelsberekening slechts gebaseerd op een veronderstelling. In de eerste zaak was eveneens in beginsel een hoger nadeel berekend dan uiteindelijk in de vaststellingsovereenkomst met het UWV is vastgesteld.
10.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in georganiseerd verband samen met anderen, gedurende meerdere jaren en in verschillende hotels, schuldig gemaakt aan het plegen van belasting- en premiefraude. Hij heeft opzettelijk de kasadministratie vervalst, omzetten afgeroomd, werknemers niet, althans niet voor de volledige aantallen gewerkte uren, op de loonlijst laten verwerken en opzettelijk onjuiste en onvolledige aangiften gedaan.
Het geld dat hij ten onrechte niet afdroeg aan de belastingdienst en dus uitspaarde heeft hij overgebracht naar een bank in Luxemburg.
De rechtbank ziet verdachte als de hoofddader van de ten laste gelegde feiten. Verdachte was al eerder betrokken in een onderzoek naar vergelijkbare strafbare feiten. Hij heeft daarop de structuur van de organisatie waarbinnen de hotels werden geëxploiteerd gewijzigd, maar feitelijk bleef hij degene die aan die organisatie leiding gaf. Om zichzelf buiten beeld te brengen heeft verdachte familieleden een rol gegeven binnen de organisatie. Met name wat zijn zoon [persoon 6] betreft - op dat moment 18 jaar oud - neemt de rechtbank dat verdachte zeer kwalijk. Verdachte heeft immers misbruik gemaakt van de loyaliteit en overwicht in de vader-zoon relatie door zijn zoon een sleutelpositie te geven binnen een organisatie die het plegen van corruptie als doel had. Zijn zoon studeerde op dat moment economie en verdachte is er in hoge mate voor verantwoordelijk te houden dat zijn zoon de met die studie opgedane kennis heeft misbruikt door stelselmatig corruptie te plegen.
Verdachte heeft al met al de verantwoordelijkheden die de wet aan een ondernemer stelt doelbewust terzijde geschoven op een manier waaruit minachting voor de Nederlandse autoriteiten en de Nederlandse samenleving blijkt. Verdachte heeft daarbij vooral financieel gewin op het oog gehad en de Staat, in het bijzonder de rijksschatkist, fors nadeel toegebracht. Hoe hoog dat nadeel precies is kan niet worden vastgesteld. Gezien de periode waarin de strafbare feiten zijn gepleegd, het aantal hotels waarin dat gebeurde en het feit dat uit het dossier volgt dat dit structureel gebeurde, acht de rechtbank het wel verantwoord te concluderen dat het om zeer aanzienlijke bedragen moet gaan.
De handelwijze van verdachte is voorts concurrentievervalsend, nu verdachte door het plegen van strafbare feiten de bedrijfskosten op oneigenlijke wijze naar beneden bracht.
Hoewel niet gebleken is dat verdachte eerder was veroordeeld ter zake enig strafbaar feit, houdt de rechtbank desondanks ten nadele van verdachte rekening met de omstandigheid dat hij wel een gewaarschuwd mens was door het aan de onderhavige feiten voorafgaand soortgelijk strafrechtelijk onderzoek en de nog ten tijde van het begaan van de onderhavige feiten door de rechtbank Amsterdam uitgesproken veroordeling in die eerste strafzaak. Verdachte heeft zich in het geheel niets gelegen laten liggen aan die omstandigheid. Integendeel, hij is zoals uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt, voortgegaan met het plegen van delicten, zij het op een voor de buitenwereld ondoorzichtige wijze.
Verdachte heeft in het geheel geen blijk gegeven enig inzicht te hebben in de strafwaardigheid van zijn handelen.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat het strafklimaat voor feiten als waar in deze zaak sprake van is, ten tijde van het plegen van die feiten milder was dan nu.
Verdachte heeft weinig inzicht gegeven in zijn draagkracht maar wel is duidelijk geworden dat hij nog steeds in dezelfde branche werkzaam is. De gelden op de rekening in Luxemburg zijn niet in beslag genomen en kunnen geacht worden deel uit te maken, althans te hebben uitgemaakt van het vermogen van verdachte.
De rechtbank bij het bepalen van de straf rekening met het feit dat geen procedure zal worden gevoerd ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
In beginsel acht de rechtbank onder de geschetste omstandigheden en gezien de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur passend.
Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank tot een andere strafoplegging komen.
Als begindatum voor het bepalen van de redelijke termijn hanteert de rechtbank 28 november 2004. Alhoewel verdachte toen nog niet was aangehouden of gehoord, gaat de rechtbank er vanuit dat hij wel te horen heeft gekregen dat invallen in de diverse hotels hebben plaatsgevonden en dat drie medeverdachten - onder wie zijn zoon - zijn aangehouden. Voorts heeft in zijn woning te [plaats], waar zijn kinderen woonachtig waren, een doorzoeking ter aanhouding van verdachte plaatsgevonden. Daaraan heeft verdachte de verwachting kunnen ontlenen dat ook hij vervolgd zou worden. Binnen twee jaar na die datum had vonnis gewezen moeten worden. Die termijn van twee jaren is echter met zes jaren en vijf maanden overschreden. In hoeverre dit een overschrijding van de redelijke termijn oplevert, is afhankelijk van onder meer de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van verdachte en de verdediging op het procesverloop en de wijze waarop de autoriteiten de zaak hebben behandeld.
De rechtbank overweegt daarover het volgende.
In de onderhavige zaak is sprake van een omvangrijk onderzoek. Ook na 28 november 2004 heeft nog onderzoek plaatsgevonden, onder meer zijn verdachten gehoord. De uitvoering van een kort voor 28 november 2004 ingediend rechtshulpverzoek werd afgewacht. In juli 2005 werd een tweede rechtshulpverzoek uitgevaardigd. Van enig ander onderzoek is de rechtbank niet gebleken. De stukken die dat tweede rechtshulpverzoek heeft opgeleverd zijn pas in december 2008 aan de Nederlandse autoriteiten overgedragen. De twee rechtshulpverzoeken zijn uitgevaardigd om zicht te krijgen op gelden van verdachte op Luxemburgse bankrekeningen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij ten aanzien van gelden in Luxemburg niets te verbergen heeft en dat hij op dat punt alles kan en zal verantwoorden. Daarmee is niet te verenigen dat verdachte tegen beide rechtshulpverzoeken een bezwaar- en beroepsprocedure gevoerd heeft. Hij had weliswaar het recht dat te doen, maar onder de geschetste omstandigheden weegt de tijd die vervolgens gemoeid is met de uitvoering van de rechtshulpverzoeken niet mee bij een overschrijding van de redelijke termijn, ook niet als die tijd wellicht langer is dan verwacht had mogen worden.
Nadat in december 2008 de resultaten van het laatste rechtshulpverzoek ontvangen waren, zijn verdachten gedagvaard voor een zitting in september 2009. Die dagvaarding is op het laatste moment door het Openbaar Ministerie ingetrokken, waarna pas op 21 oktober 2010 een nieuwe zittingsdatum kon worden gepland. De vertraging die daardoor is veroorzaakt levert wel een overschrijding van de redelijke termijn op - ook als het rooster van de rechtbank hier mede de oorzaak van was. Die overschrijding bedraagt 22 maanden.
Het tijdsverloop na 21 oktober 2010 is grotendeels te verklaren door de uitvoering van onderzoekswensen van de verdediging. Gezien de samenhang tussen de zaken van de vier verdachten in dit onderzoek, heeft dit ook voor de verdachten die geen of weinig onderzoekswensen hadden gevolgen gehad.
Er is op twee regiezittingen onder meer verzocht een groot aantal (138) getuigen te horen, stukken toe te voegen en deskundigen te horen. Alhoewel slechts een deel van deze wensen gehonoreerd is, meent de rechtbank dat de tijd die gemoeid is geweest met de uitvoering van de verzochte onderzoekshandelingen, niet meeweegt bij het bepalen van een overschrijding van de redelijke termijn. Daarbij speelt ook een rol dat sommige getuigen in het buitenland gehoord moesten worden, wat ingewikkeld en tijdrovend is. Eén getuige is uiteindelijk nog tijdens de behandeling ter terechtzitting via een televerhoor gehoord.
De Hoge Raad heeft in een aantal arresten uitgangspunten geschetst voor de gevolgen van een overschrijding van de redelijke termijn. Bij overschrijding van de redelijke termijn van minder dan zes maanden, is een strafkorting van 5 % uitgangspunt, bij een overschrijding van zes tot twaalf maanden een strafkorting van 10 % en daarboven is het aan de rechter die over de feiten oordeelt overgelaten de compensatie te bepalen. In dit geval zal de rechtbank de gevangenisstraf beperken tot een duur van tien maanden en daarnaast aan verdachte een hoge geldboete opleggen. Met die geldboete wordt tevens ten dele herstel van de onrechtmatige situatie bewerkstelligd en verdachte wordt geraakt in zijn financiën, daar waar de strafbare feiten hem financieel gewin hebben opgeleverd.
Voor zover de door verdachte overtreden wetsbepalingen zijn gewijzigd na de bewezen verklaarde pleegperiode, geven deze wetswijzigingen geen blijk van een gewijzigd inzicht omtrent de strafwaardigheid van de feiten. Deze wetswijzigingen hebben dan ook geen invloed op de strafmaat.
11. Beslag
Onder verdachte zijn de op de als bijlage 2 aan dit vonnis gehechte beslaglijst vermelde geldbedragen in beslag genomen.
De officier van justitie heeft betoogd dat deze geldbedragen dienen te worden teruggeven aan de curator mr. Guit. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de geldbedragen dienen te worden verbeurd verklaard. De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
De rechtbank overweegt het volgende. De in beslag genomen geldbedragen zijn in de verschillende hotels en restaurants aangetroffen. Voor het teruggeven van deze geldbedragen aan de curator bestaat geen rechtsgrond. Nu verdachte heeft verklaard dat die bedragen niet van hem zijn en deze geldbedragen mogelijk aan andere (rechts)personen toebehoren, oordeelt de rechtbank dat deze geldbedragen dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de volgende artikelen:
- 23, 24c, 47, 51, 57, 63, 140 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
- 10 en 17a van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen;
- 58 en 84 van de Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen;
- 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
13. Beslissing
Verklaart ten aanzien van [vennootschap 9] het onder 1 primair, ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de volgende feiten heeft begaan, zoals hiervoor onder rubriek 7 is aangegeven:
- het onder 1, primair (ten aanzien van de rechtspersonen [vennootschap 2], [vennootschap 1], [vennootschap 12], [vennootschap 6], [vennootschap 5], [vennootschap 14], [vennootschap 13], [vennootschap 4], [vennootschap 3] en [vennootschap 10]) ten laste gelegde;
- het onder 1, subsidiair (ten aanzien van [vennootschap 9]) ten laste gelegde;
- het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1, primair, bewezen verklaarde:
Opzettelijk niet of niet volledig nakomen van één der in artikel 10 van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen bedoelde verplichtingen, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 1, subsidiair, bewezen verklaarde:
Opzettelijk begaan van een feit omschreven in artikel 68, tweede lid, onder d, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
Overtreding van artikel 58, tweede lid, van de Wet Structuur Uitvoeringswerk en Inkomen, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl hij aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd
en
opzettelijk begaan van een feit omschreven in artikel 68, tweede lid, onder d, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd
en
opzettelijk begaan van een feit omschreven in artikel 68, tweede lid, onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde:
Medeplegen van een gewoonte maken van witwassen
en
een gewoonte maken van witwassen.
Ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde:
Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 (tien) maanden.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 500.000,- (vijfhonderdduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van een (1) jaar.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de op de beslaglijst vermelde geldbedragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A.M. van Oosten, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse en C.W. Inden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.D. Coumou, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2013.
i De weergegeven bewijsmiddelen bevinden zich, tenzij anders vermeld, in de dossiers van de FIOD, SIOD en Landelijke Recherche. De in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. Verwezen wordt naar de desbetreffende ordners en pagina's in de dossiers.
ii Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 142, pagina 1, begrijpt - [vennootschap 7] i.o. over de periode 1 januari 2002 tot en met 31 juli 2002 -, bijlage B1408/1, ordner 38. Een geschrift, te weten een loonafrekening van [vennootschap 7] op naam van [persoon 12] van de maand juli 2002, bijlage B1421, ordner 38. Een geschrift, te weten een loonafrekening van [vennootschap 7] op naam van [persoon 18] van de maand juli 2002, bijlage B1437, ordner 38. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 146, pagina 1, begrijpt - [vennootschap 11] i.o., bijlage B1614/1, ordner 39. Een geschrift, te weten een loonafrekening van [vennootschap 11] BV op naam van [persoon 64] van de maand juli 2002, bijlage B950, ordner 36.
iii Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 142 begrijpt - [vennootschap 12] over het jaar 2003, bijlage B1410/1, ordner 38. Een geschrift, te weten een loonstrook van [vennootschap 12] op naam van [persoon 12] van december 2003, bijlage B1460, ordner 38.
iv Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 148, pagina 1, begrijpt - [vennootschap 3] over het jaar 2002, bijlage B1242/2, ordner 37. Een geschrift, te weten een loonafrekening van [vennootschap 3] op naam van [persoon 44] van december 2002, bijlage B1125, ordner 36.
v Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 148, pagina 1, begrijpt - [vennootschap 10] over het jaar 2003, bijlage B1242/2, ordner 37. Een geschrift, te weten een loonafrekening van [vennootschap 10] h/o [vennootschap 3] op naam van [persoon 44] van december 2003, bijlage B1255, ordner 37.
vi Ordner 21, G119.3, pagina 5. (verklaring van [persoon 62] d.d. 30 november 2004) Ordner 21, G119.5., pagina 3. (verklaring van [persoon 62] d.d. 5 oktober 2005)
vii Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap 2], ongenummerd.
viii Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 141, pagina 1, begrijpt - [vennootschap 2] over de periode 2002 -, bijlage B9/1, ordner 32.
ix Een proces-verbaal van verhoor van [persoon 57] d.d. 15 februari 2013 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank. Ordner 20, G.56.1, pagina 6. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 57] d.d. 7 september 2004). Ordner 20, G.56.4, pagina 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 57] d.d. 29 november 2004).
x Ordner 22, G124.1, pagina 1. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 16] d.d. 30 november 2004).
xi Een geschrift, te weten een rooster van - naar de rechtbank op grond van de inhoudsopgave in samenhang met de verklaring van [persoon 48] (pagina G.140.1.7.) begrijpt - [vennootschap 2] van 19 tot en met 25 mei 2002, bijlage B115, ordner 32.
xii Ordner 20, G.56.2, pagina 1. (verklaring van [persoon 57] d.d. 9 september 2004). Ordner 22, G124.1, pagina 2. (verklaring van [persoon 16] d.d. 30 november 2004).
xiii Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap 2] BV, bijlage 167, ordner 33.
xiv Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 141, pagina 1, begrijpt - [vennootschap 2] over de periode 2002 -, bijlage B9/1, ordner 32.
xv Ordner 20, G124.1 pagina 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 16] d.d. 30 november 2004).
xvi Ordner 20, G.56.2, pagina 1. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 57] d.d. 9 september 2004).
xvii Een geschrift, te weten een rooster van - naar de rechtbank op grond van de inhoudsopgave in samenhang met de verklaring van [persoon 48] (pagina G.140.1.7.) begrijpt - [vennootschap 2] van 19 tot en met 25 mei 2002, bijlage B115, ordner 32.
xviii Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap 1], ongenummerd.
xix Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 142, pagina 1, begrijpt - van [vennootschap 7] i.o. over de periode 1 januari 2002 tot en met 31 juli 2002 -, bijlagen B1408/1 en B1408/2, ordner 38.
xx Ordner 20, G55.2, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 20 augustus 2004). Verklaring van de getuige [persoon 12], zoals afgelegd tijdens de terechtzittingen van 6 en 7 februari 2013.
xxi Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 142, pagina 1, begrijpt - van [vennootschap 7] i.o. over de periode 1 januari 2002 tot en met 31 juli 2002 -, bijlagen B1408/1 en B1408/2, ordner 38.
xxii Ordner 22, G141.1, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 18] d.d. 30 november 2004). Ordner 20, G55.2, pagina 4. (verklaring van [persoon 12] d.d. 20 augustus 2004).
xxiii Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap 12], ongenummerd.
xxiv Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 142 begrijpt - [vennootschap 12] over de periode 1 augustus 2002 tot en met 31 december 2002, bijlage B1409/1, ordner 38. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 142 begrijpt - [vennootschap 12] over het jaar 2003, bijlage B1410/1, ordner 38.
xxv Een geschrift, te weten een overzicht van uitbetaling van - naar de rechtbank op grond van AMB 142, pagina 18, begrijpt - [vennootschap 12] over 2003, bijlage B510, ordner 34. Ordner 20, G55.2, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 20 augustus 2004). Geschriften, te weten loonstroken van januari 2003 tot en met december 2003 van [vennootschap 12] op naam van [persoon 12], bijlagen B1448 tot en met B1453, ordner 38.
xxvi Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 142 begrijpt - [vennootschap 12] over het jaar 2003, bijlage B1410/1, ordner 38.
xxvii Een geschrift, te weten een overzicht van uitbetaling van - naar de rechtbank op grond van AMB 142, pagina 18, begrijpt - [vennootschap 12] over 2003, bijlage B510, ordner 34. Geschriften, te weten loonstroken van januari tot en met november 2003 van [vennootschap 12] op naam van [persoon 19], bijlagen B513 (ordner 34), B569 tot en met 572 (ordner 35) en B1474 tot en met B1479 (ordner 38). Een geschrift, te weten een loonstrook van het vakantiegeld van [vennootschap 12] op naam van S.[persoon 19], bijlage B575, ordner 35. Geschriften, te weten salariskwitanties van [vennootschap 7] van - naar de rechtbank op grond van de data van de andere kwitanties begrijpt - 2003, bijlagen B581, B596, B598 en B717 tot en met B719 (ordner 35). Ordner 22, G.154.1, pagina's 3 en 7. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 19] d.d. 21 april 2005).
xxviii Een geschrift, te weten een overzicht van uitbetaling van - naar de rechtbank op grond van AMB 142, pagina 18, begrijpt - [vennootschap 12] over 2003, bijlage B510, ordner 34. Ordner 21, G79.2, pagina's 5 tot en met 7 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 21] d.d. 28 november 2004). Ordner 21, G101.2, pagina 6. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 22] d.d. 30 mei 2005).
xxix Geschriften, te weten kwitanties van [vennootschap 7] van 7, 13, 20 en 24 december 2003 op naam van Ibrahim, bijlagen B819 tot en met B822, ordner 35. Een geschrift, te weten een loonstrook van [vennootschap 12] van december 2003 op naam van [persoon 65] [persoon 21], bijlage B809, ordner 35.
xxx Geschriften, te weten kwitanties van [vennootschap 7] van 10 en 18 maart 2003 en 5 en 7 april 2003 op naam van [persoon 66], bijlagen B505 tot en met 509, ordner 34. Ordner 22, G154.1, pagina 9. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 19] d.d. 21 april 2005). Ordner 22, G159.1, pagina 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 23] 18 april 2005). Een geschrift, te weten een overzicht dienstverband gegevens van [vennootschap 12] van [persoon 23], bijlage B1407/11, ordner 38.
xxxi Een geschrift, te weten een overzicht van uitbetaling van - naar de rechtbank op grond van AMB 142, pagina 18, begrijpt - [vennootschap 12] over 2003, bijlage B510, ordner 34.
xxxii Een geschrift, te weten een overzicht dienstverband gegevens van [vennootschap 12], bijlage B1407, ordner 38. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 142 begrijpt - [vennootschap 12] over het jaar 2003, bijlage B1410/1, ordner 38. Geschriften, te weten kwitanties van [vennootschap 7] van 2003 op naam van [persoon 24], bijlagen B836 tot en met B841, ordner 35. Ordner 21, G78.1, pagina 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 24] d.d. 28 november 2004)
xxxiii Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 142 begrijpt - [vennootschap 12] over de periode 1 augustus 2002 tot en met 31 december 2002, bijlage B1409/1, ordner 38. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 142 begrijpt - [vennootschap 12] over het jaar 2003, bijlage B1410/1, ordner 38.
xxxiv Een geschrift, te weten een kwitantie van [vennootschap 7] van 4 oktober 2003 op naam van [persoon 25], bijlage B1515, ordner 38. Ordner 21, G79.2, pagina 7 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 21] d.d. 11 mei 2005). Ordner 23, G162.1, pagina's 9 en 10 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 20] d.d. 9 mei 2005).
xxxv Ordner 21, G101.2, pagina 6. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 22] d.d. 30 mei 2005).
xxxvi Een geschrift, te weten een overzicht dienstverband gegevens van [vennootschap 12] van [persoon 22], bijlage B1407/7, ordner 38. Een geschrift, te weten een overzicht van uitbetaling van - naar de rechtbank op grond van AMB 142, pagina 18, begrijpt - [vennootschap 12] over 2003, bijlage B510, ordner 34. Geschriften, te weten loonstroken van [vennootschap 12] van mei, augustus en december 2003 op naam van [persoon 22], bijlagen B675 tot en met 677, ordner 35. Ordner 21, G101.2, pagina's 2 en 6. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 22] d.d. 30 mei 2005).
xxxvii Ordner 22, G.154.1, pagina's 5 tot en met 7. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 19] d.d. 21 april 2005). Ordner 21, G101.2, pagina 7. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 22] d.d. 30 mei 2005).
xxxviii Ordner 20, G55.2, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 20 augustus 2004). Ordner 21, G 79.2, pagina's 5 en 7. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 21] d.d. 11 mei 2005). Ordner 22, G159.1, pagina's 5 en 6. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 23] 18 april 2005).
xxxix Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap 6], ongenummerd.
xl Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 143, pagina 1, begrijpt - [vennootschap 6] over het jaar 2003, bijlagen B 1236/1 en B1236/2, ordner 37. Een geschrift, te weten - naar de rechtbank op grond van de inhoudsopgave in samenhang met AMB 143, pagina 1, begrijpt - een schrift "Housekeeping payments" van [vennootschap 6], bijlage B 477, ordner 34. Ordner 20, G68.2, pagina's 2 en 3. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 27] d.d. 27 juni 2005). Ordner 22, G155.1, pagina 3. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 26] d.d. 23 april 2005).
xli Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap 17], bijlage B1238/6, ordner 37. Ordner 20, G66.1, pagina 1. (een geschrift, inhoudende de verklaring van [persoon 28] d.d. 28 november 2004).
xlii Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap 17], bijlage B1238, ordner 37. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 143, pagina 1, begrijpt - [vennootschap 6] over het jaar 2002, bijlage B1235, ordner 37. Geschriften, te weten salarissen van [vennootschap 17] van de maanden oktober, november en december 2002, bijlagen B1272/1 tot en met B1272/3. Geschriften, te weten urenlijsten [vennootschap 17] van oktober, november en december 2002, bijlagen B1273/1 tot en met B1273/3.
xliii Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap 5], ongenummerd.
xliv Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap 19], bijlage 1118, ordner 36. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank pagina AMB 144, pagina 1, begrijpt - [vennootschap 5] over het jaar 2003, doorgenummerde B472, ordner 34. Ordner 23, G180.1, pagina 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 30] d.d. 1 juli 2005).
xlv Ordner 22, G 136.2, pagina 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 31] d.d. 12 april 2005).
xlvi Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap 19], bijlage 1118/8, ordner 36. Een geschrift, te weten een overeenkomst van [vennootschap 19] Amsterdam met [persoon 32], bijlage B1117, ordner 36.
xlvii Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 144, pagina 1, begrijpt - [vennootschap 5] over het jaar 2003, bijlage B472, ordner 34.
xlviii Ordner 22, pagina G156.1.1. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 33] d.d. 26 april 2005).
xlix Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap 19], bijlage 1118, ordner 36. Ordner 23, G165.1, pagina's 2 en 3. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 34] d.d. 13 mei 2005)
l Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 144, pagina 1, begrijpt - [vennootschap 5] over het jaar 2002, bijlage B472, ordner 34. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 144, pagina 1, begrijpt - [vennootschap 5] over het jaar 2003, bijlage B472, ordner 34.
li Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap 14], ongenummerd.
lii Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap 15], bijlage B1017, ordner 36. Een geschrift, te weten een jaaropgaaf over 2002 van [vennootschap 15] op naam van [persoon 35], bijlage B233/1, ordner 33.
liii Ordner 22, G152.1, pagina 2 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 35] d.d. 4 april 2005).
liv Ordner 22, G152.1, pagina 2. (verklaring van [persoon 35] d.d. 4 april 2005).
lv Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap 15], bijlage B1017, ordner 36.
lvi Ordner 26, AMB145, pagina's 6, 9 en 15 (proces-verbaal van bevindingen medewerkers [vennootschap 15]). Een geschrift, te weten een loonbelastingverklaring op naam van [persoon 36], bijlage B 173/2, ordner 33. Ordner 22, pagina G150.1.2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 36] d.d. 29 maart 2005). Een geschrift, te weten een loonbelastingverklaring op naam van [persoon 38], bijlage B 168/3, ordner 33. Ordner 25, AMB 70 (proces-verbaal van bevindingen). Een geschrift, te weten een loonbelastingverklaring op naam van [persoon 39], bijlage B 217/3, ordner 33. Ordner 23, G174.1, pagina 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 39] d.d. 16 juni 2005). Een geschrift, te weten een loonbelastingverklaring op naam van [persoon 37], bijlage B 213/3, ordner 33. Ordner 22, G149.1, pagina 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 37] d.d. 21 maart 2005).
lvii Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 145, pagina 1, begrijpt - [vennootschap 14] over het jaar 2003, bijlagen B13/1 tot en met B13/3, ordner 32. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 145, pagina 1, begrijpt - [vennootschap 14] over het jaar 2002, bijlagen B13/4 tot en met B13/6, ordner 32.
lviii Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap 11] i.o., bijlage B604, ordner 35. Ordner 20, G51.1, pagina 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 11] d.d. 1 oktober 2002).
lix Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap 11] i.o., bijlage B604, ordner 35. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 145, pagina 1, begrijpt - [vennootschap 11] i.o. over het jaar 2002, bijlage B1614, ordner 39.
lx Een geschrift, te weten een - naar de rechtbank op grond van de verklaring van [persoon 41] (G58.1.4.) begrijpt - weekrooster van [vennootschap 8], bijlage B2/1, ordner 32. Ordner 20, G58.1, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 41] d.d. 27 oktober 2004). Geschriften, te weten loonafrekeningen van [vennootschap 11] van de maanden februari tot en met mei 2002 op naam van [persoon 67]. Bijlagen B692 tot en met 695, ordner 35. Ordner 20, G51.1, pagina 3. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 11] d.d. 1 oktober 2002).
lxi Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap 13], ongenummerd.
lxii Een geschrift, te weten een - naar de rechtbank aanneemt - "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap 13], bijlage B1109, ordner 36.
lxiii Ordner 20, G58.1, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 41] d.d. 27 oktober 2004).
lxiv Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 146, pagina 2, begrijpt - [vennootschap 13] over het jaar 2003, bijlage B1110, ordner 36. Ordner 20, G51.2, pagina 5. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 11] d.d. 14 februari 2005). Ordner 20, G55.2, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 20 augustus 2004). Ordner 20, G55.3, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 23 augustus 2004).
lxv Ordner 20, G55.2, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 20 augustus 2004).
lxvi Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap 4], ongenummerd.
lxvii Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 147, pagina 1, begrijpt - [vennootschap 4] over het jaar 2002, bijlage B1752, ordner 39.
lxviii Geschriften, te weten overzichten van salarissen van [vennootschap 4] over de maanden januari tot en met december 2002 (met uitzondering van juni 2002), bijlagen B1658 tot en met 1668, ordner 39. Geschriften, te weten loonafrekeningen van [vennootschap 4] van januari tot en met mei 2002 en augustus tot en met december 2002, bijlagen B1669 tot en met 1678, ordner 39. Ordner 23, G161.1, pagina 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 42] d.d. 31 maart 2005).
lxix Geschriften, te weten overzichten van salarissen van [vennootschap 4] over de maanden januari tot en met december 2002 (met uitzondering van juni 2002), bijlagen B1658 tot en met 1668, ordner 39. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 147, pagina 1, begrijpt - [vennootschap 4] over het jaar 2002, bijlage B1752, ordner 39.
lxx Geschriften, te weten overzichten van salarissen van [vennootschap 4] over de maanden januari tot en met december 2002 (met uitzondering van juni 2002), bijlagen B1658 tot en met B1668, ordner 39. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 147, pagina 1, begrijpt - [vennootschap 4] over het jaar 2002, bijlage B1752, ordner 39. Geschriften, te weten loonstroken van [vennootschap 4] van augustus tot en met december 2002 op naam van [persoon 44], bijlagen B1686 tot en met B1690, ordner 39.
lxxi Geschriften, te weten overzichten van salarissen van [vennootschap 4] over de maanden januari tot en met december 2002 (met uitzondering van juni 2002), bijlagen B1658 tot en met B1668, ordner 39. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 147, pagina 1, begrijpt - [vennootschap 4] over het jaar 2002, bijlage B1752, ordner 39.
lxxii Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap 3], ongenummerd.
lxxiii Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 148, pagina 1, begrijpt - [vennootschap 3] over het jaar 2002, bijlage B1242, ordner 37.
lxxiv Ordner 20, pagina G55.6.5. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 25 augustus 2004). Ordner 20, G75.1, pagina's 2 en 3 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 46] d.d. 28 november 2004).
lxxv Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap 10], ongenummerd.
lxxvi Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap 3], bijlage B 1243/5, ordner 37. Ordner 20, pagina G55.6.5. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 25 augustus 2004). Ordner 20, G75.1, pagina's 2 en 3 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 46] d.d. 28 november 2004). Een geschrift, te weten een overzicht van uitbetalingen aan werknemers van [vennootschap 3], bijlage B110, ordner 32. Ordner 22, G.140.1, pagina 6. (verklaring van [persoon 48] d.d. 30 november 2004).
lxxvii Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 148, pagina 1, begrijpt - [vennootschap 10] over het jaar 2003, bijlage B1244, ordner 37. Ordner 22, G142.3, pagina's 4 tot en met 6. (verklaring van [persoon 47] d.d. 13 juni 2005).
lxxviii Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 148, pagina 1, begrijpt - [vennootschap 10] over het jaar 2003, bijlage B1244, ordner 37. Ordner 22, G.140.1, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 48] d.d. 30 november 2004). Een geschrift, te weten een loonafrekening van [vennootschap 10] h/o [vennootschap 3] van december 2003 op naam van [persoon 48], bijlage B1286, ordner 37.
lxxix Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap 9], ongenummerd.
lxxx Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap 2], bijlage B191, ordner 33.
lxxxi Geschriften, te weten weekroosters van [vennootschap 2], bijlagen B313, B321, B324, B325, B327, B328, B331, B332, B333, B336 en B337, ordner 34 en een geschrift, inhoudende de verklaring van Mark Kaba van 28 november 2011, bijlage G87.
lxxxii Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap 2], bijlage B191, ordner 33. Geschriften, te weten uitbetalingen aan werknemers, bijlagen B249, B271 en B283, ordner 34. Geschriften, te weten weekroosters van [vennootschap 2], bijlagen B314, B317, B321, B322, B324, B329 en B331, ordner 34. Ordner 23, G173.1, pagina's 2 tot en met 4 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 50] d.d. 14 juni 2005).
lxxxiii Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap 2], bijlage B191, ordner 33. Ordner 23, G170.1, pagina 2. (verklaring van [persoon 51] d.d. 26 mei 2005).
lxxxiv Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap 2], bijlage B191, ordner 33. Geschriften, te weten urenlijsten van [vennootschap 9] van januari tot en met oktober 2004, bijlagen B397 tot en met 406. Geschriften, te weten weekroosters van [vennootschap 2], bijlagen B5/2, B5/7, B6/4 en B50. Ordner 23, G170.1, pagina 6. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 51] d.d. 9 juni 2005). Ordner 23, G173.1, pagina 5 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 50] d.d. 14 juni 2005). Ordner 23, G186.1, pagina's 1. en 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 53] d.d. 17 november 2005). Ordner 23, G.187.1, pagina 1. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 52] d.d. 2 november 2005).
lxxxv Ordner 22, G137.1, pagina 3. (verklaring van [persoon 68] d.d. 6 december 2004). Ordner 22, G144.1, pagina 2. (Verklaring van [persoon 69] d.d. 9 december 2004).
lxxxvi Ordner 26, AMB139, pagina 4. (proces-verbaal "ontvangstverantwoording [vennootschap 8]"). Ordner 26, AMB140, pagina 4. (proces-verbaal "ontvangstverantwoording [vennootschap 16]"). .
lxxxvii Ordner 26, AMB140, pagina 4. (proces-verbaal "ontvangstverantwoording [vennootschap 16]"). Geschriften, te weten kassabonnen van [vennootschap 16] d.d. 27 oktober 2004, bijlagen B1018 tot en met B1041, ordner 36. Een geschrift, te weten de Z-afslag van [vennootschap 16] d.d. 27 oktober 2004, bijlage B1042, ordner 36. Een geschrift, te weten het kasboek van [vennootschap 16] van oktober 2004, bijlage B1043, ordner 36. Een geschrift, te weten de aangifte omzetbelasting van [vennootschap 6] over oktober 2004, bijlage B1336, ordner 37. Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring van de Belastingdienst/FIOD-ECD/kantoor Amsterdam d.d. 10 mei 2006, opgemaakt door [persoon 70], bijlage B1746, ordner 39. Een geschrift, te weten een nadeelberekening betreffende [vennootschap 6] van de Belastingdienst Amsterdam d.d. 5 april 2006, opgemaakt door [persoon 71], bijlage B1747, ordner 39.
lxxxviii Een geschrift, te weten een kassarol van - naar de rechtbank op grond van de verklaring van [persoon 11] (G51.2.4.) begrijpt - [vennootschap 11] over de week van 21 tot en met 28 juli 2002, bijlage B1, ordner 32.Een geschrift, te weten het kasboek van [vennootschap 11] van juli 2002, bijlagen B1171/3 en B1171/4, ordner 37. Een geschrift, te weten de X-afslag van [vennootschap 11] van 21 juli 2002, bijlage B1175, ordner 37. Een geschrift, te weten de Z-afslag van [vennootschap 11] van 28 juli 2002, bijlage B1176, ordner 37. Ordner 22, G144.1, pagina 3. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 69] d.d. 9 december 2004). Ordner 26, AMB 138, pagina's 1 tot en met 3 (proces-verbaal van onderzoek naar de kassarol van 21 t/m 28 juli 2002 van [vennootschap 11]). Ordner 20, G51.2, pagina 4. (verklaring van [persoon 11] d.d. 14 februari 2005).
lxxxix Ordner 26, AMB 138, pagina 2 (proces-verbaal van onderzoek naar de kassarol van 21 t/m 28 juli 2002 van [vennootschap 11]).
xc Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring omzetbelasting [vennootschap 11] i.o. d.d. 20 april 2006, opgemaakt door [persoon 71], bijlage B1742, ordner 39.
xci Geschriften, te weten "Kassa Afsluiten" van [vennootschap 11] over de weken 37 tot en met 52 van 2003, bijlagen B 751 tot en met B764, ordner 35. Geschriften, te weten Z-afslagen van [vennootschap 11] 14 september 2003 tot en met 28 december 2003, bijlagen B933 tot en met B949, ordner 36.
xcii Geschriften, te weten Z-afslagen van [vennootschap 11] 14 september 2003 tot en met 28 december 2003, bijlagen B937 en B938, ordner 36.
xciii Geschriften, te weten het kasboek van [vennootschap 8] van de maanden oktober tot en met december 2003, bijlagen B883 tot en met B888, ordner 36.
xciv Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring omzetbelasting [vennootschap 13] d.d. 20 april 2006, opgemaakt door [persoon 71], bijlage B1744, ordner 39.
xcv Ordner 20, G56.1, pagina 1. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 57] d.d. 7 september 2004). Ordner 20, G56.4, pagina's 3 en 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 57] d.d. 29 november 2004). Ordner 20, G74.1, pagina 8. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 72] d.d. 28 november 2004). Ordner 22, G124.1, pagina 5 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 16] d.d. 30 november 2004)
xcvi Ordner 20, G51.1, pagina 1. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 11] d.d. 1 oktober 2002). Ordner 20, G51.2, pagina's 2 tot en met 4 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 11] d.d. 14 februari 2005). Ordner 20, G55.13, pagina's 2 en 3. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 28 oktober 2004). Ordner 20, G55.14, pagina's 1 en 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 29 oktober 2004). Ordner 20, G56.4, pagina 3 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 57] d.d. 29 november 2004). Ordner 20,G63.1, pagina 5. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 73] d.d. 28 november 2004). Ordner 20, G59.1, pagina 2 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 74] d.d. 11 augustus 2004). Ordner 20, G63.3, pagina 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 73] d.d. 20 juni 2005). Ordner 22, G141.1, pagina's 3 en 5. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 18] d.d. 30 november 2004).
xcvii Ordner 20, G55.13, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 28 oktober 2004). Ordner 20, G56.4, pagina 3 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 57] d.d. 29 november 2004). Ordner 22, G148.1, pagina's 2. en 3. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 44] d.d. 23 december 2004). Ordner 19, V6.2, pagina's 2. tot en met 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 55] d.d. 8 december 2004)
xcviii Ordner 20, G51.2, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 11] d.d. 14 februari 2005). Ordner 20, G75.1, pagina 5. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 46] d.d. 28 november 2009).
xcix Ordner 22, G142.1, pagina's 1, 2 en 6. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 47] d.d. 7 december 2004). Ordner 19, V6.2 , pagina 5. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 55] d.d. 8 december 2004).
c Ordner 20, G56.4, pagina 4 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 57] d.d. 29 november 2004).
ci Ordner 22, G.152.1, pagina's 2 en 3. (proces-verbaal van verhoor [persoon 35] d.d. 4 april 2005). Ordner 22, G174.1, pagina's 2 en 6 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 39] d.d. 16 juni 2005).
cii Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 25 juli 2004, [X] T1-745, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 1 augustus 2004, [X] T1-1265, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 3 augustus 2004, [X] T1-1392, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 4 augustus 2004, [X] T1-1580, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 21 september 2004, [X] T1-5646, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 27 oktober 2004, [X] T1-8794, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 3 november 2004, [X] T1-9586, ordner 30.
Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 1 november 2004, [X] T1-9217, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 4 november 2004, [X] T1-9647, ordner 30. Ordner 30, pagina RL2517 T1-43 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek). Ordner 30, pagina RL2517 T1-2089 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek). Ordner 30, pagina RL2517 T1-2620 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek).
ciii Ordner 22, G137.1, pagina's 2. en 3. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 68] d.d. 6 december 2004). Ordner 22, G144.1, pagina's 2. en 3. (Proces-verbaal van verhoor van [persoon 69] d.d. 9 december 2004). Ordner 16, zaaksdossier PV-code 02.3-PV-1, pagina 9.
civ Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 27 oktober 2004, [X] T1-8794, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 3 november 2004, [X] T1-9586, ordner 30. Ordner 19, V6.3, pagina's 2 en 3. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 55] d.d. 9 december 2004). Ordner 19, V6.4, pagina 1. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 55] d.d. 9 december 2004). Ordner 30, pagina RL2517 T1-2620 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek).
cv Ordner 20, G55.13, pagina 2 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 28 oktober 2004).
cvi Ordner 21, G119, pagina's 4 en 6 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 62] d.d. 28 november 2004). Ordner 22, G146.3, pagina's 3 en 4 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 59] d.d. 12 september 2005). Ordner 23, G181.1, pagina 3 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 57] d.d. 3 oktober 2005. Ordner 23, G182.1, pagina's 3 en 4 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 61] d.d. 4 oktober 2005). Ordner 23, G183.1, pagina 3 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 60] d.d. 5 oktober 2005. Ordner 23, G184.1, pagina's 2,3 en 6 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 58] d.d. 11 oktober 2005). Een proces-verbaal van verhoor van [persoon 57] d.d. 7 februari 2012 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
cvii Geschriften, te weten uittreksel van de Kamers van Koophandel van de rechtspersonen [vennootschap 1], [vennootschap 5], [vennootschap 10], [vennootschap 4], [vennootschap 3], [vennootschap 2], [vennootschap 9] [vennootschap 6], [vennootschap 12] en [vennootschap 13], ongenummerd.
cviii Ordner 24, AMB13, pagina's 1 en 2 (proces-verbaal van bevindingen).
cix Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 25 juli 2004, [X] T1-745, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 29 augustus 2004, [X] T1-3713, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 23 oktober 2004, [X] T1-8525, ordner 30. Ordner 30, pagina RL2517 T1-43 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek). Ordner 30, pagina RL2517 T1-2089 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek). Ordner 30, pagina RL2517 T1-2620 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek).
cx Ordner 20, G60.1, pagina 6 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 9] d.d. 28 november 2004). Ordner 20, G70.3, pagina 3 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 82] d.d. 14 december 2004). Ordner 20, G55.1, pagina 2 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 19 augustus 2004). Ordner 20, G51.2, pagina 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 11] d.d. 14 februari 2005). Ordner 20, G56.1, pagina 2 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 57] d.d. 7 september 2004). Ordner 22, G142.1, pagina 5 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 47] d.d. 7 december 2004). Ordner 22, G148.1, pagina 2 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 44] d.d. 23 december 2004). G162.1, pagina 3 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 20] d.d. 9 mei 2005). Ordner 21, G96.2, pagina 2 (een geschrift inhoudende de verklaring van [persoon 83] d.d. 7 december 2004).
cxi Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 4 augustus 2004, [X] T1-1580, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 23 oktober 2004, [X] T1-8525, ordner 30. Ordner 19, V1.3, pagina's 3 tot en met 6 (proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 5 september 2006).
cxii Ordner 30, pagina RL2517 T1-111 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek).
cxiii Een geschrift, te weten een "facsimile message" van [kantoor] d.d. 26 augustus 2002 van [persoon 84] gericht aan [verdachte], bijlage B143/3, ordner 33.
cxiv Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 22 september 2004, [X] T1-5688, ordner 30. Ordner 30, pagina RL2517 T1-265 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek). Ordner 30, pagina RL2517 T1-1603 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek).
cxv Een geschrift, te weten een "Account opening form/specimen signature" d.d. 8 april 2002, pagina's 4 tot en met 9, map "[rekeningnummer]". Een geschrift, te weten een Beneficial Owner Declaration d.d. 8 april 2002, pagina 11, map "[rekeningnummer]".
cxvi Een geschrift, te weten een formulier "Know your customer statement" d.d. 8 april 2002, pagina 2, map "[rekeningnummer]". Een geschrift, te weten een formulier "Know your Customer" d.d. 12 december 2003, pagina 3, map "[rekeningnummer]".
cxvii Een geschrift, te weten een statement of assets van cliënt [rekeningnummer] d.d. 30 november 2004, ongenummerd.
cxviii Een geschrift, te weten een overzicht van stortingen op rekening met nummer [rekeningnummer], als bijlage 1 aangehecht aan proces-verbaal resultaten rechtshulpverzoek Luxemburg, ongenummerd, map "Luxemburg".
cxix Een geschrift, te weten een credit note van rekening met nummer 0[rekeningnummer] d.d. 7 oktober 2002, ongenummerd, map "Luxemburg". Geschriften, te weten credit notes van rekening met nummer 0[rekeningnummer] d.d. 5 december 2003 en 16 april 2004, ongenummerd, map "Luxemburg". Geschriften, te weten credit notes van rekening met nummer 0[rekeningnummer] d.d. 11 juni 2004, ongenummerd, map "Luxemburg".
cxx Proces-verbaal van de terechtzitting, voor zover inhoudende de verklaring van [verdachte].
cxxi Ordner 30, pagina RL2517 T1-642 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek). Ordner 30, pagina RL2517 T1-643 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek). Ordner 30, pagina RL2517 T1-651 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek).
cxxii Ordner 30, pagina RL2517 T1-655 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek). Ordner 30, pagina RL2517 T1-656 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek). Ordner 30, pagina RL2517 T1-657 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek). Ordner 30, pagina RL2517 T1-666 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek). Ordner 30, pagina RL2517 T1-669 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek).
cxxiii Ordner 30, pagina RL2517 T1-2620 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek).
cxxiv Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 22 augustus 2004, [X] T1-3404, ordner 30.
cxxv Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 23 augustus 2004, [X] T1-3429, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 23 augustus 2004, [X] T1-3475, ordner 30.
cxxvi Ordner 19, V.3.6, pagina's 3 tot en met 6 (verklaring van [persoon 7] d.d. 15 december 2004).
cxxvii Geschriften, te weten credit notes van rekening met nummer 0[rekeningnummer] d.d. 11 juni 2004, ongenummerd, map "Luxemburg".
cxxviii Een geschrift, te weten een credit note van rekening met nummer 0[rekeningnummer] d.d. 23 augustus 2004, ongenummerd, map "Luxemburg".
cxxix Een proces-verbaal, te weten een ambtsedige verklaring met kenmerk CAAWR 32039 van 18 februari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde contactambtenaar mr. [persoon 81], inhoudende de verklaring van [persoon 81], ongenummerd. Een geschrift, te weten een Balans over het jaar 2003 van [accountant] betreffende [vennootschap 1] te Amsterdam d.d. 19 december 2005, ongenummerd.
cxxx Een proces-verbaal, te weten een ambtsedige verklaring met kenmerk CAAWR 32039 van 18 februari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde contactambtenaar mr. [persoon 81], inhoudende de verklaring van [persoon 81], ongenummerd.
cxxxi Geschriften, te weten uittreksels uit de Kamer van Koophandel van de rechtspersonen [vennootschap 1], [vennootschap 2], [vennootschap 9], [vennootschap 12], [vennootschap 5], [vennootschap 6], [vennootschap 13], [vennootschap 4], [vennootschap 3] en [vennootschap 10], ongenummerd
cxxxii Ordner 24, AMB13, pagina's 1 en 2 (proces-verbaal van bevindingen). Ordner 19, V1.1, pagina 2 (verklaring van [verdachte] d.d. 4 september 2006.
cxxxiii Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap 1], ongenummerd.
cxxxiv Een geschrift, te weten een "facsimile message" van [kantoor] d.d. 26 augustus 2002 van [persoon 84] gericht aan [verdachte], bijlage B143/3, ordner 33.
cxxxv Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 5 augustus 2004, [X] T1-1643, ordner 30.
cxxxvi Geschriften, ten weten uittreksel uit de Kamer van Koophandel van de rechtspersonen [vennootschap 2], [vennootschap 9], [vennootschap 3] en [vennootschap 10], ongenummerd
cxxxvii Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap 6], ongenummerd.
cxxxviii Geschriften, ten weten uittreksel uit de Kamer van Koophandel van de rechtspersonen [vennootschap 12], [vennootschap 13] en [vennootschap 4], ongenummerd.
cxxxix Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 19 augustus 2004, [X] T1-3101, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 31 augustus 2004, [X] T1-3896, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 5 september 2004, [X] T1-4278, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 3 november 2004, [X] T1-9527, ordner 30. Ordner 19, V6.4, pagina 1 (verklaring van [persoon 55] d.d. 9 december 2004).
cxl Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap 6], ongenummerd.
cxli Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap 5], ongenummerd.
cxlii Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap 14], ongenummerd.