ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ8889

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13-845041-04
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belasting- en premiefraude in georganiseerd verband door horeca-exploitanten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vier verdachten, die tot één familie behoren. De rechtbank heeft hen veroordeeld voor belasting- en premiefraude in georganiseerd verband en witwassen. De hoofdverdachte kreeg een gevangenisstraf van 10 maanden, terwijl de andere verdachten geldboetes kregen variërend van 100.000 tot 500.000 euro. De verdachten exploiteerden een aantal horeca-gelegenheden in Amsterdam, waaruit grootschalige fraude werd gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het opzettelijk niet of niet volledig opgeven van het door werknemers genoten loon aan het UWV, het niet voeren van een deugdelijke loonadministratie en het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting. Het onderzoek naar de verdachten begon in 2001, toen het UWV een onderzoek startte naar de ondernemingen van de verdachten. Dit leidde tot een strafrechtelijk onderzoek, waarbij ook de FIOD betrokken raakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten opzettelijk de administratie hebben gemanipuleerd en dat er sprake was van een criminele organisatie die zich bezighield met belastingfraude. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd door te wijzen op de ernst van de feiten, de omvang van de fraude en de gevolgen voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Onderzoek: [X]
Parketnummer: 13/845041-04 (Promis)
Datum uitspraak: 26 april 2013
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1981],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende op het adres [adres], [plaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de volgende terechtzittingen:
- 30 augustus 2012;
- 4, 5, 6, 7, 8, 11, 12, 14 en 15 februari 2013;
- 1, 4, 5 en 7 maart 2013;
- 12 april 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.A.C. Sachs en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gessel, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De op 30 augustus 2012 en 4 februari 2013 gewijzigde tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt, kort en zakelijk weergegeven, op het volgende neer.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde wordt verdachte ervan verdacht dat hij in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004 zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leiding geven aan rechtspersonen die als werkgever zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk geen en/of geen volledige opgave doen van het totaal aan de werknemers door en/of namens deze rechtspersonen betaalde loon. Subsidiair komt de verdenking erop neer dat verdachte in deze periode zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan rechtspersonen die samen met een ander of anderen een (loon)administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen, niet hebben gevoerd, terwijl dat er toe heeft gestrekt dat te weinig belasting werd geheven.
Voorts is onder 2 ten laste gelegde dat verdachte zich in voornoemde periode schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan rechtspersonen die als werkgever samen met een ander of anderen zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk geen melding doen van de aanvang en/of wijziging en/of beëindiging van werkzaamheden ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde personen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde komt de verdenking er op neer dat verdachte zich in de periode 27 maart 2002 tot en met 15 januari 2004 schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan rechtspersonen die opzettelijk aangiften omzetbelasting over de jaren 2002, 2003 en 2004 onjuist en/of onvolledig hebben gedaan, waardoor te weinig belasting werd geheven. Tevens is het verwijt dat hij in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004 feitelijk leiding heeft gegeven aan rechtspersonen die opzettelijk administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen niet hebben gevoerd, waardoor te weinig belasting werd geheven. Alternatief/cumulatief is ten laste gelegd dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan rechtspersonen die in deze periode kassarollen en bezettingsoverzichten van hotelkamers niet hebben bewaard, waardoor te weinig belasting werd geheven.
Verder wordt verdachte ervan verdacht dat hij in de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 januari 2005 zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte)witwassen (feit 4) en dat hij in de periode van 1 februari 2002 tot en met 31 januari 2005 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie (feit 5).
3. Inleiding
Op 29 september 1998 wordt de [vennootschap A] (hierna: de [vennootschap A]) door [persoon 1] (hierna: [persoon 1]) opgericht en [persoon 1] wordt daarvan directeur. De [vennootschap A] is met ingang van 11 januari 1999 enig aandeelhouder van de op die datum opgerichte vennootschappen [vennootschap B] en [vennootschap C] [persoon 1] wordt vanaf die datum eveneens directeur van [vennootschap B] en [vennootschap C] [persoon 1] is vanaf 11 december 1998 directeur van [vennootschap D] De [vennootschap A] is vanaf die datum enig aandeelhouder van deze laatste vennootschap. De [vennootschap A] houdt 50% van de aandelen van [vennootschap E]. De directrice van [vennootschap E] is vanaf 4 oktober 1999 [persoon 2] (hierna: [persoon 2]). [persoon 2] is getrouwd met een neef van [persoon 1], te weten [persoon 3]. Vanaf 27 december 2000 wordt de [vennootschap A] enig aandeelhouder van [vennootschap F], met vanaf 8 augustus 2001 tot 31 december 2001 [persoon 1] als directeur. Een (tweede) neef van [persoon 1], [persoon 4] (hierna: [persoon 4]), volgt [persoon 1] op als directeur en op 7 november 2002 neemt diens vrouw [persoon 5] (hierna: [persoon 5]) het directeurschap over. De [vennootschap A] is oprichter en met ingang van 1 januari 2002 bestuurder van de vennootschappen [vennootschap G] en [vennootschap H]. [persoon 1] is van die hotels met ingang van 18 juni 2002 de directeur.
In 2001 wordt door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV) een onderzoek gestart naar de ondernemingen [vennootschap B], [vennootschap C] en [vennootschap D] naar aanleiding van de verdenking dat deze bedrijven hun verplichtingen als werkgever om aan het uitvoeringsorgaan GAK Nederland en het landelijk instituut sociale verzekeringen (LISV) opgave te doen van het door werknemers genoten loon, niet zouden zijn nagekomen. Dit onderzoek besloeg de periode van 1997 tot en met 26 maart 2002. Door het Gerechtshof te Amsterdam is [persoon 1] in de op dat onderzoek volgende strafzaak op 11 mei 2010 veroordeeld tot een geldboete van € 30.000,- en een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk, wegens het feitelijk leiding geven aan rechtspersonen die opzettelijk een in artikel 10 van de Coördinatiewet sociale verzekering bedoelde verplichting niet zijn nagekomen en de artikelen 91 en 93 van de Organisatiewet sociale verzekering 1997 hebben overtreden. Dit arrest is inmiddels in kracht van gewijsde gegaan.
In augustus 2002 vertrekt [persoon 1] uit Nederland, waarna zijn zoon, verdachte, op 9 september 2002 directeur wordt van de [vennootschap A]. Van 21 juni 2002 tot 2 augustus 2002 wordt een (derde) neef van [persoon 1], [persoon 7] ([achternaam A] is de Koerdische schrijfwijze van de naam [achternaam verdachte]; hierna: [persoon 7]), de directeur van zowel [vennootschap B] als [vennootschap C] [persoon 7] wordt ook [persoon 8] genoemd. In september 2002 worden de inboedel en goodwill van deze vennootschappen overgenomen door [vennootschap I] en [vennootschap J], die blijven handelen onder, respectievelijk, de namen [vennootschap B] en [vennootschap C]. Van [vennootschap I] en [vennootschap J] is [persoon 7] de bestuurder. Twee vennootschappen naar Luxemburgs recht zijn de aandeelhouders van deze vennootschappen.
De vennootschappen [vennootschap B] en [vennootschap C] zijn door de overname van de inboedel en goodwill door [vennootschap I] en [vennootschap J] lege vennootschappen geworden, waarvan [persoon 1] van 2 augustus 2002 tot 13 november 2002 directeur was en verdachte van 13 november 2002 tot 1 oktober 2006.
Met ingang van 25 juli 2002 worden de ondernemingen [vennootschap G] en [vennootschap H] voortgezet door, respectievelijk, [vennootschap K] en [vennootschap L]. Met ingang van die datum neemt de broer van [persoon 1], [persoon 6] (hierna: [persoon 6]), het directeurschap van [persoon 1] over. Ook wordt [persoon 6] met ingang van die datum directeur van [vennootschap D].
Daarnaast bestaat het bedrijf [vennootschap M], handelend onder de naam [vennootschap N]. Van deze vennootschap is [persoon 9], getrouwd met een (vierde) neef van [persoon 1] te weten [persoon 10], van 9 november 2000 tot 17 augustus 2005 directrice is.
[vennootschap D] is op 28 februari 2006 failliet gegaan en [vennootschap K] alsmede [vennootschap L]. zijn per 2 maart 2007 opgehouden te bestaan. Op 12 september 2006 ging [vennootschap M] failliet, op 23 september 2008 zijn vervolgens de vennootschappen [vennootschap C] en [vennootschap B] gefailleerd. De gemeente Amsterdam heeft de exploitatievergunningen van de hotels op grond van de Wet Bibob in april 2009 ingetrokken. De faillissementen van [vennootschap J], [vennootschap I] en [vennootschap F] zijn op, respectievelijk, 15 december 2009, 12 januari 2010 en 11 januari 2011 uitgesproken.
4. Procesverloop
Na afronding van het hierboven genoemde eerste strafrechtelijk onderzoek tegen [persoon 1] hebben zich bij [persoon 11] (hierna: [persoon 11]), als opsporingsfunctionaris werkzaam bij het UWV tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, vier getuigen gemeld. Zij hebben verklaard over werkomstandigheden bij [vennootschap O], [vennootschap P] en [vennootschap H]. Op 13 november 2003 is een meldingsbericht fraude gedaan bij de SIOD, waarna een strafrechtelijk onderzoek is gestart onder de naam [X]. In september 2004 is de FIOD-ECD bij het onderzoek betrokken geraakt, omdat mogelijk sprake was van het doen van opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting. Op 15 september 2004 is in een tripartiete overleg besloten om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen. De FIOD-ECD heeft zich vervolgens aangesloten bij het reeds door de SIOD gestarte strafrechtelijk onderzoek [X].
Ondertussen was bij de Nationale Recherche CIE-informatie binnengekomen inhoudende dat [persoon 1] en zijn broer zich bezig zouden hebben gehouden met drugshandel en het witwassen van geld. Hierop is een onderzoek gestart onder nummer [nummer 1]. De resultaten van dit onderzoek zijn vervolgens overgedragen aan onderzoeksteam [nummer 2], waarna een strafrechtelijk onderzoek is gestart onder de naam [Y]. Er is besloten dat de resultaten van de tapgesprekken uit het onderzoek [Y] die relevant zijn voor het onderzoek [X], in laatstgenoemd dossier worden gevoegd. Dit geldt ook voor de resultaten uit het onderzoek Voodoo. De inhoud van dit onderzoek is de rechtbank onbekend gebleven. Verdachten zijn uiteindelijk niet voor drugshandel vervolgd.
Naar aanleiding van het vermoeden dat, onder leiding van [persoon 1], een criminele organisatie was gevormd met als doel het plegen van belasting- en sociale zekerheidsfraude en hieraan gekoppeld witwassen en heling, is een gezamenlijk vervolgonderzoek gestart naar de familie [familienaam 1]/[familienaam 2] onder de naam [X].
Op 22 november 2004 is een Gerechtelijk Vooronderzoek (hierna: GVO) gevorderd tegen de verdachte en zijn medeverdachten [persoon 1], [persoon 7] en [persoon 6], waarna op 28 november 2004 een aantal doorzoekingen in de in de tenlastelegging genoemde hotels en restaurants en in de woningen van de vier verdachten heeft plaatsgevonden. Daarbij zijn verdachte en [persoon 6] aangehouden. Bij die doorzoekingen zijn de administraties van de hotels en restaurants en een aantal geldbedragen in beslag genomen. Op die datum is een Europees Arrestatiebevel ten aanzien van [persoon 1] uitgevaardigd. [persoon 7] is op 29 november 2004 aangehouden.
Nadat bekend is geworden dat de verdachten rekeningen zouden hebben in Luxemburg, is op 18 november 2004 een rechtshulpverzoek naar Luxemburg uitgegaan. Aan dat verzoek is door de Luxemburgse autoriteiten uitvoering gegeven in november en december 2004. Tegen die uitvoering is bezwaar gemaakt hetgeen ertoe heeft geleid dat het bevel tot inbeslagname door het Hof in Luxemburg in mei 2005 (deels) is vernietigd. Voorts heeft de uitvoering ook overigens niet geleid tot de verstrekking van alle gegevens waarop het Openbaar Ministerie het oog had. Niet alleen was er sprake van een fout in de vertaling van het rechtshulpverzoek waar abusievelijk werd vermeld dat werd verzocht om inbeslagneming van (saldi en bijbehorende documenten van) bankrekeningen waarop bepaalde rechtspersonen (in plaats van natuurlijke personen) bedragen hadden gestort, ook zou de door de Luxemburgse autoriteiten verstrekte informatie niet volledig zijn geweest. Hierop is op 12 juli 2005 een aanvullend rechtshulpverzoek naar Luxemburg uitgegaan waaraan op 8 februari 2006 uitvoering is gegeven. Hiertegen is namens [persoon 1], [persoon 7] en [persoon 6] een procedure gevoerd. Bij uitspraak van 30 september 2008 heeft het Hof te Luxemburg bepaald dat de stukken konden worden overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten hetgeen is gebeurd op 16 december 2008.
Kort daarvoor, op 14 oktober 2008, heeft het Openbaar Ministerie van de rechter-commissaris een verlenging van de termijn voor het sluiten van het GVO gekregen. Op 13 februari 2009 wordt een kennisgeving van verdere vervolging uitgebracht.
De verdachten zijn vervolgens gedagvaard tegen de zitting van 28 september 2009. Deze dagvaarding is echter op 25 september 2009 door het Openbaar Ministerie zonder opgave van redenen ingetrokken. Hierop heeft het Openbaar Ministerie een nieuwe datum geprobeerd te plannen. In verband met roosterperikelen zijn de verdachten pas tegen de zitting van 21 oktober 2010 gedagvaard.
Op die datum heeft een eerste regiezitting plaatsgevonden en heeft mr. Verhoef een aantal verzoeken gedaan. De rechtbank heeft ter zitting een beslissing genomen op het verzoek tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie. Verder heeft de rechtbank de officier van justitie de gelegenheid gegeven schriftelijk te reageren op de verzoeken van de verdediging. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de officier van justitie en de verdediging zouden overleggen over de inhoud van het dossier. Op 17 november 2010 heeft verdediging een brief gestuurd met de mededeling welke verzoeken zij handhaafde. Op 26 november 2010 heeft de officier van justitie hierop schriftelijk gereageerd. Op 22 april 2011 heeft een vervolgzitting plaatsgevonden. Tijdens die zitting heeft de rechtbank op een aantal verzoeken beslist.
Op 30 augustus 2012 vond een tweede regiezitting plaats. Bij die gelegenheid heeft de verdediging opnieuw verzoeken gedaan. Op deze zitting heeft de rechtbank onder meer de zaak teruggewezen naar de rechter-commissaris voor nader getuigenverhoor. De inhoudelijke behandeling is uiteindelijk op 4 februari 2013 aangevangen en op 12 april 2013 gesloten. Het vonnis is bepaald op heden.
5. Voorvragen
5.1. Geldigheid van de dagvaarding
De verdediging heeft betoogd dat in de tenlastelegging van feit 4 slechts een banksaldo als witgewassen bedrag staat vermeld zonder dat er nadere specificaties zijn gegeven waarop dat bedrag is gebaseerd. Derhalve weet de verdediging niet waartegen zij zich moet verdedigen, waardoor de dagvaarding ten aanzien van dat feit partieel nietig dient te worden verklaard.
De officier van justitie heeft dit betwist.
De rechtbank overweegt dat uit het proces-verbaal "Witwassen" dat zich in het dossier bevindt, duidelijk blijkt op welke specifieke stortingen het onder 4 ten laste gelegde betrekking heeft. Verdachte kon dan ook begrijpen waartegen zij zich moest verdedigen, zoals ook ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de dagvaarding voldoet aan de eisen die artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering stelt en geldig is.
5.2. De bevoegdheid van de rechtbank
Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten.
5.3. Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in zijn vervolging ter zake feit 5 (deelname aan een criminele organisatie), omdat is gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel, het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging en het beginsel van fair trial.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Juist is dat een aantal verdachten in het onderhavige onderzoek uiteindelijk niet is vervolgd. Deze verdachten worden wel met hun naam genoemd in de ten laste gelegde deelneming aan een criminele organisatie. Hieruit kan worden afgeleid dat het Openbaar Ministerie ook deze personen ziet als deelnemers van die criminele organisatie. Dat gegeven is echter geen beletsel ten aanzien van een aantal van hen af te zien van vervolging. Bij het toepassen van het opportuniteitsbeginsel mag het Openbaar Ministerie immers meer betrekken dan de haalbaarheid van vervolging voor - in dit geval - één van vijf ten laste gelegde feiten. Dat bij die afweging van alle betrokken belangen sprake is van schending van een goede procesorde - met name door schending van het gelijkheidsbeginsel - is onvoldoende gemotiveerd en ook overigens niet gebleken. Dat sprake is van gelijke gevallen volgt immers niet reeds uit het feit dat personen in dezelfde strafzaak van hetzelfde verdacht worden. Daarvoor is meer nodig, bijvoorbeeld dat ook de rol bij het plegen van de feiten waarvoor een verdenking bestaat dezelfde is. Dat dit het geval is blijkt niet uit het dossier en is door de verdediging ook niet onderbouwd.
De geheimhoudersgesprekken
De rechtbank dient zich dan nog uit te laten over de vraag of consequenties verbonden moeten worden aan het te laat vernietigen van geheimhoudersgesprekken en het voegen in het dossier van twee geheimhoudersstukken, een onderwerp dat door de officier van justitie aan de orde is gesteld. De verdediging heeft hierin geen standpunt ingenomen.
De rechtbank constateert dat voornoemde twee geheimhoudersstukken (B104 en B144) weliswaar zijn verwijderd uit het originele dossier, maar dat deze zich nog altijd in de kopiedossiers bevinden. Dat is een vormverzuim. Het achterwege laten van tijdige vernietiging van geheimhoudersgesprekken levert op zichzelf eveneens een vormverzuim op. Beide vormverzuimen zijn onherstelbaar.
Er is echter geen aanwijzing in het dossier te vinden te veronderstellen dat het onderzoek op basis van deze gegevens of anderszins met gebruikmaking daarvan gestuurd is. Evenmin kan worden gezegd dat de twee geheimhoudersstukken die zich in het dossier bevinden een rol spelen bij de inhoudelijke beoordeling van deze zaak. Vanzelfsprekend is dat de rechtbank die stukken niet tot het bewijs zal gebruiken.
De rechtbank is al met al niet gebleken dat verdachte door de vormverzuimen enig nadeel heeft geleden, zodat zij volstaat met het constateren van die verzuimen en aan die verzuimen geen verdere gevolgen zal verbinden.
5.4. Schorsing van de vervolging
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
6. Waardering van het bewijs
6.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is, zoals weergegeven in het door haar ter terechtzitting overgelegde requisitoir en het door haar op 21 januari 2013 overgelegde bewijsmiddelenoverzicht, van mening dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 1, primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan. Zij heeft daartoe, kort samengevat, het volgende betoogd.
De verklaringen van de getuige [persoon 12] (hierna: [persoon 12]) kunnen voor het bewijs worden gebruikt. [persoon 12] verklaarde bij de SIOD, de rechter-commissaris en ter terechtzitting van 6 en 7 februari 2013. [persoon 12] heeft uit zichzelf bij de rechter-commissaris opgebiecht dat hij niet steeds de waarheid bij het verhoor in het kabinet heeft gesproken. Daardoor winnen zijn eerste verklaringen aan betrouwbaarheid. Ter openbare terechtzitting heeft hij zijn eerste verklaring bevestigd. Die verklaring vindt steun in de andere bewijsmiddelen.
Doordat de werknemers van de hotels en restaurants zwarte lonen kregen uitbetaald en de administratie en registratie daarop werden aangepast, is sprake van onjuiste loonopgaven (feit 1), van het niet nakomen van de verplichtingen van de Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen (feit 2) en van onjuiste belastingaangiften (feit 3). Derhalve kan bewezen worden verklaard dat deze rechtspersonen opzettelijk de in de tenlastelegging genoemde misdrijven hebben gepleegd.
Verdachte heeft aan deze misdrijven feitelijk leiding gegeven, aangezien hij, hoewel hij slechts formeel bestuurder was van de [vennootschap A], zich in de praktijk ook bemoeide met alle andere rechtspersonen. Hij heeft een actieve bijdrage geleverd aan de verboden gedragingen en het systeem, zoals zijn vader dat had opgezet, in stand gehouden. Verdachte kan niet als slachtoffer van zijn vader worden gezien, want hij was op dat moment 21 jaar oud en studeerde International Economics and Finance.
Het onder 4 ten laste gelegde is een afgeleide van het afromen van de omzet. Door het afromen van de omzet, wordt immers geen of niet volledig loonopgave gedaan en als gevolg daarvan wordt geen of onvoldoende loonbelasting en premies afgedragen. Ook het niet opgeven van de juiste omzet heeft onbelaste winst opgeleverd. Nu dit voordeel niet correspondeert met de ten laste gelegde geldbedragen, dient "enig geldbedrag" bewezen te worden verklaard.
Nu verdachte niet als begunstigde of gemachtigde van de rekeningen in Luxemburg kan worden aangemerkt, dient hij te worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van de geldbedragen. Verdachte heeft echter wel het geld omgezet. Hij heeft door storting op de rekening in Luxemburg en het dus giraal maken van het geld, het cashgeld omgezet in een vordering op de bank. Derhalve kan bewezen worden verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen door omzetting.
Er is sprake geweest van een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en rechtspersonen - en waarvan onder anderen de verdachten deel uitmaakten - met een duidelijke hiërarchie. Dit samenwerkingsverband heeft vanaf het begin op structurele wijze de omzet afgeroomd en zwart verloond, een handelwijze die onderdeel uitmaakte van de vaste bedrijfsvoering binnen de vennootschappen. Het plegen van de misdrijven is een nevendoel geworden van het samenwerkingsverband. Alle verdachten hebben opzet gehad op het plegen van deze misdrijven door het criminele samenwerkingsverband en hebben daaraan opzettelijk deelgenomen.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, conform de ter zitting overgelegde pleitnota, betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten en daartoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde is sprake van een kwaliteitsdelict; alleen de rechtspersonen hebben de verplichting een juiste loonopgave en belastingaangifte te doen, maar geen van die rechtspersonen wordt vervolgd. Nu verdachte als natuurlijk persoon de vereiste kwaliteit ontbeert en deze ook niet door de gedagvaarde medeverdachten worden vervuld, dient hij te worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2.
Ook dient verdachte van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat hij niet kan worden beschouwd als feitelijk leidinggevende van de in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen. Het toezicht dat verdachte hield was mogelijk intensiever dan de gemiddelde aandeelhouder van een B.V. verricht, maar dat brengt nog niet met zich dat sprake is van feitelijk leiding geven. De conclusie dat verdachte zich in feite met het dagelijks bestuur bezighield en zodoende (in opdracht van zijn vader) feitelijk leiding gaf, wordt niet ondersteund in het dossier. Tussen verdachte en de desbetreffende rechtspersonen bestond geen bewuste en nauwe samenwerking, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte opzet op het delict heeft gehad. Derhalve kan van medeplegen geen sprake zijn en dient ook om die reden vrijspraak te volgen voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde merkt de verdediging op dat het geld, dat afkomstig was van de ondernemingen, op het moment dat het werd gestort niet afkomstig was van enig misdrijf zodat op dat moment (nog) geen sprake van witwassen kon zijn. De gestorte gelden waren immers afkomstig van de legale exploitatie van ondernemingen en het mogelijk op een later tijdstip niet of onjuist verantwoorden in de boekhouding maakt niet dat op het moment van storting deze gelden van misdrijf afkomstig waren. Voorts dient verdachte van het onder 4 ten laste gelegde witwassen door omzetten te worden vrijgesproken, omdat niet buiten redelijke twijfel kan worden gesteld dat hij wetenschap had van het feit dat de Luxemburgse banksaldi niet in de boekhouding/jaarstukken werden verantwoord. Verdachte ging er immers vanuit dat de stortingen die hij verrichtte in de boekhouding en daarmee in de jaarstukken werden verantwoord. Medeverdachte [persoon 1] heeft ter zitting stukken overgelegd met betrekking tot de [vennootschap A] en daaruit blijkt dat de gelden op de Luxemburgse rekening ook inderdaad zijn verantwoord. Verdachte vertrouwde erop dat wat hem werd opgedragen volgens de regels was.
Verder dient verdachte van het onder 5 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat niet is gebleken dat het begaan van de misdrijven in die mate en zodanig structureel was, dat sprake was van een oogmerk van het samenwerkingsverband van deze (rechts)personen dat slechts daarop was gericht. Daarnaast heeft verdachte slechts hand- en spandiensten verricht en wist hij niet dat de organisatie het oogmerk had om misdrijven te plegen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de redengevende feiten en omstandigheden, zoals hieronder vermeld.1 De inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - wordt slechts gebruikt tot het bewijs van het ten laste gelegde feit waarop het zoals blijkt uit de inhoud kennelijk betrekking heeft.
6.3.1. Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
6.3.1.1. De betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuige [persoon 12]
De getuige [persoon 12] heeft ter terechtzitting onder ede een verklaring afgelegd die overeenkomt met zijn eerder bij de SIOD en FIOD afgelegde verklaringen. Die verklaringen zijn gedetailleerd en stroken met de verklaringen van andere getuigen, waarvan de belangrijkste zijn [persoon 14] en [persoon 15]. Bovendien vinden de verklaringen steun in schriftelijke bescheiden als de werkroosters, de kassastrook van [vennootschap O] en de Z-afslagen. Gelet hierop acht de rechtbank de verklaringen van [persoon 12] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Dat [persoon 12] heeft verklaard dat hij bij de rechter-commissaris meineed heeft gepleegd, doet aan dit oordeel niet af. [persoon 12] heeft op eigen initiatief zijn dwaling toegegeven. De ter terechtzitting afgelegde verklaring van [persoon 16] (hierna: [persoon 16]) tast de betrouwbaarheid van de verklaringen van [persoon 12] niet aan, aangezien zijn verklaring grotendeels in de verklaring van [persoon 12] past en daarnaast kan bestaan. [persoon 12] is immers - naar de rechtbank aannemelijk acht - ook in een weekend op het kantoor van de raadsman mr. Verhoef geweest, waar genoemde [persoon 16] niet bij was.
6.3.1.2. Ten aanzien van het onder 1, primair (deels), en 2 ten laste gelegde
De rechtbank overweegt vooropgesteld het volgende. Bij de [vennootschap A]2, [vennootschap K]3, [vennootschap C]4 en [vennootschap J]5 zijn de loongegevens die deze rechtspersonen door middel van de jaarloonopgave aan het UWV hebben opgegeven, gebaseerd op de loonstroken van de werknemers.6 Derhalve gaat de rechtbank er vanuit dat indien uit aangetroffen bescheiden of verklaringen van werknemers blijkt dat de loonstroken niet juist waren, ook geen juiste opgave van de loongegevens aan het UWV is gedaan.
De jaarloonopgaven dienen in januari van het navolgende jaar aan het UWV te worden gedaan. Voor het jaar 2004 geldt dus dat de in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen pas in januari 2005 verplicht waren de volledige opgave te doen van het aan de werknemers betaalde loon. Bij geen of geen volledige opgave van deze gegevens wordt derhalve pas in januari 2005 het strafbare feit vervuld. Nu dit buiten de ten laste gelegde periode valt, zal ten aanzien van het onder 1, primair, ten laste gelegde vrijspraak dienen te volgen voor werknemers die in 2004 hebben gewerkt.
[vennootschap B] (als exploitant van [vennootschap B])
[vennootschap B], gevestigd te [plaats]7, heeft door middel van de jaarloonopgave (hierna: JOG) bij het UWV opgegeven dat [persoon 14] (hierna: [persoon 14]) in het jaar 2002 in totaal een brutoloon van € 23.470,- heeft ontvangen.8 Hij kreeg echter naast het geld dat hij via de bank ontving, ook nog een bedrag van € 300,- zwart uitbetaald. Voor een extra dag werken kreeg hij van verdachte of [persoon 4] een bedrag van € 75,-. Ook dit bedrag stond niet op zijn loonstroken vermeld.9
Volgens het werkrooster van [vennootschap B] heeft [persoon 17] (hierna: [persoon 17]), ook bekend onder de naam Veronique10, in de week van 19 tot en met 25 mei 2002 bij [vennootschap B] gewerkt.11 Ook in de periode daarvoor was zij reeds bij [vennootschap B] werkzaam.12 [vennootschap B] heeft echter [persoon 17] pas op 1 juli 2002 bij het UWV13 aangemeld en door middel van de JOG opgegeven dat zij in het jaar 2002 87 dagen heeft gewerkt tegen een brutoloon van € 4.440,-.14
Nadere overweging
[persoon 17] heeft verklaard dat zij sinds juli 2001 werkzaam is bij [vennootschap B] en dat zij ongeveer twee tot drie dagen per week werkte.15 [persoon 14] heeft zelfs verklaard dat [persoon 17] zes à zeven dagen per week bij [vennootschap B] werkte.16 Uit het werkrooster van 19 tot en met 25 mei 2002 blijkt dat zij die week voor vijf diensten stond ingeroosterd.17 Gelet hierop acht de rechtbank het aannemelijk dat [persoon 17] heel 2002 bij [vennootschap B] heeft gewerkt en dat zij in het jaar 2002 in ieder geval meer dagen moet hebben gewerkt dan de aan het UWV opgegeven 87 dagen. Derhalve gaat de rechtbank er vanuit dat [vennootschap B] het door [persoon 17] verdiende loon in de periode dat zij niet bij het UWV was aangemeld, niet aan het UWV heeft doorgegeven.
[vennootschap A] (als exploitant van [vennootschap G])
De [vennootschap A], gevestigd te [plaats]18, heeft door middel van de JOG aan het UWV doorgegeven dat [persoon 12] van 1 februari 2002 tot en met 31 juli 2002 een brutoloon van € 11.248,- heeft ontvangen.19 Naast dit bedrag ontving [persoon 12] echter ook nog van verdachte een bonus van gemiddeld € 200,- tot € 300,- per week contant, maar deze bonus stond niet op zijn loonstrook vermeld.20 Niet alleen [persoon 12], maar ook [persoon 19] kreeg tot augustus 2002 naast het totaal aan brutoloon van € 13.170,- dat hij volgens de JOG in 200221 verdiende, contant een bonus uitbetaald.22
[vennootschap K] (als exploitant van of h.o.d.n. [vennootschap G])
Nadat [vennootschap G] door [vennootschap K], gevestigd te [plaats]23, werd overgenomen, heeft [vennootschap K] aan het UWV doorgegeven dat [persoon 12] in de tweede helft van 2002 een bedrag van € 9.815,- aan brutoloon heeft verdiend en in het jaar 2003 een bedrag van € 22.614,-.24 Ook in deze jaren bleef [persoon 12] echter naast dit opgegeven loon contant een zwarte bonus van € 300,- per week ontvangen. Tevens heeft hij in 2003 vier extra dagen gewerkt waarvoor hij een bedrag van € 60,- per dag incasseerde. De verdiensten van deze extra dagen stonden ook niet op zijn loonstroken vermeld.25
[vennootschap K] heeft door middel van de JOG opgegeven dat [persoon 20] (hierna: [persoon 20]) in 2003 een bedrag van € 18.554,- aan brutoloon heeft ontvangen.26 Naast dit bedrag heeft [persoon 20] extra geld verdiend. Volgens de loonstroken ontving [persoon 20] per maand een bedrag van € 1.200,- netto, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 300,- per week. Volgens kwitanties heeft hij echter in week 3 nog een bedrag van € 180,- gekregen en in week 46 zelfs een bedrag van € 600,- extra. Blijkens een kwitantie bedroeg het vakantiegeld van [persoon 20] in werkelijkheid € 967,50, terwijl zijn loonstrook een bedrag van € 627,56 vermeldt. Verder heeft hij voor vier extra dagen werken een bedrag van € 240,- gekregen.27
Ook [persoon 21], [persoon 22] (hierna: [persoon 22]) en [persoon 23] (hierna: [persoon 23]) hebben bij [vennootschap K] in 2003 extra dagen gewerkt die niet op hun loonstroken stonden vermeld. Voor deze extra dagen ontvingen zij eveneens een bedrag van € 60,- per dag.28 Daarnaast heeft [persoon 22] volgens kwitanties in december 2003 in totaal een bedrag van € 900,- netto ontvangen, terwijl op zijn loonstrook van diezelfde maand een bedrag van € 400,- netto staat vermeld. 29
[persoon 24] (hierna: [persoon 24]) is sinds maart 2003 werkzaam voor [vennootschap K], maar [vennootschap K] heeft haar dienstverband pas op 16 mei 2003 aangemeld.30 In 2003 heeft [persoon 24] vier extra dagen gewerkt, waarmee ze in totaal een bedrag van € 240,- heeft verdiend.31 [persoon 25] komt zelfs in het geheel niet voor op het overzicht van de dienstverbanden van [vennootschap K] en ontbreekt ook op de JOG van 2003. Zij heeft echter dat jaar wel voor [vennootschap K] gewerkt, te weten in de weken 48 tot en met 52, en heeft daarvoor een bedrag van € 1.560,- netto ontvangen.32
Verder is het dienstverband van [persoon 26] (hierna: [persoon 26]) niet door [vennootschap K] aan het UWV opgegeven. Hij komt op het overzicht van de JOG 2003 niet voor.33 In 2003 blijkt [persoon 26] echter wel als klusjesman voor [vennootschap K] te hebben gewerkt en zijn loon werd betaald.34
Nadere overweging
Het overzicht in bijlage 510 vermeldt dat [persoon 23] (ook genaamd Zarifa35) € 900,- netto via de bank betaald heeft gekregen. Nu dit bedrag overeenkomt met het nettosalaris van haar loonstrook uit 2003 en uit het dienstverbandenoverzicht blijkt dat zij van 1 mei 2003 tot 31 december 2003 bij [vennootschap K] heeft gewerkt36, is de rechtbank van oordeel dat het overzicht in bijlage 510 betrekking heeft op het jaar 2003.
[persoon 20] en [persoon 23] hebben verklaard dat de door hen gewerkte overuren niet op hun loonstroken werden vermeld.37 Ook [persoon 24], [persoon 12] en [persoon 22] hebben verklaard dat hun loonstroken niet klopten met het werkelijke loon.38 De rechtbank concludeert daaruit dat de in de bijlage 510 genoemde extra (de rechtbank begrijpt: gewerkte) dagen niet op de loonstroken werden vermeld en derhalve niet door [vennootschap K] aan het UWV werden opgegeven.
[vennootschap F] (als exploitant van [vennootschap O] en [vennootschap P])
[vennootschap F], gevestigd te [plaats]39, heeft door middel van de JOG aan het UWV opgegeven dat in 2003 het loon van [persoon 27] (hierna: [persoon 27]) een bedrag van € 3.538,- bruto bedroeg en het loon van [persoon 28] (hierna: [persoon 28]) € 5.126,- bruto. Uit een schrift met contante betalingen aan het personeel van [vennootschap F] blijkt echter dat [persoon 27] en [persoon 28] in 2003 meer hebben verdiend, namelijk bedragen van respectievelijk € 3.541,50 en € 5.837,50 netto.40
Het dienstverband met [persoon 29] is door [vennootschap F] op 1 december 2004 bij het UWV aangemeld, terwijl zij al vanaf september 2004 voor [vennootschap F] werkzaam was.41
[persoon 30] staat niet op het dienstverbandenoverzicht van het UWV van [vennootschap F] en komt op de JOG van 2002 niet voor, terwijl hij wel in oktober, november en december 2002 voor [vennootschap F] heeft gewerkt en geld heeft verdiend.42
[vennootschap E] (als exploitant van vennootschap Q])
[persoon 31] heeft in 2003 twee weken in de bediening van [vennootschap E], gevestigd te [plaats]43, gewerkt, maar is nooit bij het UWV aangemeld. Zij heeft in deze twee weken geld verdiend, maar haar naam staat niet op de JOG van 2003.44 Ook [persoon 32], die onder de naam [persoon 33] heeft gewerkt45, is niet goed door [vennootschap E] bij het UWV aangemeld. Uit het dienstverbandenoverzicht blijkt immers dat haar dienstverband op 1 oktober 2004 zou zijn begonnen, terwijl ze al op 10 augustus 2004 is aangenomen en vanaf die datum twee maanden op basis van een proeftijd bij [vennootschap E] heeft gewerkt.46
Volgens de JOG heeft [persoon 34] in 2003 twee dagen gewerkt voor een brutoloon van € 40,-.47 Zij heeft echter in totaal drie weken gewerkt. Deze drie weken werkte ze vier dagen per week, acht uur per dag en ontving een bedrag van € 5,- per uur.48 Derhalve heeft ze in totaal in 2003 een bedrag van € 480,- (3 weken x 4 dagen x 8 uur x € 5,- per uur) netto verdiend. Het door [vennootschap E] aan het UWV opgegeven loon, komt dus niet overeen met het werkelijke loon dat [persoon 34] heeft ontvangen. Haar zus [persoon 35] heeft vanaf 5 oktober 2002 tot 18 juli 2003 steeds vijf dagen per week, acht uur per dag gewerkt en verdiende eveneens een bedrag van € 5,- per uur. Later ontving ze een bedrag van € 5,50 per uur.49 In deze periode heeft zij dan ook in totaal minimaal een bedrag van € 8.000,- (40 weken x 5 x 8 uur x € 5,- per uur) netto verdiend. Door [vennootschap E] is echter door middel van de JOG doorgegeven dat zij in 2002 een bedrag van € 722,- bruto heeft verdiend en in 2003 een bedrag van € 3.902,-.50 Het totaal door [vennootschap E] aan het UWV opgegeven loon over deze periode, te weten € 4.624,- bruto, komt dus niet overeen met het werkelijk ontvangen loon van € 8.000,- netto.
[vennootschap M] (als exploitant van [vennootschap N])
[persoon 36] (hierna: [persoon 36]) komt op het dienstverbandenoverzicht van [vennootschap M], gevestigd te [plaats]51, in het geheel niet voor, terwijl hij volgens de JOG van 1 mei tot 31 juli 2002 bij [vennootschap N] heeft gewerkt tegen een brutoloon van € 1.503,-.52 Gelet op de verklaring van [persoon 36] inhoudende dat hij in oktober 2001 bij [vennootschap N] is begonnen53, kan er vanuit worden gegaan dat hij in 2002 vanaf januari bij [vennootschap N] werkzaam was. Derhalve heeft hij in werkelijkheid 28 weken bij [vennootschap N] gewerkt. Nu hij gemiddeld 40 tot 60 uur per week werkte tegen een salaris van € 4,50 tot € 5,50 netto per uur,54 heeft hij in die periode in totaal minimaal € 5.040,- (28 weken x 40 uur x € 4.50,-) netto verdiend. Dit is meer dan het door [vennootschap N] aan het UWV opgegeven brutoloon van € 1.503,-.
Tevens ontbreken [persoon 37] (hierna: [persoon 37]), [persoon 38] (hierna: [persoon 38]), [persoon 39] (hierna: [persoon 39]) en [persoon 40] op het dienstverbandenoverzicht van [vennootschap M],55 maar zij zijn alle vier bij [vennootschap M] werkzaam geweest. [persoon 37] heeft immers in 2002 twee maanden bij [vennootschap N] gewerkt, [persoon 39] eind 2003, [persoon 40] van 27 april tot eind juni 2004 en [persoon 38]vanaf 1 oktober 200456. [persoon 37] ontbreekt daarnaast op de JOG van 2002 en [persoon 39] op de JOG van respectievelijk 2002 en 2003.57 Nu zij wel in die jaren hebben gewerkt, is hun loon niet door [vennootschap M] aan het UWV opgegeven.
[vennootschap A] (als exploitant van [vennootschap H])
[persoon 15] (hierna: [persoon 15]) was van 1 januari 2002 tot 31 juli 2002 in dienst bij de [vennootschap A] en heeft in die periode een bedrag van € 1.000,- netto per maand verdiend, maar dit bedrag kwam niet overeen met hetgeen op zijn loonstroken stond vermeld.58 [persoon 41] (hierna: [persoon 41]) heeft volgens de JOG in de periode van 15 februari tot 31 juli 2002 een brutosalaris ontvangen van € 515,-.59 Deze opgave is gebaseerd op zijn loonstroken en daarop staat vermeld dat [persoon 41] steeds vijf dagen per maand heeft gewerkt. [persoon 41] blijkt echter meer dagen te hebben gewerkt. Op een weekrooster staat immers dat hij in die week totaal zes dagen heeft gewerkt en [persoon 15] heeft verklaard dat [persoon 41] zelfs fulltime werkte.60 De door [persoon 41] gewerkte dagen komen dan ook niet overeen met zijn loonstroken, waardoor zijn loon niet klopt en dus niet goed aan het UWV is opgegeven.
[vennootschap L]. (als exploitant van [vennootschap H])
Door [vennootschap L]., gevestigd te [plaats]61, is [persoon 42](hierna: [persoon 42]) op 1 augustus 2002 aangemeld en vervolgens afgemeld op 27 juli 2003.62 Nadat [persoon 42] op 9 juni 2003 ziek is geworden, heeft hij in oktober 2003 ontslag gekregen met terugwerkende kracht per 17 juli 2003.63 [persoon 42] was in de periode van 27 juli 2003 tot oktober 2003 dus nog bij [vennootschap L] in dienst en is dan ook te vroeg afgemeld. Daarnaast heeft hij in 2003, naast het door [vennootschap L]. aan het UWV opgegeven brutoloon van € 14.792,-, een percentage van de weekomzet contant uitbetaald gekregen.64
Nadere overweging
Nu voorts [persoon 12] heeft verklaard dat de bonussen die hij als manager contant uitbetaald kreeg, zwart was en niet op zijn loonstroken stonden vermeld65, concludeert de rechtbank dat ook het percentage van de winst dat [persoon 42] als manager contant ontving, zwart loon is en derhalve niet aan het UWV is opgegeven.
[vennootschap D] (als exploitant van [vennootschap D])
[vennootschap D] (hierna: [vennootschap D]), gevestigd te [plaats]66, heeft door middel van de JOG opgegeven dat [persoon 43] (hierna: [persoon 43]) in 2002 een brutoloon heeft ontvangen van € 7.739,-.67 [persoon 43] verdiende in 2002 echter € 910,- per maand en heeft in dat jaar dus in werkelijkheid een bedrag van € 10.920,- (12 maanden x € 910,-) netto verdiend.68 Ook [persoon 44] heeft in 2002 meer inkomsten genoten dan [vennootschap D] aan het UWV heeft doorgegeven. Uit de salarisoverzichten van [vennootschap D] blijkt immers dat hij in 2002 in totaal minimaal - het salarisoverzicht van de maand juni ontbreekt - een bedrag van € 8.330,- netto heeft verdiend, terwijl de JOG slechts een bedrag van € 7.591,- bruto vermeldt.69 Uit dezelfde salarisoverzichten blijkt dat [persoon 45] in de maanden mei en juli tot en met december een bedrag van € 1.360,- netto per maand ontving. In totaal heeft hij in die periode dus een bedrag van € 9.520,- netto (7 maanden x € 1.360,-) ontvangen, maar [vennootschap D] heeft door middel van de JOG doorgegeven dat het salaris van [persoon 45] in 2002 in totaal € 6.101,- bruto bedroeg.70 [vennootschap D] heeft aan het UWV opgegeven dat [persoon 46] in 2002 een bedrag van € 3.026,- bruto heeft verdiend. Blijkens de hiervoor genoemde salarisoverzichten was dat in werkelijkheid echter een bedrag van € 8.980,-.71
[vennootschap C] (als exploitant van of h.o.d.n. [vennootschap C])
[vennootschap C], gevestigd te [plaats]72, heeft door middel van de JOG opgegeven dat [persoon 47] in 2002 een brutosalaris van € 31.979,- heeft ontvangen.73 Daarnaast ontving [persoon 47] echter ook nog een bonus die zwart werd uitbetaald en niet op zijn loonstroken stond vermeld.74
[vennootschap J] (als exploitant van [vennootschap C])
Nadat [vennootschap C] op 1 januari 2003 was overgenomen door [vennootschap J], gevestigd te [plaats]75, bleef [persoon 47] in de jaren 2003 en 2004 werkzaam bij [vennootschap C]. Ook in die periode ontving hij een bonus die niet op zijn loonstroken stond vermeld. Hij heeft onder andere op 1 mei 2004 een bedrag van € 500,- aan bonus ontvangen, dat op zijn loonstrook ontbreekt.76 Ook [persoon 48] (hierna: [persoon 48]) ontving van [vennootschap C] in 2003 naast zijn salaris extra betalingen die bestonden uit bonussen en gewerkte overuren. Deze extra betalingen stonden niet op zijn loonstrook vermeld en zijn derhalve niet opgenomen in het bedrag van € 23.454,- dat [vennootschap J] door middel van de JOG aan het UWV heeft opgegeven.77 Van werknemer [persoon 49] kloppen de loonstroken van 2003 die de basis vormen voor de opgave aan het UWV evenmin. Op de loonstroken stond immers vermeld dat hij € 1.100,- netto per maand verdiende, terwijl dat in werkelijkheid een bedrag van € 1.900,- was.78
6.3.1.3. Ten aanzien van het onder 1, subsidiair, en 2 ten laste gelegde
[vennootschap I] (als exploitant van [vennootschap B])
Het dienstverband van [persoon 68] is door [vennootschap I], gevestigd te [plaats]79, op 14 februari 2004 aangemeld en op 30 september 2004 afgemeld.80 Niet blijkt dat hij daarna opnieuw is aangemeld, terwijl hij in november 2004 nog een aantal dagen bij [vennootschap I] heeft gewerkt en bij de inval op 28 november 2004 in [vennootschap B] werkend is aangetroffen.81 Ook [persoon 69] heeft in de maand november 2004 bij [vennootschap I] gewerkt, terwijl haar dienstverband door [vennootschap I] op 30 juni 2004 bij het UWV reeds was afgemeld.82 [persoon 70] is al vanaf februari 2004 werkzaam bij [vennootschap I], maar [vennootschap I] heeft zijn dienstverband pas op 28 mei 2004 bij het UWV aangemeld.83 De werknemers [persoon 21], [persoon 72] en [persoon 73] komen op het dienstverbandenoverzicht van [vennootschap I] in het geheel niet voor en zijn dus niet door [vennootschap I] bij het UWV aangemeld. [persoon 71] en [persoon 71] hebben echter in mei 2004 een aantal dagen voor [vennootschap I] gewerkt en ook [persoon 73] heeft in 2004 een aantal dagen bij [vennootschap I] gewerkt. Daarnaast zijn in de administratie van [vennootschap I] de loonbelastingverklaringen van deze werknemers aangetroffen.84
Nadere overweging
Hoewel al deze werknemers in 2004 hebben gewerkt en [vennootschap I] pas in januari 2005 de verplichting had om aan het UWV opgave te doen van het door hun verdiende loon, bestond voor [vennootschap I] in 2004 al wel de verplichting om een zodanig deugdelijke loonadministratie te voeren dat voor de Belastingdienst inzichtelijk was welke loonverplichtingen [vennootschap I] ten aanzien van deze werknemers had. Gelet op de omstandigheid dat deze werknemers niet juist bij het UWV zijn aangemeld en verder is gebleken dat [vennootschap I] een dergelijke administratie niet heeft gevoerd, is de rechtbank van oordeel dat het onder 1, subsidiair, en 2 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
Op basis van alle in de hiervoor onder punten 6.3.1.2 en 6.3.1.3. genoemde bewijsmiddelen - afzonderlijk en in onderlinge samenhang bezien - kan bewezen worden verklaard dat de in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen (met uitzondering van [vennootschap I]) het onder 1, primair, en 2 ten laste gelegde hebben begaan en [vennootschap I] het onder 1, subsidiair, en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
6.3.1.4. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Werkwijze ten aanzien van de kassa's bij de hotels en restaurants
Uit het onderzoek komt naar voren dat in de hotels en restaurants kassa's waren geplaatst die werden gebruikt om de omzet te registreren en de betalingen daarin op te nemen. Die betalingen bestonden uit contante gelden en andere betaalmiddelen, zoals cheques en creditcardbetalingen. Door middel van zogenaamde X-afslagen kon telkens zonder de kassa af te sluiten de totale omzet van dat moment worden afgelezen. Op gezette tijden, eenmaal daags of eenmaal per week, kon met die kassa's de over die periode behaalde omzet worden bepaald met gebruikmaking van een zogenaamde Z-afslag. Nadat een Z-afslag heeft plaatsgevonden, begint de kassa weer vanaf nul de omzet voor de volgende periode te registreren. Indien van de Z-afslag gebruik wordt gemaakt, spreekt men van het sluiten van de kassa. Bij het afsluiten door middel van de Z-afslag vertoont de kassarol één totaalstand.85 Alle voorgaande registraties konden worden verwijderd en zoals hierna zal blijken gebeurde dat ook. Bij een onberispelijk gevoerde administratie behoren de omzetgegevens te kloppen met de per klant aangeslagen afrekeningen en daarvan opgemaakte kassabonnen/-rollen. In het onderzoek is naar voren gekomen dat er verschillen bestaan tussen weekomzetten en de Z-afslagen in dezelfde periode. De verklaring daarvoor, is in dit onderzoek afromen genoemd. Hierna zal per hotel worden besproken hoe dat van geval tot geval in zijn werk ging. De Z-afslagen dienden kennelijk als basis voor de administratie en dus ook voor de verantwoording van de BTW.86
6.3.1.4.1. Ten aanzien van het eerste deel van de tenlastelegging
[vennootschap F]
De aangifte omzetbelasting van [vennootschap F] is op of omstreeks 12 november 2004 bij de Belastingdienst binnengekomen en gebaseerd op de digitale administratie van [vennootschap F]. Aan deze digitale administratie liggen Z-afslagen van de kassa's ten grondslag. Op de Z-afslag van [vennootschap F] van 27 oktober 2004 staat vermeld dat de omzet op die dag € 1.553,60 bedroeg. Uit de kassabonnen van [vennootschap F] van diezelfde datum blijkt echter dat de omzet veel hoger lag, te weten op een bedrag van € 3.703,61. Nu op de Z-afslag een bedrag van € 2.150,- te weinig is opgenomen, is de omzet tot minimaal een bedrag van € 2.028,30,- (€ 2.150 ex 6% Omzetbelasting) te laag aangegeven op het aangiftebiljet omzetbelasting over de maand oktober 2004.87
[vennootschap A] (als exploitant van [vennootschap H])
De X-afslag van [vennootschap H] geeft op 28 juli 2002 om 14:07 uur een totaaltelling van € 34.902,65, waarna op de kassa een terugboeking van € 25.000,- wordt gedaan onder de code "Refund". De totaaltelling bedraagt daardoor € 9.902,65. Hierop is een Z-afslag gemaakt en de kassa op nul gezet. Op deze Z-afslag is de terugboeking van € 25.000,- niet te zien. In het kasboek dat aan de aangifte omzetbelasting ten grondslag ligt, is vervolgens het bedrag van € 9.902,65 opgenomen.88
De Z-afslag van 28 juli 2002 bevat echter eveneens de omzet van de week van 14 tot 21 juli 2002, aangezien op 21 juli slechts een X-afslag is gemaakt en derhalve de kassa niet op nul is gezet.89 De omzet van die week bedroeg € 9.867,80, hetgeen betekent dat de omzet van [vennootschap H] in de week van 21 tot 28 juli 2002 na de terugboeking van € 25.000,- slechts € 34,85 (€ 9.902,65 - € 9.687,80) zou zijn geweest. Door de terugboeking van het bedrag van € 25.000,- is in totaal een bedrag van € 15.132,20 (€ 25.000,00 - € 9.867,80) niet in de aangifte omzetbelasting juli 2002 opgenomen, waardoor te weinig omzetbelasting is geheven. Deze aangifte heeft de Belastingdienst op 27 augustus 2002 ontvangen.90
[vennootschap L].
In de periode van week 37 tot en met week 52 van 2003 bedroeg de omzet van [vennootschap L] € 225.942,41 terwijl op de Z-afslagen slechts een bedrag van € 172.219,09 is vermeld.91 Op de Z-afslagen is derhalve een bedrag van € 53.723,32 (€ 225.942,41 - € 172.219,09) te weinig verantwoord. Omdat in de weken 40 en 41 een bedrag van € 11.028,- dubbel is verwerkt92 en er in week 52 een correctie moet plaatsvinden van € 459,39 wegens een onjuiste verwerking in het kasboek93, blijkt dat in totaal in de administratie een bedrag van € 42.235,93 (€ 53.723,23 - € 11.028,00 - € 459,39) te weinig is verantwoord. Nu deze administratie ten grondslag ligt aan de aangifte omzetbelasting, staat op de aangiften omzetbelasting van de maanden september tot en met december 2003 een te lage omzet vermeld. Hierdoor is de omzet tot minimaal een bedrag van € 39.845,21,- (€ 42.235,93 ex 6% omzetbelasting) te laag begrepen in de heffing van de omzetbelasting over de periode van week 37 tot en met 52 in 2003. Deze aangiften heeft de Belastingdienst tussen 27 oktober 2003 en 15 januari 2004 ontvangen.94
6.3.1.4.2. Ten aanzien van het tweede en derde deel van de tenlastelegging
De Wet op de omzetbelasting en de Wet op de loonbelasting bevatten regels met betrekking tot de administratieve verplichtingen van een ondernemer ten aanzien van de omzetbelasting. Deze regels werken aanvullend op de algemene bepaling inzake de bewaarplicht als neergelegd in de Algemene Wet inzake rijksbelastingen. Deze in samenhang te begrijpen regelgeving beoogt vastlegging en behoorlijke bewaring van de administratieplichtige en zijn bedrijf. Kortom, gegevens waaruit het bestaan van rechten en verplichtingen van de administratieplichtige, maar ook van derden (personeel) kan worden afgeleid, dienen te worden vastgelegd en bewaard. Een effectieve controle door de Belastingdienst is immers zonder de (klad)administratie, administratie van de (gespecificeerde) kasontvangsten en (juist bij hotels) een registratie van de kamerbezetting illusoir.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden
[persoon 14] heeft van 1997 tot juni 2004 bij [vennootschap B] gewerkt en was in dienst van zowel [vennootschap B] als [vennootschap I] In deze periode werd in opdracht van verdachte en [persoon 4] geen computerprogramma gebruikt. Alles werd genoteerd op boekingsformulieren en deze boekingsformulieren deden verdachte of [persoon 4] na het opmaken van de kassa in de papiervernietiger. Als [persoon 4] de kassa voor het hotel en het restaurant opmaakte, dan draaide hij een bon uit op de kassa. Deze verscheurde hij en gooide hij weg. Dan draaide hij nogmaals een bon uit en die niette hij vast aan het papier waarop hij de inkomsten en uitgaven had opgeschreven. Deze papieren werden eveneens vernietigd. Vervolgens werd een code op de kassa ingetoetst en de kassa op nul gezet. Daarna toetste [persoon 4] een ander bedrag in op de kassa, te weten een percentage van het bedrag op de eerste kassabon.95 In de periode vanaf februari 2001 tot en met 31 december 2003 mochten de werknemers ook bij [vennootschap H] en [vennootschap G] (de werkwijze heeft dus betrekking op zowel de [vennootschap A] als [vennootschap L] en [vennootschap K]) geen gebruik maken van de computerprogramma's voor het bijhouden van de gastenlijsten. Verdachte sloot bij die hotels op zondag de kassa af en wijzigde vervolgens de gegevens op de kassa. Na die afsluiting nam verdachte het contante geld mee en werden de originele kassabon, de bezettingsoverzichten en de bonnetjes in de papiervernietiger gedaan.96 Verdachte heeft van mei 2002 tot halverwege 2004 eveneens de kassa's van [vennootschap D] gecontroleerd. Daarna nam [persoon 13] (hierna: [persoon 13]), de zoon van [persoon 6], deze taak over. In dat hotel werden de klantgegevens handmatig in een boek bijgehouden en daarna aangeslagen op de kassa. De kassabon ging daarna met een handgeschreven bon op de prikker. Na het afsluiten van de kassa werden deze bonnen en het contante geld meegenomen, waarna de bonnen werden weggegooid. Tevens werden zeven pagina's uit het boek waarin de kamerreserveringen stonden vermeld, weggegooid.97 Vanaf 2002 kwam verdachte of [persoon 4] bij [vennootschap C] (de werkwijze heeft dus betrekking op zowel [vennootschap C] als [vennootschap J]) langs om de kassa op te maken en het contante geld mee te nemen. Ook bij dit hotel werden na het afsluiten van de kassa de kassastroken vernietigd.98 [persoon 4] verscheurde ten tijde dat [persoon 48] bij [vennootschap P] werkzaam was, te weten vanaf medio 2003, eveneens de X-afslagen waarop de omzet stond vermeld99 en ook bij [vennootschap Q] ([vennootschap E]) verrichtte verdachte soortgelijke handelingen als bij [vennootschap G], [vennootschap H] en [vennootschap D].100 Verder werd door de neef van verdachte, [persoon 50] (hierna: [persoon 50]) bij [vennootschap M] in de periode van oktober 2001 tot juni 2002 bij het opmaken van de kassa, het aantal producten dat was verkocht, op de eindstand van de kassa verlaagd. Het geldbedrag bestaande uit het verlaagde omzetbedrag werd uit de kassa gehaald en de originele kassabon werd vernietigd. Ook de bonnen van bestellingen werden niet bewaard.101
Nadere overwegingen
Hoewel de getuige [persoon 13] bij de rechter-commissaris een andere verklaring heeft afgelegd dan bij de SIOD en FIOD, neemt de rechtbank aan dat de verklaringen bij de SIOD en de FIOD overeenkomstig de waarheid zijn. Zij stroken immers met de verklaringen van onder andere de getuigen [persoon 12], [persoon 14], [persoon 48] en [persoon 45], terwijl [persoon 13] geen aannemelijke reden heeft opgegeven waarom hij bij de SIOD en FIOD anders heeft verklaard.
Uit het voorgaande blijkt dat de omzet van [vennootschap G], [vennootschap H], [vennootschap B] en [vennootschap N] bij het afsluiten van de kassa's door verdachte, [persoon 4] of [persoon 50] naar beneden werd bijgesteld. Daarna werden de boekingsformulieren, bezettingsoverzichten, bonnetjes, originele kassastroken en bestelbonnen vernietigd en het kasgeld meegenomen. Dat dit ook daadwerkelijk gebeurde, wordt ondersteund door hetgeen hiervoor onder punt 6.3.1.4.1. is opgenomen. Daaruit kan immers aan de hand van schriftelijke bescheiden objectief worden vastgesteld dat de omzet door [vennootschap F], de [vennootschap A] en [vennootschap L]. naar beneden werd bijgesteld en dus werd afgeroomd. Bij alle in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen kwam verdachte - of een familielid van hem - de kassa afsluiten. Daarbij werd (ongeveer) op dezelfde wijze gehandeld. Bij alle ondernemingen werden de primaire bescheiden weggegooid of vernietigd. Uit tapgesprekken leidt de rechtbank af dat verdachte zich met de kassa's en de omzet van alle ondernemingen bemoeide en in die tapgesprekken wordt, gelet op de samenhang tussen de inhoud daarvan en de getuigenverklaringen, gesproken over het afromen van de omzet.102 Verder had verdachte de hoogste autorisatie voor de kassa's in de hotels [vennootschap C], [vennootschap B] en [vennootschap H] en was hij in het bezit van de sleutels van de kassa's van [vennootschap O] en [vennootschap B]. Derhalve had hij de mogelijkheid om die kassa's aan te passen. Deze aanpassingen konden echter bij de kassa van [vennootschap O] niet worden waargenomen, aangezien die functie stond uitgeschakeld.103
Gelet op al deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat verdachte - of een ander familielid die blijkens verklaringen en tapgesprekken in opdracht van verdachte de kassa's afsloot104- bij het afsluiten van de kassa's, de omzet bij alle ondernemingen verlaagde en vervolgens bescheiden vernietigde. Het vernietigen van deze bescheiden had kennelijk uitsluitend ten doel om de verlaagde omzet voor de Belastingdienst verborgen te houden. Daarbij weegt de rechtbank de verklaring van [persoon 12], inhoudende dat [persoon 1] tegen hem heeft gezegd dat de gegevens niet op de computer mochten worden bijgehouden in verband met de Belastingdienst, mee.105 Deze conclusie wordt gestaafd door de omstandigheid dat ook de boekhouders die verantwoordelijk waren voor het opmaken van de aangifte omzetbelasting, de primaire bescheiden niet te zien kregen en verklaren dat het voor hen onmogelijk was om controle op de kas uit te oefenen. Voor [persoon 51] was het grootste probleem dat het kassaldo van [vennootschap H], [vennootschap K] en [vennootschap D] niet werd bijgehouden. Als zijn werkneemster [persoon 52] om informatie vroeg, dan kreeg zij die meestal niet. [persoon 53] kreeg van [vennootschap F] nooit opgave van het werkelijke kasgeld en ook [persoon 54] had geen inzicht in de kas van [vennootschap M]. [persoon 55] heeft nog nooit een kassarol of een Z-afslag gezien en [persoon 56] spreekt over een cultuur van weggooien.106 Het voorgaande tezamen met de omstandigheid dat bij de doorzoekingen in de hotels en woningen nauwelijks primaire bescheiden zijn aangetroffen, brengt met zich dat bewezen kan worden verklaard dat de in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen het tweede en derde deel van het onder 3 ten laste gelegde hebben begaan.
6.3.1.5. Feitelijk leidinggeven
Verdachte is vanaf 9 september 2002 formeel bestuurder van de [vennootschap A],107 maar bemoeide zich daarnaast - gelet ook op hetgeen hiervoor onder 6.3.1.4.2. is beschreven - eveneens met de daar genoemde rechtspersonen. Hij kwam immers 's zondags bij de hotels en restaurants langs, roomde de kassa's af, vernietigde papieren bescheiden en nam het geld mee. Daarnaast bemoeide verdachte zich, gelet op tapgesprekken108 en getuigenverklaringen109, ook met de feitelijke gang van zaken binnen de hotels en restaurants. Verdachte belde geregeld met de managers en directeuren om hun te vragen hoe het ging, hoe druk het was en om instructies te geven. Ook kwam verdachte vaak langs in de hotels en restaurants om te controleren of alles goed verliep. Hieruit blijkt ook dat verdachte in rang boven [persoon 6] en [persoon 7] stond. Zij moesten immers, hoewel zij directeur waren van een aantal rechtspersonen, toch de instructies van verdachte opvolgen en aan hem verantwoording afleggen110. Verder bemoeide verdachte zich ook met het personeel en het zwart uitbetalen van hun loon. Dit werd in telefoongesprekken besproken en ook betaalde verdachte zelf zwarte bonussen.111
Uit het voorgaande blijkt genoegzaam dat verdachte, hoewel hij in opdracht van zijn vader handelde, actief betrokken was bij het zogenoemde afromen van de kassa's. Door zijn intensieve bemoeienis met alle vennootschappen heeft verdachte ook aan het uitbetalen van zwart loon aan werknemers van die rechtspersonen een strafbare bijdrage geleverd. Bovendien lag het, gezien zijn feitelijke positie bij de vennootschappen, in zijn macht om in te grijpen. Door dit na te laten en door zijn hiervoor beschreven handelen heeft hij zich schuldig gemaakt aan het feitelijk leiding geven aan de verboden gedragingen als bedoeld onder feiten 1, 2 en 3.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdediging met het verweer dat ziet op kwaliteitsdelicten uitgaat van een onjuiste lezing van de dagvaarding. Aan verdachte is immers ten laste gelegd dat de rechtspersonen de strafbare feiten hebben (mede)gepleegd en dat hij daaraan vervolgens feitelijk leiding heeft gegeven. De rechtspersonen worden dan ook aangemerkt als pleger van de strafbare feiten en bezitten de voor de tenlastelegging vereiste kwaliteit. Verdachte wordt slechts gezien als feitelijk leidinggever van deze rechtspersonen en niet als medepleger. Het verweer inhoudende dat door het niet vervolgen van de rechtspersonen die de vereiste kwaliteit bezitten, niet aan alle vereisten van de delictsomschrijving is voldaan, mist derhalve feitelijke grondslag en wordt verworpen. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat het het Openbaar Ministerie vrijstaat om alleen de feitelijk leidinggevende en niet de rechtspersoon te vervolgen, die mogelijkheid wordt zelfs expliciet in de wet benoemd. Het verweer van de verdediging vindt derhalve geen steun in het recht en dient ook om die reden te worden verworpen.
Nu verdachte niet als medepleger wordt gezien, maar als feitelijk leidinggevende, zijn eveneens de criteria voor het medeplegen niet van toepassing, zodat ook dat verweer wordt verworpen. De rechtbank verklaart overigens niet bewezen het medeplegen van de feiten 1,2 en 3 door de genoemde vennootschappen. Dit heeft geen strafrechtelijke betekenis, nu het hier niet het medeplegen van een strafbaar feit door verdachte betreft, maar door ondernemingen waaraan hij (als pleger) feitelijk leiding heeft gegeven (vgl. HR 22 november 1994, NJ1995/174).
6.3.2. Voorts ten aanzien van feit 4
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden (inclusief de bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 met betrekking tot de criminele herkomst van de gelden).
[persoon 1] heeft op 8 april 2002 bij de bank [bank 1] te Luxemburg een rekening geopend onder nummer 38984. Hij is, als natuurlijk persoon, de enige begunstigde van die rekening. Bij opening van de rekening is overeengekomen dat correspondentie bij de bank blijft.112 Op de "Know your customer statement" staat vermeld dat verdachte eigenaar is van verschillende hotels en restaurants en andere toeristenbusiness in [plaats]. Op een aanvullend soortgelijk formulier van 12 december 2003 wordt ingevuld bij herkomst van de gelden: "profit from business".113
In het dossier bevindt zich voorts een zogenoemde "Statement of assets" waarop staat vermeld dat het saldo op deze rekening op 30 november 2004 € 6.454.687,02 bedroeg.114 Direct na opening van de rekening zijn de volgende bedragen gestort: € 230.210,- en € 17.545,-, $ 160,- en £ 20,- In de periode van 8 april 2002 tot en met 28 november 2004 is een groot aantal kasstortingen geregistreerd van in totaal ruim vier miljoen euro.115
Vrijwel maandelijks (en soms ook meermalen per maand) worden grote kasstortingen gedaan in verschillende valuta doch grotendeels euro's alsmede in travellercheques. In de maanden april 2002 tot en met juli 2002 wordt meer dan 1 miljoen in contanten gestort (te weten op 2 mei 2002 een bedrag van ongeveer € 184.000,- , op 21 mei 2002 een bedrag van ongeveer € 229.000,-, op 10 juni 2002 een bedrag van ongeveer € 199.000,-, op 9 juli 2002 een bedrag van ongeveer € 199.000,- en op 31 juli 2002 een bedrag van ongeveer € 149.000,-).
Op een credit note betreffende een kasstorting van € 150.000,- van 7 oktober 2002 staat vermeld bij de handtekening: "son of owner". Op de credit notes vanaf december 2003 lijkt vooral de handtekening van verdachte voor te komen. Op 11 juni 2004 wordt dit expliciet vermeld door kennelijk een bankemployee.116
[persoon 1] heeft als getuige ter terechtzitting verklaard dat de kasstortingen die op zijn rekening in Luxemburg zijn gedaan contante gelden en cheques betreffen die daartoe vanuit Nederland naar Luxemburg zijn overgebracht en dat deze gelden en cheques ten minste gedeeltelijk afkomstig zijn uit de exploitatie van horecagelegenheden. Het betreft zo'n 2,5 miljoen, maximaal drie miljoen euro, aldus [persoon 1].117
De volgende telefoongesprekken zijn gevoerd.
Op 10 juni 2004,118:
- [persoon 1] belt uit met [persoon 6]: [persoon 1] vraagt of hij morgen een ritje kan maken met [verdachte].
- [persoon 1] belt uit met [verdachte]: [persoon 1] is thuis. Hij vraagt [verdachte] naar hem toe te komen.
[verdachte]: wil je uitgaan
[persoon 1]: ja, zoals we hebben afgesproken. Je gaat met [persoon 6]. We bespreken het als je hierheen komt.
- [persoon 1] wordt gebeld door [verdachte]:
[verdachte]: ik kom het zo ophalen want ik ga naar hem toe en we gaan dan verder.
[persoon 1]: nee, nee, ga eerst naar hem toe en kom daarna naar mij toe en van hieruit ga je verder.
[verdachte]: zoals je wilt
[persoon 1]: komen jullie tweeën naar mij toe.
[verdachte]: om kwart over vijf
[persoon 1]: nee, om kwart voor vijf is beter.
Op 11 juni 2004,119:
- [verdachte] is bij [persoon 6] en is over 5 min bij [persoon 1].
- [persoon 1] wgd [verdachte]: we zijn er
- [persoon 1] wgb door [verdachte] dat ze in België rijden.
[persoon 1]: wissel alles om in dollars. Geef me het eind, hoeveel er is daar.
- [persoon 1] wgd [persoon 74]: [persoon 1]: [verdachte] is there? [persoon 74]: yes.
- [persoon 1] wgd [verdachte] die vraagt of 1.230 goed is. Hij heeft nog niet gewisseld. Het is 225 geworden, in euro. Hij wisselt het voor 1.2010. [persoon 1]: ja dat is goed.
Op 5 augustus 2004,120:
[persoon 1] wgd [verdachte]
[persoon 1]; toen je de laatste keer bij ons was, hoeveel was er daar, 8? Acht driehonderd?
[verdachte]: ja maar jij hebt er ook geld van genomen.
[persoon 1] doet er niet toe, hoeveel heb je genoteerd?
[verdachte]: ik schreef 8 en een half op. Kan ook 8 punt 6 of 8 punt 4 zijn, herinner me niet precies.
Op 22 augustus 2004,121:
[verdachte] belt vader, ze spreken over wanneer de dingen moeten worden opgehaald. [verdachte] zegt dat hij alles heeft genoteerd en vader precies kan controleren hoeveel in gaat/binnen komt.
Op 23 augustus 2004,122:
- [verdachte] belt [persoon 6] of hij klaar is. [persoon 6] is niet klaar en zegt dat [verdachte] beter eerst langs zijn vader kan gaan en hem daarna kan ophalen. [verdachte] zegt, diepe zucht, okay.
- [verdachte] belt met nn-vrouw. Nn-vrouw vraagt naar [persoon 6]. Gesprek [persoon 6] en vrouw: [persoon 6] zegt onderweg te zijn vanuit Luxemburg naar Amsterdam.
[persoon 6] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard, na te zijn geconfronteerd met tapgesprekken van 10 en 11 juni 2004, dat verdachte hem op 11 juni 2004 kwam ophalen, verdachte bij medeverdachte thuis in [plaats] een tas heeft opgehaald en zij vervolgens naar Luxemburg zijn gereden.123
Uit 3 credit notes d.d. 11 juni 2004 volgt dat op de bankrekening van [persoon 1] te Luxemburg op die datum kasstortingen zijn gedaan ten bedrage van £ 85, $ 645 en € 224.260,-. Deze 3 credit notes zijn voorzien van een handtekening met daarbij de tekst: [verdachte], son of [persoon 1], confirmed with [persoon 1].124
Op 23 augustus 2004 zijn op de betreffende rekening van [persoon 1] blijkens credit notes stortingen verricht ten bedrage van $ 100, € 70 en € 182.335,- waarbij de biljetten zijn gespecificeerd: 2320 x € 50,-, 226 x € 100,-, 1379 x € 20,-, 10 x € 500,-, 23 x € 200,-, 583 x € 10,-, en 145 x € 5,-.125
Verdachte heeft ter zitting verklaard op verzoek van zijn vader veelvuldig, mogelijk tien keer, contante bedragen vanuit Nederland naar Luxemburg te hebben overgebracht en aldaar op een bankrekening te hebben gestort. Hij heeft verklaard bij diverse bedrijven geld uit de kassa te hebben gehaald die hij in de kluis legde of aan zijn vader gaf. Hij zegt zich geen rekenschap te hebben gegeven van de herkomst van die bedragen die hij in Luxemburg stortte maar ging er van uit dat het om die contante bedragen uit de bedrijven ging.126
Verdachte is in de periode van 9 september 2002 tot en met 1 oktober 2006 directeur van de [vennootschap A] geweest.
Nadere overweging
Met de OvJ en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het hem ten laste gelegde witwassen door middel van voorhanden hebben moet worden vrijgesproken nu verdachte geen begunstigde is van de betreffende rekening in Luxemburg.
De rechtbank overweegt voorts als volgt.
Uit hetgeen de rechtbank ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 heeft overwogen, blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diverse misdrijven die hebben geleid tot zwarte geldstromen waaronder het afromen van de kassa's waardoor de omzet niet juist in de boekhouding werd opgenomen en geen juiste aangifte omzetbelasting werd gedaan. Juist die geldbedragen die op die manier buiten de boekhouding werden gehouden, werden in de kluis gedaan of aan zijn vader gegeven en juist die bedragen werden door verdachte naar Luxemburg gebracht. Al op dat moment werden de geldbedragen buiten de boekhouding gehouden, wist verdachte dit en de gelden waren dus op dat moment reeds van misdrijf afkomstig.
De verklaring van verdachte dat hij ervan uit ging dat die contante bedragen in de boekhouding en vervolgens in de jaarstukken van de [vennootschap A] werden verantwoord, acht de rechtbank, in het licht hiervan, dan ook ongeloofwaardig. Dit klemt temeer nu verdachte als directeur van de [vennootschap A] zelf verantwoordelijk was voor de boekhouding en de bij de Kamer van Koophandel gedeponeerde balansen en daarin geen enkele melding is gemaakt van enige bankrekening in Luxemburg.
Voor zover wordt verwezen naar de stukken met betrekking tot de [vennootschap A] die door [persoon 1] ter zitting zijn overgelegd en voor zover door de verdediging daaraan de conclusie wordt verbonden dat de gelden op de Luxemburgse rekening daadwerkelijk zijn verantwoord, overweegt de rechtbank dat uit die stukken niet die conclusie kan worden getrokken. Immers, uit die stukken kan niet blijken dat de op de rekening van [persoon 1] in Luxemburg gestorte bedragen aan de [vennootschap A] toebehoren, op een juiste wijze zijn verantwoord en dus niet van misdrijf afkomstig zijn.
Enig nader onderzoek naar die stukken en de wetenschap van verdachte hieromtrent acht de rechtbank gelet op het vorenstaande dan ook niet noodzakelijk.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat door het veelvuldig brengen van grote contante bedragen naar Luxemburg en het aldaar storten van deze bedragen op een op nummer gestelde rekening, verdachte deze bedragen - die geheel of gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig waren - heeft omgezet en hij zich aldus heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen.
6.3.3. Voorts ten aanzien van feit 5
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de in de te lastlegging genoemde rechtspersonen en de onder 5 genoemde natuurlijke personen tezamen als conglomeraat een criminele organisatie gevormd.
Na het onderzoek in 2002 naar sociale zekerheidsfraude bij de hotels, waarin [persoon 1] direct of indirect belang had, heeft een reorganisatie plaatsgevonden, zoals uit de hiervoor beschreven wijzigingen in het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt127.
De rechtbank acht het aannemelijk dat die veranderingen op initiatief van [persoon 1] zijn doorgevoerd om voor deze bedrijven andere eindverantwoordelijken te benoemen om zo te voorkomen dat hij aansprakelijk zou worden gesteld na eventueel hernieuwd onderzoek.
Resultaat van de veranderingen was in ieder geval dat [persoon 1] onzichtbaar en formeel niet meer bij de bedrijfsvoering betrokken was: direct noch indirect.128 Toch blijft [persoon 1] enig aandeelhouder van de [vennootschap A]129 en koopt hij zelf nog de vennootschappen [vennootschap J] en [vennootschap I]130
Zoals echter uit de bewezenverklaring van hetgeen onder de feiten 1 tot en met 3 ten laste gelegd is blijkt, is [persoon 1] bij de exploitatie van de hotels en restaurants achter de schermen doorgegaan met het plegen van misdrijven, soortgelijk aan die waarvoor hij uiteindelijk in 2010 werd veroordeeld. Voor [persoon 7] en [persoon 6] was het duidelijk dat de uiteindelijke macht bij [persoon 1] was gebleven. [persoon 1] is behalve initiator, de machtigste en belangrijkste leidinggever.131
Naast de oorbare bedrijfsactiviteiten kende het conglomeraat van (rechts)personen de doelstelling om een deel van de omzetten buiten het oog van het UWV en de Belastingdienst te houden, zodat van het contant betaalde deel van de omzetten grote sommen geld stelselmatig konden worden afgeroomd en overgebracht naar zwarte rekeningen die de verdachten - met uitzondering van verdachte - in Luxemburg op hun naam aanhielden.
Het manipuleren van de kassa's en het corrumperen van de administraties en het uitbetalen van zwart loon waren noodzakelijk om aanzienlijke geldbedragen te kunnen wegsluizen. Een en ander kan dus niet los worden gezien van het onder 4 ten laste gelegde witwassen.
Om deze illegale doelstelling te verwezenlijken werd door verdachten structureel en duurzaam, namelijk ten minste twee jaar, samengewerkt.
De leiding van de organisatie berustte, als gezegd, bij de initiatiefnemende [persoon 1]. Hij schakelde zijn zoon, verdachte, in om namens hem controle op alle bedrijven uit te oefenen. Uit de telefoontaps blijkt dat verdachte kort aan de teugel werd gehouden door zijn vader. Verdachte is daarom hiërarchisch onder zijn vader te plaatsen, maar boven [persoon 7] (bestuurder van [vennootschap B], [vennootschap I], [vennootschap C] en [vennootschap J]132), diens broer [persoon 4] (van 31 december 2001 tot 7 november 2002 bestuurder van [vennootschap F]133) en [persoon 6] (bestuurder van [vennootschap K], [vennootschap L] en [vennootschap D]134).
Verdachte stuurde [persoon 7], [persoon 4], [persoon 6] en de hierna te noemen personen aan135, bemoeide zich met- en controleerde hun bedrijfsvoering en manipuleerde op gezette tijden al dan niet in samenwerking met hen de kassa's om vervolgens het afgeroomde geld onder zich te nemen.
De rechtbank rekent gezien ieders rol [persoon 7], [persoon 4] en [persoon 6] tot het tweede echelon van de organisatie en dus onder [persoon 1] en verdachte.
Ten aanzien van [persoon 13], [persoon 5] (directrice van [vennootschap F]136), [persoon 2] (directrice van [vennootschap E]137) en [persoon 9] (directrice [vennootschap M]138) overweegt de rechtbank, dat zij, gezien de wijze waarop zij bij de rechtspersonen werkzaam waren, moeten hebben geweten van de malversaties binnen die rechtspersonen. Aangezien zij ook bestuurders van de rechtspersonen waren, zijn zij te beschouwen als deelnemers aan de criminele organisatie. Zij vormden daarvan het derde echelon.
Niet is vereist dat ieder lid van de organisatie precies wist hoeveel er aan personeel zwart werd betaald en hoeveel omzet er werd afgeroomd. Toereikend voor de deelneming is dat de deelnemer weet dat de organisatie het plegen van misdrijven (mede) als doel heeft. Niet is vereist dat de deelnemer enige vorm van opzet heeft gehad op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven. Voor ieder geldt echter tenminste dat hij/zij ondersteunend was ten aanzien van het verwezenlijken van het criminele doel van de organisatie.
7. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 6. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat
ten aanzien van het onder 1, primair, ten laste gelegde
- [vennootschap B] (als exploitant van [vennootschap B]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 december 2002, en
- [vennootschap A] (als exploitant van [vennootschap G] en als exploitant van [vennootschap H]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 25 juli 2002, en
- [vennootschap K] (als exploitant van [vennootschap G]) in de periode van 25 juli 2002 tot en met 31 december 2003, en
- [vennootschap F] (als exploitant van [vennootschap O] en [vennootschap P]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap E] (als exploitant [vennootschap Q]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap M] (als exploitant van [vennootschap N]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap L] (als exploitant van [vennootschap H]) in de periode van 25 juli 2002 tot en met 31 december 2003, en
- [vennootschap D] (als exploitant van [vennootschap D]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap C] (als exploitant van [vennootschap C]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 december 2002, en
- [vennootschap J] (als exploitant van [vennootschap C]) in de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 november 2004,
(steeds) als werkgever in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering,
te [plaats], (telkens) opzettelijk niet of niet volledig zijn nagekomen een voor een werkgever bestaande verplichting om met inachtneming van door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gestelde regels (Loonadministratiebesluit) opgave te doen van (al) het door de werknemers van die werkgever genoten loon (in bovengenoemde perioden) aan Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV),
immers hebben bovengenoemde rechtspersonen (telkens) opzettelijk ten aanzien van (onder anderen) de werknemers, bekend onder de namen:
- [persoon 14] en [persoon 17] (in de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 december 2002 met betrekking tot [vennootschap B]), en
- [persoon 12] en [persoon 19] (in de periode 27 maart 2002 tot en 25 juli 2002 met betrekking tot [vennootschap A]), en
- [persoon 12] en [persoon 19] en [persoon 20] en [persoon 21] en [persoon 24] en [persoon 25] en [persoon 22] en [persoon 23] (in de periode 25 juli 2002 tot en 31 december 2003 met betrekking tot [vennootschap K]), en
- [persoon 27] en [persoon 28] (over de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004 met betrekking tot [vennootschap F]), en
- [persoon 31] en [persoon 34] en [persoon 35] (over de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004 met betrekking tot [vennootschap E] ), en
- [persoon 31] en [persoon 37] en [persoon 39] en [persoon 38] (over de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004 met betrekking tot [vennootschap M]), en
- [persoon 41] en [persoon 15] (in de periode 27 maart 2002 tot en 25 juli 2002 met betrekking tot [vennootschap A]), en
- [persoon 42] (over de periode van 25 juli 2002 tot en met 31 december 2003 met betrekking tot [vennootschap L]), en
- [persoon 43] en [persoon 44] en [persoon 45] en [persoon 46] (over de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004 met betrekking tot [vennootschap D]), en
- [persoon 47] (over de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 december 2002 met betrekking tot [vennootschap C]), en
- [persoon 47] en [persoon 48] en [persoon 49] (over de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 november 2004 met betrekking tot [vennootschap J]), en
geen of geen volledige opgave gedaan van het totaal aan die werknemers betaalde loon
aan welke voormelde verboden gedragingen, hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven.
ten aanzien van het onder 1, subsidiair, ten laste gelegde:
- [vennootschap I] (als exploitant van [vennootschap B]) in de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 november 2004, en
te [plaats], opzettelijk, als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het voeren van een (loon)administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen,
(telkens) een zodanige administratie niet heeft gevoerd, immers heeft genoemde rechtspersoon:
- niet volledig geadministreerd welke werknemers werkzaam waren of vanaf wanneer deze werknemers werkzaam waren, en voor welk loon deze werknemers werkzaam waren, en
- niet volledig geadministreerd de uitbetaalde lonen,
(ten gevolge waarvan er geen aansluiting was te maken tussen de volledige loonkosten en de omzet, waardoor niet te allen tijde de rechten en verplichtingen van de belastingplichtige en andere, voor de heffing van de belasting van belang zijnde, gegevens konden worden gekend), terwijl die feiten er (telkens) toe hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke voormelde verboden gedragingen, hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven.
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
- [vennootschap B] (als exploitant van [vennootschap B]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 december 2002, en
- [vennootschap I] (als exploitant van [vennootschap B]) in de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap K] (als exploitant van [vennootschap G]) in de periode van 25 juli 2002 tot en met 31 december 2003, en
- [vennootschap F] (als exploitant van [vennootschap O] en [vennootschap P]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap E] (als exploitant [vennootschap Q]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap M] (als exploitant van [vennootschap N]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap L] (als exploitant van [vennootschap H]) in de periode van 25 juli 2002 tot en met 31 december 2003, en
te [plaats], opzettelijk,
(telkens) als werkgever in de zin van artikel 58 Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen, niet hebben voldaan aan hun verplichtingen om (telkens) binnen een maand na:
(i) aanvang of beëindiging van werkzaamheden door verzekerden,
aan een uitvoeringsinstelling als bedoeld in de Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen, in casu het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, (telkens) een mededeling te doen van die aanvang of beëindiging,
immers hebben bovengenoemde rechtspersonen telkens opzettelijk geen mededeling gedaan van de aanvang of beëindiging van werkzaamheden, ten aanzien van (onder anderen):
- [persoon 17] ((in de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 december 2002 met betrekking tot [vennootschap B]), en
- [persoon 68] en [persoon 70] en [persoon 71] en [persoon 72] en [persoon 69] en [persoon 73] (in de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 november 2004 met betrekking tot [vennootschap I]), en
- [persoon 24] en [persoon 25] (in de periode 25 juli 2002 tot en 31 december 2003 met betrekking tot [vennootschap K]), en
- [persoon 29] (over de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004 met betrekking tot [vennootschap F]), en
- [persoon 31] en [persoon 32] (alias [persoon 33]) (over de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004 met betrekking tot [vennootschap E]), en
- [persoon 36] en [persoon 37] en [persoon 39] en [persoon 38] en [persoon 40] (over de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004 met betrekking tot [vennootschap M]), en
- [persoon 42] (over de periode van 25 juli 2002 tot en met 31 december 2003 met betrekking tot [vennootschap L]), en
andere personen
aan welke voormelde verboden gedragingen, hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven.
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
- [vennootschap F] (als exploitant van [vennootschap O] en [vennootschap P]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap A] (als exploitant van [vennootschap H]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 30 augustus 2002, en
- [vennootschap L] (als exploitant van [vennootschap H]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 15 januari 2004,
te [plaats], (telkens) opzettelijk
(een) bij de Belastingdienst voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene Wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften omzetbelasting over maanden van de jaren 2002 en/of 2003 en/of 2004 (telkens) onjuist en onvolledig hebben gedaan,
immers hebben:
- [vennootschap F] in de aangifte ten aanzien van [vennootschap F] over oktober 2004 en
- [vennootschap A] in de aangifte ten aanzien van [vennootschap H] over juli 2002 en
- [vennootschap L]. in de aangiften ten aanzien van [vennootschap L] over september 2003 en over oktober 2003 en over november 2003 en december 2003,
telkens:
- een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting, en
- een onjuist (totaal) te betalen/terug te vragen bedrag aan belasting,
vermeld of doen vermelden,
terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen, hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven.
en
- [vennootschap B] (als exploitant van [vennootschap B]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 december 2002, en
- [vennootschap I] (als exploitant van [vennootschap B]) in de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap A] (als exploitant van [vennootschap G] en als exploitant van [vennootschap H]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 25 juli 2002, en
- [vennootschap K] (als exploitant van [vennootschap G]) in de periode van 25 juli 2002 tot en met 31 december 2003, en
- [vennootschap F] (als exploitant van [vennootschap O] en [vennootschap P]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap E] (als exploitant [vennootschap Q]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap M] (als exploitant van [vennootschap N]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap L] (als exploitant van [vennootschap H]) in de periode van 25 juli 2002 tot en met 31 december 2003, en
- [vennootschap D] (als exploitant van [vennootschap D]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap C] (als exploitant van [vennootschap C]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 december 2002, en
- [vennootschap J] (als exploitant van [vennootschap C]) in de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 november 2004,
(telkens) te [plaats],
opzettelijk als degenen die ingevolge de Belastingwet verplicht waren tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen (telkens) een zodanige administratie niet hebben gevoerd,
immers hebben de rechtspersonen telkens
- niet volledig geadministreerd welke hotelkamers tegen welke prijs werden verhuurd, en
- niet volledig gevoerd een kasadministratie, en
- niet volledig geadministreerd het aantal verhuurde kamers en de kasontvangsten naar aanleiding van de verhuur van de hotelkamers,
(ten gevolge waarvan er geen aansluiting was te maken tussen de volledige omzet, de volledige inkopen en de totale bedrijfskosten en de verschuldigde omzetbelasting en de voorbelasting, waardoor niet te allen tijde de rechten en verplichtingen van de belastingplichtigen en andere voor de heffing van de belasting van belang zijnde gegevens konden worden gekend),
terwijl die feiten er (telkens) toe hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke voormelde verboden gedragingen, hij, verdachte, feitelijke leiding heeft
gegeven
en
- [vennootschap B] (als exploitant van [vennootschap B]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 december 2002, en
- [vennootschap I] (als exploitant van [vennootschap B]) op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap A] (als exploitant van [vennootschap G] en als exploitant van [vennootschap H]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 25 juli 2002, en
- [vennootschap K] (als exploitant van [vennootschap G]) in de periode van 25 juli 2002 tot en met 31 december 2003, en
- [vennootschap F] (als exploitant van [vennootschap O] en [vennootschap P]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap E] (als exploitant [vennootschap Q]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap M] (als exploitant van [vennootschap N]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap L]. (als exploitant van [vennootschap H]) in de periode van 25 juli 2002 tot en met 31 december 2003, en
- [vennootschap D] (als exploitant van [vennootschap D]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 29 november 2004, en
- [vennootschap C] (als exploitant van [vennootschap C]) in de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 december 2002, en
- [vennootschap J] (als exploitant van [vennootschap C]) in de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 november 2004,
(telkens) te [plaats],
opzettelijk als degenen die ingevolge de Belastingwet verplicht waren tot het bewaren van boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers, opzettelijk deze niet hebben bewaard, immers hebben genoemde rechtspersonen (telkens) opzettelijk kassarollen en bezettingsoverzichten van de hotelkamers niet dan wel gedeeltelijk niet bewaard,
(waardoor niet te allen tijde de rechten en verplichtingen van de belastingplichtigen en andere voor de heffing van de belasting van belang zijnde gegevens konden worden gekend), terwijl die feiten er (telkens) toe hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke voormelde verboden gedragingen, hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven.
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
verdachte, in de periode van 27 maart 2002 tot en met 31 januari 2005, te Amsterdam en in Luxemburg, tezamen en in vereniging met een ander, geldbedragen heeft omgezet (door middel van storting van contante bedragen op een bankrekening) terwijl hij en zijn mededader wisten dat deze geldbedragen - middellijk of onmiddellijk - (gedeeltelijk) afkomstig waren uit enig misdrijf, en aldus van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
verdachte, in de periode vanaf 1 februari 2002 tot en met 31 januari 2005, te Amsterdam en te Amstelveen en in Luxemburg, heeft deelgenomen aan een organisatie, zijnde een samenwerkingsverband bestaande uit hem, verdachte, en de personen [persoon 1] en [persoon 6] en [persoon 7] en [persoon 13] en [persoon 5] en [persoon 4] en [persoon 2] en [persoon 9],
welke organisatie tot oogmerk had het plegen misdrijven, te weten:
- geen opgave doen van het door werknemers genoten loon;
- het doen van onjuiste aangifte(n) loonbelasting en/of omzetbelasting;
- het niet voeren van een juiste (loon)administratie en het niet bewaren van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers;
- een gewoonte maken van het witwassen van (chartale) geldbedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
8. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
9. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
10. Motivering van de straf
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, primair, 2, 3, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes voorwaardelijk, met een proeftijd van twee (2) jaren.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de rechtbank bij de straftoemeting meer dan de officier van justitie rekening moet houden met de overschrijding van de redelijke termijn. Verdachte heeft voorts op geen enkele wijze van de fraude geprofiteerd en is na 28 november 2002 niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen. De verrichte nadeelsberekening is in hoge mate fictief, zodat het nadeel niet kan worden vastgesteld. Gelet hierop en gezien zijn huidige persoonlijke omstandigheden dient hem geen langer onvoorwaardelijk strafdeel te worden opgelegd dan de periode die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
10.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in georganiseerd verband samen met anderen, gedurende meerdere jaren en in verschillende hotels, schuldig gemaakt aan het plegen van belastingfraude. Hij heeft opzettelijk geen goede kasadministratie gevoerd, omzetten afgeroomd, werknemers niet, althans niet voor de volledige aantallen gewerkte uren, op de loonlijst laten verwerken en opzettelijk onjuiste en onvolledige aangiften gedaan. Het geld dat hij ten onrechte niet afdroeg aan de belastingdienst en dus uitspaarde heeft hij overgebracht naar een bank in Luxemburg.
De rechtbank ziet de vader van verdachte - [persoon 1] - als de hoofddader van de ten laste gelegde feiten. [persoon 1] was al eerder betrokken in een onderzoek naar vergelijkbare strafbare feiten. Hij heeft daarop de structuur van de organisatie waarbinnen de hotels werden geëxploiteerd gewijzigd, maar feitelijk bleef hij degene die aan die organisatie leiding gaf. Om zichzelf op afstand te plaatsen heeft [persoon 1] familieleden een rol gegeven binnen de organisatie. Verdachte was één van die personen. Alhoewel gezegd kan worden dat [persoon 1] misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen en de loyaliteit van verdachte, heeft verdachte willens en wetens de rol aanvaard die zijn vader voor hem bedacht had. Die rol was een belangrijke binnen de organisatie - verdachte was in Nederland de vooruitgeschoven post van [persoon 1]. Verdachte studeerde op dat moment economie en had beter moeten weten; hij had een andere keuze kunnen en moeten maken.
Verdachte heeft al met al de verantwoordelijkheden die de wet aan een ondernemer stelt doelbewust terzijde geschoven op een manier waaruit minachting van de Nederlandse autoriteiten en uiteindelijk de Nederlandse samenleving blijkt. Verdachte heeft daarbij de Staat, in het bijzonder de rijksschatkist, fors nadeel toegebracht. Hoe hoog dat nadeel precies is kan niet worden vastgesteld. Gezien de periode waarin de strafbare feiten zijn gepleegd, het aantal hotels waarin dat gebeurde en het feit dat uit het dossier volgt dat dit structureel gebeurde, acht de rechtbank het wel verantwoord te concluderen dat het om zeer aanzienlijke bedragen moet gaan.
De handelwijze van verdachte is voorts concurrentievervalsend, nu verdachte door het plegen van strafbare feiten de bedrijfskosten op oneigenlijke wijze naar beneden bracht.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat het strafklimaat voor feiten als waar in deze zaak sprake van is, ten tijde van het plegen van die feiten milder was dan nu. Voorts weegt mee dat verdachte first offender is en dat hij jong en dus - naar mag worden aangenomen - relatief beïnvloedbaar was op het moment dat zijn vader hem in de organisatie opnam.
Ter zitting heeft verdachte ten aanzien van zijn financiële draagkracht verklaard zeer goede verdiensten uit werkzaamheden te hebben.
Ten slotte houdt de rechtbank bij het bepalen van de strafmodaliteit rekening met het feit dat geen procedure zal worden gevoerd ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
In beginsel acht de rechtbank onder de geschetste omstandigheden en gezien de ernst van de feiten slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn komt de rechtbank echter tot een andere strafoplegging.
Als begindatum voor het bepalen van de overschrijding van de redelijke termijn hanteert de rechtbank 28 november 2004, de dag dat verdachte is aangehouden.
Binnen twee jaar na die datum had vonnis gewezen moeten worden. Die termijn van twee jaren is echter met zes jaren en vijf maanden overschreden. In hoeverre dit een overschrijding van de redelijke termijn oplevert, is afhankelijk van onder meer de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van verdachte en de verdediging op het procesverloop en de wijze waarop de autoriteiten de zaak hebben behandeld.
De rechtbank overweegt daarover het volgende.
In de onderhavige zaak is sprake van een omvangrijk onderzoek. Ook na 28 november 2004 heeft nog onderzoek plaatsgevonden, onder meer zijn verdachten gehoord. De uitvoering van een kort voor 28 november 2004 ingediend rechtshulpverzoek werd intussen afgewacht. In juli 2005 werd een tweede rechtshulpverzoek uitgevaardigd. De stukken die dat tweede rechtshulpverzoek heeft opgeleverd zijn pas in december 2008 aan de Nederlandse autoriteiten overgedragen. De twee rechtshulpverzoeken zijn uitgevaardigd om zicht te krijgen op gelden van verdachten op Luxemburgse bankrekeningen. Tegen de uitvoering van de rechtshulpverzoeken zijn procedures gevoerd door [persoon 1], [persoon 7] en [persoon 6]. De rechtbank neemt het tijdsverloop, dat gemoeid is geweest met de procedures gericht tegen het tweede rechtshulpverzoek, mee bij het vaststellen van de overschrijding van de redelijke termijn. Het betreft dan - met verwijzing naar hetgeen hieromtrent hierboven onder 4. is weergegeven - de periode februari 2006 tot en met september 2008, te weten 31 maanden. Verdachte heeft geen enkele invloed gehad op dit tijdsverloop. Dat er gedurende die periode enig ander onderzoek heeft plaatsgevonden, dat het tijdsverloop kan verklaren, is niet gebleken.
Nadat in december 2008 de resultaten van het laatste rechtshulpverzoek ontvangen waren, zijn verdachten gedagvaard voor een zitting in september 2009. Die dagvaarding is op het laatste moment door het Openbaar Ministerie ingetrokken, waarna pas op 21 oktober 2010 een nieuwe zittingsdatum kon worden gepland. De vertraging die daardoor is veroorzaakt levert wel een overschrijding van de redelijke termijn op - ook als het rooster van de rechtbank hier mede de oorzaak van was. Die overschrijding bedraagt 22 maanden.
Het tijdsverloop na 21 oktober 2010 is grotendeels te verklaren door de uitvoering van onderzoekswensen van de verdediging van medeverdachten. Gezien de samenhang tussen de zaken van de vier verdachten in dit onderzoek, heeft dit ook voor verdachte, die aanvankelijk geen en later beperkte onderzoekswensen had, gevolgen gehad.
Er is op twee regiezittingen onder meer verzocht een groot aantal (138) getuigen te horen, stukken toe te voegen en deskundigen te horen. Alhoewel slechts een deel van deze wensen gehonoreerd is - en slechts een deel van die wensen van verdachte afkomstig was - meent de rechtbank dat de tijd die gemoeid is geweest met de uitvoering van de verzochte onderzoekshandelingen, niet meeweegt bij het bepalen van een overschrijding van de redelijke termijn. Daarbij speelt ook een rol dat sommige getuigen in het buitenland gehoord moesten worden, wat ingewikkeld en tijdrovend is. Eén getuige die ook door verdachte was verzocht, is uiteindelijk nog tijdens de behandeling ter terechtzitting via een televerhoor gehoord.
De rechtbank neemt in de zaak van verdachte dan ook in totaal een overschrijding van de redelijke termijn met 53 maanden in aanmerking.
De Hoge Raad heeft in een aantal arresten uitgangspunten geschetst voor de gevolgen van een overschrijding van de redelijke termijn. Bij overschrijding van de redelijke termijn van minder dan zes maanden, is een strafkorting van 5 % uitgangspunt, bij een overschrijding van zes tot twaalf maanden een strafkorting van 10 % en daarboven is het aan de rechter die over de feiten oordeelt overgelaten de compensatie te bepalen.
De rechtbank acht al deze omstandigheden in aanmerking genomen het opleggen van een hoge boete passend. Met die geldboete wordt tevens ten dele herstel van de onrechtmatige situatie bewerkstelligd en verdachte wordt geraakt in zijn financiën, daar waar de strafbare feiten hem en/of zijn mededaders financieel gewin hebben opgeleverd. De rechtbank ziet geen reden daarnaast een (voorwaardelijke) gevangenisstraf op te leggen, mede omdat verdachte een tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht waarvoor door de rechtbank geen bevel tot aftrek als bedoeld in artikel 27 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht zal worden gegeven.
Voor zover de door verdachte overtreden wetsbepalingen zijn gewijzigd na de bewezen verklaarde pleegperiode, geven deze wetswijzigingen geen blijk van een gewijzigd inzicht omtrent de strafwaardigheid van de feiten. Deze wetswijzigingen hebben dan ook geen invloed op de strafmaat.
11. Beslag
Onder verdachte zijn de op de als bijlage 2 aan dit vonnis gehechte beslaglijst vermelde geldbedragen in beslag genomen.
De officier van justitie heeft betoogd dat deze geldbedragen dienen te worden teruggeven aan de curator mr. Guit. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de geldbedragen dienen te worden verbeurd verklaard. De verdediging heeft aangevoerd dat er geen rechtsgrond is om het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag terug te geven aan de curator. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt het volgende. De in beslag genomen geldbedragen zijn in de verschillende hotels en restaurants aangetroffen. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat voor het teruggeven van deze geldbedragen aan de curator geen rechtsgrond bestaat. Nu verdachte heeft verklaard dat die bedragen niet van hem zijn en deze geldbedragen mogelijk aan andere (rechts)personen toebehoren, oordeelt de rechtbank dat deze geldbedragen dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de volgende artikelen:
- 23, 24c, 47, 51, 57, 140 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
- 10 en 17a van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen;
- 58 en 84 van de Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen;
- 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
13. Beslissing
Verklaart ten aanzien van [vennootschap I] het onder 1 primair, ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de volgende feiten heeft begaan, zoals hiervoor onder rubriek 7 is aangegeven:
- het onder 1, primair (ten aanzien van de rechtspersonen [vennootschap B], [vennootschap A], [vennootschap K], [vennootschap F], [vennootschap E], [vennootschap M], [vennootschap L]., [vennootschap D], [vennootschap C] en [vennootschap J]) ten laste gelegde;
- het onder 1, subsidiair (ten aanzien van [vennootschap I]) ten laste gelegde;
- het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1, primair, bewezen verklaarde:
Opzettelijk niet of niet volledig nakomen van één der in artikel 10 van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen bedoelde verplichtingen, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 1, subsidiair, bewezen verklaarde:
Opzettelijk begaan van een feit omschreven in artikel 68, tweede lid, onder d, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
Overtreding van artikel 58, tweede lid, van de Wet Structuur Uitvoeringswerk en Inkomen, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl hij aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd
en
opzettelijk begaan van een feit omschreven in artikel 68, tweede lid, onder d, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd
en
opzettelijk begaan van een feit omschreven in artikel 68, tweede lid, onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde:
Medeplegen van een gewoonte maken van witwassen.
Ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde:
Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 250.000,- (tweehonderd en vijftigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van een (1) jaar.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de op de beslaglijst vermelde geldbedragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A.M. van Oosten, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse en C.W. Inden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.D. Coumou, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2013.
1 De weergegeven bewijsmiddelen bevinden zich, tenzij anders vermeld, in de dossiers van de FIOD, SIOD en Landelijke Recherche. De in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. Verwezen wordt naar de desbetreffende ordners en pagina's in de dossiers.
2 Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 142, pagina 1, begrijpt - [vennootschap G] over de periode 1 januari 2002 tot en met 31 juli 2002 -, bijlage B1408/1, ordner 38. Een geschrift, te weten een loonafrekening van [vennootschap G] op naam van [persoon 12] van de maand juli 2002, bijlage B1421, ordner 38. Een geschrift, te weten een loonafrekening van [vennootschap G] op naam van [persoon 19] van de maand juli 2002, bijlage B1437, ordner 38. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 146, pagina 1, begrijpt – [vennootschap H], bijlage B1614/1, ordner 39. Een geschrift, te weten een loonafrekening van Hotel Heart of Amsterdam BV op naam van [persoon 58] van de maand juli 2002, bijlage B950, ordner 36.
3 Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 142 begrijpt - [vennootschap K] over het jaar 2003, bijlage B1410/1, ordner 38. Een geschrift, te weten een loonstrook van [vennootschap K] op naam van [persoon 12] van december 2003, bijlage B1460, ordner 38.
4 Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 148, pagina 1, begrijpt - [vennootschap C] over het jaar 2002, bijlage B1242/2, ordner 37. Een geschrift, te weten een loonafrekening van [vennootschap C] op naam van [persoon 45] van december 2002, bijlage B1125, ordner 36.
5 Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 148, pagina 1, begrijpt - [vennootschap J] over het jaar 2003, bijlage B1242/2, ordner 37. Een geschrift, te weten een loonafrekening van [vennootschap J] h/o [vennootschap C] op naam van [persoon 45] van december 2003, bijlage B1255, ordner 37.
6 Ordner 21, G119.3, pagina 5. (verklaring van [persoon 56] d.d. 30 november 2004) Ordner 21, G119.5., pagina 3. (verklaring van [persoon 56] d.d. 5 oktober 2005)
7 Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap B], ongenummerd.
8 Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 141, pagina 1, begrijpt - [vennootschap B] over de periode 2002 -, bijlage B9/1, ordner 32.
9 Een proces-verbaal van verhoor van [persoon 14] d.d. 15 februari 2013 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank. Ordner 20, G.56.1, pagina 6. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 14] d.d. 7 september 2004). Ordner 20, G.56.4, pagina 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 14] d.d. 29 november 2004).
10 Ordner 22, G124.1, pagina 1. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 17] d.d. 30 november 2004).
11 Een geschrift, te weten een rooster van - naar de rechtbank op grond van de inhoudsopgave in samenhang met de verklaring van [persoon 49] (pagina G.140.1.7.) begrijpt - [vennootschap B] van 19 tot en met 25 mei 2002, bijlage B115, ordner 32.
12 Ordner 20, G.56.2, pagina 1. (verklaring van [persoon 14] d.d. 9 september 2004). Ordner 22, G124.1, pagina 2. (verklaring van [persoon 17] d.d. 30 november 2004).
13 Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap B], bijlage 167, ordner 33.
14 Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 141, pagina 1, begrijpt - [vennootschap B] over de periode 2002 -, bijlage B9/1, ordner 32.
15 Ordner 20, G124.1 pagina 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 17] d.d. 30 november 2004).
16 Ordner 20, G.56.2, pagina 1. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 14] d.d. 9 september 2004).
17 Een geschrift, te weten een rooster van - naar de rechtbank op grond van de inhoudsopgave in samenhang met de verklaring van [persoon 49] (pagina G.140.1.7.) begrijpt - [vennootschap B] van 19 tot en met 25 mei 2002, bijlage B115, ordner 32.
18 Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap A], ongenummerd.
19 Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 142, pagina 1, begrijpt - van [vennootschap G] B.V. i.o. over de periode 1 januari 2002 tot en met 31 juli 2002 -, bijlagen B1408/1 en B1408/2, ordner 38.
20 Ordner 20, G55.2, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 20 augustus 2004). Verklaring van de getuige [persoon 12], zoals afgelegd tijdens de terechtzittingen van 6 en 7 februari 2013.
21 Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 142, pagina 1, begrijpt - van [vennootschap G] over de periode 1 januari 2002 tot en met 31 juli 2002 -, bijlagen B1408/1 en B1408/2, ordner 38.
22 Ordner 22, G141.1, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 19] d.d. 30 november 2004). Ordner 20, G55.2, pagina 4. (verklaring van [persoon 12] d.d. 20 augustus 2004).
23 Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap K], ongenummerd.
24 Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 142 begrijpt - [vennootschap K] over de periode 1 augustus 2002 tot en met 31 december 2002, bijlage B1409/1, ordner 38. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 142 begrijpt - [vennootschap K] over het jaar 2003, bijlage B1410/1, ordner 38.
25 Een geschrift, te weten een overzicht van uitbetaling van - naar de rechtbank op grond van AMB 142, pagina 18, begrijpt - [vennootschap K] over 2003, bijlage B510, ordner 34. Ordner 20, G55.2, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 20 augustus 2004). Geschriften, te weten loonstroken van januari 2003 tot en met december 2003 van [vennootschap K] op naam van [persoon 12], bijlagen B1448 tot en met B1453, ordner 38.
26 Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 142 begrijpt - [vennootschap K] over het jaar 2003, bijlage B1410/1, ordner 38.
27 Een geschrift, te weten een overzicht van uitbetaling van - naar de rechtbank op grond van AMB 142, pagina 18, begrijpt - [vennootschap K] over 2003, bijlage B510, ordner 34. Geschriften, te weten loonstroken van januari tot en met november 2003 van [vennootschap K] op naam van [persoon 20], bijlagen B513 (ordner 34), B569 tot en met 572 (ordner 35) en B1474 tot en met B1479 (ordner 38). Een geschrift, te weten een loonstrook van het vakantiegeld van [vennootschap K] op naam van [persoon 20], bijlage B575, ordner 35. Geschriften, te weten salariskwitanties van [vennootschap G] van - naar de rechtbank op grond van de data van de andere kwitanties begrijpt - 2003, bijlagen B581, B596, B598 en B717 tot en met B719 (ordner 35). Ordner 22, G.154.1, pagina's 3 en 7. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 20] d.d. 21 april 2005).
28 Een geschrift, te weten een overzicht van uitbetaling van - naar de rechtbank op grond van AMB 142, pagina 18, begrijpt - [vennootschap K] over 2003, bijlage B510, ordner 34. Ordner 21, G79.2, pagina's 5 tot en met 7 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 22] d.d. 28 november 2004). Ordner 21, G101.2, pagina 6. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 23] d.d. 30 mei 2005).
29 Geschriften, te weten kwitanties van [vennootschap G] van 7, 13, 20 en 24 december 2003 op naam van [persoon 22], bijlagen B819 tot en met B822, ordner 35. Een geschrift, te weten een loonstrook van [vennootschap K] van december 2003 op naam van [persoon 22], bijlage B809, ordner 35.
30 Geschriften, te weten kwitanties van [vennootschap G] van 10 en 18 maart 2003 en 5 en 7 april 2003 op naam van [persoon 24], bijlagen B505 tot en met 509, ordner 34. Ordner 22, G154.1, pagina 9. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 20] d.d. 21 april 2005). Ordner 22, G159.1, pagina 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 24] 18 april 2005). Een geschrift, te weten een overzicht dienstverband gegevens van [vennootschap K] van [persoon 24], bijlage B1407/11, ordner 38.
31 Een geschrift, te weten een overzicht van uitbetaling van - naar de rechtbank op grond van AMB 142, pagina 18, begrijpt - [vennootschap K] over 2003, bijlage B510, ordner 34.
32 Een geschrift, te weten een overzicht dienstverband gegevens van [vennootschap K], bijlage B1407, ordner 38. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 142 begrijpt - [vennootschap K] over het jaar 2003, bijlage B1410/1, ordner 38. Geschriften, te weten kwitanties van [vennootschap G] van 2003 op naam van Pravnik, bijlagen B836 tot en met B841, ordner 35. Ordner 21, G78.1, pagina 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 25] d.d. 28 november 2004)
33 Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 142 begrijpt - [vennootschap K] over de periode 1 augustus 2002 tot en met 31 december 2002, bijlage B1409/1, ordner 38. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 142 begrijpt - [vennootschap K] over het jaar 2003, bijlage B1410/1, ordner 38.
34 Een geschrift, te weten een kwitantie van [vennootschap G] van 4 oktober 2003 op naam van [persoon 26], bijlage B1515, ordner 38. Ordner 21, G79.2, pagina 7 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 22] d.d. 11 mei 2005). Ordner 23, G162.1, pagina's 9 en 10 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 21] d.d. 9 mei 2005).
35 Ordner 21, G101.2, pagina 6. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 23] d.d. 30 mei 2005).
36 Een geschrift, te weten een overzicht dienstverband gegevens van [vennootschap K] van [persoon 23], bijlage B1407/7, ordner 38. Een geschrift, te weten een overzicht van uitbetaling van - naar de rechtbank op grond van AMB 142, pagina 18, begrijpt - [vennootschap K] over 2003, bijlage B510, ordner 34. Geschriften, te weten loonstroken van [vennootschap K] van mei, augustus en december 2003 op naam van [persoon 23], bijlagen B675 tot en met 677, ordner 35. Ordner 21, G101.2, pagina's 2 en 6. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 23] d.d. 30 mei 2005).
37 Ordner 22, G.154.1, pagina's 5 tot en met 7. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 20] d.d. 21 april 2005). Ordner 21, G101.2, pagina 7. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 23] d.d. 30 mei 2005).
38 Ordner 20, G55.2, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 20 augustus 2004). Ordner 21, G 79.2, pagina's 5 en 7. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 22] d.d. 11 mei 2005). Ordner 22, G159.1, pagina's 5 en 6. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 24] 18 april 2005).
39 Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap F], ongenummerd.
40 Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 143, pagina 1, begrijpt - [vennootschap F] over het jaar 2003, bijlagen B 1236/1 en B1236/2, ordner 37. Een geschrift, te weten - naar de rechtbank op grond van de inhoudsopgave in samenhang met AMB 143, pagina 1, begrijpt - een schrift "Housekeeping payments" van [vennootschap F], bijlage B 477, ordner 34. Ordner 20, G68.2, pagina's 2 en 3. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 28] d.d. 27 juni 2005). Ordner 22, G155.1, pagina 3. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 27] d.d. 23 april 2005).
41 Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap P], bijlage B1238/6, ordner 37. Ordner 20, G66.1, pagina 1. (een geschrift, inhoudende de verklaring van [persoon 29] d.d. 28 november 2004).
42 Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap P], bijlage B1238, ordner 37. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 143, pagina 1, begrijpt - [vennootschap F] over het jaar 2002, bijlage B1235, ordner 37. Geschriften, te weten salarissen van Rest. [vennootschap P] van de maanden oktober, november en december 2002, bijlagen B1272/1 tot en met B1272/3. Geschriften, te weten urenlijsten [vennootschap P] van oktober, november en december 2002, bijlagen B1273/1 tot en met B1273/3.
43 Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap E], ongenummerd.
44 Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap Q], bijlage 1118, ordner 36. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank pagina AMB 144, pagina 1, begrijpt - [vennootschap E] over het jaar 2003, doorgenummerde B472, ordner 34. Ordner 23, G180.1, pagina 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 31] d.d. 1 juli 2005).
45 Ordner 22, G 136.2, pagina 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 32] d.d. 12 april 2005).
46 Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap Q], bijlage 1118/8, ordner 36. Een geschrift, te weten een overeenkomst van [vennootschap Q] met [persoon 33], bijlage B1117, ordner 36.
47 Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 144, pagina 1, begrijpt - [vennootschap E] over het jaar 2003, bijlage B472, ordner 34.
48 Ordner 22, pagina G156.1.1. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 34] d.d. 26 april 2005).
49 Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap Q], bijlage 1118, ordner 36. Ordner 23, G165.1, pagina's 2 en 3. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 35] d.d. 13 mei 2005)
50 Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 144, pagina 1, begrijpt - [vennootschap E] over het jaar 2002, bijlage B472, ordner 34. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 144, pagina 1, begrijpt - [vennootschap E] over het jaar 2003, bijlage B472, ordner 34.
51 Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap M], ongenummerd.
52 Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap N], bijlage B1017, ordner 36. Een geschrift, te weten een jaaropgaaf over 2002 van [vennootschap N] op naam van [persoon 36], bijlage B233/1, ordner 33.
53 Ordner 22, G152.1, pagina 2 (proces-verbaal van verhoor van O Sari d.d. 4 april 2005).
54 Ordner 22, G152.1, pagina 2. (verklaring van [persoon 36] d.d. 4 april 2005).
55 Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap N], bijlage B1017, ordner 36.
56 Ordner 26, AMB145, pagina's 6, 9 en 15 (proces-verbaal van bevindingen medewerkers [vennootschap N]). Een geschrift, te weten een loonbelastingverklaring op naam van [persoon 37], bijlage B 173/2, ordner 33. Ordner 22, pagina G150.1.2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 37] d.d. 29 maart 2005). Een geschrift, te weten een loonbelastingverklaring op naam van [persoon 39], bijlage B 168/3, ordner 33. Ordner 25, AMB 70 (proces-verbaal van bevindingen). Een geschrift, te weten een loonbelastingverklaring op naam van [persoon 40], bijlage B 217/3, ordner 33. Ordner 23, G174.1, pagina 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 40] d.d. 16 juni 2005). Een geschrift, te weten een loonbelastingverklaring op naam van [persoon 38], bijlage B 213/3, ordner 33. Ordner 22, G149.1, pagina 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 38] d.d. 21 maart 2005).
57 Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 145, pagina 1, begrijpt - [vennootschap M] over het jaar 2003, bijlagen B13/1 tot en met B13/3, ordner 32. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 145, pagina 1, begrijpt - [vennootschap M] over het jaar 2002, bijlagen B13/4 tot en met B13/6, ordner 32.
58 Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap H], bijlage B604, ordner 35. Ordner 20, G51.1, pagina 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 15] d.d. 1 oktober 2002).
59 Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap H], bijlage B604, ordner 35. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 145, pagina 1, begrijpt – [vennootschap H] over het jaar 2002, bijlage B1614, ordner 39.
60 Een geschrift, te weten een - naar de rechtbank op grond van de verklaring van [persoon 42] (G58.1.4.) begrijpt - weekrooster van [vennootschap H], bijlage B2/1, ordner 32. Ordner 20, G58.1, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 42] d.d. 27 oktober 2004). Geschriften, te weten loonafrekeningen van [vennootschap H] van de maanden februari tot en met mei 2002 op naam van ([persoon 41]). Bijlagen B692 tot en met 695, ordner 35. Ordner 20, G51.1, pagina 3. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 15] d.d. 1 oktober 2002).
61 Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap L], ongenummerd.
62 Een geschrift, te weten een - naar de rechtbank aanneemt - "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap L], bijlage B1109, ordner 36.
63 Ordner 20, G58.1, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 42] d.d. 27 oktober 2004).
64 Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 146, pagina 2, begrijpt - [vennootschap L] over het jaar 2003, bijlage B1110, ordner 36. Ordner 20, G51.2, pagina 5. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 15] d.d. 14 februari 2005). Ordner 20, G55.2, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 20 augustus 2004). Ordner 20, G55.3, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 23 augustus 2004).
65 Ordner 20, G55.2, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 20 augustus 2004).
66 Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap D], ongenummerd.
67 Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 147, pagina 1, begrijpt - [vennootschap D] over het jaar 2002, bijlage B1752, ordner 39.
68 Geschriften, te weten overzichten van salarissen van [vennootschap D] over de maanden januari tot en met december 2002 (met uitzondering van juni 2002), bijlagen B1658 tot en met 1668, ordner 39. Geschriften, te weten loonafrekeningen van [vennootschap D] van januari tot en met mei 2002 en augustus tot en met december 2002, bijlagen B1669 tot en met 1678, ordner 39. Ordner 23, G161.1, pagina 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 43] d.d. 31 maart 2005).
69 Geschriften, te weten overzichten van salarissen van [vennootschap D] over de maanden januari tot en met december 2002 (met uitzondering van juni 2002), bijlagen B1658 tot en met 1668, ordner 39. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 147, pagina 1, begrijpt - [vennootschap D] over het jaar 2002, bijlage B1752, ordner 39.
70 Geschriften, te weten overzichten van salarissen van [vennootschap D] over de maanden januari tot en met december 2002 (met uitzondering van juni 2002), bijlagen B1658 tot en met B1668, ordner 39. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 147, pagina 1, begrijpt - [vennootschap D] over het jaar 2002, bijlage B1752, ordner 39. Geschriften, te weten loonstroken van [vennootschap D] van augustus tot en met december 2002 op naam van [persoon 45], bijlagen B1686 tot en met B1690, ordner 39.
71 Geschriften, te weten overzichten van salarissen van [vennootschap D] over de maanden januari tot en met december 2002 (met uitzondering van juni 2002), bijlagen B1658 tot en met B1668, ordner 39. Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 147, pagina 1, begrijpt - [vennootschap D] over het jaar 2002, bijlage B1752, ordner 39.
72 Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap C], ongenummerd.
73 Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 148, pagina 1, begrijpt - [vennootschap C] over het jaar 2002, bijlage B1242, ordner 37.
74 Ordner 20, pagina G55.6.5. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 25 augustus 2004). Ordner 20, G75.1, pagina's 2 en 3 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 47] d.d. 28 november 2004).
75 Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap J], ongenummerd.
76 Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap C], bijlage B 1243/5, ordner 37. Ordner 20, pagina G55.6.5. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 25 augustus 2004). Ordner 20, G75.1, pagina's 2 en 3 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 47] d.d. 28 november 2004). Een geschrift, te weten een overzicht van uitbetalingen aan werknemers van [vennootschap C], bijlage B110, ordner 32. Ordner 22, G.140.1, pagina 6. (verklaring van [persoon 49] d.d. 30 november 2004).
77 Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 148, pagina 1, begrijpt - [vennootschap J] over het jaar 2003, bijlage B1244, ordner 37. Ordner 22, G142.3, pagina's 4 tot en met 6. (verklaring van U. [persoon 48] d.d. 13 juni 2005).
78 Een geschrift, te weten de jaarloonopgave van - naar de rechtbank op grond van AMB 148, pagina 1, begrijpt - [vennootschap J] over het jaar 2003, bijlage B1244, ordner 37. Ordner 22, G.140.1, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 49] d.d. 30 november 2004). Een geschrift, te weten een loonafrekening van [vennootschap J] h/o [vennootschap C] van december 2003 op naam van [persoon 49], bijlage B1286, ordner 37.
79 Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap I], ongenummerd.
80 Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap B], bijlage B191, ordner 33.
81 Geschriften, te weten weekroosters van [vennootschap B], bijlagen B313, B321, B324, B325, B327, B328, B331, B332, B333, B336 en B337, ordner 34 en een geschrift, inhoudende de verklaring van [persoon 68] van 28 november 2011, bijlage G87.
82 Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap B], bijlage B191, ordner 33. Geschriften, te weten uitbetalingen aan werknemers, bijlagen B249, B271 en B283, ordner 34. Geschriften, te weten weekroosters van [vennootschap B], bijlagen B314, B317, B321, B322, B324, B329 en B331, ordner 34. Ordner 23, G173.1, pagina's 2 tot en met 4 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 69] d.d. 14 juni 2005).
83 Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap B], bijlage B191, ordner 33. Ordner 23, G170.1, pagina 2. (verklaring van [persoon 70] d.d. 26 mei 2005).
84 Een geschrift, te weten een "overzicht alle dienstverbanden" van [vennootschap B], bijlage B191, ordner 33. Geschriften, te weten urenlijsten van [vennootschap I] van januari tot en met oktober 2004, bijlagen B397 tot en met 406. Geschriften, te weten weekroosters van [vennootschap B], bijlagen B5/2, B5/7, B6/4 en B50. Ordner 23, G170.1, pagina 6. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 70] d.d. 9 juni 2005). Ordner 23, G173.1, pagina 5 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 69] d.d. 14 juni 2005). Ordner 23, G186.1, pagina's 1. en 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 72] d.d. 17 november 2005). Ordner 23, G.187.1, pagina 1. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 71] d.d. 2 november 2005).
85 Ordner 22, G137.1, pagina 3. (verklaring van [persoon 59] d.d. 6 december 2004). Ordner 22, G144.1, pagina 2. (Verklaring van [persoon 60] d.d. 9 december 2004).
86 Ordner 26, AMB139, pagina 4. (proces-verbaal "ontvangstverantwoording [vennootschap H]"). Ordner 26, AMB140, pagina 4. (proces-verbaal "ontvangstverantwoording [vennootschap O]"). .
87 Ordner 26, AMB140, pagina 4. (proces-verbaal "ontvangstverantwoording [vennootschap O]"). Geschriften, te weten kassabonnen van [vennootschap O] d.d. 27 oktober 2004, bijlagen B1018 tot en met B1041, ordner 36. Een geschrift, te weten de Z-afslag van [vennootschap O] d.d. 27 oktober 2004, bijlage B1042, ordner 36. Een geschrift, te weten het kasboek van [vennootschap O] van oktober 2004, bijlage B1043, ordner 36. Een geschrift, te weten de aangifte omzetbelasting van [vennootschap F] over oktober 2004, bijlage B1336, ordner 37. Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring van de Belastingdienst/FIOD-ECD/kantoor Amsterdam d.d. 10 mei 2006, opgemaakt door [persoon 75], bijlage B1746, ordner 39. Een geschrift, te weten een nadeelberekening betreffende [vennootschap F] van de Belastingdienst Amsterdam d.d. 5 april 2006, opgemaakt door [persoon 62], bijlage B1747, ordner 39.
88 Een geschrift, te weten een kassarol van - naar de rechtbank op grond van de verklaring van [persoon 15] (G51.2.4.) begrijpt – [vennootschap H] over de week van 21 tot en met 28 juli 2002, bijlage B1, ordner 32.Een geschrift, te weten het kasboek van [vennootschap H] van juli 2002, bijlagen B1171/3 en B1171/4, ordner 37. Een geschrift, te weten de X-afslag van [vennootschap H] van 21 juli 2002, bijlage B1175, ordner 37. Een geschrift, te weten de Z-afslag van [vennootschap H] van 28 juli 2002, bijlage B1176, ordner 37. Ordner 22, G144.1, pagina 3. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 60] d.d. 9 december 2004). Ordner 26, AMB 138, pagina's 1 tot en met 3 (proces-verbaal van onderzoek naar de kassarol van 21 t/m 28 juli 2002 van [vennootschap H]). Ordner 20, G51.2, pagina 4. (verklaring van [persoon 15] d.d. 14 februari 2005).
89 Ordner 26, AMB 138, pagina 2 (proces-verbaal van onderzoek naar de kassarol van 21 t/m 28 juli 2002 van [vennootschap H]).
90 Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring omzetbelasting [vennootschap H] d.d. 20 april 2006, opgemaakt door [persoon 62], bijlage B1742, ordner 39.
91 Geschriften, te weten "Kassa Afsluiten" van [vennootschap H] over de weken 37 tot en met 52 van 2003, bijlagen B 751 tot en met B764, ordner 35. Geschriften, te weten Z-afslagen van [vennootschap H] 14 september 2003 tot en met 28 december 2003, bijlagen B933 tot en met B949, ordner 36.
92 Geschriften, te weten Z-afslagen van [vennootschap H] 14 september 2003 tot en met 28 december 2003, bijlagen B937 en B938, ordner 36.
93 Geschriften, te weten het kasboek van [vennootschap H] van de maanden oktober tot en met december 2003, bijlagen B883 tot en met B888, ordner 36.
94 Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring omzetbelasting [vennootschap L]. d.d. 20 april 2006, opgemaakt door [persoon 62], bijlage B1744, ordner 39.
95 Ordner 20, G56.1, pagina 1. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 14] d.d. 7 september 2004). Ordner 20, G56.4, pagina's 3 en 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 14] d.d. 29 november 2004). Ordner 20, G74.1, pagina 8. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 63] d.d. 28 november 2004). Ordner 22, G124.1, pagina 5 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 17] d.d. 30 november 2004)
96 Ordner 20, G51.1, pagina 1. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 15] d.d. 1 oktober 2002). Ordner 20, G51.2, pagina's 2 tot en met 4 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 15] d.d. 14 februari 2005). Ordner 20, G55.13, pagina's 2 en 3. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 28 oktober 2004). Ordner 20, G55.14, pagina's 1 en 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 29 oktober 2004). Ordner 20, G56.4, pagina 3 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 14] d.d. 29 november 2004). Ordner 20,G63.1, pagina 5. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 64] d.d. 28 november 2004). Ordner 20, G59.1, pagina 2 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 65] van d.d. 11 augustus 2004). Ordner 20, G63.3, pagina 2. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 64] d.d. 20 juni 2005). Ordner 22, G141.1, pagina's 3 en 5. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 19] d.d. 30 november 2004).
97 Ordner 20, G55.13, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 28 oktober 2004). Ordner 20, G56.4, pagina 3 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 14] d.d. 29 november 2004). Ordner 22, G148.1, pagina's 2. en 3. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 45] d.d. 23 december 2004). Ordner 19, V6.2, pagina's 2. tot en met 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 13] d.d. 8 december 2004)
98 Ordner 20, G51.2, pagina 4. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 15] d.d. 14 februari 2005). Ordner 20, G75.1, pagina 5. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 47] d.d. 28 november 2009).
99 Ordner 22, G142.1, pagina's 1, 2 en 6. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 48] d.d. 7 december 2004). Ordner 19, V6.2 , pagina 5. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 13] d.d. 8 december 2004).
100 Ordner 20, G56.4, pagina 4 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 14] d.d. 29 november 2004).
101 Ordner 22, G.152.1, pagina's 2 en 3. (proces-verbaal van verhoor [persoon 36] d.d. 4 april 2005). Ordner 22, G174.1, pagina's 2 en 6 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 40] d.d. 16 juni 2005).
102 Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 25 juli 2004, [X] T1-745, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 1 augustus 2004, [X] T1-1265, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 3 augustus 2004, [X] T1-1392, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 4 augustus 2004, [X] T1-1580, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 21 september 2004, [X] T1-5646, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 27 oktober 2004, [X] T1-8794, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 3 november 2004, [X] T1-9586, ordner 30.
Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 1 november 2004, [X] T1-9217, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 4 november 2004, [X] T1-9647, ordner 30. Ordner 30, pagina [nummer 2] T1-43 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek). Ordner 30, pagina [nummer 2] T1-2089 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek). Ordner 30, pagina [nummer 2] T1-2620 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek).
103 Ordner 22, G137.1, pagina's 2. en 3. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 59] d.d. 6 december 2004). Ordner 22, G144.1, pagina's 2. en 3. (Proces-verbaal van verhoor van [persoon 60] d.d. 9 december 2004). Ordner 16, zaaksdossier PV-code 02.3-PV-1, pagina 9.
104 Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 27 oktober 2004, [X] T1-8794, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 3 november 2004, [X] T1-9586, ordner 30. Ordner 19, V6.3, pagina's 2 en 3. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 13] d.d. 9 december 2004). Ordner 19, V6.4, pagina 1. (proces-verbaal van verhoor van [persoon 13] d.d. 9 december 2004). Ordner 30, pagina [nummer 2] T1-2620 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek).
105 Ordner 20, G55.13, pagina 2 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 12] d.d. 28 oktober 2004).
106 Ordner 21, G119, pagina's 4 en 6 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 56] d.d. 28 november 2004). Ordner 22, G146.3, pagina's 3 en 4 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 53] d.d. 12 september 2005). Ordner 23, G181.1, pagina 3 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 51] d.d. 3 oktober 2005. Ordner 23, G182.1, pagina's 3 en 4 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 55] d.d. 4 oktober 2005). Ordner 23, G183.1, pagina 3 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 54] d.d. 5 oktober 2005. Ordner 23, G184.1, pagina's 2,3 en 6 (proces-verbaal van verhoor van [persoon 52] d.d. 11 oktober 2005). Een proces-verbaal van verhoor van [persoon 51] d.d. 7 februari 2012 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
107 Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap A], ongenummerd.
108 Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 25 juli 2004, [X] T1-750, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 1 augustus 2004, [X] T1-1265, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 19 augustus 2004, [X] T1-3101, ordner 30. Geschriften, te weten een uitwerkingen van geselecteerde tapgesprekken, [X] T1-3110 tot en met T1-3390. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 26 september 2004, [X] T1-6027, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 4 november 2004, [X] T1-9647, ordner 30.
109 Ordner 20, G51.1, pagina 1. (verklaring van [persoon 15] d.d. 1 oktober 2005). Ordner 20, G56.1, pagina 1. (verklaring van [persoon 14] d.d. 7 september 2004). Ordner 20, G70.6, pagina 3 (verklaring van [persoon 57] d.d. 20 oktober 2005).
110 Ordner 20, G55.1, pagina 3 (verklaring van [persoon 12] d.d. 19 augustus 2004). Ordner 20, G56.2, pagina 6 (verklaring van [persoon 14] d.d. 9 september 2004). Ordner 20, G70.2, pagina 8 (verklaring van [persoon 57] d.d. 29 november 2004). Ordner 22, G124.1, pagina 4. (verklaring van [persoon 17] d.d. 30 november 2004). Ordner 22, G140.1, pagina 5 (verklaring van [persoon 49] d.d. 30 november 2004). Ordner 20, G53.1, pagina 3 (verklaring van [persoon 66] d.d. 11 februari 2003). Ordner 22, G57.1, pagina 2 (verklaring van [persoon 76] d.d. 5 oktober 2004). Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 31 augustus 2004, [X] T1-3896, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 28 oktober 2004, [X] T1-8859, ordner 30.
111 Geschriften, te weten een uitwerkingen van geselecteerde tapgesprekken, [X] T1-5653 tot en met 5688, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 29 september 2004, [X] T1-6366, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 30 september 2004, [X] T1-6429, ordner 30. Een proces-verbaal van verhoor van [persoon 14] d.d. 15 februari 2013 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank. Ordner 20, G70.6, pagina 3 (verklaring van [persoon 57] d.d. 20 oktober 2005). Ordner 20, G55.12, pagina 1 (verklaring van [persoon 12] d.d. 1 september 2004). Ordner 20, G55.1, pagina 4 (verklaring van [persoon 12] d.d. 19 augustus 2004).
112 Een geschrift, te weten een "Account opening form/specimen signature" d.d. 8 april 2002, pagina's 4 tot en met 9, map "38984". Een geschrift, te weten een Beneficial Owner Declaration d.d. 8 april 2002, pagina 11, map "38984".
113 Een geschrift, te weten een formulier "Know your customer statement" d.d. 8 april 2002, pagina 2, map "38984". Een geschrift, te weten een formulier "Know your Customer" d.d. 12 december 2003, pagina 3, map "38984".
114 Een geschrift, te weten een statement of assets van cliënt [nummer 3] d.d. 30 november 2004, ongenummerd.
115 Een geschrift, te weten een overzicht van stortingen op rekening met nummer [nummer 3], als bijlage 1 aangehecht aan proces-verbaal resultaten rechtshulpverzoek Luxemburg, ongenummerd, map "Luxemburg".
116 Een geschrift, te weten een credit note van rekening met nummer [nummer 3] d.d. 7 oktober 2002, ongenummerd, map "Luxemburg". Geschriften, te weten credit notes van rekening met nummer [nummer 3] d.d. 5 december 2003 en 16 april 2004, ongenummerd, map "Luxemburg". Geschriften, te weten credit notes van rekening met nummer [nummer 3] d.d. 11 juni 2004, ongenummerd, map "Luxemburg".
117 Proces-verbaal van de terechtzitting, voor zover inhoudende de verklaring van [persoon 1].
118 Ordner 30, pagina [nummer 2] T1-642 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek). Ordner 30, pagina [nummer 2] T1-643 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek). Ordner 30, pagina [nummer 2] T1-651 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek).
119 Ordner 30, pagina [nummer 2] T1-655 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek). Ordner 30, pagina [nummer 2] T1-656 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek). Ordner 30, pagina [nummer 2] T1-657 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek). Ordner 30, pagina [nummer 2] T1-666 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek). Ordner 30, pagina [nummer 2] T1-669 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek).
120 Ordner 30, pagina [nummer 2] T1-2620 (proces-verbaal inhoudende de weergave van een tapgesprek).
121 Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 22 augustus 2004, [X] T1-3404, ordner 30.
122 Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 23 augustus 2004, [X] T1-3429, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 23 augustus 2004, [X] T1-3475, ordner 30.
123 Ordner 19, V.3.6, pagina's 3 tot en met 6 (verklaring van [persoon 6] d.d. 15 december 2004).
124 Geschriften, te weten credit notes van rekening met nummer [nummer 3] d.d. 11 juni 2004, ongenummerd, map "Luxemburg".
125 Een geschrift, te weten een credit note van rekening met nummer [nummer 3] d.d. 23 augustus 2004, ongenummerd, map "Luxemburg".
126 Verklaring van verdachte, zoals afgelegd op de terechtzitting van 12 februari 2013.
127 Geschriften, te weten uittreksels uit de Kamer van Koophandel van de rechtspersonen [vennootschap A], [vennootschap B], [vennootschap I], [vennootschap K], [vennootschap E], [vennootschap F], [vennootschap L]., [vennootschap D], [vennootschap C] en [vennootschap J], ongenummerd
128 Ordner 24, AMB13, pagina's 1 en 2 (proces-verbaal van bevindingen). Ordner 19, V1.1, pagina 2 (verklaring van [persoon 1] d.d. 4 september 2006.
129 Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap A], ongenummerd.
130 Een geschrift, te weten een "facsimile message" van FTC Trust d.d. 26 augustus 2002 van [persoon 67] gericht aan [persoon 1], bijlage B143/3, ordner 33.
131 Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 5 augustus 2004, [X] T1-1643, ordner 30.
132 Geschriften, ten weten uittreksel uit de Kamer van Koophandel van de rechtspersonen [vennootschap B], [vennootschap I], [vennootschap C] en [vennootschap J], ongenummerd
133 Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap F], ongenummerd.
134 Geschriften, ten weten uittreksel uit de Kamer van Koophandel van de rechtspersonen [vennootschap K], [vennootschap L]. en [vennootschap D], ongenummerd.
135 Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 19 augustus 2004, [X] T1-3101, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 31 augustus 2004, [X] T1-3896, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 5 september 2004, [X] T1-4278, ordner 30. Een geschrift, te weten een uitwerking van geselecteerde tapgesprekken d.d. 3 november 2004, [X] T1-9527, ordner 30. Ordner 19, V6.4, pagina 1 (verklaring van [persoon 13] d.d. 9 december 2004).
136 Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap F], ongenummerd.
137 Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap E], ongenummerd.
138 Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon [vennootschap M], ongenummerd.