ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ8500

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
516877 / HA ZA 12-584
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid notaris voor beroepsfouten van ambtsvoorganger

In deze zaak vorderde eiseres [A], weduwe van de overleden [C], schadevergoeding van Notariskantoor [B] BV. De vordering was gebaseerd op de stelling dat Notariskantoor [B] BV toerekenbaar tekortgeschoten was in de uitvoering van hun notariële werkzaamheden, specifiek met betrekking tot het testament van de erflater. De erflater had in zijn testament een legaat opgenomen voor zijn kinderen, dat opeisbaar zou zijn bij het overlijden van zijn echtgenote, [A]. Echter, twee van de kinderen verwierpen het legaat en eisten hun legitieme portie, wat leidde tot de vordering van [A] tegen Notariskantoor [B] BV. De rechtbank oordeelde dat Notariskantoor [B] BV niet aansprakelijk kon worden gesteld voor eventuele beroepsfouten van de gedefungeerde notaris [E], die het testament had opgesteld. De rechtbank stelde vast dat de aansprakelijkheid voor de beroepsfouten bij [E] lag, aangezien Notariskantoor [B] BV pas na de dood van [E] was opgericht. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheid dat een notaris het protocol van een ambtsvoorganger overneemt, niet automatisch leidt tot aansprakelijkheid voor fouten die door die ambtsvoorganger zijn gemaakt. De vorderingen van [A] werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van Notariskantoor [B] BV.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/516877 / HA ZA 12-584
Vonnis van 13 februari 2013 (bij vervroeging)
in de zaak van
[A],
wonende te --,
eiseres,
advocaat mr. R.A. van Wijk te Hoofddorp,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NOTARISKANTOOR [B] BV,
gevestigd te Aalsmeer,
gedaagde,
advocaat mr. E.A.J. Nederlof-Wouters van den Oudenweijer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [A] en Notariskantoor [B] BV genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 maart 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 16 januari 2013 en de daarin genoemde stukken
- de brief van mr. Van Wijk van 28 januari 2013 in reactie op voornoemd proces-verbaal
- de brief van mr. Schijns van 31 januari 2013 in reactie op voornoemd proces-verbaal
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [A] is de weduwe van de op 1 april 2010 overleden [C] (verder: de erflater). De erflater heeft tevens vier kinderen nagelaten.
2.2. Notariskantoor [B] BV is de besloten vennootschap waarin notaris mr. [D] (verder: [D]) zijn notarispraktijk uitoefent. Deze vennootschap is op 30 mei 2011 opgericht. [D] is directeur en via zijn holding enig aandeelhouder van de besloten vennootschap.
2.3. Op 18 mei 2005 heeft de erflater aan mr. [E], notaris te Aalsmeer (verder: [E]) de opdracht tot onder meer het ontwerp van een nieuw testament voor hemzelf verstrekt. Op 27 juli 2005 heeft mr. [F], als waarnemer van [E], het nieuwe testament (verder: het testament) van de erflater gepasseerd.
2.4. In het testament is [A] tot enig erfgename benoemd en voorts is in het testament het volgende bepaald, voor zover van belang:
“In de legitieme stelling (legaat aan een legitimaris)
Ik legateer ten laste van mijn echtgenote aan een ieder van mijn kinderen, een bedrag in geld, gelijk aan de waarde van dat gedeelte van mijn vermogen, waarop deze legataris als legitimaris in weerwil van door mij gedane giften en gemaakte uiterste wilsbeschikkingen aanspraak kan maken.
De regels van plaatsvervulling van het erfrecht bij versterf zijn in geval van vooroverlijden van de legataris en verwerping door de legataris van overeenkomstige toepassing
Met betrekking tot voormeld legaat gelden de volgende bepalingen:
Opeisbaarheid
De geldvordering van de legataris is opeisbaar:
a. bij het overlijden van mijn echtgenote;
[…]”
2.5. Op 9 maart 2011 hebben twee van de kinderen van de erflater het legaat verworpen. Bij brief van 12 april 2011 hebben zij via hun advocaat onder meer de uitkering binnen 14 dagen van hun legitieme portie van tenminste € 251.172,50 ieder geëist.
In voormelde brief is in verband daarmee gesteld “dat in het testament van erflater géén gebruik is gemaakt van het bepaalde in artikel 4:82 BW, te weten de bevoegdheid om te bepalen dat een vordering die ontstaat na het doen van een beroep op de legitieme portie pas opeisbaar wordt op het moment dat de langstlevende echtgenoot is komen te overlijden.”
2.6. Bij e-mail van 5 mei 2011 heeft [D] onder meer het volgende aan de heer [G], zijn verzekeringsadviseur, bericht, met een copie conform aan de executeur testamentair van de nalatenschap van de erflater, de heer [H] (verder: [H]):
“Tot op heden is door mij overleg gevoerd met de executeur, de echtgenote en de accountant van de echtgenote. Door mij is aangegeven dat door mij geen fout is gemaakt maar dat eventuele beroepsfouten van de heer [E] op mijn polis zijn meeverzekerd aangezien het repertorium de dato 1 februari 2011 aan mijn repertorium is gevoegd. Feit is dat het testament door de waarnemer van de heer [E] niet correct is opgesteld en gepasseerd.”
2.7. Bij e-mail van 6 mei 2011 heeft [G] aan [D] onder meer het volgende geantwoord:
“Tevens bevestigen wij u dat ingevolge het reglement beroepsaansprakelijkheidsverzekering van de KNB aanspraken tegen gedefungeerde notarissen waarvan u het protocol heeft overgenomen onder uw verzekering zijn gedekt.”
2.8. Bij brief van 7 juli 2011 heeft [H] [E] & [D], notariskantoor Aalsmeer, namens [A] aansprakelijk gesteld voor geleden schade bestaande uit het aan de twee legitimarissen uit te betalen bedrag van in totaal € 502.345,-- minus de hierover verschuldigde erfbelasting van in totaal € 69.264,--, zijnde € 433.081,--.
2.9. Bij brief van 9 juli 2011 heeft [D] aan [H] onder meer het volgende bericht, voor zover van belang:
“Ter voorkoming van misverstanden wens ik hierbij uitdrukkelijk te melden dat ik uw brief zo lees dat u niet mij maar de heer [E] aansprakelijk stelt. Ik ben wel uw aanspreekpunt voor de aansprakelijkheidsverzekering omdat ik als bewaarder van de akten van zowel de heer [I] als de heer [E] (alsmede zijn voorgangers) eventuele claims op mijn polis heb mee verzekerd. Om die reden zal ik uw schrijven doormailen aan de heer [E] met uw mailadres in de cc.”
3. Het geschil en de beoordeling
3.1. [A] vordert, zakelijk weergegeven, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren voor recht (a) dat Notariskantoor [B] BV jegens [A] toerekenbaar is tekortgeschoten en (b) aansprakelijk is voor de hieruit voortgevloeide schade en voorts
(c) deze schade te stellen op een bedrag van € 433.081.—althans op een bedrag in goede justitie door de rechtbank te bepalen en (d) Notariskantoor [B] BV te veroordelen aan [A] het aldus vastgestelde schadebedrag te betalen, (e) met veroordeling van Notariskantoor [B] BV in de proceskosten.
3.2. [A] stelt daartoe dat zij door een notaris [E] toe te rekenen nalatigheid in het testament genoodzaakt is geweest over te gaan tot prompte uitbetaling van de legitieme aan twee kinderen van de erflater. De verplichting hiertoe had volgens haar niet bestaan als de notaris de duidelijke wens van de erflater dat de kinderen eerst na het overlijden van [A] zouden erven, ook met betrekking tot de legitieme in het testament had vermeld.
3.3. [A] stelt voorts dat [E] ten tijde van de opstelling van het testament deel uitmaakte van de notarissenmaatschap [I] & [E] te Aalsmeer, van welk kantoor het protocol van notaris [E] deel uitmaakte. Dit protocol is vervolgens overgenomen door notariskantoor [E] & [D] te Aalsmeer en per 30 mei 2011 door Notariskantoor [B] BV, aldus [A]. Om die reden én vanwege het door [D] in zijn onder 2.6 genoemde mail en zijn onder 2.8 genoemde brief gestelde, houdt [A] Notariskantoor [B] BV voor de fout van [E] aansprakelijk. Daaruit blijkt immers dat eventuele beroepsfouten van [E] op de polis van [D] zijn meeverzekerd.
3.4. Notariskantoor [B] BV bevestigt dat het testament is opgemaakt in de maatschap [E]/[I] en dat die maatschap is overgegaan in de maatschap [E] & [D] en wel op 1 maart 2008. Laatstgenoemde maatschap is op 26 april 2010 beëindigd. Daarna heeft [D] korte tijde een eenmanszaak gedreven en op 30 mei 2011 is Notariskantoor [B] BV opgericht. [E] is op 1 juli 2010 als notaris teruggetreden vanwege ziekte. Enige maanden daarna is diens protocol gevoegd bij dat van [D]. Volgens de regels van het notariaat was [D] toen verplicht om [E] op zijn polis mee te verzekeren. De bewaarder van de aktes verzekert altijd zijn voorgangers, aldus Notariskantoor [B] BV.
3.5. Het meest verstrekkende verweer van Notariskantoor [B] BV is dat, zo [E] al een beroepsfout zou hebben gemaakt hetgeen zij betwist, Notariskantoor [B] BV in dezen niet de aansprakelijke partij is omdat (i) een protocolopvolger van een gedefungeerde notaris slechts een notaris en niet een notariskantoor kan zijn (ii) protocolopvolging geen overgang van aansprakelijkheid inhoudt en (iii) er nooit een overeenkomst van opdracht tussen Notariskantoor [B] BV en [A] en/of erflater is geweest en [D] zelf evenmin betrokken is geweest bij de totstandkoming van het testament.
3.6. Dit verweer slaagt om de volgende redenen.
Niet betwist is dat de opdracht tot het opstellen van het testament is verstrekt aan [E], dat het testament onder zijn verantwoordelijkheid is opgesteld en dat [D] daarbij niet betrokken is geweest. Voorts staat vast dat Notariskantoor [B] BV pas jaren daarna is opgericht. Dit maakt dat de aansprakelijkheid voor een eventuele bij het opstellen van het testament gemaakte beroepsfout in beginsel bij [E] ligt. Voorts is, behoudens de hierna te bespreken protocolopvolging, gesteld noch gebleken dat de hier bedoelde aansprakelijkheid door enige (mede) daarop gerichte rechtshandeling rechtstreeks of met tussenstappen (ook) op Notariskantoor [B] BV zou zijn komen te rusten. Dit volgt evenmin uit enige wetsbepaling.
De omstandigheid dat een notaris het protocol van een ambtsvoorganger na diens defungeren overneemt of gevoegd krijgt, maakt hem niet aansprakelijk voor door zijn ambtsvoorganger gemaakte beroepsfouten. De overdracht van het protocol van een gedefungeerde notaris vloeit voort uit de in artikel 15 van de Wet op het notarisambt bedoelde aanwijzing van de Minister en ziet op de overdracht van de minuten, notariële verklaringen, registers, afschriften, repertoria en kaartsystemen die een notaris onder zich heeft en die aldus beschikbaar en raadpleegbaar blijven. In lid 2 van artikel 15 van de Wet op het notarisambt is bepaald dat de aangewezen notaris met ingang van zijn aanwijzing van rechtswege in de plaats van zijn ambtsvoorganger treedt met betrekking tot, kort gezegd, diens derdengeldenrekeningen. Een ruimere of andere indeplaatstreding kent de regeling niet en is dus naar moet worden aangenomen niet beoogd. Ook het gegeven dat de bewaarder van de aktes op grond van het Reglement beroepsaansprakelijkheid van de Koninklijke Notariële Broederschap (KNB) zijn ambtsvoorganger dient mee te verzekeren op zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering, kan op zichzelf geen verandering brengen in de aansprakelijke persoon. Het feit dat de KNB een dergelijke verplichting in het leven heeft geroepen bevestigt juist dat de ambtsvoorganger aansprakelijk is gebleven voor door hem gemaakte beroepsfouten.
3.7. Het voorgaande betekent dat de vorderingen gericht tegen Notariskantoor [B] BV zullen worden afgewezen. Hetgeen verder nog over en weer is aangevoerd zal onbesproken blijven, nu het voor deze beslissing niet meer van belang is.
3.8. [A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Notariskantoor [B] BV worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op:
- griffierecht 3.621,00
- salaris advocaat 5.160,00 (2,0 punten × tarief € 2.580,00)
Totaal € 8.781,00
4. De beslissing
De rechtbank
4.1. wijst de vorderingen af,
4.2. veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van Notariskantoor [B] BV tot op heden begroot op € 8.781,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der betaling,
4.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Leijten en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2013.?