ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ7073

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 12/2351 AW
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J. Polak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om functieonderhoud afgewezen door korpschef van de landelijke politiedienst

In deze zaak heeft eiser, werkzaam in de functie van [functie], een verzoek om functieonderhoud ingediend bij de korpschef van de landelijke politiedienst. Dit verzoek werd afgewezen, waarna eiser beroep aantekende. De rechtbank heeft de zaak op 28 februari 2013 behandeld. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ambtenaar, volgens artikel 6 van het Besluit bezoldiging politie, recht heeft op functieonderhoud indien de feitelijk opgedragen werkzaamheden wezenlijk afwijken van de functiebeschrijving. Eiser stelde dat hij leiding geeft aan een team dat in omvang is gegroeid van 63 fte naar 96 fte, wat volgens hem afwijkt van de functiebeschrijving die een maximum van 60 fte vermeldt. De rechtbank oordeelde dat de korpschef ten onrechte had gesteld dat de werkzaamheden van eiser niet wezenlijk afwijken van de functiebeschrijving. De rechtbank concludeerde dat eiser daadwerkelijk leiding geeft aan meer dan 96 fte, wat in strijd is met de functiebeschrijving. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2351 AW
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
gemachtigde mr. R. Achttienribbe,
en
de korpschef van de landelijke politiedienst, voorheen de korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland,
verweerder,
gemachtigde A.M.J. Bertelink.
Procesverloop
Bij besluit van 21 oktober 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om functieonderhoud van eiser afgewezen.
Bij besluit van 3 april 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 februari 2013.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Feiten en omstandigheden
1.1. In het Arbeidsvoorwaardenakkoord Politie (CAO) 2008-2010 is vastgelegd dat er één functiegebouw voor de Politie Nederland: het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP), zal worden ingevoerd met daarbij een nieuw functiewaarderingssysteem waarmee de functies uit het LFNP worden gewaardeerd. Het nieuwe LFNP kent circa 100 landelijk geldende functiebeschrijvingen, voorzien van een waardering per functie. Met de invoering van het LFNP bestaat er voor de organisaties niet langer een mogelijkheid om zelf functies te beschrijven en te waarderen, omdat uitsluitend gebruik mag worden gemaakt van functies uit het LFNP. De functie die een politiemedewerker bekleedt op 31 maart 2011 wordt in beginsel als uitgangspunt genomen voor de omzetting (matching) van de ‘oude’ functie naar een functie binnen het nieuwe LFNP. Voor een goede omzetting is daarom van belang dat de functie die op die datum wordt vervuld goed is omschreven. De medewerkers van de politie hebben daarom eenmalig de mogelijkheid gekregen om functieonderhoud aan te vragen.
1.2. Eiser is werkzaam in de functie van [functie]. Deze functie vormt voor verweerder het uitgangspunt voor de omzetting naar het LFNP.
1.3. Omdat eiser van mening is dat met de werkzaamheden die hij verricht in de functiebeschrijving van de functie [functie] onvoldoende tegemoet wordt gekomen aan de feitelijk door hem verrichte werkzaamheden, heeft hij in mei 2011 een verzoek om functieonderhoud bij verweerder ingediend. Dit verzoek is door verweerder afgewezen.
2. Het juridisch kader
2.1. Artikel 6, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) luidt ten tijde hier van belang als volgt:
De ambtenaar kan bij het bevoegd gezag een aanvraag indienen om, indien de feitelijk opgedragen werkzaamheden ten minste één jaar wezenlijk afwijken van een hem in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011 opgedragen functie, de werkzaamheden en de functie met elkaar in overeenstemming te brengen. Bij ministeriële regeling worden regels vastgesteld over de behandeling van deze aanvraag.
De bedoelde ministeriële regeling is de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp):
2.2. Artikel 2, tweede lid, van de Trfp luidt als volgt:
In de aanvraag tot functieonderhoud bedoeld in artikel 6, negende lid, van het Bbp, maakt de ambtenaar aannemelijk dat hij gedurende ten minste een jaar op enig moment binnen de referteperiode feitelijk opgedragen werkzaamheden heeft verricht die wezenlijk afwijken van de voor hem geldende functie in samenhang daarmee van de voor hem geldende functiebeschrijving.
Artikel 4 van de Trfp luidt als volgt:
Het bevoegd gezag wijst de aanvraag om functieonderhoud af indien de feitelijke werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, tweede lid:
a. niet zijn opgedragen
b. niet gedurende ten minste één jaar op enig moment geheel of gedeeltelijk binnen de referteperiode zijn verricht of
c. niet wezenlijk afwijken van de functie van de ambtenaar en in samenhang daarmee van de voor hem geldende functiebeschrijving.
2. Inhoudelijke beoordeling
2.1. Op deze zaak is, gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zoals deze wet luidde tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekend gemaakt vóór 1 januari 2013.
2.2. Verweerder is - kort samengevat - van mening dat de door eiser verrichte werkzaamheden niet wezenlijk afwijken van en passen binnen de functiebeschrijving van [functie].
3.3. Span of control
3.3.1. Eiser heeft aangevoerd dat hij leiding geeft aan het team Forensisch Onderzoek (FO), dat in de loop der jaren is gegroeid van 63 fte naar 96 fte. Dit is volgens eiser wezenlijk afwijkend van zijn functiebeschrijving, waarin een omvang van circa 30 tot circa 60 fte wordt genoemd.
3.3.2. Verweerder heeft aangevoerd dat zijn standpunt wringt, maar dat naar het gehele samenstel van de functiebeschrijving moet worden gekeken. Eiser geeft leiding aan meerdere groepen. De omvang is slechts indicatief bedoeld. Eiser geeft feitelijk leiding aan de leidinggevenden onder hem, de projectleiders A, zodat eiser bij lange na niet aan 96 fte toekomt.
3.3.3. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgrond van eiser slaagt.
In de taakinventarisatie staat: “Stuurt vanaf 2006 tot 2010 een groeiend team van 63 fte naar 96 fte aan verdeeld over diverse disciplines en de aansturing van een 20 fte vanuit DEO als Forensisch Assistent.”
In de functiebeschrijving van [functie] staat: “geeft op tactisch gebied leiding aan meerdere groepen, waarbij te denken valt aan een omvang van circa 30 fte tot circa 60 fte”.
De functiebeschrijving van [functie] bevat daarmee een duidelijke begrenzing van het aantal fte waaraan leiding wordt gegeven.
Verweerders standpunt dat de volledige functie bezien moet worden gaat voorbij aan de bij functieonderhoud aan te leggen toets of een taak wezenlijk afwijkt van de omschrijving in de functiebeschrijving. Een beroep op de functie als geheel is daarbij niet aan de orde, omdat dit per taak moet worden getoetst.
Dat eiser aan minder dan 60 fte leiding geeft is naar het oordeel van de rechtbank niet juist, nu eiser ter zitting onbetwist heeft verklaard dat hij voor zijn 96 fte tot en met de beoordeling rechtstreeks verantwoordelijk is. Eiser is degene die alle beoordelingen ondertekent. Eiser stuurt verder de 20 fte eveneens aan, zij het dat voor deze groep de personele zorg, inclusief de beoordeling, niet onder zijn verantwoordelijkheid valt, maar onder een leidinggevende van de DEO. Daarom staat voor de rechtbank vast dat eiser daadwerkelijk leiding geeft aan meer dan 96 fte. Het leidinggeven aan in elk geval 96 fte en daarnaast de aansturing van 20 fte van de DEO wijkt wezenlijk af van de in de functiebeschrijving gestelde begrenzing. Verweerder had dan ook functieonderhoud moeten toewijzen.
3.3.4. Eiser heeft verder aangevoerd dat de span of control in zijn functie wordt beïnvloed
door de verscheidenheid van specialismen. Volgens eiser verschilt hij hierin niet van de [functie], die leiding geeft aan meerdere groepen met een verscheidenheid aan specialismen. Verweerder handelt hiermee niet consistent.
3.3.5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat FO één specialisme is, waaronder een
aantal dieptespecialismen vallen. Van een verscheidenheid aan specialismen is volgens verweerder geen sprake.
3.3.6. De rechtbank overweegt dat ter zitting niet duidelijk is geworden wat precies moet worden verstaan onder “een specialisme”. De rechtbank geeft verweerder daarom in overweging om bij het nemen van een nieuw besluit het begrip “specialisme” nader te omschrijven en te motiveren in hoeverre er in eisers functie sprake is van één dan wel meerdere specialismen, teneinde inconsistentie in de besluitvorming te voorkomen.
3.4. Complexiteit
3.4.1. Eiser heeft aangevoerd dat hij, zoals ook in de taakinventarisatie staat, verantwoordelijkheid draagt voor implementatie en borging van de methodes van FO 2008. Deze feitelijke taken zijn echter complexer dan de taken die in de functiebeschrijving zijn beschreven onder het kopje Complexiteit. Hij heeft verwezen naar het rapport “De spelverdeler in de opsporing” waaruit de complexiteit van zijn rol blijkt. Tevens heeft hij verwezen naar het rapport “Inzet, organisatie en kwaliteit van de forensisch-technische opsporing bij de politie in Nederland”. Ook blijkt dit volgens eiser uit de vele werkprocessen.
3.4.2. Verweerder is van mening dat de implementatie en borging in voldoende mate terugkomen in de functiebeschrijving onder Tactische Beleidsvorming: “zorgt ervoor dat het vastgestelde beleid geïmplementeerd wordt binnen het bureau”.
3.4.3. De rechtbank overweegt allereerst dat bij een verzoek om functieonderhoud moet worden beoordeeld of een feitelijk uitgevoerde taak past in de omschrijving in de functiebeschrijving. De taakinventarisatie is daarbij het uitgangspunt. In eisers taakinventarisatie is opgenomen: “Verantwoordelijk voor de implementatie en borging van de ontwikkelde en deels beproefde methodes van FO 2008.”.
De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat voornoemde taak hier niet onder zou kunnen vallen. Voor wat betreft de stelling van eiser dat deze taken ook onder het kopje Complexiteit moeten zijn terug te vinden overweegt de rechtbank dat de taakinventarisatie hiervoor geen aanknopingspunt biedt.
3.5. Contacten/Netwerk
3.5.1. Eiser heeft aangevoerd dat hij ook participeert in landelijke en regionale stuur- en werkgroepen. Dit komt volgens hem in onvoldoende mate terug in zijn functiebeschrijving.
3.5.2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het participeren in landelijke en regionale stuur- en werkgroepen terugkomt in de functiebeschrijving van de [functie] onder Procesmanagement: “onderhoudt interne en externe contacten gericht op de werkuitvoering”.
3.5.3. Ook de rechtbank is van oordeel dat voornoemde taak onder de omschrijving bij Procesmanagement valt. Eiser heeft niet gemotiveerd of en zo ja in hoeverre deze taak zou afwijken van die omschrijving. De rechtbank overweegt (ten overvloede) dat in de functiebeschrijving van de [functie] precies dezelfde omschrijving van deze taak staat als in de functiebeschrijving van [functie].
4. Conclusie
4.1. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het bestreden besluit een zorgvuldige voorbereiding en een deugdelijke motivering ontbeert, zodat dit besluit in strijd is met het bepaalde in de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder heeft de aanvraag om functieonderhoud dan ook op ontoereikende gronden afgewezen. Het beroep van eiser dient daarom gegrond te worden verklaard met vernietiging van het bestreden besluit.
4.2. Vervolgens zal de rechtbank in het kader van de finale geschilbeslechting bezien of zij met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder c, van de Awb zelf in de zaak kan voorzien. Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Trfp draagt, indien een aanvraag functieonderhoud wordt toegekend, het bevoegd gezag zorg voor een aangepaste of nieuwe functiebeschrijving. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij, in geval van gegrondverklaring van een beroep tegen een verzoek om functieonderhoud niet over zal gaan tot aanpassing van de functiebeschrijving maar een nieuwe functiebeschrijving uit het bestaande functiehuis zal selecteren die aansluit op de taakomschrijving. De rechtbank overweegt dat voor dergelijke besluitvorming een nadere beoordeling door verweerder is vereist. De rechtbank ziet dan ook geen mogelijkheid het geschil finaal te beslechten door zelf in de zaak te voorzien of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank zal verweerder daarom opdragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van eiser gericht tegen de afwijzing van het functieonderhoud te nemen.
4.3. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
4.4. Ten slotte veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting van de rechtbank met een waarde per punt van € 472,- x wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 156 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van € 944, te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Polak, rechter, in aanwezigheid van M. van Velzen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2013.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB