ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ6293

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 13/1187 GEMWT
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.B. Kleiss
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bestuursdwang voor kinderdagverblijf zonder vergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 14 maart 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een exploitant van een kinderdagverblijf, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid van de gemeente Amsterdam, waarin haar werd gelast het gebruik van het kinderdagverblijf te staken. Dit besluit was genomen omdat verzoekster geen omgevingsvergunning had voor de exploitatie van het kinderdagverblijf, wat in strijd was met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen zicht op legalisatie was, omdat verzoekster nog geen deugdelijke aanvraag had ingediend die voldeed aan de eisen van het Bouwbesluit.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen de belangenafweging gemaakt tussen het belang van handhaving door de gemeente en het financiële belang van verzoekster. Hij heeft daarbij in aanmerking genomen dat verzoekster zonder vergunning was begonnen met de exploitatie en dat zij zelf de mogelijkheid had om de exploitatie te hervatten door snel een deugdelijke aanvraag in te dienen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het belang van de gemeente bij handhaving zwaarder weegt dan het belang van verzoekster om de exploitatie voort te zetten.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 13/1187 GEMWT
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[eiser]
gevestigd te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde mr. B. Bölük,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. M. van Muijen.
Procesverloop
Verzoekster heeft een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek hangt samen met het door verzoekster ingediende bezwaar tegen het besluit van verweerder van 5 maart 2013 (verzonden op 7 maart 2013).
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 maart 2013.
Namens verzoekster is verschenen [belanghebbende], exploitante en [belanghebbende1] technisch medewerker bij verzoekster, bijgestaan door hun gemachtigde. Aan de zijde van verzoekster is verder nog verschenen [belanghebbende2], werkzaam bij de Lairesse bouwmanagement bv. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Aan de zijde van verweerder zijn voorts nog verschenen [gemachtigde] en [gemachtigde1], beide werkzaam bij de afdeling Handhaving en Veiligheid.
Overwegingen
1. Inleiding
1.1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gaat de voorzieningenrechter na of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
2. Besluitvorming verweerder
2.1. In het besluit van 5 maart 2013 heeft verweerder verzoekster gelast om het gebruik van het kinderdagverblijf op 12 maart 2013 te staken en gestaakt te houden. Bij overtreding daarvan zal verweerder bestuursdwang toepassen en de kosten daarvan op verzoekster verhalen. Verweerder heeft -kort gezegd overwogen- dat de omgevingsvergunning vanwege de brandveiligheid is geweigerd. De bouwkundige aspecten, de installatietechnische aspecten en de organisatorische aspecten zijn op onderdelen niet in overeenstemming met de normen uit het Bouwbesluit. Verzoekster handelt in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder d. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en artikel 2.2. van het Besluit omgevingsrecht. Ook kan de situatie niet worden gelegaliseerd omdat het Bouwbesluit geen ontheffingsmogelijkheden kent, aldus verweerder.
3. Beoordeling
3.1. Niet in geschil is dat verzoekster niet in het bezit is van een omgevingsvergunning om het bouwwerk met het oog op de brandveiligheid te mogen gebruiken en dat verzoekster een dergelijke vergunning nodig heeft voor exploitatie van het kinderdagverblijf. De situatie is dan ook in strijd met het verbod dat is opgenomen in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo. Verweerder is dan ook op grond van artikel 125 van de Gemeentewet bevoegd de bestreden bestuursdwang toe te passen. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang op te treden in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat.
3.2. Verzoekster voert aan dat er een concreet zicht op legalisatie bestaat, omdat zij voldoet aan de eisen van brandveiligheid uit het Bouwbesluit en dat haar daarom een vergunning kan worden verleend.
3.3. De voorzieningenrechter stelt, naar aanleiding van wat ter zitting is gezegd, allereerst vast dat er in het kinderdagverblijf verbeteringen zijn aangebracht ten opzichte van de eisen van brandveiligheid die in het besluit staan genoemd. Echter, er is nog niet aan alle eisen voldaan. Niet in geschil is dat de aanvraag met bijbehorende tekening tekortkomingen vertoont. Bij vluchtige inspectie is voorts gebleken dat de vluchtroute niet vrij van obstakels is.
3.4. Of er zicht op legalisatie bestaat, valt daarom op dit moment niet te beoordelen. Er is immers nog geen deugdelijke aanvraag ingediend met bijbehorende tekening. Zoals de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft toegelicht, dient een aanvraag de benodigde gegevens te bevatten en vergezeld te gaan van een deugdelijke tekening, waarop onder meer de brandcompartimenten, de plaats van de brandmeldinstallatie en de ontruimingsinstallatie staan aangegeven. Op grond daarvan kan door de medewerker brandpreventie worden getoetst of er wordt voldaan aan de voorwaarden van het Bouwbesluit. Aanvraag en tekening dienen dan wel alle informatie te bevatten om de brandveiligheid te kunnen beoordelen. Aan de hand van die aanvraag en tekening kan dan vervolgens de feitelijke situatie door een inspecteur worden beoordeeld. De aanvraag en tekening die verzoekster heeft ingediend, bieden volgens verweerder nu nog onvoldoende informatie om te kunnen zeggen dat er is voldaan aan alle voorwaarden.
3.5. Op grond van het voorgaande en alle betrokken belangen afwegend is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerders belang bij de handhaving van de last zwaarder weegt dan het financiële belang van verzoekster om de exploitatie van het kinderdagverblijf te hervatten. Bij de belangenafweging tekent de voorzieningenrechter aan dat verzoekster is begonnen met de exploitatie voordat zij in het bezit was van een vergunning in verband met de brandveiligheid. Dat ouders nu mogelijk een ander kinderdagverblijf zoeken, komt voor haar rekening en risico.
3.6. Bij de belangenafweging heeft de voorzieningenrechter ook betrokken dat verzoekster het in eigen hand heeft om de exploitatie op korte termijn weer te kunnen hervatten. Verweerder heeft ter zitting immers toegezegd met verzoekster een afspraak te maken, zodat verzoekster zo snel mogelijk een deugdelijke aanvraag kan indienen. Verweerder zal die dan op korte termijn kunnen toetsen en ter plaatse laten inspecteren. Verweerder heeft toegezegd dat, bij medewerking van verzoekster dit met een termijn van een week gebeurd kan zijn. Indien de toetsing en inspectie goed uitvallen, dan zal verzoekster de exploitatie van het kinderdagverblijf weer mogen hervatten.
3.7. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of om te bepalen dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht aan haar dient te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.B. Kleiss, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
R.E. Toonen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2013.
de griffier de voorzieningenrechter
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
D:
Coll: LvdZ
SB