ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ6192
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- W.H. van Benthem
- H.P. Kijlstra
- P. Rodenburg
- Rechtspraak.nl
Intrekking van het Europees Aanhoudingsbevel en niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie
Op 15 februari 2013 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering was gericht op de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door een Poolse rechtbank. De rechtbank heeft gewacht op de uitkomst van een procedure in Polen, die leidde tot de intrekking van het EAB. Hierdoor werd de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
De zaak betreft een opgeëiste persoon, geboren in Polen, die werd bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk. De rechtbank had eerder de behandeling van de zaak geschorst om de uitkomst van een zitting in Polen af te wachten. Op de zitting van 15 februari 2013 werd het onderzoek hervat, waarbij de rechtbank de ontvangen vertalingen van Poolse stukken in overweging nam. De officier van justitie bevestigde dat het EAB was ingetrokken en dat de internationale opsporing was beëindigd.
De rechtbank oordeelde dat, gezien de intrekking van het EAB, de officier van justitie niet ontvankelijk moest worden verklaard in zijn vordering. Dit leidde tot de conclusie dat de detentietitel van rechtswege verviel en dat het paspoort van de opgeëiste persoon moest worden teruggegeven. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De beslissing werd ter openbare zitting uitgesproken.