ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ6192

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13.707.078.11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van het Europees Aanhoudingsbevel en niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie

Op 15 februari 2013 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering was gericht op de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door een Poolse rechtbank. De rechtbank heeft gewacht op de uitkomst van een procedure in Polen, die leidde tot de intrekking van het EAB. Hierdoor werd de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering.

De zaak betreft een opgeëiste persoon, geboren in Polen, die werd bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk. De rechtbank had eerder de behandeling van de zaak geschorst om de uitkomst van een zitting in Polen af te wachten. Op de zitting van 15 februari 2013 werd het onderzoek hervat, waarbij de rechtbank de ontvangen vertalingen van Poolse stukken in overweging nam. De officier van justitie bevestigde dat het EAB was ingetrokken en dat de internationale opsporing was beëindigd.

De rechtbank oordeelde dat, gezien de intrekking van het EAB, de officier van justitie niet ontvankelijk moest worden verklaard in zijn vordering. Dit leidde tot de conclusie dat de detentietitel van rechtswege verviel en dat het paspoort van de opgeëiste persoon moest worden teruggegeven. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De beslissing werd ter openbare zitting uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.707.078.11
RK nummer: 12/6765
Datum uitspraak: 15 februari 2013
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 28 september 2012 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 september 2011 door the Judge of the Regional Court of the Circuit Court in Gliwice 5th Crime Department in Rybnik (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren op [1986] te [plaats] (Polen),
wonende op het adres [adres], [postcode] in [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 9 november 2012. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. N.M.E. Verpaalen, advocaat te Breda en door een tolk in de Poolse taal.
Op deze zitting heeft de raadsvrouw aanhouding verzocht in verband met het feit dat door een Poolse advocaat een drietal procedures (moties) zijn gestart met betrekking tot de drie in het EAB vermelde vonnissen. De moties zullen worden behandeld op 21 december 2012 voor een Poolse rechtbank, aldus de raadsvrouw. Ter onderbouwing van haar betoog heeft de raadsvrouw enkele in de Poolse taal opgestelde stukken aan de rechtbank overgelegd, die echter nog niet in het Nederlands zijn vertaald.
De officier van justitie heeft zich indertijd niet verzet tegen inwilliging van het verzoek om aanhouding en hieraan toegevoegd dat de vragen die door het IRC in een brief van 5 november 2012 zijn gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit, door deze autoriteit nog niet zijn beantwoord. Overigens acht de officier van justitie dit laatste geen belemmering voor een beslissing over de verzochte overlevering.
De rechtbank heeft het verzoek van de raadsvrouw ingewilligd en de behandeling voor onbepaalde tijd geschorst teneinde de uitkomst af te wachten van de zitting in Polen van
21 december 2012. Zij heeft de raadsvrouw verzocht spoed te betrachten met het overleggen van een Nederlandse vertaling van de stukken die zij naar aanleiding van de procedures in Polen in het geding wenst te brengen.
De rechtbank heeft de beslistermijn voor onbepaalde tijd verlengd.
Op 15 februari 2013 heeft de rechtbank, met instemming van de officier van justitie mr. N.M. van Ditzhuyzen, de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond op het tijdstip van de schorsing ter zitting van 9 november 2012.
De toegezegde vertaling van de Poolse stukken is kort voor de zitting ontvangen.
De opgeëiste persoon is ook dit keer bijgestaan door een tolk in de Poolse taal.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft opnieuw de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een drietal vonnissen van the District Court in Racibórz (Polen), te weten:
1. een vonnis van 16 november 2004 met referentienummer II K 1499/04;
2. een vonnis van 24 maart 2004 met referentienummer II K 583/03;
3. een vonnis van 18 juli 2007 met referentienummer II K 618/07.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van drie bij deze vonnissen aan hem opgelegde vrijheidsstraffen van respectievelijk 1 jaar (vonnis 1), 1 jaar en
6 maanden (vonnis 2) en nogmaals 1 jaar en 6 maanden (vonnis 3).
De opgeëiste persoon dient de vrijheidsstraffen, die aanvankelijk opgelegd bij de vonnissen 1 en 3 nog geheel te ondergaan. Van de vrijheidsstraf opgelegd bij vonnis 2 resteren nog 4 maanden.
De opgeëiste persoon moet bovengenoemde vrijheidsstraffen ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
4. Standpunten en beoordeling
Standpunt verdediging
Met betrekking tot het vonnis van 18 juli 2007 met referentienummer II K 618/07.
De raadsvrouw heeft meegedeeld dat de motie die betrekking had op dit vonnis inmiddels door de rechtbank in Polen is afgewikkeld. Dit heeft er in geresulteerd dat door de opgeëiste persoon een schadevergoeding is betaald en de opgelegde straf niet ten uitvoer gelegd zal worden.
Met betrekking tot het vonnis van 16 november 2004 met referentienummer II K 1499/04 en het vonnis van 24 maart 2004 met referentienummer II K 583/03.
De Poolse advocaat heeft aan de raadsvrouw laten weten dat de behandeling van de twee andere moties op 11 juni 2013 zal plaatsvinden en het in de lijn van de verwachting ligt dat het ook in deze beide gevallen niet zal komen tot tenuitvoerlegging van de vonnissen.
De raadsvrouw deelt mee dat zij van de zijde van het IRC heeft vernomen dat het EAB inmiddels is ingetrokken en om die reden verzoekt zij het openbaar ministerie niet ontvankelijk te verklaren.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft bevestigd hetgeen de raadsvrouw heeft meegedeeld. Per e-mail is er contact geweest met de uitvaardigende justitiële autoriteit en er is met betrekking tot de opgeëiste persoon letterlijk meegedeeld ‘the international search is over now’. Bovendien is kort voor de zitting gebleken dat de NSIS-signalering op 26 november 2012 al was ingetrokken.
De officier van justitie kan dan ook bevestigen dat het EAB is ingetrokken en vordert de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie.
Indien de rechtbank deze vordering toewijst en de niet-ontvankelijkheid uitspreekt, vervalt de detentietitel van rechtswege en zal het paspoort van de opgeëiste persoon, dat nu nog onder beslag is, aan haar worden teruggegeven.
Oordeel rechtbank
Gelet op het feit dat het EAB is ingetrokken dient de officier van justitie niet ontvankelijk te worden verklaard in de vordering ex artikel 23 OLW.
5. Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 2, 5 en 7 Overleveringswet.
6. Beslissing
VERKLAART de officier van justitie niet ontvankelijk.
Aldus gedaan door
mr. W.H. van Benthem, voorzitter,
mrs. H.P. Kijlstra en P. Rodenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman en D.L. Barbiers, griffiers,
en direct uitgesproken ter openbare zitting van 15 februari 2013.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open. C