RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2301 AW
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
gemachtigde mr. J. van Overdam,
de Korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland,
verweerder,
gemachtigde mr. Y. Kuijt.
Bij besluit van 21 oktober 2011 (het primaire besluit 1) heeft verweerder de aanvraag van eiser om functieonderhoud ten aanzien van de functie [functie 1] afgewezen.
Bij besluit van 24 oktober 2011 (het primaire besluit 2) heeft verweerder de uitgangspositie van eiser ongewijzigd vastgesteld in de functie [functie 1].
Bij besluit van 3 april 2012 heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting van 16 november 2012 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en [A] ([functie]).
1.1. In het Arbeidsvoorwaardenakkoord Politie (CAO) 2008-2010 is vastgelegd dat er één functiegebouw voor de Politie Nederland: het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP), zal worden ingevoerd met daarbij een nieuw functiewaarderingssysteem waarmee de functies uit het LFNP worden gewaardeerd. Het nieuwe LFNP kent circa 100 landelijk geldende functiebeschrijvingen, voorzien van een waardering per functie. Met de invoering van het LFNP bestaat er voor de organisaties niet langer een mogelijkheid om zelf functies te beschrijven en te waarderen, omdat uitsluitend gebruik mag worden gemaakt van functies uit het LFNP. De functie die een politiemedewerker bekleedt op 31 maart 2011 wordt in beginsel als uitgangspunt genomen voor de omzetting (matching) van de ‘oude’ functie naar een functie binnen het nieuwe LFNP. Voor een goede omzetting is daarom van belang dat de functie die op die datum wordt vervuld goed is omschreven.
1.2. Eiser is werkzaam in de functie [functie 1]. Deze functie vormt voor verweerder het uitgangspunt voor de omzetting naar het LFNP. Omdat eiser van mening is dat de werkzaamheden die hij verricht wezenlijk afwijken van de functiebeschrijving (door verweerder ook wel aangeduid als functietypering) van de functie [functie 1], heeft hij bij verweerder een verzoek om functieonderhoud ingediend. Dit verzoek is door verweerder afgewezen. Verweerder is - kort samengevat - van mening dat de door eiser verrichte werkzaamheden niet wezenlijk afwijken van en passen binnen de functiebeschrijving van [functie 1]. Ook heeft verweerder overwogen dat nu geen afzonderlijke gronden tegen het besluit uitgangspositie zijn aangevoerd, deze op juiste gronden is vastgesteld in [functie 1].
2.1. Artikel 6, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) luidt ten tijde hier van belang als volgt:
De ambtenaar kan bij het bevoegd gezag een aanvraag indienen om, indien de feitelijk opgedragen werkzaamheden ten minste één jaar wezenlijk afwijken van een hem in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011 opgedragen functie, de werkzaamheden en de functie met elkaar in overeenstemming te brengen. Bij ministeriële regeling worden regels vastgesteld over de behandeling van deze aanvraag.
2.2. De bedoelde ministeriële regeling is de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp):
2.3. Artikel 2, tweede lid, van de Trfp luidt als volgt:
In de aanvraag tot functieonderhoud bedoeld in artikel 6, negende lid, van het Bbp, maakt de ambtenaar aannemelijk dat hij gedurende ten minste een jaar op enig moment binnen de referteperiode feitelijk opgedragen werkzaamheden heeft verricht die wezenlijk afwijken van de voor hem geldende functie in samenhang daarmee van de voor hem geldende functiebeschrijving.
2.4. Artikel 4 van de Trfp luidt als volgt:
Het bevoegd gezag wijst de aanvraag om functieonderhoud af indien de feitelijke werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, tweede lid:
a. niet zijn opgedragen
b. niet gedurende ten minste één jaar op enig moment geheel of gedeeltelijk binnen de referteperiode zijn verricht of
c. niet wezenlijk afwijken van de functie van de ambtenaar en in samenhang daarmee van de voor hem geldende functiebeschrijving.
2.5. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) (zie onder meer de uitspraak van 25 februari 2010, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer BL6876) gaat het bij (een verzoek om) functieonderhoud om de vraag of de feitelijk opgedragen werkzaamheden gedurende langere tijd wezenlijk afwijken van de functiebeschrijving. Bij de beantwoording van deze vraag is een slechts terughoudende toetsing niet op haar plaats. Die beantwoording moet zich immers richten op de vaststelling van feiten.
2.6. Voorts geldt volgens vaste rechtspraak van de Raad (bijvoorbeeld de uitspraak van 30 juni 2005, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer AT9173 en de uitspraak van 3 januari 2008 LJ-nummer BC1682) dat bij de beoordeling van de vaststelling uitgangspositie een terughoudende toetsing aan de orde is.
3. Beoordeling van het beroep.
3.1. Om in aanmerking te komen voor functieonderhoud dient eiser aannemelijk te maken dat zijn werkzaamheden wezenlijk afwijken van de functie [functie 1].
3.2. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hierin niet geslaagd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
3.3. Eiser heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat hij al lange tijd afwijkende werkzaamheden verricht. Eiser stelt, wat ook door verweerder is erkend, dat van hem verwacht wordt dat hij specifieke randapparatuur ontwikkelt en bouwt, software toepasbaar maakt, gekozen oplossingen goed doortest, de continuïteit van de gekozen oplossingen bepaalt en elektrotechnische berekeningen verricht. Deze werkzaamheden zijn niet opgenomen in de functiebeschrijving [functie 1], maar wel in de functiebeschrijvingen van [functie 2] en [functie 3]. Eiser stelt dat door hem werkzaamheden worden verricht die veel meer omvatten dan enkel het onderhouden van eenvoudige apparatuur en het verrichten van eenvoudige toepassingen. Eiser wijst erop dat hij is belast met het bedenken en ontwikkelen van een inbouwprotocol en het opstellen van werkinstructies voor de gehele werkorganisatie. Eiser acht het onjuist dat verweerder deze taken niet in de functiebeschrijving wil opnemen.
Verweerder heeft in het verweerschrift erop gewezen dat de aard van de functie van eiser bestaat uit onderhoud, beheer en inspectie. De werkzaamheden die eiser verricht zijn naar hun aard gericht op onderhoud, beheer en inspectie. Dit is ook terug te zien in hetgeen in de uitwerking van de hoofdbestanddelen is opgenomen. Verweerder wijst op het hoofdbestanddeel “Onderhoud”, onder bestanddeel “verricht eenvoudige technische aanpassingen”. Onder het hoofdbestanddeel “Beheer en inspectie” staat het bestanddeel “lokaliseert en verhelpt storingen en schakelt zo nodig derden in” genoemd. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de taken van eiser voor een belangrijk deel zien op de uitvoering van montagewerkzaamheden ten behoeve van de inbouw van materialen en apparatuur in politievoertuigen en het installeren en bijhouden van de bijbehorende software. Het betreft hier een afgebakend assortiment van inbouwapparatuur. Het inbouwen vindt in de regel plaats op basis van bestaande installatievoorschriften. Het komt voor dat er geen pasklare oplossingen zijn en dat aanpassingen verricht moeten worden. Voor deze werkzaamheden zijn vooraf normen gesteld waaraan de gekozen oplossing moet voldoen. Daarnaast zijn het werkzaamheden die verwant zijn met de apparatuur en het materieel en de werkzaamheden worden daardoor begrenst. De complexiteit van de werkzaamheden komt overeen met de complexiteit als verwoord in de functiebeschrijving [functie 1].
De rechtbank volgt dit standpunt van verweerder en is van oordeel dat voldoende duidelijk is geworden dat de ontwerpwerkzaamheden door eiser binnen bepaalde kaders verricht worden. Ook werkt eiser met een afgebakend assortiment inbouwapparatuur. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de werkzaamheden van eiser dan ook worden geschaard onder het hoofdbestanddeel “Onderhoud” onder bestanddeel “verricht eenvoudige technische aanpassingen” en onder het hoofdbestanddeel “Beheer en inspectie” onder bestanddeel “lokaliseert en verhelpt storingen en schakelt zo nodig derden in”. Op dit punt is de rechtbank daarom niet gebleken dat de taken van eiser in de functiebeschrijving onjuist of onvolledig zijn weergegeven.
3.4. Ook heeft eiser een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Eiser heeft daartoe gesteld dat het verzoek om functieonderhoud van een collega van hem, [B], wel is toegewezen door verweerder. Deze collega verricht hetzelfde werk als eiser en is toch bevorderd naar de functie [functie 3]. Eiser en zijn collega maken deel uit van dezelfde overlegstructuren, waarbij eiser veelal de ontwerpkant op zich neemt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep dient degene die een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel aan te tonen dat gelijke gevallen niet gelijk zijn behandeld. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daarin niet geslaagd. Weliswaar zijn eiser en [B] collega’s, maar dit is onvoldoende om aan te nemen dat zij gelijke gevallen zijn die niet gelijk zijn behandeld. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat eiser en [B] verschillende werkzaamheden verrichten. De rechtbank wijst daartoe op de toelichting van verweerder ter zitting dat de werkzaamheden van [B] zien op ICT-vraagstukken in brede zin. Zo houdt [B] zich bezig met het ontwikkelen van software, systeemverbetering en aanpassingen van hoogwaardige technische apparatuur. Eiser houdt zich niet bezig met het ontwerpen op breed vlak, maar richt zich meer op de praktische uitvoering, zoals het installeren van apparatuur en bijbehorende software in een auto.
3.5. De rechtbank is daarom van oordeel dat de taakinventarisatie en de functiebeschrijving niet wezenlijk van elkaar afwijken. Dat de omschrijving in de taakinventarisatie uitgebreider is dan die in de functiebeschrijving leidt niet tot het oordeel dat de functiebeschrijving op diverse punten aanpassing behoeft. Verweerder heeft zodoende in dit verband terecht gesteld dat werkzaamheden die eiser verricht onder de functiebeschrijving [functie 1] zijn te scharen. Hierom ziet de rechtbank geen aanleiding om te beoordelen of de functiebeschrijvingen [functie 2] en [functie 3] meer passend zijn.
3.6. Eiser heeft geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de ongewijzigde vaststelling van de uitgangspositie. Nu er een terughoudende toetsing dient te worden gehanteerd, is de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat de uitgangspositie van eiser onjuist is vastgesteld in de functie [functie 1].
4. Nu geen van de beroepsgronden doel treft, zal het beroep ongegrond worden verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding te bepalen dat verweerder het griffierecht aan eiser dient te vergoeden. Evenmin is er aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Polak, rechter, in aanwezigheid van mr. B.E. Giesen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2013.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D:B
SB