vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/534976 / KG ZA 13-111 HB/SvE
Vonnis in kort geding van 22 februari 2013
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PWG JOBCOACHING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres bij dagvaarding van 30 januari 2013,
advocaat mr. N.U.N. Kien te Rotterdam,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
UITVOERINGSINSTITUUT WERKNEMERSVERZEKERINGEN,
zetelend te Amsterdam,
gedaagde,
advocaten mr. S.H. van den Ende en mr. B.A. de Ruijter te Amsterdam.
Partijen zullen hierna PWG en het UWV worden genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 8 februari 2013 heeft PWG gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Het UWV heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. Ter terechtzitting waren, voor zover van belang, aanwezig:
aan de zijde van PWG: [A], [B] en [C] met mr. Kien;
aan de zijde van het UWV: [D], [E] en [F], met mrs. Van den Ende en De Ruijter.
2. De feiten
2.1. PWG exploiteert een bedrijf dat zich bezig houdt met re-integratie van jongeren ingevolge de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (hierna: Wet Wajong). Voor haar werkzaamheden, waaronder jobcoachdiensten aan Wajong-gerechtigden, brengt zij kosten in rekening bij het UWV. Het UWV heeft PWG bij besluit van 26 februari 2004 erkend als jobcoachorganisatie.
2.2. Het UWV is ingevolge de Wet Wajong belast met de uitvoering en handhaving van jobcoaching. De jobcoachregeling houdt in dat door het UWV subsidie wordt verstrekt aan een Wajonggerechtigde, waarmee deze jongere bij een erkende jobcoachorganisatie jobcoachdiensten kan inkopen. De Wajonggerechtigde machtigt daartoe het UWV om betalingen van voornoemde subsidie aan de jobcoachorganisatie te verrichten. De werkwijze tussen het UWV en de jobcoachorganisaties is vastgelegd in een beleidsregel, het Protocol Jobcoach. Hieraan heeft de jobcoachorganisatie zich geconformeerd door haar erkenning.
2.3. Het UWV heeft vanaf het najaar van 2011 onderzoek verricht bij PWG naar vermoedelijke onregelmatigheden van onder meer door PWG gedeclareerde jobcoachbudgetten in de periode van 2009 tot 2012. Hiertoe zijn onder meer gesprekken gevoerd met Wajonggerechtigden, werkgevers, jobcoaches en de directie van PWG. De bevindingen van het onderzoek door het UWV zijn neergelegd in het “Onderzoeksrapport PWG Jobcoaching B.V.” van 16 november 2012 (hierna: het onderzoeksrapport). Het onderzoeksrapport luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“(…)
1. Aanleiding onderzoek
Door de Raad van Bestuur van het UWV werd medio oktober 2011 een signaal ontvangen inzake oneigenlijk gebruik van de jobcoachvoorziening door PWG (…) Van [E] (…) hebben wij (…) opdracht gekregen om een onderzoek te verrichten (…) Daartoe zijn aan mij 39 onderzoeksdossiers ter beschikking gesteld (…) Het doel van dit onderzoek is controle uit te voeren naar de rechtmatigheid van de ingediende declaraties ten aanzien van de Jobcoachvoorziening (…)
5 Onderzoek bestanden UWV
Door de Projectcoordinator is a-select een selectie gemaakt van de te onderzoeken zaken waarbij is gekeken welke Wajong-gerechtigden in de periode 1 januari 2009 tot en met heden een jobcoach van PWG (…) toegewezen hebben gekregen, (…) Het betreft hier de volgende personen:
(…)
2 (…) [G] (…)
(…)
7 Gesprekken met Wajonggerechtigden en inleners
Wij, rapporteurs, hebben diverse inspecteurs van UWV een gesprek met bovenstaande Wajonggerechtigden laten aangaan. Doel van die gesprekken was te onderzoeken of de declaraties van de jobcoach mogelijk onrechtmatig door PWG (…) bij UWV zijn ingediend, dan wel dat deze mogelijk valselijk zijn opgemaakt daar er mogelijk jobcoachingsvoorziening is gedeclareerd terwijl er feitelijk geen (of minder) jobcoaching heeft plaatsgevonden. (…)
7.2 Gesprek met [G]
7.2.1. Gesprek met [G]
Door inspecteur [H] van UWV is op 26 oktober 2011 een gesprek gevoerd met verzekerde [G]. Dhr. [G] verklaarde toen, kort en zakelijk weergegeven onder andere dat:
(…)
• hij sinds januari 2010 als [functie] werkte bij Binder Groenprojecten in Poortugaal;
• hij hier terecht was gekomen via zijn jobcoach [J] van PWG (…)
• hij zonder begeleiding kon werken;
• (…)
• [J] zijn zaken met UWV voor hem regelde;
• [J] ook het werk had geregeld en hij [J] altijd kon bellen;
• [J] hem gemiddeld één keer per maand belde om te vragen hoe het met hem ging;
• [J] een paar keer langs was geweest op de werkplek, maar zeker niet regelmatig;
• [J], in het begin, ook weleens bij hem thuis langs was geweest;
• hij [J] zijn telefoonnummer en emailadres had voor als het nodig was, maar dit niet veel gebeurde;
• hij niet wist hoeveel uur [J] hem ondersteuning verleende en hij dit niet had bijgehouden (…)
7.2.2. Gesprek met inlener Binder Groenprojecten
Door inspecteur [H] van UWV is op 27 oktober 2011 een gesprek gevoerd met inlener Binder Groenprojecten B.V.
Inlener verklaarde toen, kort en zakelijk weergegeven onder andere dat:
(…)
• de ontwikkeling van verzekerde middels telefonische contacten (eens per 2 mnd) en een jaarlijkse evaluatie werden besproken; (…)
• het hem niet bekend was hoeveel uur ondersteuning per week verzekerde kreeg van [J];
• er geen registratie werd bijgehouden van de uren die [J] aan verzekerde besteedde;
• hij geen enkele rol had bij de registratie van de uren die [J] maakte voor verzekerde;
(…)
9 Onderzoek verrichtingenoverzichten Jobcoaching
(…)
9.1. [G] (…)
Jobcoach: [H]
(…)
Periode jobcoaching = 18-01-10 t/m 17-07-11
Aangevraagd budget = 144 uur, € 13.486,03
Aantal uur jobcoaching volgens verzekerde = jobcoach belde gemiddeld eenmaal per maand. Hij is tevens een paar keer langs geweest op het werk. In het begin is de jobcoach ook wel eens op het huisadres geweest.
Jobcoach belde eenmaal per maand = 6 x 1 uur.
Jobcoach is ook enige malen langs geweest = 6 x 1 uur.
Jobcoach is in het begin ook wel eens thuis geweest = 2 x 2 uur = 4 uur.
Aantal uren jobcoaching volgens werkgever = jobcoach belde 1 x per 2 maanden en er was een jaarlijkse evaluatie.
Recht op 16/144 x € 13.486,03 = € 1.498,45
Gedeclareerd bedrag = € 13.486,04
Teveel betaald aan jobcoach = € 13.486,04 -/- € 1.498,45 = € 11.987,59
Periode jobcoaching = 18-07-10 t/m 17-01-11
Aangevraagd budget = 96 uur, € 8.990,69
Aantal uur jobcoaching volgens verzekerde = jobcoach belde gemiddeld eenmaal per maand. Hij is tevens een paar keer langs geweest op het werk.
Jobcoach belde eenmaal per maand = 6 x 1 uur. (…)
Recht op 12/96 x € 8.990.69 = € 1.123,84
Gedeclareerd bedrag = € 8.990.68
Teveel betaald aan jobcoach = € 8.990.68 -/- € 1.123,84 = € 7.866,84
(…)
Periode jobcoaching = 18-01-11 t/m 17-07-11
Aangevraagd budget = 96 uur, € 8.990,69
(…)
Recht op 12/96 x € 8.990.69 = € 1.123,84
Gedeclareerd bedrag = € 8.990.68
Teveel betaald aan jobcoach = € 8.990.68 -/- € 1.123,84 = € 7.866,84
(…)
11 Nader te onderzoeken jobcoachperioden
Naar aanleiding van het bovenstaande is door (…) PWG (…) voor 23 Wajonggerechtigden vermoedelijk ten onrechte Jobcoachbudget aangevraagd en gedeclareerd (…)
11.1 Gesprekken met Jobcoaches
Naar aanleiding van het bovenstaande heb ik onderzoek ingesteld bij de jobcoaches. Ik heb een aantal collega’s verzocht om de jobcoaches te interviewen welke belast zijn geweest met de begeleiding van eerdergenoemde Wajonggerechtigden. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat bij de hierboven genoemde Wajonggerechtigden minder uren zijn gewerkt dan wel dat er minder uren aan jobcoaching zijn besteed dan de daadwerkelijk door de jobcoach gedeclareerde uren. (…) Deze onderzoeken leverden het volgende op:
(…)
11.3 Bevindingen m.b.t. [J]
(…)
Uit onderzoek is gebleken dat [J] vermoedelijk teveel bij UWV heeft gedeclareerd. Het betreft hier de volgende Wajonggerechtigden:
(…)
2. L. van Oeveren (…)
11.3.1 Verklaring [J]
Door [K] en [L], beiden inspecteur van UWV, is op 8 december 2011 een gesprek gevoerd met [J]. Het gesprek werd op 12 december 2012 voortgezet. Dhr. [L] verklaarde toen, kort en zakelijk weergegeven onder andere dat:
(…)
• [G] als fulltime [functie] werkt bij Binder en dat het goed met hem gaat;
• [G] steeds minder begeleiding nodig heeft;
• [G] na een assessment een intensieve begeleiding heeft gehad;
• hij regelmatig gesprekken met [G] heeft gevoerd, bij hem thuis is geweest en hem ook op de werkplek heeft bezocht;
• hij van mening is dat de door hem ingevulde contactmomenten en uren op de hem getoonde half jaar rapportages een reële weergave zijn van zijn begeleiding van [G];
• het wel eens voorkomt dat je uren van de ene cliënt gebruikt voor een andere cliënt die op dat moment meer aandacht nodig heeft en waarvoor je minder uren ter beschikking hebt;
• dit echter niet het geval was bij [G];
• hij wekelijks telefonisch contact heeft gehad met [G] en daarnaast veel contacten heeft gehad in verband met cursussen van deze cliënt;
• hij met diverse mensen van werkgever Binder contact heeft gehad over [G] (…)
12 Onderzoek ESF
Op 14 december 2011 om 10.00 uur bezochten wij (…) de vestiging van het UWV – Sociaal Economisch Fonds (ESF) (…) Wij spraken daar met manager [M] en medewerkster ESF [N]. Beiden verklaarden toen, kort en zakelijk weergegeven onder andere dat:
(…)
• vanwege de grote geldstroom die met de jobcoach trajecten is gemoeid en om te voorkomen dat deze op termijn mogelijk ingetrokken zouden kunnen gaan worden heeft [N] in 2009 diverse jobcoachbedrijven bezocht;
• het doel van dit bezoek was om de jobcoach bedrijven er toe te bewegen dat zij met de vereiste rapportages tevens een urenverantwoordeing van de trajecten zouden meezenden;
• dit slechts een verzoek was namens ESF en (nog) geen verplichting; (…)
• op 22 juli 2010 [N] gesproken heeft met [functie] bij PWG (…) [A] en zij hem mede deelde dat PWG nog niet meedoet aan de levering van de urenoverzichten omdat dit van hen een te grote investering qua tijd zou vergen;
• met (…) [A] werd afgesproken dat vanaf 01 oktober 2010 alleen nog maar de standaard formulieren van UWV met het ESF logo zouden worden gebruikt en dat vanaf 01 oktober 2010 elke eindfactuur van een getekende urenspecificatie zal worden voorzien;
• tevens [N] aan (…) [A] een UWV sjabloon heeft toegezegd, die te bewerken is;
• [N] echter niet met haar heeft afgesproken dat PWG zou kunnen volstaan met het opgeven van een gemiddelde van het aantal aangevraagde en toegekende jobcoachuren per gewerkte dag;
• op7 december 2011 [N] een email heeft ontvangen van (…) [A] waarin zij verwijst naar deze afspraak;
• deze afspraak over een gemiddelde van het aantal uren dus nooit gemaakt is;
(…)
14 Onderzoek administratie jobcoachorganisatie PWG
(…)
Op 7 augustus 2012 werd door PWG de volledige administratie digitaal (CD) afgegeven aan UWV met een schriftelijke bijlage “Wegwijs” en de relevante wachtwoorden.
(…)
14.1 Bevindingen n.a.v. de administratie
Uit onderzoek administratie PWG is gebleken dat;
• er een discrepantie is tussen de door de jobcoach afgegeven geregistreerde uren en de administratie opgemaakt door PWG;
• er door PWG uren, gemaakt door administratieve krachten, opgevoerd werden als jobcoachuren;
• er door PWG reistijd van jobcoaches geboekt werd als jobcoachuren;
• er uren voor opmaak IRO etc. geboekt werden als jobcoachuren.
(…)
17 Resultaat onderzoek
(…)
Bij vergelijking van de administratie van PWG/urenverantwoording Jobcoaches met de verklaringen van de Wajonggerechtigden en de inleners (…) zag ik dat bij de 30 beschreven verrichtingsoverzichten en de declaraties op een totaalbedrag van € 728.441,05 gedeclareerd jobcoachbudget in totaal een bedrag ad € 344.331,86 ten onrechte door de jobcoaches is gedeclareerd (= 47,27% ten onrechte ge-declareerd).
(…)
18 Conclusie
Op basis van bovenvermeld onderzoek kan worden gesteld dat:
- er oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van de Jobcoachvoorziening door PWG (…);
- de Wajonggerechtigden niet de beloofde begeleiding hebben gekregen zoals door PWG (…) aange-
vraagd/verantwoord is;
- de administratie van de werkgever niet overeenkomt met de urenstaten bijgehouden door de jobcoa-
ches;
- de gedeclareerde Jobcoachuren door PWG niet overeenkomen met hetgeen de verzekerde en inle-
nerverklaren over de Persoonlijke Ondersteuning door de Jobcoach;
- uren gemaakt door administratieve krachten van PWG als jobcoachuren worden geboekt bij Wa-
jonggerechtigden;
- ziektewetbetalingen door het UWV aan PWG (…) zouden zijn verstrekt terwijl Wajonggerechtig-
den niet ziek zouden zijn geweest;
- tijdens ziektewetperioden declareren de jobcoaches begeleidingsuren, waaronder ook begeleidsuren
op de werkplek. (…)”
2.4. Op 12 december 2012 heeft het UWV verlof gekregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank om conservatoir beslag te leggen ten laste van PWG onder een vijftal banken. De vordering is hierbij begroot op € 433.198,00 (inclusief rente en kosten). Het UWV heeft in het beslagrekest gesteld dat PWG een bedrag van € 344.331,86 ten onrechte heeft gedeclareerd en ontvangen, waarvoor het UWV op korte termijn een vordering uit onrechtmatige daad dan wel wanprestatie aanhangig zal maken.
2.5. Bij brief van 13 december 2012, verzonden 17 december 2012, heeft het UWV PWG onder meer het volgende medegedeeld:
“Samenvattend is uit het onderzoek naar voren gekomen dat zich in 23 van de 39 dossiers onregelmatigheden hebben voorgedaan. Blijkens het onderzoek hebben de Wajonggerechtigden niet de begeleiding gekregen zoals door PWG is aangevraagd en verantwoord. De gedeclareerde jobcoachuren komen niet overeen met hetgeen de Wajonggerechtigden en de werkgevers/inleners daarover hebben verklaard. De administratie van PWG komt voorts niet overeen met de urenstaten die zijn bijgehouden door de jobcoaches zelf. Daarbij komt dat overheadkosten, zoals van administratieve medewerkers, in de administratie van PWG zijn geboekt en gedeclareerd als jobcoachuren. Dat is ten onrechte, omdat het jobcoachtarief een all-in tarief is waarin tijd voor administratieve werkzaamheden van de jobcoaches is verdisconteerd. (…) Aldus zijn teveel jobcoachgelden bij UWV gedeclareerd en van UWV ontvangen. (…) Gelet op het bovenstaande is UWV van mening dat u de verplichtingen zoals die voortvloeien uit de in de onderzochte periode geldende Jobcoachprotocollen en de Regeling erkenningscriteria voor jobcoachorganisaties uit 2005 (…) niet hebt nageleefd, dat u een ondeugdelijke urenadministratie hebt gehanteerd en dat u UWV onjuist hebt geïnformeerd over verrichte werkzaamheden. (…) In aanmerking genomen het structurele karakter en de schaal van de geconstateerde onregelmatigheden en onterechte declaraties, acht het UWV de herstelsanctie van intrekking van de erkenning passend en geboden. UWV is daarom voornemens de erkenning van PWG als jobcoachorganisatie in te trekken. (…)”
2.6. Op 21 december 2012 heeft het UWV ten laste van PWG conservatoir derdenbeslag gelegd onder een vijftal banken.
2.7. PWG heeft naar aanleiding van het voornemen van het UWV om de erkenning van PWG in te trekken op 21 januari 2013 bij het UWV een zienswijze ingediend.
2.8. Het Protocol Jobcoach van januari 2006, welke is herzien in 2007, luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
7. Verantwoordings- en bekostigingssystematiek
(…)
Het vooraf vastgestelde urenbudget wordt in normale gevallen achteraf niet verrekend met het feitelijk ingezette aantal begeleidingsuren.
(…)
8. Betaling en Bevoorschotting
Nadat UWV de beschikking PO heeft afgegeven dient de jobcoachorganisatie een voorschotfactuur in. UWV betaalt vervolgens een voorschot voor een half jaar PO. Achteraf wordt het voorschot niet verrekend met het feitelijk aantal ingezette uren.
(…)”
2.9. Het Protocol Jobcoach Eerste herziening, november 2006 (Tussentijdse bijstelling oktober 2008; hierna: het Protocol Jobcoach 2008) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“(…)
7 Aanvraagprocedure en bevoorschotting
(…)
Nadat UWV de beschikking PO heeft afgegeven dient de jobcoachorganisatie een voorschotfactuur van 50% ter waarde van een half jaar PO in. UWV betaalt vervolgens deze voorschotfactuur. Na afloop van het verstreken half jaar ontvangt UWV van de jobcoachorganisatie (…) een eindfactuur voor de werkelijk gerealiseerde uren. (…) In het geval het verstrekte voorschot hoger is dan het te betalen eindbedrag, wordt het verschil door de jobcoachorganisatie terugbetaald.
(…)
8. Verantwoordingsprocedure
UWV ontvangt na afloop van het verstreken half jaar een verantwoordingsrapportage en een factuur voor de resterende betaling. In de rapportage geeft de jobcoachorganisatie aan hoeveel contactmomenten er zijn geweest en hoeveel begeleidingsuren de jobcoach aan de cliënt heeft besteed. (…)
2.10. In de Beleidsregels Protocol Jobcoach, van kracht met ingang van 1 juli 2011, staat onder meer het volgende:
“(…)
7. Verantwoordingsprocedure
UWV ontvangt na afloop van het verstreken half jaar een verantwoordingsrapportage en een factuur voor de resterende betaling. In de rapportage geeft de jobcoach aan hoeveel contactmomenten er zijn geweest en hoeveel begeleidingsuren de jobcoach aan de klant heeft besteed. Mede tbv de verantwoording voor het ESF voegt de jobcoachorganisatie bij de factuur een door de jobcoach of administrateur ondertekende urenspecificatie waarin naast naam en BSN-nummer van de klant een overzicht van de geleverde jobcoachdiensten (data, ingezette tijd) gegeven wordt. (…)”
3.1. PWG vordert – samengevat – de opheffing van de op 21 december 2012 gelegde conservatoire derdenbeslagen. PWG vordert voorts het UWV te gebieden alle openstaande facturen van PWG te voldoen, dan wel het UWV te gebieden tot uitbetaling van die declaraties waarin de voorgenomen beslissing reden is om die uitbetaling vooralsnog achterwege te laten, dan wel het UWV te verbieden om de voorgenomen beslissing als grond te gebruiken om de declaraties van PWG niet uit te betalen, dan wel het UWV te verbieden deze declaraties op te schorten of te verrekenen in verband met de voorgenomen beslissing, het UWV te gebieden tot na-koming van het Erkenningsbesluit van 26 februari 2004 en/of het UWV te gebieden de onthouding aan PWG van nieuwe jobcoach trajecten op te heffen, met veroordeling van het UWV in de kosten van dit geding.
3.2. PWG heeft aan haar vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Het UWV heeft onrechtmatig jegens PWG gehandeld door conservatoir derdenbeslag te leggen op de bankrekeningen van PWG, door onterecht en op onrechtmatige gronden de betalingen van de facturen van PWG op te schorten en door onterecht en op onrechtmatige gronden geen nieuwe uren meer toe te kennen aan nieuwe jobcoachtrajecten. Het UWV is ten aanzien van de urenverantwoording in het onderzoeksrapport uitgegaan van de vereisten zoals deze gelden sinds 1 juli 2011. Het UWV heeft echter niet eerder dan 1 juli 2011 in haar regelingen zodanige formele eisen gesteld aan de wijze van administratie. PWG is voor deze datum dan ook een eigen urensysteem gestart waarmee haar uren bijgehouden werden. Door PWG zijn in de periode tot 1 juli 2011 altijd urenlijsten ingediend op de wijze zoals dat op dat moment in de regelingen werd voorgeschreven en op de wijze zoals dat expliciet met het ESF was overeengekomen, te weten het reële aantal uren per week als gemiddelde verspreid over de werkdagen. Van een schending door PWG van de geldende Jobcoachprotocollen is dan ook geen sprake geweest. PWG betwist dat overheadkosten ten onrechte door haar zijn geadministreerd en gedeclareerd als zijnde jobcoachuren. De verklaringen van de werkgevers en de verklaringen van de Wajonggerechtigden zijn voorts ontoereikend om op basis daarvan vast te stellen hoe vaak er in een bepaalde periode contact is geweest tussen de jobcoach en de Wajonggerechtigde. Het onderzoek door het UWV is onvolledig, nu de conclusies slechts zijn gebaseerd op de verklaringen van de werkgevers en de Wajonggerechtigden en er niet is gekeken naar de urenlijsten die door PWG aan het UWV op een cd-rom zijn geleverd. Het onderzoeksrapport is dan ook onzorgvuldig tot stand gekomen en de gelegde beslagen, die op basis van het onderzoeksrapport zijn gelegd, zijn daarmee onrechtmatig, evenals het niet uitbetalen van alle openstaande declaraties en het niet meer willen toekennen van nieuwe jobcoachtrajecten. Het UWV heeft voorts beslag gelegd voor een bedrag van in totaal € 433.198,23. Dit bedrag volgt echter niet uit het onderzoeksrapport, zodat herbegroting van de vordering op z’n plaats is, aldus PWG.
3.3. Het UWV voert, samengevat, het volgende verweer. PWG is niet ontvankelijk in haar vorderingen. De vorderingen van PWG zijn immers gebaseerd op de stelling dat de intrekking van het Erkenningsbesluit onrechtmatig is. Een oordeel over de rechtmatigheid van het nog vast te stellen definitieve besluit inzake de erkenning kan echter uitsluitend door de bestuursrechter worden gegeven. Dit geldt eveneens voor het voornemen om tot intrekking van de erkenning van PWG over te gaan. Uit het onderzoek dat het UWV heeft ingesteld is voorts gebleken dat PWG meer uren heeft gedeclareerd dan waarop zij recht heeft. Het onderzoek is niet onzorgvuldig tot stand gekomen. Het onderzoek is gebaseerd op meerdere bronnen, inclusief de door PWG verstrekte administratie/urenoverzichten (cd-rom). Het UWV heeft bij het interviewen van de Wajonggerechtigden rekening gehouden met hun beperkingen. Er is voorts geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen van de werkgevers over de intensiteit van de jobcoaching. Uit de administratie zoals die door PWG is overgelegd blijkt dat PWG in een aantal gevallen vergoeding van het volledige jobcoachbudget heeft gevraagd, terwijl niet alle jobcoachuren waren besteed. Ook op basis van de eigen administratie van PWG staat dan ook vast dat zij teveel jobcoachgelden heeft gedeclareerd. Ook blijkt uit de eigen administratie van PWG dat zij tijd heeft geschreven voor werkzaamheden die niet als jobcoaching zijn aan te merken. PWG heeft derhalve onrechtmatig jegens het UWV gehandeld, waardoor het UWV een vordering op PWG heeft en zij er belang bij heeft het verhaal daarvan zeker te stellen. Van het UWV kan niet worden gevergd de relatie met PWG voort te zetten alsof geen intrekking van haar erkenning dreigt. Het UWV ziet in de zienswijze van PWG geen aanleiding om af te zien van haar voornemen tot intrekking van de erkenning van PWG. Door het UWV is nog niet beslist op nieuwe aanvragen van Wajonggerechtigden om jobcoaching van PWG te ontvangen. Aan PWG is wel duidelijk gemaakt dat zij er rekening mee moet houden dat deze nieuwe aanvragen zullen worden afgewezen. De kans is immers aanzienlijk dat PWG hangende de periode van de jobcoaching haar erkenning als jobcoachorganisatie zal verliezen en op dat moment ontstaat een probleem voor de Wajonggerechtigde. Het UWV acht het dan ook gerechtvaardigd dat geen nieuwe jobcoachtrajecten bij PWG worden ondergebracht.
4. De beoordeling
De ontvankelijkheid
4.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) – waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden – buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbil-lijkheid van overwegende aard.
4.2. Het UWV heeft allereerst betoogd dat PWG niet ontvankelijk is in haar vorderingen, nu er een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsingang open staat. De voorzieningenrechter gaat aan dit verweer voorbij. PWG heeft onrechtmatig overheidshandelen aan haar vordering ten grondslag gelegd. Daarmee is de bevoegdheid van de civiele rechter gegeven. Bovendien heeft het UWV nog geen definitief besluit genomen over de erkenning van PWG, zodat de bestuursrechtelijke weg op dit moment voor PWG nog niet open staat. PWG is dan ook ontvankelijk in haar vorderingen.
4.3. De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht.
4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat PWG de door haar bij het UWV gedeclareerde kosten deugdelijk dient te verantwoorden. Deze verantwoording vindt plaats met toepassing van het Protocol Jobcoach. Partijen zijn het erover eens dat met ingang van 1 juli 2011 de Beleidsregels Protocol Jobcoach van toepassing zijn. Tussen partijen is echter in geschil welk protocol geldend was in de periode van 2009 tot juli 2011. PWG heeft gesteld dat het Protocol van 2006 geldend is, daar aan het Protocol van 2008 geen rechtskracht kan worden ontleend omdat het niet is gepubliceerd in de Staatscourant. Het UWV heeft daartegen aangevoerd dat het Protocol van 2008 geldend was. De voorzieningenrechter overweegt te dien aanzien dat de eis van publicatie in de Staatscourant ingevolge artikel 3:42, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) uitsluitend geldt voor een tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan. Dat is het UWV niet. Op grond van artikel 3:42, tweede lid, van de Awb geschiedt bekendmaking van besluiten van de overige bestuursorganen door kennisgeving daarvan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad dan wel op andere geschikte wijze. Van dat laatste is sprake nu door het UWV onbetwist is gesteld dat het Protocol van 2008 aan alle erkende jobcoachorganisaties is toegezonden en dat het tot juli 2011 eveneens op de website van het UWV stond bij het van toepassing zijnde formulier voor het aanvragen van een jobcoachbudget. Voorshands moet dan ook worden uitgegaan van de toepassing van dit Protocol in de periode van 2009 tot juli 2011. Dit betekent dat de eindfactuur als bedoeld in het Protocol dient te zijn gebaseerd op het werkelijk aantal gerealiseerde uren. Tussen partijen is niet in geschil dat PWG tot in ieder geval juli 2011 een eigen urenadministratie bijhield die niet in overeenstemming is met de eisen zoals neergelegd in het Protocol van 2008. Dat PWG hieromtrent afspraken heeft gemaakt met het ESF-bureau van het UWV heeft de heer Van Well, medewerker ESF, gemotiveerd betwist. Dit vergt dan ook een nader onderzoek naar de feiten, waarvoor dit kort geding zich niet leent. Voorshands is de voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de urenadministratie van PWG niet in overeenstemming is met de daarvoor geldende eisen.
4.5. In het onderzoeksrapport is het UWV tot de conclusie gekomen dat door PWG meer uren zijn gedeclareerd dan daadwerkelijk door de jobcoaches aan de Wajonggerechtigde zijn besteed. Ter zitting heeft [O] (hierna: [O]), “[functie]”, een nadere toelichting gegeven op het onderzoeksrapport. De conclusies van het onderzoeksrapport zijn gebaseerd op de verklaringen van de Wajonggerechtigden, de werkgevers en de jobcoaches en op de door PWG overgelegde cd-rom. [O] heeft voorts toegelicht dat per Wajonggerechtigde de verklaring van de Wajonggerechtigde naast die van de werkgever is gelegd en dat is uitgegaan van de voor PWG meest gunstige verklaring. Dat het UWV niet van deze verklaringen mocht uitgaan omdat deze geen realistisch beeld zouden geven heeft PWG naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dat de interviews op agressieve wijze hebben plaatsgevonden heeft PWG eveneens onvoldoende aannemelijk gemaakt. Het UWV heeft naar aanleiding van deze verklaringen geconstateerd dat PWG meer uren heeft gedeclareerd dan er daadwerkelijk door de jobcoaches aan de Wajonggerechtigde zijn besteed, zoals onder andere blijkt uit het voorbeeld van de Wajonggerechtigde [G] (zie 2.3). Ter zitting heeft het UWV toegelicht dat het uiteindelijke benadelingsbedrag zoals dat in het onderzoeksrapport staat vermeld (€ 344.331,86) is gebaseerd op voornoemde verklaringen, maar dat er daarnaast ook is gekeken naar de eigen administratie van PWG. Uit het onderzoeksrapport valt op te maken dat uit de eigen administratie van PWG blijkt dat PWG werkzaamheden verricht door administratieve krachten alsmede reistijd als jobcoachuren heeft gedeclareerd. Dat deze uren wel degelijk als jobcoachuren hebben te gelden, zoals PWG stelt, heeft het UWV gemotiveerd betwist. Het UWV heeft op basis van de eigen administratie van PWG een alternatieve benadelingsberekening gemaakt, waarbij alleen de door PWG gedeclareerde uren zijn meegenomen en waar de gedeclareerde overheadkosten (de administratieve handelingen en reistijd) vanaf zijn getrokken. De uitkomst van deze berekening is volgens het UWV nagenoeg hetzelfde als de uitkomst van het onderzoeksrapport.
Uit het onderzoeksrapport volgt dat PWG een vergoeding van het UWV heeft ontvangen waartegenover geen geleverde diensten staan. De voorzieningenrechter is van oordeel dat PWG onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het onderzoek door het UWV op onzorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Anders dan PWG stelt is de door haar aan het UWV overgelegde cd-rom wel degelijk bij het onderzoek betrokken. Het moet er naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook voorshands voor gehouden worden dat de verantwoording van de door PWG bij het UWV gedeclareerde kosten door PWG niet deugdelijk heeft plaatsgevonden, waaromtrent PWG een ernstig verwijt valt te maken.
4.6. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat de vordering van het UWV uit onrechtmatige daad dan wel wanprestatie in de bodemprocedure jegens PWG zal worden toegewezen. De vordering is daarom niet summierlijk ondeugdelijk en het UWV heeft derhalve belang bij zekerheid voor haar vordering. Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. Dit betekent dat de beslagen niet zullen worden opgeheven. De voorzieningenrechter ziet voorts geen aanleiding voor herbegroting van de vordering, nu het bedrag waarvoor door het UWV beslag is gelegd de vordering inclusief rente en kosten betreft en PWG thans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat dit bedrag niet juist is.
4.7. Ten aanzien van de vorderingen die zien op het uitbetalen door het UWV van de declaraties van PWG overweegt de voorzieningenrechter dat het gezien het voorgaande voorshands voldoende aannemelijk is dat PWG – door haar kosten niet deugdelijk te verantwoorden – verwijtbaar gedrag heeft vertoond waar het UWV schade van heeft ondervonden, in een zodanige mate dat het UWV voornemens is de erkenning van PWG in te trekken. Nu de vordering van het UWV op PWG de vordering die PWG op het UWV stelt te hebben – volgens PWG een bedrag van ruim € 60.000,00 – in ruime mate overstijgt, is voorshands voldoende aannemelijk dat het beroep dat het UWV ter zitting heeft gedaan op verrekening, in de bodemprocedure zal slagen. Deze vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
4.8. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat van het UWV op dit moment niet kan worden gevergd het Erkenningsbesluit van 26 februari 2004 na te komen. De kans is gelet op het voorgaande immers aanzienlijk dat PWG hangende de periode van jobcoaching haar erkenning als jobcoachorganisatie zal verliezen en op dat moment zal er een probleem ontstaan voor de Wajonggerechtigde, die van de een op de andere dag naar een andere jobcoachorganisatie zal moeten overstappen. Dat is een onwenselijk situatie. Ook deze vordering van PWG zal derhalve worden afgewezen.
4.9. PWG zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van het UWV worden begroot op:
- griffierecht € 589,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.405,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2. veroordeelt PWG in de proceskosten, aan de zijde van het UWV tot op heden begroot op € 1.405,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.N. Brouwer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. S. van Excel, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2013.?