ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ4278

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
433550 / HA ZA 09-2330
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en misleiding bij investeringen in windenergie

In deze zaak hebben verschillende investeerders, waaronder Sevilla Beheer B.V., Lavendel B.V., en andere vennootschappen, een windenergiebedrijf en betrokkenen aangeklaagd wegens misleiding en dwaling met betrekking tot hun investeringen. De rechtbank Amsterdam heeft op 6 februari 2013 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, die betrekking heeft op de aansprakelijkheid van de gedaagden, waaronder Vayuh Investments B.V. en R.I.G. Investment N.V. De investeerders stelden dat zij onjuiste of onvolledige informatie hebben ontvangen over de waarde van de onderneming, wat hen heeft misleid bij de aankoop van aandelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden, ondanks dat R.I.G. in staat van faillissement was verklaard, aansprakelijk zijn voor de schade die de investeerders hebben geleden. De rechtbank heeft de vordering van de investeerders toegewezen en Vayuh c.s. veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 15.200.000,-, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is een dwangsom opgelegd van € 10.000,- per dag voor het geval Vayuh niet voldoet aan de veroordeling binnen de gestelde termijn.

De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van de investeerders begroot op € 17.896,75, en deze kosten zijn eveneens vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van investeerders en de noodzaak voor transparantie en correcte informatieverstrekking door bedrijven bij investeringen. De zaak illustreert de juridische gevolgen van misleiding en dwaling in de context van investeringen in de energiemarkt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, meervoudige kamer
zaaknummer / rolnummer: 433550 / HA ZA 09-2330
Vonnis van 6 februari 2013
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SEVILLA BEHEER B.V.,
gevestigd te Emmeloord,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LAVENDEL B.V.,
gevestigd te Emmeloord,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
YAPONCHA B.V.,
gevestigd te Emmeloord,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COLONIA B.V.,
gevestigd te Emmeloord,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TSARO B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
THE THREE RIVERS INVESTMENTS I B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARMARA BEHEER B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FISH CON URK B.V.,
gevestigd te Urk,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PAPERS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARTOLIEN B.V.,
gevestigd te Zwaagdijk,
11. de rechtspersoon naar het recht van Luxemburg
JEWEL HOLDING S.A.R.L.,
gevestigd te Luxemburg,
12. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RW INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseressen in conventie,
verweersters in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. S.J.H.M. Berendsen te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAYUH INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de naamloze vennootschap
R.I.G. INVESTMENT N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ATHARVA HOLDING I B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden in conventie,
eiseressen in voorwaardelijke reconventie,
advocaat voorheen mr. J.W. Leedekerken te Amsterdam, die zich heeft onttrokken,
Eiseressen in conventie worden hierna afzonderlijk Sevilla, Lavendel, Yaponcha, Colonia, Tsaro, Three Rivers, Marmara, Fish, Papers, Martolien, Jewel en RWI en gezamenlijk Sevilla c.s. genoemd. Sevilla, Lavendel, Yaponcha, Colonia, Tsaro en Three Rivers worden hierna gezamenlijk de Eerste Toetreders genoemd. Gedaagden in conventie worden hierna afzonderlijk Vayuh, RIG en Atharva en gezamenlijk Vayuh c.s. genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 juni 2012, waarbij de zaak naar de rol is verwezen voor akte aan de zijde van Vayuh c.s.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie
2.1. In het tussenvonnis is overwogen dat het gevorderde onder B sub 1 zal worden toegewezen en dat het gevorderde onder B sub 2, C en D zal worden afgewezen. Verder is Vayuh c.s. in de gelegenheid gesteld om haar verweer tegen het gevorderde onder A nader toe te lichten.
2.2. RIG is bij vonnis van 5 oktober 2012 van deze rechtbank in staat van faillissement verklaard. Deze zaak was op dat tijdstip reeds (sinds 3 oktober 2012) in staat van wijzen, zodat het faillissement ingevolge artikel 30 lid 1 van de Faillissementswet geen gevolgen heeft voor deze procedure.
2.3. Na het tussenvonnis heeft Vayuh c.s. niets meer naar voren gebracht. Haar advocaat heeft zich onttrokken. Zij heeft niet van akte gediend en daarvan is ter rolle van 3 oktober 2012 akte verleend. Daarom moet het ervoor worden gehouden, overeenkomstig de stellingen van Sevilla c.s., dat de ‘fair market value’ van de EWT-groep op 13 december 2007 € 20.487.561,- bedroeg, dat Vayuh op deze datum (uitgaande van deze waarde) aandelen EWTH kocht voor € 0,09 per aandeel, dat in december 2007 met Sevilla c.s. over de koop van aandelen EWTH werd onderhandeld op grond van een waarde van € 190 miljoen en dat Sevilla c.s. op 30 december 2007 van Vayuh aandelen EWTH heeft gekocht voor € 2,40 per aandeel (r.o. 4.1 van het tussenvonnis). Bij deze stand van zaken moet worden aangenomen dat Sevilla c.s. zoals zij stelt bij de totstandkoming van de participatieovereenkomst en de koopovereenkomst is misleid dan wel onjuiste of onvolledige informatie heeft ontvangen over de waarde van de door EWT gedreven onderneming. Gelet op het voorgaande zal het gevorderde onder A primair worden toegewezen.
2.4. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen nu niet is toegelicht dat deze kosten zijn gemaakt voor werkzaamheden die niet worden gerekend tot de werkzaamheden waarvoor de wettelijke proceskostenveroordeling van de artikelen 237 en verder van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geldt.
Met betrekking tot de gevorderde dwangsom (B sub 1) ziet de rechtbank gronden de dwangsom te beperken tot € 10.000,- per dag na twee weken na betekening van dit vonnis tot een maximum van € 1 miljoen. Aldus heeft Vayuh c.s. een redelijke gelegenheid voor nakoming van de veroordeling voordat de dwangsom kan worden verbeurd.
2.5. Vayuh c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Sevilla c.s. begroot op € 72,25 voor exploot van dagvaarding, € 3.375,- voor vast recht en € 14.449,50 voor salaris advocaat (4,5 punten x tarief € 3.211,-), derhalve in totaal € 17.896,75.
in voorwaardelijke reconventie
2.6. Zoals overwogen onder 4.6 van het tussenvonnis, kan het gevorderde onbesproken blijven nu aan de gestelde voorwaarde niet is voldaan en zal Sevilla c.s. worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden begroot op € 6.422,- voor salaris advocaat (4 punten x tarief € 3.211,- x factor 0,5).
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie
3.1. veroordeelt RIG en Vayuh hoofdelijk aan Sevilla c.s. € 15.200.000,- (vijftien miljoen tweehonderdduizend euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 december 2007 tot de dag van volledige betaling,
3.2. veroordeelt Vayuh haar compensatieverplichtingen als opgenomen in artikel 9.6 van de RWI-Aandeelhoudersovereenkomst na te komen door middel van de inbreng in natura van 4.090.221 EWTH-Aandelen in RWI als omschreven in voornoemd artikel 9.6,
3.3. bepaalt dat Vayuh voor iedere dag of dagdeel dat zij na twee weken na betekening van dit vonnis in gebreke blijft in de nakoming van 3.2 hiervoor aan Sevilla c.s. (met uitzondering van RWI) een dwangsom verbeurt van € 10.000,- tot een maximum van € 1.000.000,-,
3.4. veroordeelt Vayuh c.s. in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Sevilla c.s. begroot op € 17.896,75, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6. wijst af het meer of anders gevorderde,
in voorwaardelijke reconventie
3.7. verstaat dat het gevorderde onbesproken kan blijven nu aan de gestelde voorwaarde niet is voldaan,
3.8. veroordeelt Sevilla c.s. hoofdelijk in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Vayuh c.s. begroot op € 6.422,-,
3.9. verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, en mrs. L. Voetelink en L.S. Frakes, leden van genoemde kamer, en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2013.