ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ4208
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- T.P.J. de Graaf
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening nabestaandenuitkering op basis van woonlandbeginsel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 8 maart 2013 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoekster die in Turkije woont. De verzoekster ontving een nabestaandenuitkering krachtens de Algemene nabestaandenwet (Anw), maar deze uitkering werd per 1 januari 2013 met 40% verlaagd op basis van het woonlandbeginsel. Dit besluit leidde tot een verzoek om een voorlopige voorziening, omdat de verzoekster vreesde voor een achteruitgang in haar financiële situatie.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechter oordeelde dat een financieel belang op zich zelf geen spoedeisende reden is om een voorziening te treffen. De verzoekster had niet aannemelijk gemaakt dat er door het besluit een actuele financiële noodsituatie zou ontstaan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vaste lasten van de verzoekster, die € 228,28 per maand bedragen, uit de aangepaste nabestaandenuitkering konden worden voldaan. Er was geen bewijs dat de verzoekster in een actuele financiële noodsituatie verkeerde die onomkeerbare gevolgen zou hebben.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen zodanig spoedeisend belang was dat de verzoekster de behandeling van haar bezwaar niet kon afwachten. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier R.E. Toonen en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.