ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ4206
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- T.P.J. de Graaf
- Rechtspraak.nl
Aanpassing nabestaandenuitkering op basis van woonlandbeginsel en verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig in Turkije, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening in verband met de aanpassing van haar nabestaandenuitkering. De Sociale Verzekeringsbank heeft haar meegedeeld dat de uitkering per 1 januari 2013 zal worden aangepast op basis van het kostenniveau van het land waar zij woont, wat resulteert in een verlaging van 40% van haar uitkering. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en stelt dat de verlaging in strijd is met artikel 6 van het Besluit 3/80 van de Associatieraad EEG-Turkije en andere verdragsbepalingen. Ze voert aan dat haar financiële situatie hierdoor nijpender wordt en dat er sprake is van een spoedeisend belang.
De voorzieningenrechter heeft op 28 februari 2013 de zaak behandeld. In zijn overwegingen stelt hij dat een financieel belang op zich geen reden is om een voorlopige voorziening te treffen, tenzij er sprake is van een actuele financiële noodsituatie. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoekster niet heeft aangetoond dat zij in een dergelijke noodsituatie verkeert. Er zijn geen stukken overgelegd die haar stelling onderbouwen dat de verlaging van de uitkering onomkeerbare gevolgen voor haar heeft.
Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 maart 2013, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.