ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ2408

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
13/664012-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onttrekking van minderjarigen aan wettig gezag door ouder

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 februari 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het onttrekken van haar minderjarige kinderen aan het wettig gezag. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek op de terechtzitting van 12 februari 2013 beraadslaagd. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat zij de minderjarigen A en B had onttrokken aan het gezag, omdat zij het ouderlijk gezag over hen had. De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte opzettelijk haar dochter C heeft onttrokken aan het wettig gezag van Bureau Jeugdzorg, nadat zij een schriftelijke aanwijzing had ontvangen die haar verbood om C naar Marokko te brengen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet geloofwaardig was in haar verklaring dat zij de aanwijzing pas na de reis had gezien. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de eerste twee tenlastegelegde feiten, maar het derde feit bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals met de persoon van de verdachte, die eerder al was veroordeeld voor een strafbaar feit. De rechtbank heeft de op te leggen straf gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 279 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/664012-12
Datum uitspraak: 26 februari 2013
Tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] in 1964,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [postcode plaats].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 februari 2013.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij in of omstreeks de periode van 07 februari 2011 tot en met juni 2012 te
Amsterdam, althans in Nederland en/of in Marokko, tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk de/een minderjarige(n), te
weten [minderjarige A] (geboren op [2002]), heeft onttrokken aan
het wettig over die minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene
die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, te weten de William
Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, namens Bureau
Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam immers heeft verdachte toen en daar tezamen
en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, die minderjarige
zonder toestemming van de William Schrikker Stichting meegenomen naar en/of
ondergebracht in het buitenland (Marokko);
art 279 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
2.
zij in of omstreeks de periode van 07 februari 2011 tot en met augustus 2011
te Amsterdam, althans in Nederland en/of in Marokko, tezamen en in vereniging
met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk de/een minderjarige(n),
te weten [minderjarige B] (geboren op [2000]), heeft onttrokken
aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van
degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, te weten de
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, namens
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam immers heeft verdachte toen en daar
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, die
minderjarige zonder toestemming van de William Schrikker Stichting meegenomen
naar en/of ondergebracht in het buitenland (Marokko);
art 279 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
3.
zij in of omstreeks de periode van 12 juli 2011 tot en met augustus 2011 te
Amsterdam, althans in Nederland en/of in Marokko, tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk een minderjarige, te weten
[minderjarige C], geboren op [1997], heeft onttrokken aan het wettig
over die minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat
gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, te weten de William
Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, namens Bureau
Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, immers heeft verdachte daar toen tezamen en
in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
die minderjarige zonder toestemming van de William Schrikker Stichting
meegenomen naar en/of ondergebracht in het buitenland (Marokko);
art 279 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
2. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank acht - met de officier van justitie - niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe dat weliswaar vaststaat dat verdachte [minderjarige A] en [minderjarige B] mee heeft genomen naar Marokko, maar dat verdachte hiertoe ook bevoegd was nu zij het ouderlijk gezag over de kinderen heeft. Uit de jurisprudentie blijkt dat een ondertoezichtstelling geen wijziging in het recht van de gezaghebbende ouders brengt om de woon- dan wel verblijfplaats van de minderjarige te bepalen, ook al is deze in het buitenland gelegen. Slechts indien er sprake is van een verdere gezagsbeperking, zoals bijvoorbeeld een machtiging uithuisplaatsing of een aanwijzing van Jeugdzorg om Nederland niet te verlaten, is vestiging in het buitenland niet toegestaan.i In casu was nog geen sprake van een dergelijk gezag beperkende maatregel.
3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte.
3.
in de periode van 12 juli 2011 tot en met augustus 2011 te Amsterdam en in Marokko,
opzettelijk een minderjarige, te weten [minderjarige C], geboren op 5 maart 1997, heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag, te weten de William
Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, namens Bureau
Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, immers heeft verdachte daar toen die minderjarige zonder toestemming van de William Schrikker Stichting meegenomen naar en ondergebracht in het buitenland (Marokko).
Bewijsoverweging
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat verdachte opzettelijk [minderjarige C] aan het wettig gezag van Bureau Jeugdzorg heeft onttrokken. Verdachte heeft immers nadat haar van Bureau Jeugdzorg de schriftelijke aanwijzing op 6 juli 2011 is uitgereikt, waarin stond dat [minderjarige C] geen toestemming had om tijdens schoolvakanties naar Marokko te gaan, [minderjarige C] naar Marokko gestuurd. Uit de stukken blijkt dat dit rond 12 juli 2011 moet hebben plaatsgevonden, aangezien verdachte [minderjarige C] op 13 juli 2011 op school heeft ziek gemeld. Ter zitting heeft verdachte verklaard reeds in mei 2011 een ticket naar Marokko voor [minderjarige C] te hebben gekocht. De verklaring van verdachte dat zij de schriftelijke aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg pas heeft gezien nadat [minderjarige C] al in Marokko was, acht de rechtbank ongeloofwaardig nu haar de aanwijzing op 6 juli 2011 is uitgereikt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar onder 3 bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 (drie) jaren.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan onttrekking van haar minderjarige dochter aan het wettig gezag. Door de handelwijze van verdachte is Bureau Jeugdzorg niet in staat geweest om het gezag over het kind uit te oefenen.
Blijkens het uittreksel justitiële documentatie d.d. 23 augustus 2012 is verdachte eenmaal eerder voor een strafbaar feit veroordeeld.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 3 jaar passend en geboden. Deze straf dient er toe om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nog eens een dergelijk feit te plegen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 279 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [VERDACHTE], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. P. Sloot en E.J. Weller, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Khattou, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 februari 2013.
i Hof Arnhem, 10 mei 2012, LJN BW8591.