ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ2395
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurprijsverhoging na renovatie van woonruimte en ontvankelijkheid van de verhuurder
In deze zaak vorderde de besloten vennootschap LFB Vastgoed Ontwikkeling BV (hierna: LFB) een verklaring voor recht dat de huurprijs van de door [gedaagde] gehuurde woning per 1 november 2009 verhoogd kon worden na renovatiewerkzaamheden. De renovatie omvatte onder andere het aanbrengen van een cv-installatie, het plaatsen van nieuwe kozijnen met dubbel glas, en het vernieuwen van de badkamer. LFB stelde dat deze verbeteringen hadden geleid tot een verhoging van het woongerief, waardoor een huurverhoging gerechtvaardigd was op basis van artikel 7:255 BW van het Burgerlijk Wetboek. De gedaagde, die in persoon procedeerde, betwistte de huurverhoging en voerde aan dat er geen overeenstemming was bereikt over de huurverhoging, behalve voor de cv-ketel. De kantonrechter oordeelde dat LFB niet ontvankelijk was in haar verzoek, omdat zij niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van drie maanden na de voltooiing van de werkzaamheden een verzoek tot huurverhoging bij de huurcommissie had ingediend. De rechter benadrukte dat de wet dwingend recht is en dat LFB niet geruime tijd na de termijn zich tot de kantonrechter kon wenden om alsnog de huurprijs te verhogen. De vordering van LFB werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten, die voor de gedaagde op nihil werden begroot.