ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ0687

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.707.040-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan Roemenië op basis van een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 januari 2013 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan de Brasov Court in Roemenië. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 16 november 2012 door de Roemeense autoriteiten was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Roemenië in 1988 en thans gedetineerd in Nederland, wordt beschuldigd van diefstal waarbij hij zich toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet op alle zittingen aanwezig was, maar dat hij wel op de eerste twee zittingen was verschenen en daar gehoord is over de feiten. De rechtbank oordeelt dat de opgeëiste persoon voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn verdedigingsrechten uit te oefenen, ondanks het feit dat hij niet op alle zittingen aanwezig was. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet moet worden geweigerd. De rechtbank concludeert dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht zowel naar Roemeens als naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat de vereisten voor overlevering zijn vervuld. De rechtbank staat daarom de overlevering toe, waarbij wordt opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.707.040-12
RK nummer: 12/7897
Datum uitspraak: 22 januari 2013
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 21 november 2012 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 november 2012 door the Brasov Court (Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [plaats] (Roemenië) op [1988],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit anderen hoofde gede¬tineerd in de Penitentiaire Inrichting “[locatie]” te [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 januari 2013. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. T.H.L. Kneepkens, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een:
- sentence no. 1956 from October 30th 2012 of the Brasov Court (criminal case file no. 14180/197/2011), final at November 13th by lack of appeal;
- warrant for serving the punishment no. 2717/2012, issued on November 11th 2012, by the Brasov Court.
Uit onderdeel d) van het EAB blijkt dat het vonnis van 30 oktober 2012 de last tot tenuitvoerlegging behelst van de eerder bij sentence no. 1793/September 21st 2011 of the Brasov Court opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf dienen volgens het EAB 24 uren te worden afgetrokken. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1 Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
3.1.1 Inhoud van de stukken
Onderdeel d) van het EAB houdt onder meer in:
During the procedure in criminal case no. 8529/197/2011 of the Brasov Court, which pronounced the sentence no. 1793/September 21st 2011, the defendant [opgeëiste persoon] was present in the court at two trial dates, therefore being informed about the trial against him. Furthermore, he had judicial assistance [de rechtbank begrijpt: legal assistance].
Het faxbericht van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 3 januari 2013 houdt onder meer in:
Pursuant to your notice from January 2nd 2012 [de rechtbank leest: 2013], we bring to your knowledge that the defendant [opgeëiste persoon], during the proceedings in the criminal case file no. 8529/197/2011 of the Brasov Court of Law whereby the sentence no. 1793 from September 21st 2011 was pronounced, was present at the first two hearings, after which he did not appear in front of the court, so that in the public session from September 7th 2011, when the court heard the merits, the convicted was not present.
3.1.2 Standpunt van de raadsman
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft primair betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de opgeëiste persoon weliswaar aanwezig is geweest op twee zittingen, maar dat op deze twee zittingen niet de inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden. Uit het EAB blijkt niet dat zich één van de omstandigheden als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder a tot en met c, OLW heeft voorgedaan, terwijl zich evenmin de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, aanhef en d, OLW voordoet.
Subsidiair heeft de raadsman van de opgeëiste persoon verzocht de behandeling van het EAB aan te houden, teneinde de uitvaardigende justitiële autoriteit duidelijkheid te laten verschaffen over het karakter van de eerste twee zittingen en een garantie als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder d, OLW te laten verstrekken.
3.1.3 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de opgeëiste persoon op de eerste twee zittingen aanwezig is geweest en daar is gehoord over de feiten. Uit een en ander volgt dat de opgeëiste persoon hetzij in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, zoals bedoeld in de aanhef van artikel 12 OLW, hetzij door zijn persoonlijke aanwezigheid op de eerste twee zittingen op de hoogte was van de voorgenomen terechtzitting, zoals bedoeld in artikel 12, aanhef en onder a, tweede alternatief, OLW.
Subsidiair heeft de officier van justitie verzocht de behandeling van het EAB aan te houden, teneinde aan de uitvaardigende justitiële autoriteit de nieuwe tekst van onderdeel d) van het EAB ter invulling voor te leggen.
3.1.4 Oordeel van de rechtbank
Voor de toepassing van de weigeringsgrond van artikel 12 is vereist dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid. Aan deze eis ligt de gedachte ten grondslag dat de opgeëiste persoon die wel in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting de gelegenheid heeft gehad zijn verdedigingsrechten uit te oefenen.
De enkele omstandigheid dat de behandeling van de strafzaak zich over meer dan één terechtzitting heeft uitgestrekt, terwijl de opgeëiste persoon niet op al deze terechtzittingen in persoon is verschenen, brengt nog niet de toepasselijkheid van artikel 12 OLW mee.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting van heden desgevraagd bevestigd dat hij op de eerste twee terechtzittingen in persoon is verschenen en dat hij op die zittingen werd bijgestaan door een advocaat. Desgevraagd heeft hij verder verklaard dat hij op deze terechtzittingen is gehoord over de feiten, zij het alleen over twee van de vier feiten, en dat hij en zijn advocaat bij die gelegenheid naar voren hebben kunnen brengen wat zij van de beschuldiging inzake die twee feiten vonden.
Onder deze omstandigheden lag het op de weg van de opgeëiste persoon om, al dan niet via zijn advocaat, te informeren naar de voortgang van de strafzaak. Daarom concludeert de rechtbank dat, ook indien op de eerste twee terechtzittingen niet alle feiten aan de orde zijn geweest, de opgeëiste persoon ten aanzien van alle feiten de gelegenheid heeft gehad om zijn verdedigingsrechten uit te oefenen.
De rechtbank verwerpt het primaire verweer.
Op dezelfde gronden komt het subsidiaire verzoek van de raadsman niet voor inwilliging in aanmerking. De rechtbank wijst dat verzoek dan ook af.
4. Strafbaarheid
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van Roemenië als naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat op deze feiten in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
1. diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
2. diefstal door twee of meer verenigde personen;
3. en 4. diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak en inklimming en het weg te nemen goed onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.
5. Ontvankelijkheid officier van justitie
De raadsman heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering tot het in behandeling nemen van het EAB in de zaak met parketnummer 13.706.930-12, RK nummer 12/7896, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit het EAB in deze zaak heeft ingetrokken, maar de zaak nog wel aanhangig is.
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen.
De rechtbank constateert dat de door de raadsman bedoelde vordering niet bij de rechtbank aanhangig is, zodat de rechtbank op die vordering geen beslissing kan nemen.
6. Slotsom
Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.
7. Toepasselijke wetsbepalingen
Artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.
8. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan the Brasov Court (Roemenië) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. W.H. van Benthem, voorzit¬ter,
mrs. J.H.J. Evers en P. Rodenburg, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van mr. V.H. Glerum, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 januari 2013.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
C