ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ0663

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/140 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de berekening van de hoogte van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) en de toepassing van een fictieve wisselkoers voor Surinaamse dollars

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 januari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) ontvangt, en de Sociale verzekeringsbank als verweerder. Eiser ontving naast zijn AIO-uitkering ook een pensioen uit Suriname en een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Sociale verzekeringsbank heeft de AIO-uitkering van eiser aangepast en teruggevorderd op basis van een fictieve wisselkoers voor de Surinaamse dollars, die volgens verweerder in overeenstemming is met de gemiddelde maandkoers van de Europese Centrale Bank. Eiser betwistte deze berekeningsmethode en stelde dat de werkelijke wisselkoers van de Nederlandse Bank gehanteerd zou moeten worden, omdat deze nadeliger voor hem uitviel.

De rechtbank overwoog dat het aan eiser was om aan te tonen dat de berekeningsmethode van verweerder onredelijk was en dat hij niet had aangetoond dat hij door de vaste gedragslijn van verweerder structureel onder de bijstandsnorm zou vallen. De rechtbank concludeerde dat de door verweerder gehanteerde fictieve berekeningsmethode niet onjuist was en dat eiser niet had onderbouwd dat deze methode voor hem nadeliger was dan de door hem voorgestane methode. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd vermeld dat tegen deze uitspraak binnen zes weken hoger beroep kon worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/140 WWB
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
gemachtigde: mr. S. van Andel,
en
de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank,
verweerder,
gemachtigde: mr. L. Boot.
Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2010 (het primaire besluit I) heeft verweerder eisers voorziening aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) met ingang van januari 2011 aangepast en vastgesteld op € 221,17. Ook heeft verweerder de over de periode van januari 2010 tot en met december 2010 teveel ontvangen AIO-aanvulling teruggevorderd.
Bij besluit van 18 juli 2011 (het primaire besluit II) heeft verweerder eisers AIO-aanvulling onder gedeeltelijke intrekking van het primaire besluit I herzien over de maanden oktober 2009 tot en met juni 2011 en de ontvangen aanvulling teruggevorderd.
Bij besluit van 2 december 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit I – voor zover dat niet is herroepen – ongegrond verklaard en het bezwaar tegen het primaire besluit II gedeeltelijk gegrond verklaard. Het primaire besluit II wordt gewijzigd voor zover dat betrekking heeft op de herziening over de periode van januari 2011 tot en met juni 2011.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 juni 2012. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Het onderzoek is ter zitting geschorst.
Eiser heeft op 25 september 2012 zijn stelling nader onderbouwd. Bij brief van 23 oktober 2012 heeft verweerder hierop gereageerd. Vervolgens hebben partijen de rechtbank toestemming gegeven zonder nadere zitting uitspraak te doen.
Overwegingen
Feiten en standpunten van partijen
1.1. Eiser ontvangt een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Daarnaast ontvangt eiser een pensioen uit Suriname. In aanvulling daarop ontvangt eiser een AIO-uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).
1.2. Na bericht dat eisers gezinsinkomen is gewijzigd, heeft verweerder nieuwe berekeningen gemaakt van de AIO-uitkering waar eiser recht op heeft. Daarbij dient de AOW-uitkering en het pensioen uit Suriname te worden afgetrokken van de voor eiser geldende bijstandsnorm.
1.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat voor de omrekening van Surinaamse dollars in euro’s een vooraf vastgestelde fictieve wisselkoers gehanteerd mag worden. Dat is een vaste gedragslijn van verweerder, waarbij wordt uitgegaan van de gemiddelde maandkoers van de eerste maand van het voorafgaande kwartaal, zoals gepubliceerd door de Europese Centrale Bank. Verweerder zoekt met deze methode aansluiting bij artikel 4:3, eerste lid, van het Inkomensbesluit volksverzekeringen en sociale voorzieningen (hierna: het Besluit).
1.4. Eiser voert aan dat, nu de AIO-regeling onderdeel is van de WWB, het Besluit niet van toepassing is. De WWB gaat uit van werkelijk ontvangen inkomsten. Eiser is daarom van mening dat verweerder niet uit mag gaan van de door verweerder gehanteerde fictieve wisselkoers, maar uit moet gaan van de feitelijke wisselkoers zoals vastgesteld door de Nederlandse Bank. Voorts valt verweerders berekeningsmethode nadeliger uit voor eiser dan wanneer de wisselkoers van de Nederlandse Bank gehanteerd zou worden.
Wettelijk kader
2.1. Op grond van artikel 19, eerste lid en onder a en b, van de WWB, heeft de alleenstaande, onverminderd paragraaf 2.2, recht op algemene bijstand indien het in aanmerking te nemen inkomen lager is dan de bijstandsnorm en er geen in aanmerking te nemen vermogen is.
2.2. Op grond van artikel 31, eerste lid, van de WWB worden tot de middelen alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de alleenstaande beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.
Op grond van het derde lid worden de middelen in aanmerking genomen tot het bedrag dat resteert na aftrek van belasting, premies, verplichte bijdragen en overige verplichte inhoudingen.
2.3. Op grond van artikel 32, eerste lid en onder a, van de WWB wordt onder inkomen verstaan de op grond van artikel 31 in aanmerking genomen middelen voor zover deze inkomsten uit of in verband met arbeid betreffen of socialezekerheidsuitkeringen.
2.4. Op grond van artikel 47a, eerste lid en onder a, van de WWB heeft verweerder tot taak algemene bijstand te verlenen in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen aan alleenstaanden van 65 jaar en ouder, hier te lande die in zodanige omstandigheden verkeren of dreigen te geraken dat zij niet over de middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.
Op grond van het tweede lid zijn de artikelen 1 tot en met 6, de hoofdstukken 2 en 3, de paragrafen 5.1 en 5.2, hoofdstuk 6 en de artikelen 79, 80 en 81 van toepassing op de uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, door verweerder, tenzij in deze paragraaf anders is bepaald.
2.5. Op grond van artikel 54, derde lid, aanhef en onder b, van de WWB, kan verweerder, onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand en van weigering van bijstand, een dergelijk besluit herzien of intrekken indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
2.6. Op grond van artikel 58, eerste lid, aanhef en onder a, van de WWB kan verweerder de kosten van bijstand terugvorderen, voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Inhoudelijke beoordeling
3.1. De rechtbank stelt voorop dat niet is geschil is dat de berekening van de hoogte van de AIO-aanvulling - en de daaruit voortvloeiende herziening van de eerder toegekende AIO-aanvulling en terugvordering van de teveel ontvangen bedragen - dient te geschieden op basis van netto bedragen. In dit licht stelt de rechtbank vast dat eiser zijn Surinaamse pensioen niet netto ontvangt, aangezien hij dat pensioen niet naar euro’s omwisselt. Dat is een keuze van eiser, die voor zijn rekening en risico dient te komen. Terzijde merkt de rechtbank op dat verweerder ter zitting heeft aangegeven dat bankkosten door het pensioen op een eurorekening te laten storten niet voor eisers rekening zouden zijn, verweerder houdt slechts rekening met de netto-bedragen die op een eurorekening worden gestort.
3.2. De rechtbank overweegt dat weliswaar dient te worden uitgegaan van netto-berekeningen, maar dat dit niet per definitie betekent dat de door verweerder gehanteerde berekeningsmethode onjuist is. Indien geen netto-bedrag in euro’s wordt ontvangen mag uitgegaan worden van een fictieve berekeningsmethode. Verwezen wordt naar de uitspraak van deze rechtbank van 11 december 2009 (LJN: BK9761). De rechtbank merkt op dat de door verweerder gehanteerde vaste gedragslijn een fictieve berekening is die wordt gebaseerd op kwartaalkoersen zoals gepubliceerd door de Europese Centrale Bank, maar dat de door eiser voorgestane berekeningsmethode eveneens fictief is, immers gebaseerd op de kwartaalkoersen van de Nederlandse Bank en niet op de wisselkoers op de dag dat het pensioen wordt ontvangen. Dit blijkt uit de door eiser in het geding gebrachte berekening, gedingstuk 37, waarnaar eiser ook na de schorsing verwijst.
3.3. Het is aan eiser aan te tonen dat hij door verweerders berekeningsmethode zodanig nadelig wordt getroffen dat verweerder in zijn geval in redelijkheid niet zou kunnen vasthouden aan zijn vaste gedragslijn. Eiser heeft niet onderbouwd dat de door verweerder gehanteerde berekeningsmethode voor hem nadeliger uit zou vallen dan wanneer hij van maand tot maand de Surinaamse dollars in euro’s had gewisseld. Uit gedingstuk 37 blijkt slechts dat er verschillen zijn, maar deze verschillen zijn niet ieder kwartaal in het nadeel van eiser. Over de totale periode in geding is er sprake van een nadeel voor eiser (wat verweerder overigens heeft aangeboden te vergoeden), maar over een volgend kwartaal kan de vaste gedragslijn evengoed in het voordeel van eiser uitvallen. Het is dus niet zo dat vast is komen te staan dat eiser door de vaste gedragslijn van verweerder steeds een inkomen onder de bijstandsnorm ontvangt.
3.4. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het beroep ongegrond zal verklaren. Het verzoek om schadevergoeding komt ook niet voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten en voor vergoeding van het griffierecht.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.I. van der Does, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Looij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2013.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB