ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ0591
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de vordering tot verlenging van de gevangenhouding van een Poolse opgeëiste persoon
Op 11 januari 2013 heeft de Rechtbank Amsterdam, Internationale Rechtsulpkamer, uitspraak gedaan in de zaak van een Poolse opgeëiste persoon, Z.V.W.O.V.H.T., die gedetineerd is in het Huis van Bewaring te [plaats]. De officier van justitie had op 10 januari 2013 de verlenging van de gevangenhouding van de opgeëiste persoon gevorderd, omdat er een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) was ontvangen van de Poolse autoriteiten. De rechtbank had eerder op 4 januari 2013 de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan. Tijdens de behandeling in raadkamer op 10 januari 2013 zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. F.P. Slewe, gehoord.
De officier van justitie stelde dat de gevangenhouding met 15 dagen moest worden verlengd, omdat er op 17 januari 2013 een vlucht naar Polen gepland stond. De raadsman voerde aan dat Polen zich niet aan het Kaderbesluit hield en dat de vordering afgewezen moest worden, tenzij er bijzondere omstandigheden waren die de verlenging rechtvaardigden. De rechtbank overwoog dat volgens de Overleveringswet de feitelijke overlevering binnen 10 dagen na de uitspraak diende plaats te vinden, tenzij de rechtbank deze op vordering van de officier van justitie had verlengd.
De rechtbank concludeerde dat de organisatie van de feitelijke overlevering door Polen, waarbij ongeveer eenmaal per maand een militair vliegtuig naar Nederland komt, geen overmachtsituatie opleverde die de verlenging van de vrijheidsbeneming rechtvaardigde. De rechtbank wees de vordering van de officier van justitie af, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een verlenging van de gevangenhouding rechtvaardigden. De beslissing werd genomen op 11 januari 2013.