ECLI:NL:RBAMS:2013:BY9806

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C/13/534001 / KG ZA 13-44 HB/MV
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijdering van schip uit geprivatiseerde jachthaven Scharendijke

In deze zaak heeft de Stichting Jachthaven Scharendijke, gevestigd te Burgh-Haamstede, een kort geding aangespannen tegen [gedaagde], die zijn schip in de jachthaven heeft afgemeerd. De jachthaven is per 1 januari 2013 geprivatiseerd en de Stichting heeft het recht verworven om deze te exploiteren. De Stichting vordert dat [gedaagde] zijn schip binnen twee dagen na het wijzen van het vonnis uit de haven verwijdert, op straffe van dwangsommen. De voorzieningenrechter heeft op 28 januari 2013 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 23 januari 2013 heeft de Stichting haar vordering toegelicht, terwijl [gedaagde] verweer heeft gevoerd en in reconventie vorderingen heeft ingesteld tegen de Stichting. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor de Stichting om de werkzaamheden in de jachthaven te kunnen starten, en dat [gedaagde] zijn schip zonder recht of titel in de haven heeft afgemeerd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de belangen van de Stichting zwaarder wegen dan die van [gedaagde]. De vordering in conventie is toegewezen, terwijl de vordering in reconventie is afgewezen. [gedaagde] is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/534001 / KG ZA 13-44 HB/MV
Vonnis in kort geding van 28 januari 2013
in de zaak van
de stichting
STICHTING JACHTHAVEN SCHARENDIJKE,
gevestigd te Burgh-Haamstede,
eiseres in conventie bij dagvaarding van 15 januari 2013,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P. van den Berg te Middelburg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. Ch.Y.M. Moons te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ook de Stichting en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 23 januari 2013 heeft de Stichting gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [gedaagde] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening, en vervolgens in reconventie gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte akte. De Stichting heeft de vordering in reconventie bestreden. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Ter zitting waren aanwezig:
Aan de zijde van de Stichting: [A], [functie], en [B], voormalig [functie], met mr. Van den Berg.
[gedaagde] was aanwezig met mr. Moons.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
2. De feiten
2.1. De Stichting heeft met ingang van 1 januari 2013 het recht verworven de jachthaven te Scharendijke te eigen bate te exploiteren. Tot 1 januari 2013 is de jachthaven geëxploiteerd door de gemeente Schouwen-Duiveland (hierna de gemeente) en Watersportvereniging Scharendijke gezamenlijk. Met ingang van
1 januari 2013 is de jachthaven door de gemeente in ondererfpacht uitgegeven aan de Stichting, het parkeerterrein is in erfpacht uitgegeven aan de Stichting en de opstallen zijn aan de Stichting verkocht per die datum.
2.2. De Stichting is voornemens de jachthaven opnieuw in te richten. Er zullen extra ligplaatsen voor zeiljachten en motorboten worden gecreëerd. Gepland is dat de uitvoering hiervan aanvangt op 24 januari 2013.
2.3. [gedaagde] is eigenaar van het schip met de naam ‘[schip]’. Het schip van [gedaagde] ligt in jachthaven Scharendijke.
2.4. De Stichting heeft [gedaagde] verzocht zijn schip uiterlijk op 1 januari 2013 uit de haven te verwijderen. Aan dit verzoek heeft [gedaagde] niet voldaan.
2.5. Op 12 januari 2013 heeft de Stichting de elektriciteitstoevoer naar het schip van [gedaagde] afgesloten.
2.6. [gedaagde] heeft de gemeente in kort geding gedagvaard te verschijnen voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West Brabant, zittingsplaats Middelburg. De zitting zal plaatsvinden op 7 februari 2013. Gevorderd is – kort gezegd – de gemeente te veroordelen tot het aanbieden aan [gedaagde] van een alternatieve locatie voor zijn schip en te bewerkstelligen dat het schip van [gedaagde] in jachthaven Scharendijke kan blijven liggen totdat die alternatieve locatie is gevonden. [gedaagde] heeft de dagvaarding (met producties) die hij jegens de gemeente zal uitbrengen als productie 4 ook in dit kort geding ingebracht.
3. Het geschil in conventie
3.1. De Stichting vordert – kort gezegd – [gedaagde] te veroordelen om zijn schip binnen twee dagen na het wijzen van dit vonnis uit jachthaven Scharendijke te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van dwangsommen, en [gedaagde], indien hij een en ander nalaat, te veroordelen te hengen en gedogen dat de Stichting zelf tot verwijdering van het schip zal overgaan, op kosten van [gedaagde], met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van [gedaagde] in de nakosten.
3.2. De Stichting heeft hiertoe – samengevat weergegeven – aangevoerd dat [gedaagde] zijn schip zonder toestemming van de Stichting en zonder toestemming van de gemeente heeft afgemeerd in jachthaven Scharendijke. Het schip bevindt zich daar dan ook zonder recht of titel. [gedaagde] beschikt niet over een vaste ligplaats en heeft in het verleden, alleen in het voorjaar en in de zomer, als passant gebruik gemaakt van jachthaven Scharendijke. Gedurende de herfst en winter was het schip van [gedaagde] nooit in jachthaven Scharendijke afgemeerd. Zowel de Stichting als de gemeente hebben [gedaagde] erop gewezen dat hij de haven tijdig moest verlaten, in verband met de geplande werkzaamheden.
3.3. [gedaagde] heeft – samengevat weergegeven – het verweer gevoerd dat de gemeente hem heeft toegezegd dat zijn schip pas de haven hoeft te verlaten als er een alternatief beschikbaar is. Zolang geen alternatief beschikbaar is, hoeft hij jachthaven Scharendijke niet te verlaten. Volgens [gedaagde] is de Stichting op de hoogte van de toezeggingen van de gemeente. [gedaagde] heeft verder aangevoerd dat zijn schip niet zonder recht of titel in jachthaven Scharendijke is afgemeerd. Hij heeft bij brief van 29 juli 2006 (publiekrechtelijk) toestemming van de gemeente gekregen op grond van de toen geldende Havenverordening. Die toestemming is gezien de tekst van de huidige Havenverordening nog immer van kracht. [gedaagde] kan dan ook niet als passant worden aangemerkt. Zolang de gemeente hem geen alternatief heeft geboden, hoeft [gedaagde] jachthaven Scharendijke niet te verlaten, althans zal hem een redelijke termijn van minimaal zes maanden moeten worden gegund.
3.4. Op de verdere stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. [gedaagde] vordert – kort gezegd – de Stichting op straffe van dwangsommen te veroordelen de elektriciteitstoevoer te herstellen en in stand te houden, met veroordeling van de Stichting in de kosten van dit geding.
4.2. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
5.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 Rv - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
5.2. De voorzieningenrechter acht zich bevoegd om van dit geschil kennis te nemen. De vraag die in dit geding immers centraal staat is of de Stichting als privaatrechtelijke rechtspersoon (op privaatrechtelijke gronden) verwijdering van het schip van [gedaagde] kan vorderen. Dat de Stichting hiertoe niet bevoegd zou zijn omdat [gedaagde] op grond van de Havenverordening recht heeft op een (vaste) ligplaats in jachthaven Scharendijke (en dit geschil daarom volgens [gedaagde] aan de bestuursrechter zou moeten worden voorgelegd), maakt niet op voorhand dat de voorzieningenrechter onbevoegd is om van dit geschil kennis te nemen. Dit verweer van [gedaagde] dient bij de inhoudelijke beoordeling te worden betrokken.
5.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Stichting een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van haar vorderingen. Dit belang is erin gelegen dat zij op korte termijn een aanvang dient te nemen met de werkzaamheden in jachthaven Scharendijke. Niet weersproken is dat het schip van [gedaagde] uitvoering van deze werkzaamheden blokkeert.
5.4. [gedaagde] zal niet worden gevolgd in zijn standpunt dat de voorzieningenrechter de zaak dient te verwijzen naar de rechtbank te Middelburg. Bij het kort geding te Middelburg zijn [gedaagde] en de gemeente partij; bij dit kort geding zijn de Stichting en [gedaagde] partij. De verschillende vorderingen berusten ook op verschillende grondslagen. Om die redenen acht de voorzieningenrechter onvoldoende samenhang en verknochtheid aanwezig op grond waarvan de zaak zou moeten worden verwezen.
5.5. Partijen twisten onder meer over de vraag op welke basis het schip van [gedaagde] thans in jachthaven Scharendijke ligt. In dit kader beroept [gedaagde] zich onder meer op een brief van de gemeente van 29 juli 2006 waarin het volgende is opgenomen:
Wij verlenen u toestemming voor het innemen van een ligplaats met uw nieuwe schip “[schip]”(…).
In dit kort geding – dat zich niet leent voor een nader onderzoek naar de feiten – kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld of in dit geval toestemming is verleend voor het in gebruik nemen van een vaste ligplaats of van een passantenligplaats. De feitelijke situatie (wanneer en hoe vaak lag het schip van [gedaagde] in jachthaven Scharendijke, wat werd hiervoor betaald en welke afspraken zijn gemaakt met de Stichting en/of haar rechtsvoorgangers, onder meer in het kader van de privatisering van de jachthaven etc.) is dermate ongewis dat hieruit voorshands geen (juridische) conclusies kunnen worden getrokken. In het kader van dit kort geding zal de voorzieningenrechter zich dan ook beperken tot een belangenafweging. Hierbij springt het meest in het oog dat de gemeente haar toezegging dat het schip van [gedaagde] de jachthaven niet hoeft te verlaten alvorens een alternatieve locatie is gevonden niet lijkt na te komen. Die toezegging blijkt voorshands uit de brief van de gemeente van 17 november 2011. Volgens de brief van de gemeente van 29 november 2012 (verzonden op 3 december 2012) is die toezegging (met verwijzing naar de brief van de gemeente van 8 maart 2012) “nader gespecificeerd” door de overeenstemming die is bereikt tussen de gemeente en de Stichting die inhoudt dat het schip van [gedaagde] tot en met 31 december 2012 gebruik kan maken van de passantenligplaats. Hiermee wordt naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter door de gemeente onvoldoende invulling gegeven aan haar toezegging. Mocht inderdaad komen vast te staan dat de gemeente haar toezegging niet of onvoldoende nakomt, dan ligt de vraag voor wie hiervan op dit moment de nadelige gevolgen dient te dragen. Bij een afweging van de belangen van de Stichting en [gedaagde] wegen de belangen van de Stichting het zwaarst. De Stichting kan – indien het schip van [gedaagde] de jachthaven niet verlaat – geen aanvang nemen met haar werkzaamheden, waardoor zij haar afspraken met de aannemer niet kan nakomen. Dit zal onder meer leiden tot extra kosten en tot het mislopen van inkomsten. De Stichting staat buiten het al dan niet nakomen door de gemeente van door de gemeente gedane toezeggingen. Daar staat tegenover dat [gedaagde] de ligplaats thans enkel in gebruik heeft genomen om zichzelf een onderhandelingspositie te verschaffen. In de winterperiode maakt het immers niet uit waar zijn schip ligt, omdat zijn bedrijfsvoering dan stil ligt. Vaststaat dat [gedaagde] in vorige winterperiodes het schip nimmer in jachthaven Scharendijke heeft afgemeerd. Kennelijk beschikte hij steeds over een alternatieve locatie voor de winterperiode (Yerseke, Amsterdam) en niet is aangetoond dat hij op dit moment niet over alternatieve (winter)locaties kan beschikken. Een en ander leidt tot toewijzing van de vordering in conventie. De dwangsommen zullen worden gematigd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de proceskosten van dit geding worden veroordeeld.
6. De beoordeling in reconventie
6.1. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat de vordering in reconventie niet kan worden toegewezen.
6.2. [gedaagde] zal in de kosten van dit geding worden veroordeeld. Gezien de samenhang met de vordering in conventie zullen die kosten op nihil worden gesteld.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter
In conventie:
7.1. veroordeelt [gedaagde] om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis zijn schip [schip] uit de haven van Scharendijke (daaronder de oude werkhaven begrepen) te verwijderen en verwijderd te houden en het gebruik van de ligplaats te staken en gestaakt te houden, een ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke is, met een maximum van
€ 35.000,-,
7.2. veroordeelt [gedaagde], indien hij niet voldoet aan de onder 7.1 opgenomen veroordeling, te hengen en te gedogen dat de Stichting het schip voor rekening en risico van [gedaagde] laat verplaatsen naar een andere ligplaats buiten de haven van Scharendijke, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten daarvan, mits die kosten redelijk zijn en deugdelijk gespecificeerd,
7.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de Stichting begroot op € 92,82 aan dagvaardingskosten, € 589,- aan griffierecht en
€ 816,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis, tot aan de dag van voldoening,
7.4. veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,-aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
7.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.6. wijst het meer of anders gevorderde af,
In reconventie:
7.7. weigert de gevraagde voorzieningen,
7.8. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de Stichting begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.N. Brouwer, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Veraart op 28 januari 2013.?