Parketnummer: 656182-10 (Promis)
Datum uitspraak: 25 januari 2013
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [plaats], op [1959],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[postcode], [postcode], [plaats].
Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 januari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Kramer en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T.H. Hiddema, naar voren hebben gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 21 februari 2010 te [plaats] (in zijn woning), door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkheid [A] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij
- die [A] in haar nek gezoend en/of
- die [A] (over de kleding) over haar buik en/of billen en/of borsten gestreeld en/of aangeraakt en/of
- (nadat die [A] op de grond was gaan liggen) de (ontblote) buik van die [A] ingesmeerd, althans aangeraakt en/of
- de broek en/of onderbroek van die [A] uitgetrokken, althans naar beneden getrokken en/of- de vagina van die [A] gelikt en/of
- een of meermalen zijn geslachtsdeel in de vagina van die [A] gebracht en/of gestopt en/of heen en weer bewogen en/of geëjaculeerd (zulks terwijl die [A] zich daar niet bewust van was) en/of
- de buik van die [A] aangeraakt
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens), zulks terwijl er sprake was van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen verdachte en die [A] en/of die [A] in behandeling was bij verdachte in zijn hoedanigheid als behandelaar/therapeut (paragnost/medium), in elk geval nadat die [A] contact met verdachte had gezocht in zijn hoedanigheid als behandelaar/therapeut (paragnost/medium)
- die [A] heeft meegenomen naar en/of uitgenodigd in zijn (verdachtes') woning om een behandeling te ondergaan en/of
- eenmaal of meermalen tegen die [A] heeft gezegd dat zij moeilijkheden had met mannen en/of dat zij seksuele blokkades had en/of dat zij niet klaar kon komen bij mannen en/of
-aldus- misbruik heeft gemaakt van zijn (geestelijke en/of fysieke) overwicht op die [A], voortvloeiende uit het (aanzienlijke) verschil in leeftijd en/of postuur/lichaamsgewicht tussen hem, verdachte en die [A] en/of
- aldus- misbruik heeft gemaakt van zijn overwicht op die [A], voortvloeiende uit zijn werk als behandelaar/therapeut (paragnost/medium) en/of
- aldus- voor die [A] een (psychisch) bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
hij op of omstreeks 21 februari 2010 te [plaats], terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg (te weten als behandelaar/therapeut (paragnost/medium)), ontucht heeft gepleegd met [A], die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte
- die [A] in haar nek gezoend en/of
- die [A] (over de kleding) over haar buik en/of billen en/of borsten gestreeld en/of aangeraakt en/of
- (nadat die [A] op de grond was gaan liggen) de (ontblote) buik van die [A] ingesmeerd, althans aangeraakt en/of
- de broek en/of onderbroek van die [A] uitgetrokken, althans naar beneden getrokken en/of
- de vagina van die [A] gelikt en/of
- een of meermalen zijn geslachtsdeel in de vagina van die [A] gebracht en/of gestopt en/of heen en weer bewogen en/of geëjaculeerd (zulks terwijl die [A] zich daar niet bewust van was);
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2000 tot en met 2 oktober 2007 te [plaats] (in zijn woning), in elk geval in Nederland, door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkheid [B] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij in voornoemde periode eenmaal of meermalen
- die [B] gekust en/of
- de vagina van die [B] gestreeld en/of betast en/of zijn vinger(s) in de vagina van die [B] gebracht en/of
- zijn geslachtsdeel in de vagina van die [B] gebracht en/of geduwd
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens), zulks terwijl er sprake was van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen verdachte en die [B] en/of [B] in behandeling was bij verdachtein zijn hoedanigheid als behandelaar/therapeut (paragnost/medium), in elk geval nadat die [B] contact met verdachte had gezocht in zijn hoedanigheid als behandelaar/therapeut (paragnost/medium)
- die [B] heeft meegenomen naar en/of uitgenodigd in zijn (verdachtes') woning pm een behandeling te ondergaan en/of
- eenmaal of meermalen tegen die [B] heeft gezegd dat zij een blokkade had van de eerste (sex)chakra en/of
- aldus- misbruik heeft gemaakt van zijn (geestelijke en/of fysieke) overwicht op die [B], voortvloeiende uit het (aanzienlijke) verschil in leeftijd en/of postuur/lichaamsgewicht tussen hem, verdachte en die [B] en/of
- aldus- misbruik heeft gemaakt van zijn overwicht op die [B], voortvloeiende uit zijn werk als behandelaar/therapeut (paragnost/medium) en/of
- (aldus) voor die [B] een (psychisch) bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2000 2000 tot en met 2 oktober 2007 te [plaats], terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg (te weten als behandelaar/therapeut (paragnost/medium)), ontucht heeft gepleegd met [B], die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte
- die [B] gekust en/of
- de vagina van die [B] gestreeld en/of betast en/of zijn vinger(s) in de vagina van die [B] gebracht en/of geduwd en/of
- zijn geslachtsdeel in de vagina van die [B] gebracht en/of geduwd;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002 te [plaats] (in zijn woning), door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkheid [C] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij in voornoemde periode eenmaal of meermalen
- die [C] op de mond gezoend en/of
- die [C] over de benen en/of armen en/of buik, in elk geval over het lichaam gewreven en/of gestreeld en/of
- de onderbroek van die [C] uitgetrokken en/of
- de vagina en/of clitoris van die [C] gestreeld en/of betast en/of zijn vinger(s) in de vagina van die [C] gebracht en/of geduwd
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens), zulks terwijl er sprake was van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen verdachte en die [C] en/of die [C] in behandeling was bij verdachte in zijn hoedanigheid als behandelaar/therapeut (paragnost/medium), in elk geval nadat die [C] contact met verdachte had gezocht in zijn hoedanigheid als behandelaar/therapeut (paragnost/medium)
- die [C] heeft meegenomen naar en/of uitgenodigd in zijn (verdachtes') woning om een behandeling te ondergaan en/of
- tegen die [C] heeft gezegd dat dit was om weer beter te worden en/of dat zij aan een mooie man moest denken of aan hem moest denken zodat zij opgewonden zou raken en klaar zou komen en/of dat zij moest gaan hijgen, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- eenmaal of meermalen tegen die [C] heeft gezegd dat hij een blokkade open ging maken, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- tegen die [C] heeft gezegd dat haar ouders slecht voor haar waren en/of hij de enige was die van haar hield en/of dat hij door voodoo slechte dingen bij haar ouders teweeg kon brengen, in elk geval (telkens) woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
aldus- misbruik heeft gemaakt van zijn (geestelijke en/of fysieke) overwicht op die [C], voortvloeiende uit uit (aanzienlijke) verschil in leeftijd en/of postuur/lichaamsgewicht tussen hem, verdachte en die [C] en/of
- aldus- misbruik heeft gemaakt van zijn overwicht op die [C], voortvloeiende uit zijn werk als behandelaar/therapeut (paragnost/medium) en/of
- aldus- een zware druk op die [C] heeft gelegd en/of
- aldus- voor die [C] een (psychisch) bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2000 tot en met 1 juli 2001 te [plaats], terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg (te weten als behandelaar/therapeut (paragnost/medium)), ontucht heeft gepleegd met [C], die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte
- die [C] over de benen en/of armen en/of buik, in elk geval over het lichaam gewreven en/of gestreeld en/of
- de onderbroek van die [C] uitgetrokken en/of
- de vagina en/of clitoris van die [C] gestreeld en/of betast en/of zijn vinger(s) in de vagina van die [C] gebracht en/of geduwd;
4.
hij op of omstreeks 21 februari 2010 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer ongeveer 150 planten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij in of omstreeks de periode van 17 oktober 2008 tot en met 25 februari 2010 te [plaats] met (in een pand aan [adres]) het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie (ter waarde van 2692,84 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte;
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
Waardering van het bewijs
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie ziet een overeenkomst tussen de drie slachtoffers van de onder 1. 2. en 3. ten laste gelegde feiten. De slachtoffers kwamen in eerste instantie bij de verdachte voor therapie. De slachtoffers hebben verdachte verteld over hun problemen en verdachte is een behandelrelatie aangegaan. Alle slachtoffers verklaren dat de door verdachte vervolgens voorgestelde behandeling er onder meer uit bestond dat hij seksuele blokkades ("blokkade van het eerste chakra") bij hen zou gaan opheffen. Verdachte heeft vervolgens misbruik van zijn positie als behandelaar gemaakt door seksuele handelingen met de slachtoffers te verrichten.
4.1.1.2. Met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gestel dat zich in het dossier ten aanzien van het slachtoffer [A] (verder te noemen: [A]) voldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt om tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde (de verkrachting) te kunnen komen.
Zij heeft er in dit verband op gewezen dat verdachte het seksueel contact (waaronder het vaginale contact) met [A] bij de politie heeft erkend. Bij de rechter-commissaris is hij bij die verklaring gebleven. Verdachte kan daarom aan deze eerdere verklaring worden gehouden. De lezingen van partijen over de aanloop naar het seksueel contact verschillen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ook de dwang bewezen kan worden en heeft hiertoe - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat ook [A] verdachte bezocht om te worden geholpen. [A] zegt in een roes te zijn geraakt na het drinken van een rode drank. In de woning van verdachte is echter alleen wijn (rosé) aangetroffen en de aanwezigheid van GHB in de woning is niet aangetoond. De officier van justitie sluit niet uit dat [A] door de wijn in een roes is geraakt, nu zij heeft verklaard dat zij de hele dag niets had gegeten. Naar de mening van de officier van justitie is de dwang van verdachte tot het seksueel contact in het geval van [A] echter met name daarin gelegen dat verdachte overwicht op haar had door het leeftijdsverschil, zijn positie en de locatie van de praktijkruimte, waar hij misbruik van heeft gemaakt. Anders dan verdachte verklaart [A] niets over een (wederzijdse) aantrekkingskracht. Dat [A] verdachte mogelijk complimenten heeft gegeven over zijn auto en huis, doet daaraan niet af, aangezien zij dit mogelijk uit beleefdheid heeft gedaan. De verklaringen van [A] zijn consistent en worden ondersteund door de verklaringen van de getuigen en andere slachtoffers, aldus de officier van justitie.
4.1.1.2. Met betrekking tot het onder 2. ten laste gelegde
De officier van justitie acht ten aanzien van het slachtoffer [B] (verder ook te noemen: [B]) het primair ten laste gelegde (verkrachting) niet bewezen, maar acht in het dossier wel voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde te komen (ontucht).
[B] heeft volgens de officier van justitie gevoelens voor verdachte ontwikkeld tijdens de therapie, terwijl verdachte de rol van behandelaar had. De behandelrelatie liep door de seksuele relatie heen en [B] heeft verdachte ook voor de behandelingen betaald. Verdachte heeft misbruik van zijn positie als behandelaar gemaakt. [B] heeft in 2007, bij de aangifte van de mishandeling, ook van deze ontucht door haar behandelaar melding gemaakt. Dit feit is bovendien ambtshalve vervolgbaar.
4.1.1.3. Met betrekking tot het onder 3. ten laste gelegde
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zich in het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt om ten aanzien van het slachtoffer[C] (verder ook te noemen: [C]) éénmaal tot een bewezenverklaring te komen van de primair ten laste gelegde verkrachting (namelijk voor de eerste keer dat tijdens een therapiesessie verdachte ontuchtige handelingen met [C] heeft gepleegd) en tweemaal voor de subsidiair ten laste gelegde ontucht (te weten voor wat betreft de tweede en derde keer dat verdachte tijdens een therapiesessie ontuchtige handelingen met [C] heeft gepleegd).
De officier van justitie voert daartoe aan dat [C] heeft verklaard dat zij volgens verdachte behandeld moest worden in verband met een seksuele blokkade in het eerste chakra, waarna de therapie is geëindigd in de slaapkamer van verdachte. De eerste keer dat verdachte met dit verhaal kwam, werd zij zo overdonderd, dat ze de door verdachte gepleegde handelingen heeft ondergaan. In de behandelrelatie zag zij kennelijk geen ruimte om zich daar tegen te verzetten. Na die eerste keer is [C] echter terug gegaan naar verdachte. Zij wilde de door verdachte geadviseerde seksuele handelingen eigenlijk niet ondergaan, maar hoopte dat haar problemen hiermee zouden worden opgelost. Daarmee is sprake van seksuele handelingen in het kader van de behandelrelatie. Verdachte heeft daarbij gebruik gemaakt van zijn positie en bekendheid als paragnost/medium.
4.1.1.4. Met betrekking tot het onder 4. ten laste gelegde
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zich in het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt om tot een bewezenverklaring voor de aanwezigheid van 117 hennepplanten te komen.
4.1.1.5. Met betrekking tot het onder 5. ten laste gelegde
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zich in het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt om tot een bewezenverklaring te komen.
Het standpunt van de verdediging
4.2.1. Met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde
De raadsman heeft zich, onder verwijzing naar zijn pleitnotities - en hier verkort weergegeven - op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1. primair en subsidiair ten laste gelegde. Verdachte heeft weliswaar seksueel contact met [A] gehad, maar van geweld of bedreiging daarmee is geen sprake. Evenmin heeft de dwang bestaan uit een andere feitelijkheid. De bedwelming kan niet bewezen worden en het leeftijdsverschil tussen [A] en verdachte is niet dusdanig dat hierdoor een dreigende sfeer is ontstaan. De aanwezigheid van een therapeut/cliënt relatie, de afhankelijkheidsrelatie en het daarmee verband houdende overwicht van verdachte op zijn patiënt of cliënt is daartoe zonder bijkomende omstandigheden eveneens onvoldoende. Vereist is dat binnen die afhankelijkheidsrelatie door bepaalde gedragingen van verdachte een bedreigende sfeer is ontstaan, waardoor het slachtoffer gedwongen is de seksuele handelingen te ondergaan. Uit het dossier blijkt daarvan in het geval van [A] niets.
Aan de seksuele handelingen ontbreekt volgens de raadsman ook een ontuchtig karakter. Het feit dat verdachte paragnost is en [A] een klant, heeft geen rol gespeeld toen zij gemeenschap met elkaar hadden. Er was sprake van wederzijdse aantrekkingskracht. De verklaringen van [A], die deze aantrekkingskracht bestrijdt, zijn niet betrouwbaar.
4.2.2. Met betrekking tot het onder 2. ten laste gelegde
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2. primair en subsidiair ten laste gelegde. Het staat weliswaar vast dat verdachte bij [B] is binnengedrongen, maar verdachte heeft haar niet gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. Evenmin heeft de dwang bestaan uit een andere feitelijkheid.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt verder dat artikel 249 Sr niet van toepassing is op een hulpverlener die zijn vriendin in behandeling heeft. Er was bovendien sprake van een gelijkwaardige relatie, die geleidelijk is overgegaan in een vriendschap.
4.2.3. Met betrekking tot het onder 3. ten laste gelegde
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3. primair en subsidiair ten laste gelegde.
Verdachte ontkent dat sprake is geweest van seksuele handelingen tussen hem en [C]. Ook is volgens hem geen sprake geweest van geweld, bedreiging daarmee of een andere feitelijkheid waardoor een dreigende sfeer is ontstaan in de zin van artikel 242 Sr, waardoor [C] gedwongen is iets te ondergaan.
Het subsidiair ten laste gelegde kan volgens de raadsman evenmin worden bewezen, nu de verdachte ontkent seks gehad te hebben met [C] of anderszins het lichaam van [C] te zijn binnengedrongen. Gezien het enorme tijdsverloop tussen de aangifte van [C] en de sessies die zij heeft ondergaan, haar traumatische verleden en haar psychische problematiek, moet de verklaring van [C] als onbetrouwbaar aangemerkt worden.
4.2.4. Met betrekking tot het onder 4. ten laste gelegde
De raadman heeft verzocht de bewezenverklaring van dit feit te beperken tot 117 planten.
4.2.5. Met betrekking tot het onder 5. ten laste gelegde
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. Redengevende feiten en omstandigheden.
De rechtbank acht het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen. De rechtbank baseert deze beslissing op de hierna in samenvattende vorm weergegeven feiten en omstandigheden zoals vervat in de als voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.i
4.3.1.1. Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
[A] vindt via de website van verdachte zijn praktijk en spreekt de voicemail van verdachte in. Op 21 februari 2010 belt verdachte haar terug. [A] vertelt hem dat ze hulp nodig heeft voor haar energie en hij zegt dat hij er verstand van heeft, en dat hij heel veel mensen heeft geholpen.ii Volgens verdachte komt [A] bij hem omdat ze dacht dat een advocate, met wie ze een relatie had gehad, haar negatieve energie stuurde. Ze maken een afspraak voor diezelfde dag om 19.15 uur. Haar rijinstructeur zet [A] af bij de flat van verdachte te [plaats]. Verdachte vindt [A] een hulpbehoevende dame en onstabiel.iii Hij trekt voor de sessie anderhalf uur uit en dat kost € 75,-. Verdachte is met [A] in zijn werkkamer en zegt dat hij haar kan helpen. Verdachte zegt dat ze hem moet vertrouwen. [A] moet van verdachte een steen vasthouden voor steun en rust.iv Verdachte zegt haar dat ze moeilijkheden heeft met mannen en dat ze seksuele blokkades heeft. Verdachte zegt dat hij haar gaat helpen, zodat ze klaar kan komen bij mannen.v [A] zegt dat ze bi is. Hij zegt dat ze hetero is en dat hij dat kan laten zien. Verdachte biedt [A] wat te drinken aan.vi Hij zoent haar in haar nek. Hij betast haar over haar buik, billen en borsten. Hij zegt dat ze op de grond moet gaan liggen. Hij smeert haar buik in met olie. Hij raakt haar buik aan. Hij doet zijn broek uit. Hij gaat met zijn penis in haar vagina. Hij gebruikte geen condoom. Hij is een beetje klaargekomen buiten haar. Zijn sperma kwam op het tapijt terecht.vii
Ter terechtzitting heeft verdachte samengevat verklaard dat hij en [A] zonder broek aan het vrijen waren en dat hij is klaargekomen.viii
[A] ziet dat ze geen broek meer aan heeft. Verdachte zegt dat het goed komt, dat haar blokkade weg is en dat ze geen problemen meer heeft met klaarkomen, of woorden van gelijke strekking.ix Verdachte vraagt om de € 75,-. [A] geeft dit aan hem. Verdachte brengt haar naar huis.x Thuisgekomen ziet [A] in haar onderbroek iets van vochtigheid zitten, waarbij ze aan sperma denkt.xi De volgende dag vertelt ze aan haar praktijkleider ([D]) en haar vriendin ([E]) dat ze seksueel misbruikt is.xii Getuige [D] heeft nog verklaard dat [A] tijdens het gesprek zeer ontdaan was, in de war en aangeslagen. Bij haar volgende rijles vertelt [A] ook aan haar rijinstructeur ([E]) dat zij misbruikt is door verdachte.xiii
Nadere overwegingen rechtbank
De relatie tussen [A] en verdachte is aan te merken als een therapeut/cliënt relatie. Verdachte heeft verklaard dat [A] een hulpbehoevende, onstabiele dame is en dat [A] voor hulp bij hem kwam. [A] heeft verdachte verteld over de problemen waar zij hulp voor zocht en verdachte heeft zijn hulp als paragnost/therapeut aangeboden. [A] heeft verdachte ook betaald voor het consult.
Vast staat dat tussen [A] en verdachte seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zowel hij als [A] geen broek aan hadden en seks hebben gehad maar hierbij niet tot penetratie te zijn overgegaan. Dit laatste acht de rechtbank niet geloofwaardig in het licht van de rest van de verklaring van verdachte ter terechtzitting en het feit dat verdachte de penetratie wel bij de politie heeft toegegeven en vervolgens bij de rechter-commissaris bij deze verklaring is gebleven. [A] stelt weliswaar de seksuele handelingen niet bewust te hebben ondergaan, maar zij trof diezelfde avond in haar onderbroek een substantie aan, die zij meende te herkennen als sperma.
Gelet op de uitkomsten van het forensische onderzoek naar de vloeistoffen die in het huis van verdachte zijn aangetroffen en het onderzoek naar de haren van [A], kan niet bewezen worden dat [A] door verdachte is gedrogeerd of anderszins door hem buiten bewustzijn is gebracht voordat de seks heeft plaatsgevonden.
De vraag moet worden beantwoord, is of er sprake is geweest van "andere feitelijkheden" die kunnen leiden tot een bewezenverklaring van verkrachting.
Om tot die bewezenverklaring te kunnen komen, moeten deze feitelijkheden zodanig van aard en omvang zijn dat zij samen een dermate grote psychische druk op een slachtoffer leggen, dat deze op het moment van de seksuele handelingen redelijkerwijs niets anders kan doen dan de handelingen te dulden. De behandelrelatie en het psychische overwicht kunnen een slachtoffer beïnvloeden, maar maken niet per se dat sprake is van dwang. Andere factoren kunnen van belang zijn, zoals het leeftijdsverschil en de persoonlijke kenmerken van de aangeefster. Een kwetsbaar persoon zal eerder worden gedwongen dan een ander. Volgens de Hoge Raad is vereist dat verdachte binnen de bestaande afhankelijkheidsrelatie handelingen heeft verricht, waardoor een dreigende sfeer is ontstaan. Een aangeefster moet ten gevolge van die ontstane dreigende sfeer zijn gedwongen seksuele handelingen te ondergaan.xiv
In het onderhavige geval bestaat tussen [A] en verdachte een aanzienlijk leeftijdsverschil (27 jaar). Verder stond [A] als (nieuwe) cliënte van verdachte in een afhankelijkheidsrelatie tot verdachte en bevond zij zich in een voor haar vreemd huis. Zij kwam naar verdachte toe voor hulp en werd, naar de rechtbank begrijpt, overdonderd door de analyse van verdachte dat haar problematiek van seksuele aard zou zijn en de hierop volgende seksuele handelingen van verdachte. Echter, van een door verdachte gecreëerde dreigende sfeer is de rechtbank onvoldoende gebleken. Dit brengt met zich dat de verkrachting niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte misbruik van zijn positie als behandelaar en de kwetsbare positie van [A] heeft gemaakt door seksuele handelingen met haar te verrichten, hetgeen leidt tot bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde ontucht tussen een behandelaar en zijn cliënt. [A] is immers naar verdachte toegegaan om te worden behandeld en niet om seks te hebben.
Verdachte heeft in dit verband ter zitting nog betoogd dat de seks heeft plaatsgevonden nadat [A] en hij waren bevangen door wederzijdse aantrekkingskracht en [A] hem heeft verleid, waardoor er volgens verdachte - naar de rechtbank begrijpt - op het moment dat de seksuele handelingen plaatsvonden, geen therapeut/cliënt relatie meer bestond. De rechtbank volgt dit betoog niet. Zoals hiervoor is overwogen is [A] naar verdachte toegegaan om te worden behandeld en niet om seks te hebben. Dat [A] verdachte heeft verleid tot het hebben van seks is niet gebleken en overigens ook niet in overeenstemming met de (consistente) verklaringen van [A] tegenover de getuigen na het consult dat zij zich misbruikt voelde door de verdachte. De getuigen [E] en [D] hebben ook verklaard dat [A] zeer ontdaan was toen zij dit vertelde.
De rechtbank is dan ook van oordeel, alles in onderling verband en samenhang bezien, dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem subsidiair ten laste gelegde.
4.3.1.2. Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
[B]schakelt in 2000 de verdachte als hulpverlener in.xv Zij was toen 19 jaar en omschrijft zichzelf in die periode als in de war, labiel en kampend met psychische problemen.xvi Ze is de eerste keer samen met haar zus, die last had van migraine, naar verdachte toegegaan. De relatie tussen verdachte en [B] was er een van cliënte en therapeut.xvii Vanaf de eerste dag dat zij in behandeling was heeft verdachte haar gezoend.xviii Daarna begon hij haar te vingeren omdat zij een blokkade zou hebben van de eerste (seks) chakra.xix Een paar maanden later heeft zij, naar eigen zeggen, echte seks met verdachte gehad,xx ook in verband met de chakra blokkade.xxi Het was [B]'s eerste seksuele ervaring. Ze dacht dat het kennelijk bij de therapie hoorde.xxii [B] ging wekelijks naar hem toe.xxiii Het contact werd steeds vertrouwder.xxiv [B] voelde zich psychisch afhankelijk van hem.xxv Het ging zo een paar jaar door. Verdachte verklaart in 2007 dat dit ongeveer vijf of zes jaar geleden is geweest. [B] schat dat zij ongeveer € 6.000,- aan verdachte heeft betaald als betaling voor therapie.xxvi Verdachte weet niet meer precies hoeveel [B] hem heeft betaald. Hij schat tussen de € 1.500,- en € 2.000,-.xxvii
Nadere overwegingen rechtbank
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde. Verkrachting kan niet wettig en overtuigend worden bewezen, omdat niet gebleken is dat sprake was van een door verdachte gecreëerde dreigende sfeer dat waardoor zij is gedwongen seksuele handelingen te ondergaan.xxviii
Het subsidiair ten laste gelegde feit acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen. De stelling van verdachte ter zitting dat hij niet meer kan worden gezien als behandelaar van [B], omdat zij een relatie met elkaar hebben gekregen, houdt geen stand. [B] heeft in eerste instantie hulp bij verdachte gezocht voor haar psychische problemen en zeker in het begin van de behandelingen kwam zij als cliënte bij hem. [B] heeft ook verklaard dat zij in het begin dacht dat de seks bij de therapie hoorde. Verdachte heeft erkend dat hun relatie er één was van hulpverlener/cliënt en dat hij seks met [B] heeft gehad tijdens de therapie.
4.3.1.3. Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
[C] is de eerste keer samen met haar tante en zus naar verdachte gegaan. Zij kampte met verschillende diverse psychische problemen (boulimia, anorexia en automutilatie).xxix Tijdens deze eerste ontmoeting heeft verdachte aangegeven dat hij haar kon behandelen. Tussen [C] en verdachte is een behandelrelatie ontstaan.xxx De behandelingen hebben in de periode van 2001 tot 2002 plaatsgevonden, gedurende ongeveer anderhalf jaar.xxxi [C] heeft verdachte voor de behandelingen betaald. [C] was tijdens de sessies 20 jaar oud.xxxii
[C] heeft verklaard dat verdachte na verloop van tijd ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd tijdens de behandelingen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [C] heeft behandeld maar heeft ontkend seksuele handelingen te hebben verricht.xxxiii
[C] heeft in dit verband verklaardxxxiv dat verdachte tijdens de behandelingen haar chakra's wilde openen om blokkades opheffen. Volgens haar verklaring begon verdachte haar na ongeveer zes sessies te masseren. Na het eerste moment van masseren veranderde de therapie geleidelijk, aldus [C]. Ze zaten nog in de behandelkamer, maar steeds vaker vroeg verdachte haar om ook in de woonkamer te komen zitten. Na een sessie of tien heeft [C] hem verteld over seksueel misbruik in haar jeugd. Verdachte zei toen dat haar chakra, de zonnevlecht, geopend moest worden. Hij zei haar dat als dit niet zou gebeuren zij altijd ongelukkig zou zijn en een ongelukkig seksleven zou hebben. Ze mocht tijdens de behandeling op zijn bed gaan liggen. Vervolgens zei hij dat het nodig was dat zij zich zou uitkleden, omdat hij even wat ging masseren. Ze mocht haar ondergoed aanhouden. De verdachte begon over haar hele lichaam te wrijven, een soort van strelen. Verdachte zei tegen haar dat zij haar onderbroek uit moest trekken en dat hij een blokkade ging openmaken. Verdachte trok haar ondergoed uit. Verdachte zei dat ze vooral opgewonden moest raken. Tijdens het praten zat hij al met zijn handen aan haar vagina. Hij zat aan haar clitoris. Hij wreef hierover en stopte ook twee vingers in haar vagina. [C] wilde dit niet, maar heeft dit niet gezegd. De volgende sessie zei hij dat hij nog een keer ging proberen om de chakra's te openen. [C] vroeg hem of dit niet op een andere manier kon, omdat zij het raar vond. Verdachte zei haar dat dit de beste manier was. Wederom nam hij haar mee naar de slaapkamer. Hij begon weer te wrijven en zij had haar ondergoed nog aan. Verdachte deed haar onderbroek uit. Hij zat weer met zijn vingers aan haar clitoris. Hij deed zijn vingers in haar vagina. [C] wilde er vanaf zijn en deed alsof ze klaarkwam. Daarna is ze nooit meer naar hem toegegaan, aldus de verklaringen van [C].
Nadere overwegingen rechtbank
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaring van [C] overweegt de rechtbank als volgt. Anders dan door de verdediging aangevoerd, maakt het enkele feit dat [C] psychische problemen had, niet dat haar verklaring onbetrouwbaar is. [C] is diverse malen gedetailleerd verhoord, waaronder eenmaal bij de rechter-commissaris in aanwezigheid van de raadsman van verdachte. Deze verklaringen zijn helder en consistent en worden dan ook betrouwbaar geacht.
Wat betreft de aanwezigheid van [C] in het huis van verdachte, wordt de verklaring van [C] ondersteund door de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij [C] diverse malen heeft behandeld. De seksuele handelingen worden echter door verdachte ontkend.
De rechtbank ziet ten aanzien van deze seksuele handelingen ondersteuning voor de verklaring van [C] in de overige aangiften. Volgens vaste jurisprudentie mogen aangiften van andere slachtoffers in zedenzaken slechts dan als schakelbewijs worden gebruikt indien sprake is van een modus operandi die in overwegende mate in de verschillende gevallen overeenkomt én bovendien in tenminste één van die zaken naast de aangifte uit het dossier blijkt van onweerlegbaar steunbewijs.
Hiervoor is al uiteengezet dat in beide andere zaken sprake is van onweerlegbaar steunbewijs: verdachte heeft immers ook ter terechtzitting bekend seksuele handelingen te hebben verricht met de andere twee aangeefsters.
De rechtbank is voorts van oordeel dat sprake is van een overeenkomende modus operandi. In elk van deze zaken betreft het een jonge vrouw die met substantiële psychische problemen bij verdachte aanklopt. Elk van deze vrouwen heeft verklaard dat verdachte op enig moment vertelde dat "een seksuele blokkade" de oorzaak zou zijn van hun probleem. Meer specifiek benoemde verdachte problemen met betrekking tot de eerste chakra. Vervolgens is verdachte overgegaan tot het verrichten van seksuele handelingen teneinde, naar zijn zeggen, dit seksueel probleem op te lossen. Deze verklaringen zijn zeer specifiek. Anders dan de raadsman van verdachte heeft aangevoerd, wijkt hetgeen [C] heeft verklaard (te weten dat er geen sprake is geweest van penetratie) niet dusdanig af van de verklaringen van de andere vrouwen, dat geen sprake zou kunnen zijn van schakelbewijsconstructie.
De rechtbank merkt op dat aangeefsters geen onderling contact hebben gehad ten tijde van de aangiften. Zij hebben geheel onafhankelijk van elkaar hun verhaal gedaan.
Gezien het specifieke karakter van de verklaringen en de grote mate van overeenstemming worden deze verklaringen als schakelbewijs gebruikt voor hetgeen onder 3. ten laste is gelegd.
Onder verwijzing naar de eerdere zaken acht de rechtbank ook ten aanzien van [C] het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, omdat niet gebleken is dat dat sprake was van een door verdachte gecreëerde dreigende sfeer dat waardoor zij is gedwongen seksuele handelingen te ondergaan.xxxv
Daarentegen kan naar het oordeel van de rechtbank de subsidiair ten laste gelegde ontucht wel wettig en overtuigend worden bewezen.
4.3.1.4. Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde
Tijdens de doorzoeking van de kamers van de woning van verdachte aan de [adres] te [plaats] zijn op zondag 21 februari 2010 117 hennepplanten aangetroffen en in beslag genomen.xxxvi Bij de politie verklaarde verdachte dat de plantage van hem was, dat dit voor eigen gebruik was en dat hij er nog niets van had verkocht.xxxvii Bij de rechter-commissaris verklaarde verdachte dat het klopt dat hij hennepplanten in zijn woning had.
Na onderzoek van 3 bovengrondse plantdelen door de Politie Amsterdam-Amstelland, Dienst Regionale Recherche, BRE i.o. Forensische Opsporing van de politiedeskundige door drs R. Jellema zijn de plantdelen gekwalificeerd als hennep.xxxviii
Nadere overwegingen rechtbank
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de planten niet van hem waren, maar van een vriend die tijdelijk in zijn huis verbleef, toen verdachte in het buitenland was.
De rechtbank acht deze laatste verklaring gelet op de eerdere verklaringen van verdachte niet geloofwaardig. De rechtbank volgt daarom de officier van justitie en acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen voor 117 planten.
4.3.1.5. Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde
Op 25 februari 2010 is de woning van verdachte aan de [adres] te [plaats] betreden door verbalisant [G], collega [H] en medewerkers van het bedrijf SEON, belast met de fysieke ontmanteling van de aangetroffen wietplantage. Door medewerkers van SEON is het vermoeden geuit dat er mogelijk sprake zou kunnen zijn van diefstal van elektriciteit in verband met de wietplantage. De verbalisant heeft daarom een medewerker van Liander laten komen om een onderzoek hiernaar te doen.xxxix Deze medewerker, [I], is ter plaatse verschenen. Deze fraudespecialist van Liander constateerdexl verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. Hij zag dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken. Nadat hij het deksel van de aansluitkast had verwijderd, zag hij dat aan de bovenzijde van de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt en dat deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. De fraudespecialist zag dat de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard was. Hierdoor werd hinder en schade veroorzaakt aan Liander N.V. omdat de juiste tarieven niet konden worden toegepast. Voorts was het gelijktijdig af te nemen vermogen van de getransporteerde elektriciteit niet meer in overeenstemming met de installatie. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd. Liander heeft naar aanleiding van deze inventarisatie een berekening gemaakt, volgens welke er minimaal 6.303 kWh illegaal is afgenomen. Buiten de illegaal afgenomen elektriciteit heeft Liander N.V. kosten gemaakt ten behoeve van onderzoek, herstel en administratie. Het totaalbedrag dat de contractant hierdoor aan Liander N.V. verschuldigd is, begroot Liander op € 2.692,84.xli
Nadere overwegingen rechtbank
De raadsman heeft zich met betrekking tot dit feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank acht gelet op voornoemd bewijsmateriaal wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5. ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat de waarde van de gestolen elektrische energie niet kan worden vastgesteld op € 2.692,84, nu in dit bedrag blijkens de rapportage van Liander tevens kosten ten behoeve van het onderzoek, herstel en administratie zitten.
De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
op 21 februari 2010 te [plaats], terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, te weten als behandelaar/therapeut (paragnost/medium), ontucht heeft gepleegd met [A], die zich als cliënt aan verdachte's hulp en zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte
- die [A] in haar nek gezoend en
- die [A] over de kleding over haar buik en billen en borsten gestreeld en
- nadat die [A] op de grond was gaan liggen de ontblote buik van die [A] ingesmeerd en
- zijn geslachtsdeel in de vagina van die [A] gebracht.
2.
in de periode van 1 januari 2000 tot en met 2 oktober 2007 te [plaats], terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, te weten als behandelaar/therapeut (paragnost/medium), ontucht heeft gepleegd met [B], die zich als cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte
- die [B] gekust en
- zijn geslachtsdeel in de vagina van die [B] gebracht.
3.
in de periode van 1 april 2000 tot en met 1 juli 2001 te [plaats], terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, te weten als behandelaar/therapeut (paragnost/medium), ontucht heeft gepleegd met [C], die zich als cliënt aan verdachte's hulp en zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte.
- die [C] over het lichaam gestreeld en
- de onderbroek van de [C] uitgetrokken en
- de vagina en clitoris van die [C] betast en zijn vingers in de vagina van die [C] gebracht.
4.
op 21 februari 2010 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 117 planten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
5.
in de periode van 17 oktober 2009 tot en met 25 februari 2010 te [adres], [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie toebehorende aan Liander N.V.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1. tot en met 5. bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaren, met als bijzondere voorwaarde een reclasseringscontact zolang de reclassering dat nodig acht.
8.2. Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter zitting aangegeven geen toegevoegde waarde te zien in een behandeltraject.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft door het onder 1. tot en met 3 bewezenverklaarde een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de vrouwelijke slachtoffers.
Het valt de verdachte aan te rekenen dat de slachtoffers, jonge en kwetsbare vrouwen, naar hem toe zijn gekomen voor hulp en dat hij vervolgens misbruik van zijn positie als behandelaar heeft gemaakt en van het vertrouwen dat de slachtoffers in zijn kunde hadden. In twee van de drie gevallen heeft de ontucht gedurende een langere periode plaatsgevonden en de slachtoffers hebben hier nog lang (psychisch) nadeel van ondervonden.
Het is zeer zorgelijk te noemen dat verdachte er ter terechtzitting blijk van heeft gegeven geen enkel inzicht te hebben in de ongepastheid van zijn eigen handelen en niet open te staan voor enige behandeling.
De rechtbank zal zich verder bij de straftoemeting in het algemeen richten op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in zogenaamde oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS) van de hoven en de rechtbanken. Genoemde oriëntatiepunten dienen ter bevordering van de rechtseenheid en worden geregeld geactualiseerd.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat in de woning van verdachte een hennepplantage is aangetroffen en hij energie heeft gestolen, hetgeen maatschappelijk gezien eveneens laakbaar is.
Een en ander rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf van hierna te noemen duur. De rechtbank vindt het van belang een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van vijf jaren ander de algemene voorwaarden. De proeftijd is langer dan gebruikelijk, nu de verdachte de onder 1., 2. en 3. genoemde feiten gedurende een langere periode heeft begaan en de rechtbank gezien zijn gebrek aan inzicht en in het beroep van de verdachte - dat door hem nog steeds wordt uitgeoefend - een aanmerkelijk risico op recidive ziet.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van € 5.000,- aan immateriële schade van benadeelde partij [A] en € 76,- aan materiële schade integraal dient te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht - gezien zijn pleidooi om verdachte integraal vrij te spreken - de vordering van [A] af te wijzen. Verder is door de verdediging geen verweer gevoerd ten aanzien van deze vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [A] geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1. bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 5.000,- (vijfduizend euro) aan immateriële schade en € 76,- (zesenzeventig euro) aan materiële schade (kosten rechtsbijstand). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [A] wordt als extra waarborg voor betaling aan haar, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van € 10.000,- aan immateriële schade van benadeelde partij [C] en € 2.490,- aan materiële schade (kosten Praktijk [naam] voor haptonomie) integraal dient te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht - gezien zijn pleidooi om verdachte integraal vrij te spreken - de vordering van [C] af te wijzen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat slechts de behandeling van een deel van de vordering van [C] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2. bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert dit deel op € 5.000,- (vijfduizend euro) aan immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
In het belang van [C] wordt als extra waarborg voor betaling aan haar, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd.
Het restant van de vordering levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op, aangezien op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld of verdachte geheel (en hoofdelijk) verantwoordelijk kan worden geacht voor het psychische leed dat [C] heeft geleden. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 249 en 310 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1. primair, 2. primair en 3. primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1. subsidiair, 2. subsidiair en 3. subsidiair, alsmede het onder 4. en 5. ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Met betrekking tot het onder 1. subsidiair, 2. subsidiair en 3. subsidiair bewezenverklaarde: werkzaam in de gezondheidszorg/maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp/zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd.
Met betrekking tot het onder 4. bewezenverklaarde: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder b van de Opiumwet gegeven verbod.
Met betrekking tot het onder 5. bewezenverklaarde: diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 5 (vijf) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Wijst de vordering van [A], toe tot € 5.076,00 (vijfduizend zesenzeventig euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [A]voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [A]aan de Staat € 5.076,00 (vijfduizend zesenzeventig euro) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 60 (zestig) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van [C] toe tot een bedrag van € 5.000,00 (vijfduizend euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [C] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [C] aan de Staat € 5.000,00 (vijfduizend euro) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 60 (zestig) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart [C] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. O.P.G. Vos en B.T. Beuving rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. D. West en C. Neve, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 januari 2013.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii Proces-verbaal van aangifte van 25 februari 2010 (pagina 16 tot en met 22).
iii Proces-verbaal verhoor verdachte (pagina 29)
iv Proces-verbaal van aangifte van 25 februari 2010 (pagina 19).
v Proces-verbaal van aangifte van 25 februari 2010 (pagina 16 tot en met 22).
vi Proces-verbaal van aangifte van 25 februari 2010 (pagina 16 tot en met 22).
vii Proces-verbaal verhoor verdachte (pagina 27 ev)
viii Verklaring verdachte ter terechtzitting van 11 januari 2013
ix Proces-verbaal van aangifte van 25 februari 2010 (pagina 21).
x Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 februari 2010 (pagina 23 ev.)
xi Proces-verbaal van aangifte van 25 februari 2010 (pagina 16 tot en met 22).
xii Proces-verbaal van verhoor getuigen bij de rechter-commissaris op 16 december 2010 ([D]) en op 7 april 2011 ([E])
xiii Proces-verbaal van verhoor van getuigen bij de rechter-commissaris, verhoor [F] (pagina 2 ev.)
xiv Zie Rb Amsterdam 20 april 2012 [J] LJN BW 3465. Pagina 18
xv Proces-verbaal van aangifte d.d. 2 oktober 2007, pagina 418 ev.
xvi Proces-verbaal telefonisch verhoor [B] op 20 maart 2010, pagina 223 ev. en Proces-verbaal van verhoor van [B] bij de rechter-commissaris op 13 januari 2011 pagina 2
xvii Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 oktober 2007 pagina 422 ev.
xviii Proces-verbaal van verhoor van [B] bij de rechter-commissaris op 13 januari 2011 pagina 2.
xix Proces-verbaal van aangifte d.d. 2 oktober 2007, pagina 418 ev.
xx Proces-verbaal van verhoor verdachte bij de politie d.d. 25 februari 2010, pagina 30 ev.
xxi Proces-verbaal van aangifte d.d. 2 oktober 2007, pagina 418 ev.
xxii Proces-verbaal van aangifte d.d. 2 oktober 2007, pagina 418 ev.
xxiii Proces-verbaal van aangifte d.d. 2 oktober 2007, pagina 418 ev.
xxiv Proces-verbaal van verhoor van [B] bij de rechter-commissaris op 13 januari 2011 pagina 2.
xxv Proces-verbaal van aangifte d.d. 2 oktober 2007, pagina 418 ev.
xxvi Proces-verbaal van aangifte d.d. 2 oktober 2007, pagina 418 ev.
xxvii Proces-verbaal van verhoor verdachte bij de politie d.d. 25 februari 2010, pagina 30 ev.
xxviii Zie Rb Amsterdam 20 april 2012 [J] LJN BW 3465. Pagina 18
xxix Proces-verbaal van aangifte d.d. 4 maart 2010, pagina 124 ev.
xxx Verklaring verdachte ter terechtzitting
xxxi Proces-verbaal van verhoor [C] bij de rechter-commissaris op 13 januari 2011 pagina 5 ev.
xxxii Proces-verbaal van aangifte d.d. 4 maart 2010, pagina 124 ev.
xxxiii Verklaring verdachte ter terechtzitting
xxxiv Proces-verbaal van aangifte d.d. 4 maart 2010, pagina 124 ev. en Proces-verbaal van verhoor [C] bij de rechter-commissaris op 13 januari 2011 pagina 5 ev.
xxxv Zie Rb Amsterdam 20 april 2012 [J] LJN BW 3465. Pagina 18
xxxvi Proces verbaal en kennisgeving van inbeslagname d.d. 4 maart 2010 (pagina 162)
xxxvii Proces-verbaal van verhoor verdachte bij de politie (pagina 32)
xxxviii Pagina 227
xxxix Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [G] van 25 februari 2010 (pagina 37)
xl Proces-verbaal van aangifte door Liander d.d. 29 maart 2010 (pagina 231 ev.)
xli Proces-verbaal van aangifte door Liander d.d. 29 maart 2010 (pagina 231 ev.)
Parketnummer: 656182-10 ([verdachte])
Vonnis: 25 januari 2013