ECLI:NL:RBAMS:2013:BY8707

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KK 12-1801
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over arbeidsovereenkomst met besloten vennootschap in oprichting en betaling achterstallig loon

In deze zaak vorderde eiser, een werknemer, in kort geding betaling van achterstallig loon van de besloten vennootschap Winkel van Nederland BV (WvN BV) en haar bestuurder, [gedaagde sub 3]. De arbeidsovereenkomst was mondeling aangegaan op 28 augustus 2012, maar de oprichting van WvN BV vond pas op 14 november 2012 plaats. Eiser stelde dat hij op 1 oktober 2012 in dienst was getreden, maar de gedaagden betwistten de geldigheid van de arbeidsovereenkomst, omdat deze was aangegaan vóór de oprichting van de vennootschap. De kantonrechter oordeelde dat de rechtshandelingen die vóór de oprichting van WvN BV waren verricht, niet waren bekrachtigd en dat de vennootschap niet aan de arbeidsovereenkomst was gebonden. De vorderingen van eiser werden afgewezen, omdat hij niet aannemelijk had gemaakt dat de gedaagden aansprakelijk waren voor de niet-betaling van het loon. De kantonrechter wees erop dat de gedaagden niet in rechte waren betrokken bij de arbeidsovereenkomst en dat er geen bewijs was dat de handtekening van [gedaagde sub 3] op de overeenkomst authentiek was. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM KORT GEDING
Afdeling Privaatrecht
Zaaknummer: KK 12-1801
Vonnis van: 4 januari 2013
F.no.: 497
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
I n z a ke
[eiser]
wonende te Almere
eiser
nader te noemen [eiser]
gemachtigde: mr. B.P. van Luyn
t e g e n
1. de besloten vennootschap Winkel van Nederland BV
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde sub 1
nader te noemen: WvN BV
gemachtigde: mr. S.H. van Nieuwkerk
2. de besloten vennootschap De Juwelier BV
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde sub 2
nader te noemen: De Juwelier BV
gemachtigde: mr. S.H. van Nieuwkerk
3. [gedaagde sub 3]
wonende te Amsterdam
gedaagde sub 3
nader te noemen: [gedaagde sub 3]
gemachtigde: mr. S.H. van Nieuwkerk
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij dagvaarding van 10 december 2012 heeft [eiser] in kort geding een voorziening gevorderd. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 december 2012. Ter zitting [eiser] verschenen, vergezeld van zijn gemachtigde. WvN BV, De Juwelier BV en [gedaagde sub 3] zijn eveneens verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Ter zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht - de gemachtigde van WvN BV, De Juwelier BV en [gedaagde sub 3] mede aan de hand van pleitnotities - en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft van het verhandelde ter zitting aantekeningen gemaakt, welke aan het procesdossier zijn toegevoegd. De zaak staat voor vonnis.
feitelijke uitgangspunten
1. Tot uitgangspunt dient het navolgende:
1.1. [gedaagde sub 3] is bestuurder van De Juwelier BV. De Juwelier BV is bestuurder en enig aandeelhouder van WvN BV. [gedaagde sub 3] exploiteert onder meer sedert 22 februari 2009 een eenmanszaak onder de naam Wegwaaiende Gedachten. [naam partner] is de partner van [gedaagde sub 3]. Volgens [gedaagde sub 3] heeft [naam partner] in november 2012 de relatie met haar beëindigd.
1.2. Op 28 augustus 2012 voert [eiser] met in ieder geval [naam partner] en [[naam] een gesprek over de functie van commercieel manager/bedrijfsleider bij de nieuw op te richten WvN BV. In dat gesprek wordt aan [eiser] uitgelegd, dat WvN BV zich onder meer richt op het maken van promotiefilmpjes voor het midden- en kleinbedrijf.
1.3. Na het gesprek verschaft [eiser] diezelfde dag bij e-mail aan [naam] (participant bij WvN BV) enige privé gegevens. Voorts bevestigt [eiser] in de e-mail dat half september 2012 de arbeidsovereenkomst wordt opgesteld en dat hij op 1 oktober 2012 met zijn werkzaamheden zal aanvangen.
1.4. Bij e-mail van 2 september 2012 – waarbij als afzender wordt gemeld [[naam] – wordt aan [eiser] bevestigd, dat op 28 augustus 2012 met hem is afgesproken dat hij op 1 oktober 2012 voor de duur van een jaar bij de [naam partner] Media Group, in het bijzonder “bv ‘Winkel van Nederland en de woning van Nederland’”, als bedrijfsleider in dienst zal treden. Het aanvangssalaris is € 3.500,00. In de e-mail worden als andere arbeidsvoorwaarden genoemd: het ter beschikking stellen van een representatieve auto, laptop, telefoon, jaarlijkse bonus en een winstuitkering.
1.5. Bij e-mail van 5 november 2012 zendt [naam] van LPKM Administraties & Belastingzaken de die dag aangetekend aan [eiser] verzonden brief. De brief vermeldt als afzender Winkel van Nederland B.V. i.o en J. [gedaagde sub 3] als degene die de brief heeft ondertekend. In deze brief is onder meer opgenomen:
Middels dit aangetekend schrijven in 2-voud bevestigen wij de beëindiging van uw freelance samenwerking met “Winkel van Nederland BV” per 31 oktober 2012. …. Tot beëindiging van de samenwerking is besloten vanwege het niet nakomen van gemaakte afspraken uwerzijds. U zult begrijpen, gezien het bovenstaande, dat de voorgenomen dienstbetrekking per 1 november 2012 hiermee tevens komt te vervallen.
Aan het slot van de brief wordt [eiser] gevraagd de brief voor akkoord te ondertekenen. Aan dit verzoek geeft [eiser] geen gevolg.
[gedaagde sub 3] betwist dat zij die brief heeft ondertekend en dat haar handtekening op die brief staat.
1.6. De gemachtigde van eiser] reageert bij brief van 6 november 2012. De brief is gericht aan [naam partner] I BV/Amstelpoort BV “Winkel van Nederland BV”/ [naam partner] Media group/ de heer E. [naam] / de heer P.J. [naam partner] / mevrouw J. [gedaagde sub 3]. In die brief wordt uitgelegd dat met [eiser] een arbeidsovereenkomst is aangegaan, de brief van 5 november 2012 als een ontslag op staande voet moet worden aangemerkt, de nietigheid van het ontslag op staande voet wordt ingeroepen en doorbetaling van loon wordt verlangd. Voorts stelt [eiser] zich beschikbaar voor het verrichten van arbeid.
[gedaagde sub 3] betwist de brief van 6 november 2012 te hebben ontvangen en wijst erop dat het adres in de brief ook niet haar woon- of zaakadres is.
1.7. Bij e-mail van 7 november 2012 nodigt de gemachtigde van [eiser] [naam] voor een bespreking op zijn kantoor op 9 november 2012 uit. Later die dag e-mailt de gemachtigde van [eiser] dat [naam] zich niet aan de afspraak tot betaling van het achterstallig salaris heeft gehouden en wordt een kort geding aangezegd.
1.8. Op 8 november 2012 wordt op de derdenrekening van de gemachtigde van [eiser] bijgeschreven het bedrag van € 5.016,00 onder vermelding van “[gegevens]”. Het bedrag is afkomstig van de bankrekening van Wegwaaiende Gedachten, de eenmanszaak van [gedaagde sub 3].
1.9. Bij e-mail van 12 november 2012 bevestigt de gemachtigde van [eiser] aan [naam] een op die dag gehouden telefoongesprek. In dat gesprek is onder meer een concept arbeidsovereenkomst besproken. Voorts wordt in de e-mail vastgelegd dat [naam] heeft toegezegd dat hij daags daarna een aangepaste concept-arbeidsovereenkomst zal toezenden.
1.10. Ter uitvoering van de op 12 november 2012 gemaakte afspraken zendt [naam] bij e-mail van 13 november 2012 de aangepaste (concept) arbeidsovereenkomst. Diezelfde dag bericht de gemachtigde van [eiser] dat met het gewijzigde concept wordt ingestemd.
1.11. In de – nadien ondertekende – arbeidsovereenkomst wordt als werkgever genoemd WvN BV i.o., vertegenwoordigt door directeur/bestuurder J. [gedaagde sub 3]. In de arbeidsovereenkomst is onder meer opgenomen door [eiser] als bedrijfsleider op 1 oktober 2012 in dienst is getreden. De duur van de arbeidsovereenkomst is een jaar. Er geldt een proeftijd van 1 maand. Het salaris bedraagt € 4.500,00 bruto excl. vakantietoeslag en € 250,00 onkostenvergoeding. Vanaf 15 november 2012 krijgt [eiser] de beschikking over een mobiele telefoon en een middenklasse auto. Voorts wordt vermeld dat maandelijks een gift van € 250,00 netto uit het trustfonds van WvN i.o. ten behoeve van het onderhoud van het kind van [eiser] zal worden gedaan. De arbeidsovereenkomst vermeldt als ondertekenaars [eiser] en [gedaagde sub 3].
[gedaagde sub 3] betwist dat zij een handtekening onder de arbeidsovereenkomst heeft gezet en dat de handtekening op de arbeidsovereenkomst haar handtekening is.
1.12. Op 14 november 2012 wordt De Juwelier BV opgericht. [gedaagde sub 3] is de bestuurder van deze vennootschap. De Stichting Administratiekantoor De Gouden Ring – eveneens op 14 november 2012 opgericht - is vanaf 14 november 2012 de enig aandeelhouder. De Juwelier BV en Stichting Administratiekantoor De Gouden Ring zijn op 15 november 2012 in het Handelsregister ingeschreven.
1.13. Op 14 november 2012 richt [gedaagde sub 3] in haar hoedanigheid van bestuurder van De Juwelier BV krachtens volmacht bij notariële akte WvN BV op. WvN BV is op 15 november 2012 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven. Volgens de gegevens van de Kamer van Koophandel is [gedaagde sub 3] in persoon in de periode vanaf 1 november 2012 tot 14 november 2012 bestuurder van WvN BV in oprichting geweest. In de slotverklaring van de notariële akte staat vermeld, dat De Juwelier BV van WvN BV de bestuurder met de titel algemeen directeur is. Voorts wordt vermeld:
In de periode vóór de oprichting heeft de vennootschap gehandeld onder de naam: Winkel van Nederland BV i.o. en was zij ingeschreven in het handelsregister onder nummer 56427972.
1.14. De gemachtigde van [eiser] sommeert [gedaagde sub 3] bij brief van 27 november 2012 tot betaling van salaris en volledige vergoeding van de kosten van rechtsbijstand.
vordering
2. [eiser] vordert, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, WvN BV, Juwelier BV en [gedaagde sub 3], hoofdelijk, te veroordelen:
a. tot betaling aan [eiser] van
- € 4.500,00 bruto per maand wegens salaris vanaf 1 november 2012 en vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
- € 500,00 netto wegens vergoedingen vanaf 1 november 2012, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
- € 2.565,20 excl. btw wegens buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente;
- de daadwerkelijk gemaakte proceskosten, welke kunnen worden begroot op € 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente;
b. op straffe van een dwangsom hem op te roepen tot het verrichten van de bedongen arbeid.
3. Aan de vordering legt [eiser] ten grondslag, dat WvN BV als werkgever nalatig is in haar verplichting tot doorbetaling van loon ten gevolge waarvan [eiser] schade lijdt, bestaande uit buitengerechtelijke incassokosten en gederfde rente. Nu WvN BV haar betalingsverplichting jegens [eiser] niet nakomt, is De Juwelier BV als bestuurder en [gedaagde sub 3] als bestuurder van WvN BV i.o, althans degene namens wie [naam partner] en [naam] hebben gehandeld, hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die [eiser] lijdt.
4. [eiser] voert samengevat het navolgende aan. Op 28 augustus 2012 is namens WvN BV i.o. mondeling met hem een arbeidsovereenkomst aangegaan, die later schriftelijk is vastgelegd. Over de tekst van de arbeidsovereenkomst is op 13 november 2012 overeenstemming bereikt, waarna de arbeidsovereenkomst door beide partijen is ondertekend. Voorts heeft [gedaagde sub 3] vóór ondertekening van de schriftelijke arbeidsovereenkomst op 8 november 2012 zijn salaris over oktober 2012 betaal[eiser] is voor aanvang van de arbeidsovereenkomst al met zijn werkzaamheden begonnen.
5. Als [gedaagde sub 3] en [naam partner] hem in november 2012 melden dat [naam] met de noorderzon is vertrokken en zij door hem gedupeerd zijn, komt [eiser] er achter dat [naam] – wiens werkelijke naam [naam] schijnt te zijn – een (bekende) oplichter is. Als [eiser] gevolg geeft aan de uitnodiging om met [naam partner] contact te zoeken voor een minnelijke regeling over de beëindiging van het dienstverband, houdt [naam partner] zich voor [eiser] onbereikbaar en blijkt na enige tijd dat [naam partner] op een onbekend adres in het buitenland verblijft.
verweer
6. WvN BV, De Juwelier BV en [gedaagde sub 3] voeren verweer. Zij betwisten het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. Voorts leent de zaak zich niet voor een kort geding, omdat het bewijs van [eiser] voor de aansprakelijkheid van WvN BV, De Juwelier BV en [gedaagde sub 3] te mager is. Voorts voeren WvN BV, De Juwelier BV en [gedaagde sub 3] samengevat het navolgende aan.
7. [naam partner] moet in 2012 nieuwe initiatieven ontplooien om in zijn levensonderhoud te voorzien. Hij heeft daartoe een aantal ideeën uitgewerkt en met [gedaagde sub 3] besproken. De structuur zou zijn een nieuw op te richten Stichting Administratiekantoor De Gouden Ring, die aandeelhouder wordt van de nieuw op te richten De Juwelier BV. De Juwelier BV is aandeelhouder van 3 nieuw op te richten werkmaatschappijen, waaronder WvN BV. [naam partner] heeft aan [gedaagde sub 3] gevraagd of zij als bestuurder van De Juwelier BV en mede bestuurder (naast mevrouw [naam]) van de Stichting Administratiekantoor De Gouden Ring wilde optreden. Eén van de redenen daarvoor was dat [naam partner] vanwege schulden uit eerdere faillissementen geen nieuwe verhaalsobjecten voor zijn schuldeisers wilde creëren. [gedaagde sub 3] heeft daarmee ingestemd. [gedaagde sub 3] heeft aan de notaris volmachten gegeven om de juridische structuur in notariële akten neer te leggen. [gedaagde sub 3] heeft er niet mee ingestemd dat zij in de fase van de oprichting in persoon bestuurder zou zijn van WvN BV. Ook aan de notaris heeft zij geen volmacht gegeven of anderszins toestemming gegeven in het Handelsregister te laten opnemen dat zij in de periode van 1 tot 14 november 2012 in persoon bestuurder is geweest van WvN BV i.o.
8. [gedaagde sub 3] wist dat [naam partner] vooruitlopend op de formele oprichting van de stichting en de verschillende vennootschappen voorbereidende handelingen verrichtte. Voor dat doel had [gedaagde sub 3] aan [naam partner] haar bankpas afgegeven. [naam partner] heeft [gedaagde sub 3] geregeld over de voortgang van het project geïnformeerd. Zo was [gedaagde sub 3] bekend dat [naam partner] [naam] bij het project had betrokken. Eind november 2012 is [gedaagde sub 3] gebleken dat [naam partner] en [naam] haar onvolledig en onjuist hebben geïnformeerd. Ook bleek haar toen dat [naam partner] en [naam] namens de WvN BV i.o. verplichtingen zijn aangegaan en transacties via de bankrekening van de eenmanszaak van [gedaagde sub 3] hebben uitgevoerd, waarvoor [gedaagde sub 3] geen toestemming had gegeven en waarvan [gedaagde sub 3] geen weet had.
9. [gedaagde sub 3] heeft geen weet gehad van de contacten die vanaf 28 augustus 2012 met [eiser] zijn geweest. [gedaagde sub 3] wist niet dat [eiser] als bedrijfsleider was aangetrokken. Zij was niet bekend met de overgelegde e-mailwisseling, de brieven van onder meer 5 en 6 november 2012 en de (concept) arbeidsovereenkomst. De handtekening onder de brief van 5 november 2012 en de arbeidsovereenkomst is niet door haar gezet en ook niet haar handtekening. [gedaagde sub 3] wist niet dat de door haar gedane betaling op de derdenrekening van de gemachtigde van [eiser] betrekking had op achterstallig salaris van [eiser]. [gedaagde sub 3] had van [naam] begrepen dat het de bankrekening van een advocaat betrof die aan WvN BV i.o. advieswerkzaamheden had verricht en daarvoor betaald moest worden. [gedaagde sub 3] was door [naam] gevraagd deze betaling te doen omdat WvN BV nog niet was opgericht en daardoor nog niet over een bankrekening beschikte. Eerst eind november 2012 is [gedaagde sub 3] door de brief van de gemachtigde van [eiser] ermee bekend geraakt dat [eiser] aanvankelijk met [naam partner] en [naam] en nadien met [naam] afspraken heeft gemaakt over een indiensttreding bij WvN BV i.o. als bedrijfsleider. [gedaagde sub 3] betwist dat zij [eiser] heeft gemeld, dat [naam] met de noorderzon was vertrokken en zij (en [naam partner]) door [naam] gedupeerd zijn. [gedaagde sub 3] vermoedt dat deze mededeling door [naam partner] aan [eiser] is gedaan.
10. [naam partner] en/of [naam]/[naam] zijn niet bij WvN BV, De Juwelier BV of de Stichting Administratiekantoor De Gouden Ring in dienst en zijn ook niet bevoegd namens deze vennootschappen te handelen, althans niet zonder medeweten en toestemming van [gedaagde sub 3], zijnde de directeur van De Juwelier BV. Uit de door [eiser] overgelegde stukken blijkt ook niet dat zij bevoegd waren namens [gedaagde sub 3] en/of WvN BV te handelen.
11. De arbeidsovereenkomst is door [naam partner] en/of [naam] met [eiser] aangegaan. WvN BV heeft deze voorafgaand aan de oprichting tot stand gekomen rechtshandeling niet bekrachtigd en is daardoor niet aan de arbeidsovereenkomst gebonden. [gedaagde sub 3] en De Juwelier BV betwisten dat zij slecht of onbehoorlijk bestuur hebben gepleegd.
12. [gedaagde sub 3] en De Juwelier BV betwisten de dienstbetrekking en de arbeidsvoorwaarden zoals door [eiser] gesteld. Het is voor [gedaagde sub 3] en De Juwelier BV ook onduidelijk [eiser] überhaupt werkzaamheden voor WvN BV / WvN BV i.o. heeft verricht.
13. Achteraf is [gedaagde sub 3] ermee bekend geraakt dat [naam] een oplichter is. Zijn werkelijke naam is niet [[naam] maar Edwin [naam]. [gedaagde sub 3] weet niet of de overgelegde e-mailberichten daadwerkelijk door onder meer [naam]/[naam] zijn opgesteld. Daarnaast is [naam] van LPKM Administraties & Belastingzaken niet door [gedaagde sub 3], maar door [naam] ingeschakeld.
14. Voorts zijn de gevorderde bedragen aan buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten niet onderbouwd.
15. [gedaagde sub 3] heeft getracht een minnelijke regeling met [eiser] te treffen. Dit bleek niet mogelijk te zijn.
beoordeling
16. De kantonrechter heeft te beoordelen of op basis van de door partijen gepresenteerde feiten en omstandigheden - zonder dat daarbij ruimte is voor nader onderzoek - de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de uitkomst daarvan vooruit te lopen en de vordering in dit kort geding toe te wijzen. Het volgende behelst niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
17. Teneinde in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien heeft [eiser] een spoedeisend belang bij de door hem gevraagde voorziening.
18. Voor de inhoudelijke beoordeling van het geschil stelt de kantonrechter voorop dat voorshands uit hetgeen partijen hebben aangevoerd en aan stukken hebben overgelegd blijkt dat [naam partner] en [naam]/[naam] op 28 augustus 2012 met [eiser] een mondelinge arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen, welke arbeidsovereenkomst met enige wijzigingen nadien door [naam] schriftelijk is vastgelegd en waarover [naam]/[naam] op 13 november 2012 met de gemachtigde van [eiser] overeenstemming heeft bereikt.
19. De mondelinge arbeidsovereenkomst en de op 13 november 2012 overeengekomen aanvullingen/wijzigingen zijn rechtshandelingen welke vóór de oprichting van WvN BV zijn verricht.
Deze rechtshandelingen worden niet in de akte van oprichting van WvN BV genoemd. Hierdoor zijn deze rechtshandelingen niet krachtens de artikelen 2:93 jo 2:203 lid 4 BW bij de oprichting van WvN BV bekrachtigd.
Voorts heeft [eiser] niet aannemelijk gemaakt dat WvN BV na de oprichting deze rechtshandelingen op grond van artikel 2:93 jo 2:203 lid 1 BW heeft bekrachtigd.
Dit betekent dat naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter WvN BV niet aan de arbeidsovereenkomst met [eiser] is gebonden, zodat de vordering jegens WvN BV wordt afgewezen.
20. De Juwelier BV is op 14 november 2012 opgericht en is eerst vanaf 14 november 2012 bestuurder van WvN B[eiser] heeft naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet aannemelijk gemaakt dat De Juwelier BV als bestuurder van WvN BV op of vanaf 14 november 2012 verwijtbaar heeft gehandeld met betrekking tot de door [eiser] gestelde arbeidsovereenkomst waaraan WvN BV, de rechtspersoon waaraan zij als bestuurder vanaf 14 november 2012 leiding geeft, rechtens niet gebonden is.
21. Ingevolge artikel 2:203 lid 2 BW zijn degenen die een rechtshandeling namens een vennootschap in oprichting verrichten daaraan hoofdelijk verbonden totdat de vennootschap na haar oprichting de rechtshandeling heeft bekrachtigd. Dit is alleen anders als dat met betrekking tot die rechtshandeling uitdrukkelijk is bedongen,
Hiervoor is reeds overwogen dat WvN BV de arbeidsovereenkomst met [eiser] niet heeft bekrachtigd.
Voorts zijn de mondelinge afspraken met [eiser] gemaakt door aanvankelijk [naam partner] en [naam]/[naam] en nadien door [naam]/[naam[eiser] heeft deze personen niet in rechte betrokken, zodat daarop niet behoeft te worden beslist.
22. [eiser] stelt dat de schriftelijke arbeidsovereenkomst op of omstreeks 13 november 2012 door [gedaagde sub 3] is ondertekend en dat [gedaagde sub 3] een salarisbetaling heeft verricht, zodat [gedaagde sub 3] als (feitelijk) bestuurder van WvN BV in oprichting – in welke hoedanigheid zij voor de periode vanaf 1 november 2012 tot 14 november 2012 ook in het Handelsregister stond ingeschreven – een rechtshandeling heeft verricht waarvoor zij hoofdelijk aansprakelijk is.
[gedaagde sub 3] heeft gemotiveerd betwist dat zij de arbeidsovereenkomst heeft ondertekend, dat de handtekening onder de arbeidsovereenkomst haar handtekening is en dat zij wist dat de betaling aan de advocaat een salarisbetaling betrof. Zo lijkt de handtekening van [gedaagde sub 3] op haar identiteitsbewijs niet op de handtekening onder de arbeidsovereenkomst en de brief van 5 november 2012. Voorts zijn beide partijen het erover eens dat [naam]/[naam] een oplichter is zodat denkbaar is dat [naam]/[naam] de handtekening van [gedaagde sub 3] heeft vervalst. Uit de omschrijving van de door [gedaagde sub 3] gedane betaling kan op zichzelf niet worden afgeleid dat het een salarisbetaling betreft. Tussen partijen is niet in geschil d[eiser] tot in ieder geval eind november 2012 geen persoonlijk contact met [gedaagde sub 3] heeft gehad.
Mede in het licht van het bepaalde in artikel 159 Rv is de kantonrechter voorshands van oordeel dat [eiser] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het [gedaagde sub 3] is geweest die handelend namens WvN BV i.o een arbeidsovereenkomst met [eiser] is aangegaan.
23. [eiser] stelt voorts dat [gedaagde sub 3] voor de door [eiser] geleden schade aansprakelijk is omdat zij feitelijk bestuurder was van de vennootschap in oprichting en [naam partner] en [naam] met toestemming van [gedaagde sub 3] voorbereidende handelingen, waaronder het aangaan van arbeidsovereenkomsten, hebben verricht.
24. Voorzover [eiser] stelt dat een oprichter van een vennootschap hoofdelijk aansprakelijk is voor rechtshandelingen die door derden namens/ten behoeve van de vennootschap in oprichting zijn gedaan is daarvoor geen wettelijke grondslag.
25. Voorzover [eiser] betoogt dat [naam partner] en/of [naam] als gevolmachtigden/vertegenwoordigers voor [gedaagde sub 3] hebben gehandeld, zodat zij namens [gedaagde sub 3] de arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en WvN BV i.o. zijn aangegaan, is voorshands onvoldoende aannemelijk geworden dat zij krachtens volmacht/vertegenwoordiging namens [gedaagde sub 3] hebben gehandeld. Uit hetgeen door partijen is aangevoerd en aan stukken is overgelegd blijkt naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter vooral dat [naam partner] en/of [naam] op eigen naam namens WvN BV i.o. hebben gehandeld.
26. Het voorgaande leidt ertoe dat ook de vorderingen jegens [gedaagde sub 3] worden afgewezen.
27. Bij deze uitkomst van de procedure wor[eiser] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. wijst de vorderingen af;
II. veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van WvN BV, De Juwelier BV en [gedaagde sub 3] gevallen, welke worden begroot op € 400,00 wegens salaris gemachtigde;
III. verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. D.H. de Witte, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 januari 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.