In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, ging het om de vraag of de makelaar recht had op courtage na de beëindiging van de overeenkomst van opdracht. De eiseres, handelende onder de naam '[handelsnaam]', had een overeenkomst gesloten met [gedaagde 2] voor de verkoop van een woning. De overeenkomst was aangegaan voor bepaalde tijd, tot 1 februari 2012. Na deze datum vond er echter geen formele beëindiging plaats, en de makelaar bleef actief betrokken bij de verkoop van de woning. De gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], voerden aan dat de overeenkomst was geëindigd en dat de makelaar geen recht had op courtage omdat de woning buiten de makelaar om was verkocht.
De kantonrechter oordeelde dat de makelaar er op mocht vertrouwen dat de overeenkomst was verlengd, gezien de communicatie tussen partijen en het feit dat de woning na 1 februari 2012 op Funda bleef staan. De rechter concludeerde dat de makelaar recht had op courtage, ook al was de verkoop van de woning niet het directe resultaat van de inspanningen van de makelaar. De gedaagden werden veroordeeld tot betaling van de gevorderde hoofdsom, rente en proceskosten. De kantonrechter wees de vordering van de makelaar toe, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten, die door de gedaagden waren betwist.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en afspraken in overeenkomsten, vooral in de vastgoedsector, waar de rol van de makelaar cruciaal is voor het tot stand komen van een verkoop. De uitspraak werd gedaan op 27 november 2013.