ECLI:NL:RBAMS:2013:9963

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2013
Publicatiedatum
31 mei 2017
Zaaknummer
HA ZA 11-2694
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht dat aannemer toerekenbaar tekort is geschoten in nakoming van de overeenkomst tot bouw van een waterdichte kelder

In deze zaak vorderden eisers gezamenlijk een verklaring voor recht dat de gedaagde aannemer toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de aannemingsovereenkomst voor de bouw van een waterdichte kelder. De rechtbank Amsterdam heeft op 18 september 2013 vonnis gewezen in deze civiele zaak. De eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. ir. A. de Groot, stelden dat de aannemer, gedaagde, niet had voldaan aan de verplichtingen uit de overeenkomst, wat resulteerde in lekkages in de kelder. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. A. van Hees, voerde verweer en stelde dat de verantwoordelijkheid voor de waterdichtheid bij de constructeur lag, die de wapening had moeten controleren. De rechtbank oordeelde dat de aannemer niet mocht vertrouwen op de goedkeuring van de tekeningen zonder dat deze expliciet was gegeven. De rechtbank liet de gedaagde toe tot bewijsvoering dat de goedkeuring van de tekeningen telefonisch was meegedeeld door de constructeur. De zaak werd aangehouden voor verdere bewijslevering en beoordeling van de vorderingen in reconventie. De rechtbank stelde dat de uitkomst van de reconventionele vorderingen afhankelijk was van de uitkomst in conventie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: C/13/503486 / HA ZA 11-2694
Vonnis van 18 september 2013
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [plaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. ir. A. de Groot te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AANNEMERSBEDRIJF [gedaagde],
gevestigd te [plaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam
Eisers zullen hierna gezamenlijk en in enkelvoud [eisers gezamenlijk] genoemd worden en afzonderlijk [eiser 1] respectievelijk [eiser 2] . Gedaagde zal [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 31 oktober 2011, met producties,
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties,
  • vonnis van 1 februari 2013, waarbij de zaak naar de rol is verwezen voor schriftelijke voortzetting van de procedure,
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie, met producties,
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, met producties,
  • de conclusie van dupliek in reconventie
  • proces-verbaal van pleidooi gehouden op 17 april 2013, met de daarin genoemde stukken,
  • brief van 24 mei 2013 van mr. F.R.A. Schaaf, advocaat van [gedaagde] , n.a.v. het proces-verbaal.
  • bij brief van 13 augustus 2012 heeft mr. De Groot namens [eisers gezamenlijk] alsnog enige opmerkingen over het proces-verbaal gemaakt.
  • bij fax van 14 augustus 2013 heeft mr. Van Kersbergen, een kantoorgenoot van mr. Schaaf, namens [gedaagde] aan de rechtbank laten weten dat de opmerkingen van mr. De Groot tardief zijn en dat er daarom geen acht op moet worden geslagen;
  • bij brief van 26 augustus 2013 heeft mr. De Groot namens [eisers gezamenlijk] daarop gereageerd.
  • bij brief van 27 augustus 2013 heeft mr. Schaaf zijn bezwaren tegen de brief van mr. Groot gehandhaafd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers gezamenlijk] heeft opdracht gegeven voor de bouw van een woning aan de [straat] te [plaats] .
[eisers gezamenlijk] heeft bij de bouw onder meer ingeschakeld [naam 1] , van [bedrijf 1] , als project manager (hierna ook: [naam 1] ), [naam 2] van Architectenburo [bedrijf 2] , als architect (hierna: [naam 2] ) en [naam 3] , van [bedrijf 3] , als constructeur (hierna [naam 3] ).
2.2.
Voor een onder de woning aan te brengen kelder heeft [gedaagde] , handelende onder de naam [bedrijf 4] , op 29 januari 2007 een prijsopgave gedaan, welke door [eisers gezamenlijk] is aanvaard.
De offerte houdt onder meer en voor zover belang in:
“[..]
A) Verzorgen bouwkuip:
[..]
13) Betonijzer aanbrengen volgens tekening constructeur;
[..]
20) Naden buitenzijde, onderkim en sparing bovenzijde afsmeren met duxan spatel dicht;
[..]”
2.3.
De kelder zou worden gebouwd met behulp van door VNL prefab geprefabriceerde betonwanden. Het ontwerp van de wanden was afkomstig van WSM Engineering.
2.4.
Op 11 september 2007 stuurt [naam 2] een fax aan [gedaagde] die, voor zover hier van belang, inhoudt:
“[..]
Zijn er al tekeningen van de kelder? De constructeur kan hierna zijn wapening tekenen.
[..]”
2.5.
De tekening 01 van projectnr 070474 van WSM bestaat in een voorlopige en een definitieve versie. In beide versies bevat de tekening de navolgende opmerkingen:
en
2.6.
Het verslag van de bouwvergadering van 4 oktober 2007 houdt voor zover van belang in:
“[..]
Aanwezig:
[bedrijf 1] /Adviseur
Bouwbedrijf [gedaagde]
Architect/directievoering
[naam 1]
[gedaagde]
[naam 2]
(AM)
(GW)
(AdV)
Afwezig
opdrachtgever
[gedaagde]
(Ba)
[..]
7. Tekeningen
01. Alle tekeningen via AdV en/of te bespreken in bouwvergadering
02. VNL kelderwanden d.d. 27-09-’07 besproken. Maatvoering aanpassen
(2+5cm Hoger. Wapening te controleren door constructeur
GW
AdV
[..]
2.7.
Het verslag van de bouwvergadering van 1 november 2007 houdt voor zover van belang in:
“[..]
Aanwezig:
[bedrijf 1] /Adviseur
Bouwbedrijf [gedaagde]
Architect/directievoering
[naam 1]
[gedaagde]
[naam 2]
(AM)
(GW)
(AdV)
Afwezig
opdrachtgever
[eisers gezamenlijk]
(Ba)
[..]
3. Planning en voortgang
01. Kelderwanden en stort (44), schil beg.gr. vloer excl. stort(46), botenhuisfund.(45)
[..]
7. Tekeningen
01. Alle tekeningen via AdV en/of te bespreken in bouwvergadering
02. VNL kelderwanden d.d. 18-10-’07 definitief. Waterinvoer boren onder maaiveld
GW
2.8.
Na voltooiing van de kelder is in januari 2010 lekkage opgetreden. Na onderzoek is als de oorzaak van de lekkage aangewezen, scheurvorming bij een kabeldoorvoer in een van de kelderwanden.
2.9.
Eind 2010 en begin 2011 zijn opnieuw lekkages in de kelder gesignaleerd.
2.10.
[naam 4] van adviesbureau [bedrijf 5] heeft in opdracht [eisers gezamenlijk] een onderzoek gedaan naar de oorzaak van de lekkage.
Uit het rapport van [naam 4] komt naar voren dat de oorzaak van de lekkage er in gelegen is dat in de wanden krimpscheuren voorkomen van een wijdte (0,3 tot 0,5 mm) die te groot is om op
self healingte mogen rekenen.
Lekkage was voorkomen als ofwel de hoeveelheid wapening in de wanden ongeveer tweemaal zo groot was geweest als op de tekening van VNL was vermeld en ook feitelijk is aangebracht, dan wel de kelder voorzien was van een zwaardere coating die krimpscheuren van 0,3 tot 0,5 mm zou kunnen overbruggen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eisers gezamenlijk] vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de door haar met [eisers gezamenlijk] gesloten aannemingsovereenkomst en deswege schadeplichtig is jegens [eisers gezamenlijk] ;
II. [gedaagde] veroordeelt tot vergoeding van de door [gedaagde] reeds geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat;
III. [gedaagde] veroordeelt om aan [eisers gezamenlijk] een voorschot groot € 329.562,= te betalen op de onder II bedoelde schadevergoeding;
IV. [gedaagde] veroordeelt in proceskosten en in de buitengerechtelijke incassokosten conform het rapport Voorwerk II
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [eisers gezamenlijk] hoofdelijk veroordeelt om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 37.225,56, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 oktober 2010 tot aan de dag van voldoening;
II. voor recht verklaart dat [eisers gezamenlijk] aansprakelijk is voor alle geleden en nog te lijden schade die het gevolg is van de door [eisers gezamenlijk] ten laste van [gedaagde] gelegde (derden) beslagen;
III. [eisers gezamenlijk] veroordeelt tot vergoeding van de onder II bedoelde schade, op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf dag van indienen van de vordering in reconventie tot aan de voldoening;
met veroordeling van [eisers gezamenlijk] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na het wijzen van het vonnis.
3.5.
[gedaagde] legt aan zijn vordering onder I ten grondslag dat [eisers gezamenlijk] heeft nagelaten de laatste factuur van pro resto € 37.225,56 te voldoen.
Aan zijn vorderingen onder II en III legt [gedaagde] ten grondslag dat [eisers gezamenlijk] ten onrechte beslag gelegd heeft en dat [gedaagde] als gevolg van de onrechtmatig gelegde beslagen schade in de vorm van reputatieschade, rentederving en advocatenkosten heeft gemaakt.
3.6.
[eisers gezamenlijk] voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
In conventie dient de vraag te worden beantwoord wie verantwoordelijk was voor het waterdicht opleveren van de kelder.
Zoals hiervoor in r.o.2.10 is opgenomen was voor de waterdichtheid van de kelderwanden volgens [naam 4] zwaardere bewapening of een zwaardere coating noodzakelijk geweest. Deze conclusies van [naam 4] zijn door [gedaagde] niet betwist, zodat zij uitgangspunt van de beoordeling zullen zijn
4.2.
[eisers gezamenlijk] stelt zich op het standpunt dat de verantwoordelijkheid voor de waterdichtheid bij [gedaagde] lag, omdat zij als gespecialiseerde aannemer gehouden was een waterdichte kelder te leveren.
[gedaagde] stelt daar tegenover dat hij slechts de opdracht overeenkomstig de aanwijzingen van (deskundige adviseurs van) [eisers gezamenlijk] heeft uitgevoerd, en tot meer niet gehouden was.
4.3.
[gedaagde] beroept zich voor haar standpunt in het bijzonder op de omstandigheid dat, zowel in de offerte als op de tekeningen is opgenomen dat de bewapening diende te worden getekend respectievelijk gecontroleerd door de constructeur.
[eisers gezamenlijk] stelt daar tegenover dat de tekening naast de opmerking dat de bewapening door de constructeur moet worden gecontroleerd ook vermeldt dat de buitenzijde van de wand waterdicht moet worden afgewerkt.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank kan aan de opmerking dat de buitenzijde van de wand waterdicht moet worden afgewerkt niet worden ontleend dat de constructeur er op mocht vertrouwen dat er geen berekening van de krimpwapening meer noodzakelijk was om te garanderen dat de kelderwand waterdicht zou zijn. Welke coating op de wand moet worden aangebracht is immers afhankelijk, zo blijkt uit het rapport van [naam 4] , van de vraag welke wapening is aangebracht. Naarmate er minder wapening is aangebracht zal de coating grotere krimpscheuren moeten kunnen opvangen. Uit de offerte van [gedaagde] volgt dat voorzien is in een coating van duxan spatel dicht. Uit het rapport van [naam 4] volgt dat de wanden van de kelder zijn voorzien van een coating van het type
“Köster Deuxan® 2K-Spateldicht”. Niet betwist is dat met “duxan spatel dicht”, genoemd in de offerte de coating is bedoeld die ook daadwerkelijk is aangebracht.
Die coating kan blijkens het in zoverre onbetwiste rapport van [naam 4] geen krimpscheuren van 0,3 tot 0,5 mm opvangen, maar wel de haarscheuren tot 0,1 mm die konden ontstaan indien een zwaardere wapening zou zijn aangebracht. De constructeur had dus, bekend met de offerte van [gedaagde] , moeten vaststellen dat ofwel alsnog een zwaardere coating had moeten worden voorgeschreven, ofwel een zwaardere wapening had moeten worden aangebracht.
4.5.
Dat de constructeur een controlerende taak had ten aanzien van de wapening van de kelderwanden volgt ook uit het bouwverslag van 4 oktober 2007 waarin met zoveel woorden is opgenomen, naar aanleiding van de tekeningen van VNL, dat de constructeur de wapening moet controleren.
4.6.
Tussen partijen staat vast dat de constructeur de bewapening niet heeft gecontroleerd. De vraag is of [gedaagde] er op mocht vertrouwen dat die controle wel had plaatsgevonden. De enkele omstandigheid dat in het verslag van de bouwvergadering van 1 november 2007 is vermeld:
“VNL kelderwanden d.d. 18-10-’07 definitief”,is daarvoor naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. Daaruit blijkt immers niet ondubbelzinnig dat de tekeningen zijn goedgekeurd.
Indien [gedaagde] zonder de uitdrukkelijke goedkeuring door of namens de constructeur de wanden heeft aangebracht is zij naar het oordeel van de rechtbank, in ieder geval mede, aansprakelijk voor de gevolgen van de omstandigheid dat is gebouwd op een wijze die geen waterdichtheid kon garanderen.
4.7.
[gedaagde] heeft echter ter comparitie uitdrukkelijk gesteld, en te bewijzen aangeboden, dat zij vóór de tweede bouwvergadering (de rechtbank neemt aan dat daarmee is gedoeld op de vergadering van 1 november 2007) telefonisch van [naam 1] of [naam 2] had vernomen dat de tekeningen waren goedgekeurd. Indien dat het geval is, mocht [gedaagde] er op vertrouwen dat de constructeur de bewapening had nagerekend en had bevonden dat deze, in combinatie met de door [gedaagde] in de offerte voorgestelde coating, voldoende was om de waterdichtheid van de kelderwanden te garanderen.
Daarbij is niet van belang of de wanden ten tijde van de goedkeuring reeds waren besteld of niet. Bij de controle was dan vastgesteld dat de wanden zo als besteld niet voldeden en dat ofwel andere wanden met zwaardere wapening moesten worden besteld, ofwel de aan te brengen coating zou moeten worden aangepast. Dat zou weliswaar zonder meer tot extra kosten en/of tijdverlies hebben geleid, maar nu die situatie zich niet heeft voorgedaan, omdat de constructeur geen controle heeft uitgevoerd, behoeft de vraag wie voor die extra kosten aansprakelijk zou zijn geweest geen beantwoording.
[gedaagde] zal mitsdien tot het door haar aangeboden bewijs worden toegelaten.
4.8.
De overige beslissingen in conventie zullen worden aangehouden.
in reconventie
4.9.
De vordering onder I is door [eisers gezamenlijk] op zich zelf niet bestreden. Wel heeft [eisers gezamenlijk] zich er op beroepen dat hij bevoegd was tot opschorting van zijn verplichtingen, omdat [gedaagde] harerzijds niet aan haar verplichtingen voldeed, door dat zij een lekkende kelder had afgeleverd.
Voor opschorting is vereist dat tussen de prestaties over en weer een voldoende mate van samenhang bestaat. Ter comparitie is gebleken dat de vordering van [gedaagde] waarvan zij onder I in reconventie betaling vordert niet betrekking heeft op de bouw van de kelder, maar op de bouw van de steigers rond de woning. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan onvoldoende samenhang met de gestelde wanprestatie aan de zijde van [gedaagde] , om opschorting te kunnen rechtvaardigen.
4.10.
Vervolgens heeft [eisers gezamenlijk] zich beroepen op verrekening met de door de kelderlekkage veroorzaakte schade. Nu omtrent de aansprakelijkheid voor de kelderlekkage in conventie nog bewijslevering moet plaatsvinden kan niet gezegd worden dat de te verrekenen vordering eenvoudig is vast te stellen, zodat ook compensatie niet kan plaatsvinden.
Bij eindvonnis zal dit deel van de vordering dan ook worden toegewezen.
4.11.
De vorderingen onder II en III in reconventie hangen nauw samen met de conventionele vordering. Of de beslagen terecht zijn gelegd is immers afhankelijk van het antwoord op de vraag of [gedaagde] in conventie jegens [eisers gezamenlijk] schadeplichtig wordt bevonden.
De rechtbank zal mitsdien de beoordeling van deze posten aanhouden, tot dat in conventie kan worden beslist.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
laat [gedaagde] toe tot het bewijs dat [naam 1] of [naam 2] hem voor de bouwvergadering van 1 november 2007 telefonisch heeft meegedeeld dat de tekeningen voor de kelder waren goed gekeurd;
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 9 oktober 2013 voor uitlating door [gedaagde] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat [gedaagde] , indien zij geen bewijs door getuigen wenst leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat [gedaagde] indien zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de periode tot en met februari 2014 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
in conventie en reconventie
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door G.H. Marcus en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2013. [1]

Voetnoten

1.type: