ECLI:NL:RBAMS:2013:9741

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 mei 2013
Publicatiedatum
2 mei 2014
Zaaknummer
C/13/524103 / HA ZA 12-1015
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige perspublicatie en betwisting van citaten door taxichauffeur

In deze zaak vordert eiser, een taxichauffeur, een verklaring voor recht dat de in een artikel van Het Parool opgenomen citaten onjuist zijn en dat de publicatie daarvan onrechtmatig is. De zaak is ontstaan na een interview dat journalist [journalist] op 6 juli 2012 afnam van eiser, naar aanleiding van een ongeval waarbij een taxichauffeur doorreed na een aanrijding met een fietser. In het artikel dat op 7 juli 2012 werd gepubliceerd, werden woorden aan eiser toegeschreven die hij betwist. Eiser stelt dat hij onjuist is geciteerd, wat heeft geleid tot schade, waaronder inkomensschade. Het Parool betwist de onjuistheid van de citaten en stelt dat eiser wel degelijk de woorden heeft uitgesproken zoals deze in het artikel zijn weergegeven. De rechtbank oordeelt dat de bewijslast bij eiser ligt, maar dat Het Parool een verzwaarde stelplicht heeft. De rechtbank laat eiser toe tot bewijslevering om aan te tonen dat hij de geciteerde woorden niet heeft uitgesproken. De zaak wordt aangehouden voor verdere bewijslevering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/524103 / HA ZA 12-1015
Vonnis van 1 mei 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. L. Baștimar te Amstelveen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HET PAROOL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. C. Wildeman te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Het Parool genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 januari 2013, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van 18 maart 2013 met de daarin vermelde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is taxichauffeur.
2.2.
[journalist] (hierna: [journalist]) is journalist en werkt freelance voor Het Parool.
2.3.
Op 6 juli 2012 heeft [journalist] in opdracht van Het Parool een aantal Amsterdamse taxichauffeurs geïnterviewd. Aanleiding daarvoor was een ongeval dat op 30 juni 2012 heeft plaatsgevonden. Bij dat ongeval is een19-jarige vrouw, die van haar fiets op de rijbaan was gevallen, aangereden door een taxi en ernstig gewond geraakt. De taxi is vervolgens doorgereden, zonder zich om het slachtoffer te bekommeren.
2.4.
In de middag van 6 juli 2012 heeft [journalist] eerst enige taxichauffeurs bij het Centraal Station gesproken en vervolgens enige taxichauffeurs op de taxistandplaats bij het Leidseplein. Een van de taxichauffeurs die hij bij het Leidseplein heeft gesproken was [eiser].
2.5.
Op zaterdag 7 juli 2012 is een door [journalist] geschreven artikel in Het Parool verschenen, onder de kop:

TaxichauffeursDoorrijden na ongeluk leidt op taxistandplaatsen tot grote verschillen van mening
Het schorem komt ’s avonds”.
Het artikel bevat, ten aanzien van [eiser] de volgende passage:
“(…) [eiser] die zelf voor [taxibedrijf] rijdt, heeft niets gehoord over een oproep van zijn leiding. “Maar je kunt ervan uitgaan dat het haar eigen schuld was”zegt hij. Hij vindt de Nederlandse wetgeving omtrent fietsers slecht geregeld. “Zelfs als een fiets uit de lucht komt vallen op mijn taxi, dan is het nog mijn schuld,”zegt hij verontwaardigd. Zelf heeft hij meermalen een aanrijding met een fietser gehad. “Fietsers voelen zich onaantastbaar en fietsen daardoor door rood, kijken niet om zich heen en rijden tegen je auto aan,”zegt hij. “Als een vrouw tegen mij aanrijdt, waardoor ik schade heb en ze biedt haar excuses niet aan, dan mag ze op de grond liggen, maar dan schop ik haar gewoon in haar gezicht.”(…)”
2.6.
Het in Het Parool gepubliceerde artikel heeft veel ophef veroorzaakt. Het is door diverse media overgenomen en er zijn verschillende boze reacties in de richting van [eiser] op gekomen. Die reacties hebben met name betrekking op de in het artikel als citaat van [eiser] opgenomen woorden:
“Maar je kunt ervan uitgaan dat het haar eigen schuld was”
en
“Als een vrouw tegen mij aanrijdt, waardoor ik schade heb en ze biedt haar excuses niet aan, dan mag ze op de grond liggen, maar dan schop ik haar gewoon in haar gezicht.”
2.7.
Op 9 juli 2012 zijn op de website van AT5 de volgende anonieme reacties verschenen:
om 20.07 uur door ‘[naam]’:
“Afgelopen zaterdag ben ik ook op het moment dat de taxichauffeur geïnterviewd werd ook geïnterviewd. Wat mij is opgevallen is dat er op dat moment alles aangedaan werd om de taxichauffeurs zwart te maken. Deze jongeman heeft bij mijn bijzijn zijn verhaal verteld en ik kan geen enkele woord aanwijzen dat hij heeft verklaard. Hij heeft namelijk de familie en dat meisje veel sterkte toegewenst, en spoedig de taxicrimineel te laten oppakken. Jammer dat veel van jullie zomaar dingen roepen (…)”
en
om 20.10 uur door ‘[naam 2]’:
“Beste dames en heren,
Ik ben een persoon die aanwezig was die dag toen de media meningen van de taxichauffeurs vroeg, betreft de ongeval van de meisje die door de taxichauffeur werd overgereden, waarbij de chauff. doorreed.Deze dag toen de chauffeur ( waar veel wordt over gesproken) mening gaf over deze onderwerp, heeft hij het totaal niet gehad over “niet helpen”. Deze persoon heeft juist verteld aan de verslaggever van “Ik vind het zeer en zeer droevig voor dat meisje en familie, en ik vind dat de taxichauffeur die haar aanreed moest stoppen en helpen. Een leven is belangrijker dan alles. (…)”
2.8.
[eiser] en Het Parool hebben een (dezelfde) verklaring van [naam 3] overgelegd. [naam 3] verklaart, voor zover relevant:
“Afgelopen zaterdag 6 Juli 2012 jl. stond ik op het punt een taxi te pakken op het Leidseplein. Ik als trouwe [taxibedrijf] klant liep naar de taxistand plaats toe om in te stappen bij een [taxibedrijf] taxi, deze taxichauffeur is ook toevallig de persoon ([eiser]) waar een hoop waardeloze en nutteloze compleet doorgedraaide verhaal op krantenartikelen op internet staan. Op het moment dat ik wou instappen werd mij vriendelijk gevraagd of ik even tijd had omdat de chauffeur geïnterviewd zou worden. (…) Afgelopen Maandag 9 juli 2012 heb ik wezen surfen op internet en kwam een hele nare tekst tegen afkomstig van het Parool. Onbegrijpelijk dat er zo een leugen door een Nederlandse krant wordt gepubliceerd. Hierbij een mededeling dat ik van begin tot eind de hele interview heb bijgewoond. De interviewer stelde een paar vragen onder andere deze.“ Heeft u gehoord over de door de taxichauffeur overgereden mevrouw “? Waarna de chauffeur de antwoord gaf dat dit niet menselijk is geweest hoe de taxichauffeur heeft gehandeld!! Hij had daar moeten stoppen en helpen. (…) Ik las een hele stuk over “als de slachtoffer geen sorry zou zeggen, zou ik haar trappen” zoiets is niet gezegd in de interview en de chauffeur is uiterst beleefd geweest. (…)”
2.9.
[eiser] heeft voorts een verklaring van 29 juli 2012 van [naam 4] in het geding gebracht. [naam 4] verklaart, voor zover relevant:
“(…) Ik ben een taxichauffeur, mijn (auto) taxi stond voor de (auto) taxi van [eiser]. Ik heb de (gesprek) interview tussen de parool interviewer en [eiser] globaal mee geluistert. [eiser] wenste de meisje die was over gereden door de taxi chauffeur, waarna de chauffeur weg reed veel beterschap en sterkte. Hij vond de actie van de chauffeur totaal verkeert en vondt dat de chauffeur de meisje moest helpen. Hij heeft het over het fietsenprobleem algemeen gehad op een positieve manier. Aan het einde zag ik door mijn binnen spiegel dat de interviewer zijn notities weigerde aan [eiser] te laten zien”
2.10.
Het Parool heeft een verklaring van [journalist] overgelegd. Deze verklaart, voor zover relevant:
“(…) Vervolgens ben ik weer naar het Leidseplein gefietst om (…) nog meer andere chauffeurs te spreken. Ik heb toen verschillende chauffeurs gesproken: 1. Een Marokkaans uitziende jongen in een grijze Mercedes die niet met zijn naam in de krant wilde 2. [eiser] 3. [naam 5].
Het gesprek met [eiser] ging als volgt:
(…) Als eerste zei hij dat de media er meteen opspringt als er iets in de taxibranche gebeurt en dat de media daaraan verdienen. Vervolgens stapte hij uit en we gingen staan naast zijn auto. Hij vroeg toen of het slachtoffer alcohol op had. (…) Hij zei toen: “ Je kunt ervan uitgaan dat het haar eigen schuld was. Ik weet zeker dat het haar eigen schuld was. Als ik haar had aangereden, had ze op de grond mogen liggen, maar was ik uitgestapt en had ik haar nog een schop in het gezicht gegeven.” Ik vroeg: “Echt waar?” Omdat er een tram aankwam gingen we van de trambaan af en gingen we voor zijn auto staan. Hij vertelde daarop dat hij de Nederlandse wetgeving wat betreft fietsen slecht geregeld vond (…) Ik vertelde wat de toestand van het meisje was (…) Daarop zei hij: “Ja, dat is zielig voor het meisje. Ik wens de familie sterkte toe.” (…) Omdat hij nu zei dat hij het zielig vond voor het meisje, vroeg ik hem nogmaals naar zijn eerdere uitspraak dat hij haar in het gezicht zou schoppen na de aanrijding, waarop hij zei: “Als een vrouw tegen mij aanrijdt, waardoor ik schade heb en ze biedt geen excuses aan, dan mag ze op de grond liggen, maar dan schop ik haar gewoon. Die fietsers fietsen overal doorheen.” (…) Aangezien hij pittige uitspraken had gedaan vroeg ik: “Je wilt zeker niet met je achternaam in de krant?” Waarop hij zei: “ Jawel hoor!” Vervolgens spelde hij zijn volledige naam uit. (…) Bij het gesprek tussen [eiser] en mij is niemand anders aanwezig geweest. Gedurende het hele gesprek stonden we samen tussen de taxi’s, achteraan in de wachtrij op de standplaats. [eiser] had nog geen passagier.(…)”
2.11.
Het Parool heeft voorts gespreksnotities, waarvan zij stelt dat ze van [journalist] zijn, overgelegd. Die notities houden het volgende in, voor zover relevant:
“[eiser] rijdt negen jaarik weet zeker dat het haar eigen schuld was. als ik haar had aangereden, was ik uitgestapt en had ik haar nog een schop in het gezicht gegeven.nederlandse regelgeving betreft fietsen is slecht geregeld. Heb zelf al aantal ongelukken met fietser gehad. Zelfs als fiets vanuit de lucht op mijn auto valt heeft de fietser gelijk. Fietsers voelen zich daarom veilig, fietsen door rood, kijken niet, botsen tegen je auto aan.zielig voor het meisje. wens familie sterkte toe. (…) schop als ik schade heb en geen excuses. Fietsers fietsen overal doorheen (…) ik zou stoppen en helpen.”
2.12.
Het Parool heeft verder een verklaring van [naam 5] overgelegd. [naam 5] verklaart, voor zover relevant:
“(…) Hierbij verklaar ik dat ik vrijdag 6 juli rond een uur of drie met mijn taxi op de taxistandplaats bij het Leidseplein stond. Ik stond helemaal achteraan de rij. Twee taxi’s voor mij zag ik [journalist] met een notitieblokje bij een wat jongere Turkse chauffeur staan, waarvan ik later begreep dat het [eiser] was. Ze waren in gesprek en ik herinner mij nog dat ze even moesten uitwijken voor een tram en vervolgens van de trambaan afstapte om voor de taxi van de chauffeur het gesprek te hervatten. (…) Ze stonden gedurende het gesprek van enkele minuten met zijn tweeën bij elkaar voor de taxi van [eiser]. Er waren geen andere mensen bij. Na het gesprek liep [journalist] de standplaats af naar achter en vroeg hij me of hij me een paar vragen mocht stellen voor een artikel voor Het Parool over het ongeluk waarbij een taxichauffeur doorreed na het ongeval. (…) Ik heb [eiser] niet zien wegrijden na het gesprek. (…)”
2.13.
Kort na de publicatie van het onder 2.5. genoemde artikel is [eiser] geschorst door [taxibedrijf] (hierna: [taxibedrijf]). Sindsdien rijdt [eiser] zonder aan een taxicentrale verbonden te zijn.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. een verklaring voor recht de in het artikel van 7 juli 2012 zogenaamd door [eiser] gedane uitspraak onjuist is en dat de publicatie ervan jegens [eiser] onrechtmatig is;
2. veroordeling van Het Parool om binnen 4 dagen na betekening van het vonnis het artikel van de website te verwijderen en verwijderd te houden op straffe van een dwangsom van € 1.000 per dag met een maximum van € 20.000;
3. veroordeling van Het Parool om binnen 4 dagen na betekening van het vonnis een rectificatie op pagina 9 van Het Parool te plaatsen in een gelijkmatig tekstblok van tenminste 10 x 10 centimeter;
4. veroordeling van Het Parool om Google en Yahoo opdracht te geven tot verwijdering van het gewraakte artikel uit hun zoekmachines;
5. veroordeling van Het Parool om www.geenstijl.nl, http://moetenwenietwillen.nl, www.at5.nl opdracht te geven tot verwijdering van het gewraakte artikel van hun website;
6. hoofdelijke veroordeling van Het Parool en [journalist] tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat, vermeerderd met wettelijke rente;
7. veroordeling van Het Parool in de kosten van het geding.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Het Parool onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. [eiser] stelt dat hij door Het Parool onjuist is geciteerd in het artikel. Door dit onjuiste citaat te plaatsen lijdt [eiser] onder meer inkomensschade.
3.3.
Het Parool voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Door Het Parool is niet betwist dat de publicatie van de gewraakte citaten voor [eiser] tot schade kan hebben geleid. Het Parool betwist echter dat zij [eiser] onjuist heeft geciteerd. Door Het Parool is ook niet betwist dat indien zij [eiser] onjuist zou hebben geciteerd dit jegens [eiser] onrechtmatig zou zijn. Aan de andere kant heeft [eiser] ook niet gesteld dat de publicatie van Het Parool jegens hem onrechtmatig zou kunnen zijn indien hij wel juist zou zijn geciteerd. Het geschil tussen partijen betreft daarom naar de kern genomen slechts de vraag of [eiser] door Het Parool juist of onjuist is geciteerd, waar in het artikel aan hem de woorden zijn toegeschreven:
“Maar je kunt ervan uitgaan dat het haar eigen schuld was”
en
“Als een vrouw tegen mij aanrijdt, waardoor ik schade heb en ze biedt haar excuses niet aan, dan mag ze op de grond liggen, maar dan schop ik haar gewoon in haar gezicht.”.
Derhalve dient beoordeeld te worden of [eiser] de woorden als hiervoor weergegeven of woorden van gelijke strekking tijdens het interview met [journalist] wel of niet heeft uitgesproken.
4.2.
Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst [eiser] naar de anonieme reacties op de website van AT5 en de verklaring van [naam 4] (hiervoor onder 2.7. respectievelijk 2.9. weergegeven). Ten aanzien van de verklaring van [naam 3] (zie hiervoor onder 2.8.) stelt [eiser] dat deze heeft laten weten dat hij zijn verklaring intrekt. De rechtbank begrijpt deze stelling aldus dat [eiser] aan die verklaring geen bewijskracht wenst toe te kennen.
4.3.
Het Parool verwijst op haar beurt ter onderbouwing van haar verweer naar de verklaringen van [journalist] en [naam 5] (hiervoor onder 2.10. respectievelijk 2.12. weergegeven) en op de door haar overgelegde gespreksnotities (zie hiervoor onder 2.11.). Ter zitting heeft Het Parool een notitieblok overgelegd, waarvan zij stelt dat dat het op 7 juli 2012 door [journalist] gebruikte notitieblok is en waarin hij aantekening heeft gehouden van zijn gesprek met [eiser] en met de ander taxichauffeurs waarmee hij heeft gesproken.
4.4.
De rechtbank overweegt dat de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de - kort gezegd - (on)juistheid van het citaat, conform de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), op [eiser] rusten nu [eiser] immers aan de stelling dat hij onjuist is geciteerd het rechtsgevolg verbindt dat Het Parool onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. De eisen van de redelijkheid en billijkheid brengen in dit geval geen andere verdeling van die bewijslast mee. Wel ziet de rechtbank, in de moeilijke bewijspositie waarin [eiser] zich aldus bevindt - hij moet immers een negatief bewijs leveren - aanleiding om een verzwaarde stelplicht van Het Parool ten aanzien van haar verweer aan te nemen.
4.5.
Ter beantwoording van de vraag of Het Parool aan die verzwaarde stelplicht heeft voldaan, stelt de rechtbank vast dat Het Parool gemotiveerd heeft betwist dat zij [eiser] onjuist zou hebben geciteerd. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft Het Parool in het geding gebracht hetgeen hier voor in rechtsoverweging 4.3. is genoemd. [eiser] heeft daar nog tegen ingebracht dat het door Het Parool overgelegde notitieblok niet het notitieblok is geweest dat [journalist] bij het gesprek met hem heeft gebruikt. De rechtbank stelt ten aanzien daarvan vast dat de aantekeningen in het door Het Parool overgelegde notitieblok overeenkomen met de eerder door haar overgelegde kopie aantekeningen (als weergegeven onder 2.11.). Voor en na de notities omtrent [eiser] staan daarin aantekeningen met betrekking tot de door [journalist] in zijn verklaring (zie hiervoor onder 2.10.) genoemde anonieme chauffeur in een grijze Mercedes en [naam 5]. Voorts constateert de rechtbank dat de aantekeningen met betrekking tot [eiser] op dezelfde wijze zijn gemaakt als de overige aantekeningen die zich in het notitieblok bevinden. De rechtbank volgt [eiser] in dit verband dan ook niet in zijn betoog dat de aantekeningen met betrekking tot [eiser] meer rust uitstralen of meer witregels bevatten. De rechtbank acht het daarmee aannemelijk dat het door Het Parool ter zitting overgelegde notitieblok het notitieblok is dat [journalist] tijdens het interview met [eiser] heeft gebruikt. [eiser] heeft dit nog weersproken met de stelling dat het door [journalist] gebruikte notitieblok een andere kleur en formaat zou hebben, maar de rechtbank acht deze enkele niet-onderbouwde stelling onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Nu in de aldus door [journalist] tijdens het interview gemaakte notities twee keer het woord ‘schop’ voorkomt en bij de tweede keer tevens de woorden ‘als ik schade heb en geen excuses’ zijn vermeld, hetgeen strookt met de verklaring van [journalist] en een onderbouwing vormt voor het standpunt dat [eiser] tijdens het interview de geciteerde woorden of woorden van gelijke strekking heeft uitgesproken, is de rechtbank van oordeel dat Het Parool aan de op haar rustende verzwaarde stelplicht heeft voldaan en voldoende gemotiveerd heeft weersproken dat zij [eiser] onjuist heeft geciteerd.
4.6.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de vraag of [eiser] is geslaagd in het bewijs van zijn stelling dat hij de door Het Parool geciteerde woorden of woorden van gelijke strekking niet heeft uitgesproken. Op basis van de thans in het geding gebrachte stukken moet deze vraag ontkennend worden beantwoord. De door [eiser] overgelegde verklaring van [naam 4] en de anonieme reacties bij AT5, die niet onder ede zijn afgelegd en waarvan de inhoud door Het Parool is betwist, zijn voor dat bewijs onvoldoende. Aangezien [eiser] een bewijsaanbod heeft gedaan en de rechtbank dit bewijsaanbod aldus verstaat dat dit ook het leveren van bewijs door het horen van getuigen omvat, zal [eiser] conform zijn aanbod worden toegelaten tot (nader) bewijs van zijn stelling dat hij de geciteerde woorden als weergegeven onder 2.6. en 4.1. - of woorden van gelijke strekking - niet heeft uitgesproken tijdens het interview met [journalist].
4.7.
In afwachting van de bewijslevering zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
laat [eiser] toe tot (nader) bewijs van zijn stelling dat hij de geciteerde woorden als weergegeven onder 2.6. en 4.1. of woorden van gelijke strekking niet heeft uitgesproken tijdens het interview met [journalist];
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
29 mei 2013voor uitlating door [eiser] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
5.3.
bepaalt dat [eiser], indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren, maar wel nadere bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen;
5.4.
bepaalt dat [eiser], indien hij getuigen wil laten horen, de namen en woonplaatsen van de getuigen en de verhinderdata van de partijen en hun advocaten in de maanden juni, juli, augustus en september 2013 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
5.5.
bepaalt dat een eventueel getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van de rechter-commissaris mr. G.H. Marcus, in het gerechtsgebouw te Amsterdam aan de Parnassusweg 220;
5.6.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Marcus, mr. A.R.P.J. Davids en mr. F.J. van de Poel en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2013. [1]

Voetnoten

1.type: