ECLI:NL:RBAMS:2013:9693

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2013
Publicatiedatum
18 april 2014
Zaaknummer
FT RK 13/2138
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om toelating tot schuldsaneringsregeling wegens haalbare betalingsverplichting en verwachte nalatenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 december 2013 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, ingediend door verzoekster op 19 september 2013. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat niet is aangetoond dat verzoekster niet in staat is haar schulden te betalen. De grootste schuld van verzoekster is een lening van € 12.000,- aan een bekende, waarvoor zij slechts € 100,- per maand hoeft af te lossen. Ondanks een beperkt inkomen, is deze betalingsverplichting haalbaar gebleken, wat ook blijkt uit het feit dat verzoekster eerder aan deze verplichting heeft voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in staat is om aan haar verplichtingen te voldoen, mede omdat de schuldeiser bereid is tot overleg in geval van betalingsproblemen.

Daarnaast zijn de overige schulden van verzoekster relatief gering, met een totaal van maximaal € 1.700,- aan schulden bij verschillende crediteuren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat deze schulden te gering zijn om toelating tot de schuldsaneringsregeling te rechtvaardigen. Bovendien is gebleken dat verzoekster op korte termijn een geldbedrag kan verwachten uit de nalatenschap van haar vader, wat haar in staat zal stellen haar schulden af te lossen. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat er geen reden is om verzoekster toe te laten tot de schuldsaneringsregeling, en heeft het verzoek afgewezen.

De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en verzoekster heeft het recht om binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep aan te tekenen, uitsluitend via een advocaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
rekestnummer: C/13/550368 / FT RK 13/2138
nummer verklaring: -
uitspraakdatum: 10 december 2013

Afwijzing toepassing schuldsanering

[verzoekster],

wonende te [straat]
[postcode],
verzoekster,
heeft op 19 september 2013 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift is behandeld ter terechtzitting van dinsdag 3 december 2013, onder gelijktijdige behandeling van het vaststellen van een dwangakkoord. Daarbij is verzoekster gehoord.
De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 van Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie bevoegd deze hoofdprocedure te openen nu het centrum van de voornaamste belangen van verzoekster in Nederland ligt.
De rechtbank acht niet aannemelijk dat verzoekster niet zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden (art. 288 lid 1 sub a Faillissementswet), en zal het verzoek derhalve afwijzen.
Verreweg de grootste schuld van verzoekster is de schuld aan [naam 1]. Het gaat om een lening van in hoofdsom € 12.000,-, waarvan een deel is afgelost. Op deze schuld hoeft verzoekster slechts € 100,- in de maand af te lossen, en de rente hoeft pas na aflossing van de hoofdsom te worden voldaan. Hoewel verzoekster een beperkt inkomen heeft, is dit een haalbare betalingsverplichting, wat ook blijkt uit het feit dat zij langere tijd aan deze verplichting heeft voldaan. [naam 1] heeft daarnaast aangegeven bereid te zijn tot overleg in geval verzoekster problemen zou hebben met betalen. Dat dit overleg niet heeft plaatsgevonden is kennelijk aan verzoekster te wijten, nu zij onweersproken heeft gelaten dat zij (zoals [naam 1] verklaarde bij de behandeling van het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord) geen contact met [naam 1] heeft opgenomen nadat zij de betalingen heeft gestaakt, anders dan dat zij in september 2012 per sms heeft laten weten die maand niet te kunnen betalen in verband met het overlijden van haar moeder.
Verzoekster heeft, zo volgt uit het voorgaande, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij niet in staat is om aan haar verplichtingen jegens [naam 1] te blijven voldoen (vergelijk Hof Amsterdam 30 oktober 2008, LJN: BH4447).
De andere schulden, althans wat daar nu nog van resteert, zijn relatief gering. Het gaat om maximaal € 1.600,- à € 1.700,- aan schulden aan Energie Direkt, H&M en ING Bank, en om een schuld aan de belastingdienst, die voor een groot deel niet zal worden ingevorderd, als verzoekster niet tot de WSNP wordt toegelaten. Verzoekster moet in staat worden geacht - zeker nu [naam 1] zich bereid heeft verklaard tot overleg in geval verzoekster problemen zou hebben met betalen - deze schulden te betalen. Deze schulden zijn te gering om toelating tot de schuldsaneringsregeling te rechtvaardigen.
Hierbij komt nog dat aannemelijk is geworden dat verzoekster op afzienbare termijn een geldbedrag tegemoet kan zien uit de nalatenschap van haar vader. Zij heeft recht op een zesde van de verkoopopbrengst van een in die nalatenschap vallende woning. Uit de brief van de notaris van 6 september 2013 blijkt dat is besloten deze woning te verkopen. Verzoekster weet niet hoeveel overwaarde de woning heeft, maar uit het feit dat het gaat om een woning in [stad] die eind jaren ’80 of begin jaren ’90 is gekocht, valt een vermoeden af te leiden dat er een substantiële overwaarde bestaat. Nu een reële kans bestaat dat verzoekster op afzienbare termijn haar schulden met haar erfdeel kan aflossen, is er reden te minder om haar toe te laten tot de schuldsaneringsregeling.

De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A.J. Purcell en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2013. [1]

Voetnoten

1.De schuldenaar heeft gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak het recht van hoger beroep. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van de zaak kennis moet nemen.