In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 26 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. V. Quacken, en de korpschef van het landelijk politiekorps, vertegenwoordigd door mr. Y. Kuijt. Eiser had verzocht om openbaarmaking van zijn geboortedatum en salarisgegevens die op de aanstellingsbesluiten van een verbalisant stonden vermeld. De korpschef weigerde deze gegevens te verstrekken, onder verwijzing naar artikel 10, tweede lid, onder e, van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), dat de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer beschermt. De rechtbank oordeelde dat de korpschef zijn weigering onvoldoende had gemotiveerd en dat eiser ten onrechte niet was gehoord in de bezwaarfase. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, omdat de korpschef in het verweerschrift alsnog een motivering had gegeven voor de weigering. De rechtbank oordeelde dat de openbaarmaking van de gegevens terecht was geweigerd, maar dat de korpschef niet had mogen afzien van het horen van eiser. De rechtbank veroordeelde de korpschef tot betaling van een dwangsom van € 670,- wegens niet tijdig beslissen en vergoedde het griffierecht van € 160,- aan eiser. De proceskosten werden vastgesteld op € 944,-.