In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een kindercentrum en het dagelijks bestuur van stadsdeel Oost van de gemeente Amsterdam. Eiseres, houdster van het kindercentrum, had een wijziging doorgevoerd om opvang te bieden voor 84 kinderen, terwijl de GGD had vastgesteld dat de buitenspeelruimte slechts voldoende was voor 78 kinderen, conform de wettelijke voorschriften die vereisen dat er minimaal 3 m² bruto-oppervlakte per kind beschikbaar moet zijn. De gemeente gaf eiseres een aanwijzing om niet meer dan 78 kinderen op te vangen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit ondeugdelijk was gemotiveerd. De rechtbank stelde vast dat verweerder in het verweerschrift pas duidelijkheid had verschaft over de grondslag van de aanwijzing en dat er onvoldoende was gemotiveerd waarom van het advies van de adviescommissie was afgeweken. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand omdat verweerder zijn standpunt in het verweerschrift voldoende had gemotiveerd. De rechtbank veroordeelde de gemeente tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die op € 944,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een deugdelijke motivering bij bestuursbesluiten en de verplichtingen van kindercentra met betrekking tot de opvangcapaciteit en buitenspeelruimte.