In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 27 december 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de naamloze vennootschap VMW TAXAND N.V. (verzoekster, hierna: Taxand) en [verweerder], een advocaat-stagiair. Taxand heeft op 19 november 2013 een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, die was aangegaan voor een bepaalde tijd van drie jaar. De reden voor het verzoek was de bedrijfssluiting van Taxand per 1 januari 2014, als gevolg van tegenvallende resultaten en het vertrek van partners naar andere kantoren. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op 16 december 2013, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Taxand stelde dat de arbeidsovereenkomst niet kon worden voortgezet vanwege de sluiting van het kantoor en dat er geen sprake was van een overgang van onderneming. [verweerder] erkende dat er gewichtige redenen waren voor ontbinding, maar betwistte de mogelijkheid van tussentijdse opzegging en vroeg om een vergoeding van € 63.275,10 bruto.
De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst ontbonden moest worden, gezien de bedrijfssluiting. Echter, de rechter stelde ook vast dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zonder tussentijdse opzegmogelijkheid. Dit leidde tot de conclusie dat [verweerder] recht had op een vergoeding, ondanks de bepalingen in de arbeidsovereenkomst. De rechter kende [verweerder] een vergoeding toe van € 10.000,00 bruto, ter aanvulling van zijn uitkeringen of elders verdiend loon. De proceskosten werden gecompenseerd, tenzij Taxand het verzoek introk voor een bepaalde datum. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers bij het beëindigen van arbeidsovereenkomsten, vooral in situaties van bedrijfssluiting.