ECLI:NL:RBAMS:2013:9069

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 december 2013
Publicatiedatum
31 december 2013
Zaaknummer
13-665412-13 Promis
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en witwassen in Amsterdam met vuurwapen en cocaïne

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Colombia, heeft de rechtbank Amsterdam op 3 december 2013 uitspraak gedaan. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 26 mei 2013 in Amsterdam, waarbij de verdachte met een vuurwapen op onbekend gebleven personen heeft geschoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd een of meer personen van het leven te beroven, wat resulteerde in een poging tot doodslag. Tijdens het onderzoek is gebleken dat de verdachte het vuurwapen op verzoek van een medeverdachte heeft meegenomen, wat duidt op een nauwe samenwerking tussen hen. Daarnaast is er in de woning van de verdachte een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne (1954 gram) aangetroffen, evenals een geldbedrag van 9.900 euro, waarvan de rechtbank oordeelt dat het afkomstig is uit een misdrijf, wat leidt tot de conclusie van witwassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van het geldbedrag van 9.900 euro uitgesproken, terwijl het bedrag van 525 euro aan de verdachte wordt teruggegeven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, die de feiten en omstandigheden zorgvuldig heeft gewogen en tot de conclusie is gekomen dat de verdachte strafbaar is voor de bewezen feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/665412-13 (Promis)
Datum uitspraak: 3 december 2013
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Colombia) op [1981],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [GBA adres], gedetineerd in het Huis van Bewaring “[locatie]” te [plaats 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 4 september 2013 en 19 november 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.E. Craenen en van wat verdachte en zijn raadsman mr. C.J.J. Visser naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 mei 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachten rade) een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet (en na kalm beraad en
rustig overleg) met een of meer vuurwapen(s) die onbekend gebleven perso(o)n(en) is gevolgd en/of achterna is gerend, waarbij hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met een of meer vuurwapen(s) een of meermalen in de richting van voornoemde onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft/hebben geschoten;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 26 mei 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk achter voornoemd(e) onbekend gebleven perso(o)n(en) aan gerend, waarbij hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met een of meer vuurwapen(s) een of meermalen in de richting
van voornoemd(e) onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft/hebben geschoten;
2.
hij op of omstreeks 26 mei 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een of meer (vuur)wapen(s) van categorie III, te weten een pistool, merk Sig Sauer, model P226, serienummer U576159, en/of munitie van categorie III, te weten 6, althans een aantal patronen, kaliber 9mm x 19, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 26 mei 2013 te [plaats 2], in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1954 gram, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op of omstreeks 26 mei 2013, te [plaats 2], in elk geval in Nederland, heeft
witgewassen,
immers heeft hij (van) een geldbedrag (van ongeveer 9.900 euro)
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat geldbedrag was of wie dat geldbedrag voorhanden had en/of
- verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans van voornoemd geldbedrag gebruik gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat voornoemd geldbedrag – onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich - aan de hand van zijn op schrift gestelde requisitoir - op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Hij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat verdachte ter zitting heeft bekend dat hij degene is geweest die op straat een pistool in zijn handen heeft gehad en heeft geschoten. Verdachte heeft volgens zijn verklaring ter terechtzitting op enig moment zijn pistool aangelegd om gericht te schieten. Hoewel hij zelf niet meer zegt te weten of hij toen daadwerkelijk heeft geschoten, valt uit getuigenverklaringen af te leiden dat verdachte inderdaad heeft geschoten in de richting van de wegrennende mannen. Verder zijn er twee hulzen aangetroffen. Gezien het voorgaande kan met betrekking tot feit 1 primair de poging tot doodslag bewezen worden verklaard.
Dat verdachte mogelijk eerst zelf beschoten is door de wegrennende mannen, brengt volgens de officier van justitie niet met zich dat er sprake is van noodweer. Verdachte heeft zelf de confrontatie gezocht en is achter de mannen aangelopen. Hij werd op dat moment niet belaagd en is dus een strafbare dader. Tevens is met betrekking tot feit 1 en 2 volgens de officier van justitie sprake van medeplegen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het vuurwapen op verzoek van medeverdachte [medeverdachte] (verder te noemen: [medeverdachte]) heeft meegenomen om hem te bewaken. Of zij ook samen van plan waren het wapen daadwerkelijk te gebruiken, hangt af van wat er die ochtend in de woning van [medeverdachte] is gebeurd. Vast staat dat tijdens het bezoek van de onbekend gebleven mannen tussen [medeverdachte] en verdachte een Pinggesprek is gevoerd, waaruit blijkt dat er een drugsdeal gaande was waar veel geld mee gemoeid was. Verdachte heeft [medeverdachte] op een gegeven moment het bericht gestuurd: “ Ik ging hem al schieten.” Nu bij [medeverdachte] gezien de omstandigheden ten minste kan worden gesproken van voorwaardelijk opzet dat verdachte het op zijn verzoek meegebrachte vuurwapen ook daadwerkelijk zou gebruiken, is sprake van medeplegen van de poging tot doodslag. Voor het aanwezig hebben van het vuurwapen en de munitie geldt gezien het voorgaande eveneens dat sprake was van medeplegen.
Voor de bij verdachte thuis in [plaats 2] aangetroffen drugs en het pakket met geld komt verdachte niet met een geloofwaardige en controleerbare verklaring, zodat hij ook voor de feiten 3 en 4 veroordeeld kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft - aan de hand van zijn pleitnota - verzocht verdachte vrij te spreken van de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft daartoe, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat uit het dossier niet onomstotelijk blijkt dat verdachte in de richting van de wegrennende mannen heeft geschoten. Verdachte heeft verder verklaard maar eenmaal te hebben geschoten en dat schot is door zijn eigen broek gegaan. Als verdachte al tweemaal zou hebben geschoten, dan blijkt uit het dossier niet dat de rennende mannen op dat moment nog niet de hoek om waren. Subsidiair verzoekt de verdediging verdachte te ontslaan van rechtsvervolging, nu verdachte een beroep toekomt op noodweer, aangezien de vluchtende mannen eerst op verdachte hebben geschoten. Met betrekking tot feit 3 stelt de raadsman dat verdachte niet op de hoogte was van de bij hem aangetroffen cocaïne. Zijn huis wordt door meerdere mensen bewoond en een vriend van hem heeft ook de huissleutel. Van witwassen van geld, zoals tenlastegelegd in feit 4, is ten slotte geen sprake volgens de raadsman, omdat niet is voldaan aan het criterium dat het niet anders kan dan dat het geld van een misdrijf afkomstig is. Het aangetroffen bedrag van € 9.900,- is gemakkelijk bij elkaar te sparen. Ook voor mensen met een niet bijzonder hoog inkomen, aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 november 2013 met daarin, de volgende verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik zag mannen wegrennen bij het huis van mijn neef. Ik zei: ‘Stop!’ en toen schoten ze tweemaal op mij. Ik had het wapen bij me, niet mijn neef. In reactie daarop rende ik achter de twee mannen aan, strekte mijn arm en laadde het wapen in mijn hand door met mijn andere hand. Of ik toen geschoten heb? Dat weet ik niet zeker, maar ik sluit het niet uit. De patroonhouder viel uit het wapen op de grond. Ik heb het weer opgeruimd en stopte het pistool in mijn broekzak. Daarbij heb ik op de grond geschoten.
2.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], voorzien van nummer 2013125706-65 van 31 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2], doorgenummerde p. 129 ev., met daarin de verklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven:
U vraagt mij nogmaals te vertellen wat ik op zondag 26 mei 2013 heb gezien. Ik fietste op de [straat A] komende uit de richting van de [straat B] en ging richting [straat C]. Ik fietste op het trottoir aan de evenzijde van de straat. Ter hoogte van de entree [huisnummer A] zag ik een zwart/grijs gekleurde auto staan. Er zat 1 persoon in de auto en er stond 1 persoon bij de bijrijdersplaats. Ik zag dat er 2 mannen weg liepen. Ze liepen in de richting van de [straat C]. Ik zag dat NN1 (bestuurder) uit de auto kwam en begint te rennen richting NN3 en NN4. Op een gegeven moment zie ik dat NN1 een wapen heeft. Ik zag dat NN1 schoot richting NN3 en NN4. Ik hoorde een knal waar ik van schrok. Ik heb nog een tweede schot gehoord en toen waren NN3 en NN4 al de hoek om. Ik heb ook gezien dat NN1 zijn wapen liet vallen.
De afstand tussen NN1 en mij is tot 2 meter geweest. De afstand tussen NN3, NN4 en mij schat ik rond 7 a 15 meter.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen plaats delict [adres 1], voorzien van nummer PL134C 2013125706-32 van 26 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1], doorgenummerde p. 023 ev., met daarin de verklaring van verbalisant voornoemd, zakelijk weergegeven:
Op zondag 26 mei 2013 te 11.00 uur arriveerde ik op de locatie [straat A] te Amsterdam. Hier zou met vuurwapens zijn geschoten. Door de dienst forensische opsporing werd een technisch onderzoek in de [straat A] ingesteld. Hierbij werden drie hulzen en een patroon aangetroffen en veilig gesteld. Er was sprake van 2 kalibers munitie, hetgeen inhoud dat er minimaal 2 vuurwapens zijn gebruikt.
4.
Een proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming met nummer PL135J 2013125706-24, opgesteld door rapporteur [opsporingsambtenaar 3], doorgenummerde p. 002, met daarin de verklaring van rapporteur voornoemd, zakelijk weergegeven:
Object: Munitie (Huls)
SIN: AAEW6134NL
Bijzonderheden: 9mm luger cbc, bij bordje 1 op de stoep [straat A] t.h.v. [huisnummer C]
Object: Munitie (Huls)
SIN: AAEW6135NL
Bijzonderheden: Huls bij bordje 4 op stoep [straat A] t.h.v. [huisnummer B] c.b.c. 9 mm
5.
Een geschrift, zijnde een rapport van 12 november 2013, genaamd: “Munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Amsterdam op 26 mei 2013” van het Nederlands Forensisch Intituut:
Voor de twee hulzen (AAEW6134NL en -35NL) en het pistool (AAG13224NL) zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De hulzen zijn verschoten met het pistool.
Hypothese 2: De hulzen zijn verschoten met een of twee andere vuurwapen(s) van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het pistool.
De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is, dan wanneer hypothese 2 juist is.
Met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde
6.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 november 2013 met daarin, de volgende verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik zat in de auto en had een wapen bij me. Waarom? Mijn neef zat misschien in de problemen, dus daarom had ik het meegenomen. Mijn neef had mij de avond ervoor gevraagd om te komen. Of het toevallig was dat ik het wapen bij me had? Ik wist dat er een paar mensen bij mijn neef zouden komen. Hij vroeg mij om erbij te zijn. Ik bleef beneden in de auto wachten. Je kan, zoals u mij voorhoudt, zeggen dat ik een soort van bewaker was. U voorzitter vraagt mij of hij had gevraagd of ik een wapen wilde meenemen? Nee. U voorzitter, zegt dat ik lang nadenk en dat ik, als ik vandaag bereid ben een verklaring af te leggen, dan ook het hele verhaal moet vertellen.. Ja, mijn neef had gevraagd het wapen mee te nemen. U voorzitter vraagt mij of mijn neef dat die vorige avond had gevraagd. Ja, dat klopt.
(…)
Mijn neef gaf mij in de auto het pistool aan. Ik heb het wapen in de auto aan de kant van mijn neef uit het raam gegooid. Het was een snelle reactie.
7.
Een proces-verbaal wapenonderzoek van 3 juni 2013, opgesteld door [opsporingsambtenaar 4], doorgenummerde p. 136 ev., met daarin de verklaring van [opsporingsambtenaar 4] voornoemd, zakelijk weergegeven:
Op zondag 26 mei 2013 heeft in de [straat A] in Amsterdam een schietincident plaatsgevonden. De verdachten zouden zijn weggereden in een voertuig voorzien van kenteken [kenteken]. Op zondag 26 mei 2013 is genoemd voertuig aangetroffen op de afrit van de Rijksweg A10. Ongeveer 6 meter rechtsachter het voertuig werd, aan de rand van de weg tegen de bermrand aan, een vuurwapen in de vorm van een pistool aangetroffen. Het pistool was doorgeladen en voor onmiddellijk gebruik gereed. Het pistool, inclusief de in het pistool aangetroffen munitie, is door de afdeling Forensische Opsporing veilig gesteld en in beslag genomen.
Itemnummer 4532486-pistool
SIN AAGI3224NL
Merk: Sig Sauer
Model: P226
Kaliber: 9mm x 19 (synoniem 9mm Luger)
Serienummer:576159
Dit pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3e, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1e van de Wet Wapens en Munitie.
Itemnummer 4532487 – munitie uit kamer
SIN: AAGl3218NL
Kaliber: 9mm x 19 (synoniem 9mm Luger)
Deze patroon is qua kaliber geschikt om verschoten te worden met het in beslag genomen pistool merk Sig Sauer model P226 met het kaliber 9mm x 19 en serienummer U576159.
Deze patroon is munitie in de zin van artikel 1 onder 4e, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
Itemnummer 4532488 – munitie uit patroonmagazijn
SIN: AAGl3219NL
Kaliber: 9mm x 19 (synoniem 9mm Luger)
Aantal: 5
Deze patronen zijn qua kaliber geschikt om verschoten te worden met het in beslag genomen pistool merk Sig Sauer model P226 met het kaliber 9mm x 19 en serienummer U576159.
Deze patroon is munitie in de zin van artikel 1 onder 4e, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
Met betrekking tot het onder 3 en 4 ten laste gelegde
8.
Een proces-verbaal doorzoeking, voorzien van nummer 2013125706-49 van 27 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5], doorgenummerde p. 045 ev, met daarin de verklaring van verbalisant voornoemd, zakelijk weergegeven:
Daar het niet duidelijk was wat de redenen van de schietpartij was is besloten een doorzoeking te doen bij verdachte op zijn woonadres te [plaats 2].
Direct bij de start werd zichtbaar een stapel bankbiljetten op de eettafel in de woonkamer aangetroffen. Het geldbedrag was in totaal 9000 euro. In een briefhouder naast de stapel bankbiljetten stond een nota met daarin 9 bankbiljetten van 100 euro.
- 9 x 100 euro (tussen nota aangetroffen);
- 22 x 100 (2200)
- 5 x 200 (1000)
- 5 x 500 (2500)
- 66 x 50 (3300)
Totaal geldbedrag 9900 euro.
In de keuken in de wasmand, onder een t-shirt, 2 pakketten met samengeperste wit gekleurde substantie, mogelijk cocaïne, gewicht per pakket plusminus 1 kg.
Op de eettafel in de woonkamer werd een aangebroken rol huishoudfolie aangetroffen, deze folie was van het soortgelijke folie wat om de pakketten gewikkeld zat, namelijk dun en doorzichtig.
9.
Een geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming, met nummer PL134C 2013125706-52 van 27 mei 2013, doorgenummerde p. 046 ev. inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats:[adres 2] te [plaats 2]
Datum en tijd: 26 mei 2013 te 18:45 uur
Omstandigheden: In beslag genomen door RC bij zoeking
Goednummer: PL134C-2013125706-4533007
Object: (Cocaïne)
Bijzonderheden: Pakket samen geperste wit gekleurde substantie opschrift 985
Goednummer: PL 134C-2013125706-4533010
Object: Cocaïne
10.
Een geschrift, zijnde een rapport van de Dienst Regionale Recherche Forensische Opsporing van 6 juni 2013, opgesteld door [opsporingsambtenaar 6], doorgenummerde p. 140 ev., met daarin de verklaring van [opsporingsambtenaar 6] voornoemd, zakelijk weergegeven:
Item 4533007 987 g vuilwit, samengeperst poeder bevat cocaïne
Item 4533010 967 g vuilwit, samengeperst poeder bevat cocaïne
11.
Een proces-verbaal van bevindingen ‘belangrijk telefoongesprek [verdachte]-[medeverdachte], voorzien van nummer 2013125706, op 29 oktober 2013 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 7], doorgenummerde p. 239, met daarin de verklaring van [opsporingsambtenaar 7], zakelijk weergegeven:
Na het schietincident is een Audi weggereden. De inzittenden, [medeverdachte] en [verdachte] zijn kort na het incident aangehouden en het voertuig is vervolgens inbeslaggenomen. In de Audi werd op de bijrijdersstoel een mobiele telefoon inbeslaggenomen. Uit onderzoek is gebleken dat de vermoedelijke gebruiker van deze telefoon [verdachte] is. De gebruiker van deze telefoon heeft een pinggesprek gevoerd met een persoon welke in deze telefoon als “[medeverdachte]”, in het Nederlands vertaald De Neef. [medeverdachte] heeft tijdens het verhoor verklaard dat [verdachte] zijn neef is.
De aanvang van dit gesprek is op 26 mei 2013 8:27:46 uur. Hetgeen waar de [A] voor staat is komende van de gebruiker van de telefoon. Hetgeen waar de [B] voor staat is komende van “[medeverdachte], vermoedelijk van [medeverdachte].
[B]: Lok prima
[A]: Ok. Prima wat
[B]: Of dat je er al bent flikker
[A]: Aha
[B]: Neem ajb die stotteraarster mee, voor het geval dat
[A]: je dacht dat die er al waren
[A]: Ja Duidelijk duidelijk
[B]: Ah ok
[A]: Ik weet niet hoe je het schrijft
[A]: Ik heb je gestuurd
[B]: Kijk degenen die hier zijn 32.5 of 33
[A]: 33
[B]: Duidelijk
[A]: Die geven me 32,250
[B]: Doe maar, ik wacht op je
[B]: Oeff
[A]: Ok
[B]: Ok
[A]: Als dat de enige zijn
[B]: Met die andere is het beter toch
[A]: ja
[B]: Ok ik wacht op je
[A]: Ok
[A]: Maar pak eerst die 2. Zodra zij aankomen laat je me het weten en ik kom dan meteen naar buiten.
[A]:Ik ben er over 15 minuten (opmerking tolk: Dit kan ook betekenen “Ik doe er 15 min over”)
[B]:Ok doe maar
[A]: Ik wacht op paule ze maakt maisbroodjes. Dat moet mee, goed en gezond
[B]: Jajaja die slaapt
[B]: Lok proberen de 2
[A]: Ok
[B]: Zodra zij het geld brengen start je
[A]: Goed
[B]: Dat wat zij willen zien die andere meteen
[B]: Kom maar
[A]: Ok
[B]: Hij wil de 4. En ze kijken de 6
[A]:Ok
[B]: Hij is gekomen met de testor (Opmerking tolk: testor is geen spaans woord, niet duidelijk waarop gedoeld wordt. Later komt ook “tester” voor, ook niet duidelijk waarop gedoeld wordt. “ El test” is wel “ de test”, tester/testor zou dus in principe degene kunnen zijn die een test doet)
[B]: Om ze meteen te doen
[A]: Ok
[B]: Wanneer ben je er?
[A]:10 min
[B]: Ok Doe maar
[A]: Ze vonden die goed
[B]: Ja de 2
[B]: Ik droog ze in het water (opmerking tolk: niet is duidelijk wat er bedoeld wordt). Maar ze willen de rest zien.
[A]: Ok
[B]: Al bijna?
[A]: Ja 5 min
[B]: Ok
[B]: Nu dan?
[A]: 15 sec
[A]: Vertel hen dat ik hier buiten sta, zodat ze niet gaan sluiten.
[B]: Ok goed
[A]: Dat grijze pakket is de perruncha (opmerking tolk: “perruncha” betekent “hoer” of een vrouwelijke hond, maar tolk ziet het verband hier niet)
[A]: 33 of 32,5
[A]: Wat jij wil
[A]: Het zwarte pakket 2013
[B]: Er zijn 5
[A]: 2,5 ja
[B]: 2 zwarte (opmerking tolk: kan ook zijn: “twee negers”)
[A]: Ja, dat andere is grijs
[B]: Ok, maar ik had hem gezegd 3 voor 32,5
[B]: en 3 voor 33
[A]: Ok
[B]: Welke/Wat is beter, de grijze of de zwarte
[A]: Grijs
[A]: Perruncha
[B]: Ok
[B]: Je moet nu goed erbij blijven.
[B]: De tester vertrekt met mijn vriend, die met de pet op
[A]: Ja ik let op
[B]: en ze gaan de papieren halen
[A]: Ok
[A]: Laat het me weten als ze vertrekken
[B]: Ik blijf hier met een monito (opmerking tolk: niet duidelijk wat met “monito” bedoeld wordt)
[A]:Ok
[A]: Ah 3 dezelfde pakketten, transparant
[A]: Die moeten gewogen
[B]: Ok
[B]: Ze vertrekken
[A]: Ok
[A]: Ze zijn vertrokken
[A]: Ja ja
[A]: Ik ging hem al schieten
[B]: Flikker
[B]: Als je ze ziet terugkeren laat je het weten
[A]: Ja
[A]: en de Pericos (opmerking tolk: perico kan broodje betekenen, maar ook koffie of cocaine)
[B]: Als we klaar zijn hier maak ik ze
[A]: Ay ay ay
[B]: Of ik zeg/vraag het aan Paula
[B]: Ja ja ja
[A]: Ja ja
[A]: Zeg dat ze wat maakt broeder
[B]: Ze ligt nog op bed
[B]: Ja ja ja
[B]: Ik heb hem/haar gezegd dat ze niet naar buiten moet komen
[B]: is alles goed daarbuiten
[A]: Ja
[B]: Ok
[A]: Hongerig en moe maar verder alles goed
[B]: Ja ja ja
[A]: En hoe lang duurt het nog met die mannen
[B]: 10 min
[A]: Welke vind je leuk/lekker
[B]: 32.5x 3=97,5 + 99 = 196,5
[B]: allemaal
[A]:Ok
[B]: Maar van de laatste hebben 2 gekeken
[B]: Zijn ze er allemaal zeker van
[A]: Welke blijft
[A]: Ja
[B]: De neger (tolk: kan ook betekenen: de zwarte)
[A]: Ok
[B]: Lok let je op, is alles goed daarbuiten?
[A]: Ja
[B]: Blijf er goed bij want daar komt al die met de pet met de ander
[A]: Ok
[A]: Ja daar komen ze
[A]: De 2 dezelfde
[B]: Ok, goed
[A]: Laat het me weten voordat ze naar buiten gaan
Het einde van het gesprek is op 26 mei 2013 10:27:27 uur. De verdachten [medeverdachte] en [verdachte] zijn op 26 mei 2013 om 10:32 uur aangehouden.
Nadere bewijsoverwegingen
Met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank overweegt dat verdachte ter terechtzitting heeft erkend dat hij degene was die op straat heeft geschoten.
Volgens de verklaring van verdachte ter terechtzitting wilde hij (terug)schieten op de wegrennende mannen, nadat zij hem eerst hadden beschoten. Hij is volgens zijn verklaring achter de mannen aangerend, heeft zijn wapen opgepakt, zijn arm gestrekt en het wapen doorgeladen met de bedoeling om te schieten. Volgens verdachte is daarbij echter de patroonhouder op de grond gevallen en hij weet niet of er daadwerkelijk is geschoten. Wel zou volgens verdachte het pistool zijn afgegaan op het moment dat hij het wapen weer in zijn broek wilde steken. Uit forensisch onderzoek is evenwel gebleken dat op de plaats delict twee hulzen zijn aangetroffen die afkomstig waren uit het wapen van verdachte, zodat het wapen wel degelijk tweemaal is afgegaan. Ook getuige [getuige 1], die op het moment dat verdachte het pistool in zijn hand had, enkele meters achter verdachte stond, verklaart dat hij twee schoten heeft gehoord op het moment dat verdachte schoot in de richting van de wegrennende mannen.
Dat [getuige 1] later bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij niet precies heeft gezien of verdachte het pistool ook gericht hield op de wegrennende mannen, leidt niet tot een ander oordeel nu verdachte volgens zijn eigen verklaring de intentie had te schieten in de richting van de wegrennende mannen. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank uitvoering aan zijn intentie gegeven door het pistool te pakken, door te laden, te richten en in ieder geval één keer gericht te schieten. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door met een pistool op een afstand van ongeveer 15 meter te schieten op een tweetal wegrennende personen, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een van de mannen dodelijk zou worden getroffen, zodat sprake is van een poging tot doodslag. Naar algemene ervaringsregels is de kans dat een van de mannen onder deze omstandigheden dodelijk zou worden getroffen door een kogel uit het pistool, immers aanmerkelijk te noemen. Verdachte wordt hiermee bekend geacht. Desondanks heeft dit hem niet van zijn handelen weerhouden.
Het voorgaande brengt met zich dat het onder 1 ten laste gelegde feit bewezen zal worden verklaard zoals hierna te melden.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij binnen was op het moment dat er werd geschoten en dat hij pas na afloop van het schietincident naar buiten is gegaan om direct bij verdachte in de auto te springen. Gezien de wisselende verklaringen van de diverse getuigen op dit punt, heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat medeverdachte [medeverdachte] met zijn neef is meegelopen achter de wegrennende mannen aan tijdens diens schietactie. Evenmin kan op basis van de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat bij de schietactie sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte]. Dat verdachte het wapen op verzoek van medeverdachte [medeverdachte] heeft meegenomen is onvoldoende om verdachte mede verantwoordelijk te houden voor het nemen van de beslissing daadwerkelijk tot het schieten op de mannen over te gaan. Verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] met betrekking tot het aanwezig hebben van het vuurwapen en de munitie. De rechtbank maakt uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting op dat verdachte het pistool op verzoek van [medeverdachte] mee heeft genomen naar zijn woning om hem te bewaken gedurende het bezoek van de onbekend gebleven mannen. Voorts is [medeverdachte] na het schietincident bij verdachte in de auto gaan zitten terwijl hij gezien het voorgaande redelijkerwijs had kunnen weten dat verdachte het pistool en de munitie nog bij zich had. Verder heeft [medeverdachte] in de auto het wapen vastgepakt en aan verdachte gegeven, zodat deze het wapen uit het raam kon gooien. De rechtbank acht gezien het voorgaande bewezen dat verdachte dit feit tezamen met medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde
In het woonhuis van verdachte is 1954 gram cocaïne aangetroffen. De rechtbank overweegt dat gelet op de omstandigheid dat de verdovende middelen zijn aangetroffen in de wasmand van verdachte, terwijl verdachte die ochtend nog een pinggesprek met medeverdachte [medeverdachte] heeft gevoerd dat erop duidt dat hij zich bezighoudt met verdovende middelen (aangezien hierin gesproken wordt over pakketten, prijzen en testers), het niet anders kan zijn dan dat de in de woning aangetroffen drugs bij verdachte horen en dat verdachte hier wetenschap van had. Nu de verklaring die verdachte hiervoor geeft, namelijk dat de cocaïne mogelijk in de woning is neergelegd door een vriend van hem die de huissleutel had, niet concreet, oncontroleerbaar en ongeloofwaardig is, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in zijn woning aangetroffen cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde
Wat betreft het in de woning van verdachte aangetroffen contante geldbedrag wordt het volgende overwogen:
  • het gaat om een groot bedrag, te weten € 9.900.-;
  • dit geldbedrag lag in een stapel en deels in een briefhouder voor ieder zichtbaar op de eettafel;
  • het geldbedrag bestond onder meer uit verschillende coupures waarvan enkele grote coupures van € 500,-;
  • in de woning van verdachte is aangetroffen een grote hoeveelheid cocaïne;
  • uit een pinggesprek dat verdachte voerde op de dag van de vondst van het geld blijkt dat hij zich bezig houdt met verdovende middelen;
  • verdachte heeft verklaard dat hij het geld heeft verdiend en gespaard met diverse (schilder) klusjes; hij heeft deze verklaring desgevraagd op geen enkele wijze kunnen onderbouwen noch anderszins aannemelijk weten te maken; het ligt ook niet voor de hand om een dergelijk in de loop van de tijd bij elkaar gespaard bedrag in zijn totaliteit zo openlijk op de eettafel te bewaren; ook dienaangaande had verdachte geen aannemelijke verklaring;
  • niet gebleken is dat verdachte aantoonbaar legale inkomsten heeft.
Gelet op voernoemde omstandigheden alsmede op het feit dat een concrete en verifieerbare verklaring van verdachte met betrekking tot de aanwezigheid van dit geldbedrag is uitgebleven, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat het geld middellijk dan wel onmiddellijk, afkomstig is uit een misdrijf en dat verdachte hier weet van heeft. Hetgeen verdachte dienaangaande is ten laste gelegd kan derhalve bewezen worden.
Voor de beantwoording van de vraag  in hoeverre het bewezen geachte ook kan worden gekwalificeerd als witwassen, dient rekening te worden gehouden met de jurisprudentie van de Hoge Raad (laatstelijk HR 8-1-2013 LJN:BX6910), meer in het bijzonder met de ratio van deze rechtspraak. Volgens de Hoge Raad moet immers worden voorkomen, dat een verdachte die een bepaald misdrijf heeft gepleegd en die de
door dat misdrijf verkregen voorwerpenonder zich heeft en dus voorhanden heeft, zich automatisch ook schuldig zou maken aan het witwassen van die voorwerpen.
Die situatie doet zich echter, naar het oordeel van de rechtbank, hier niet voor. De rechtbank kan namelijk niet vaststellen
van welk bepaald misdrijfhet aangetroffen geld afkomstig is, noch dat het openbaar ministerie aanwijzingen had op grond waarvan nader onderzoek had kunnen worden gedaan naar een dergelijk misdrijf en dit in de vervolging centraal te stellen. De rechtbank kan slechts constateren dat er veel belastende omstandigheden bestaan die met zich brengen dat de oorsprong van het geld wel van een criminele aard moet zijn. Onder deze omstandigheden kan derhalve wel tot witwassen worden gekwalificeerd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde
op 26 mei 2013 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een of meer onbekend gebleven personen van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen die onbekend gebleven personen achterna is gerend, waarbij hij, verdachte, met een vuurwapen eenmaal in de richting van voornoemde onbekend gebleven personen heeft geschoten;
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde
op 26 mei 2013 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool, merk Sig Sauer, model P226, serienummer U576159, en munitie van categorie III, te weten 6 patronen, kaliber 9mm x 19, voorhanden heeft gehad;
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde
op 26 mei 2013 te [plaats 2] opzettelijk aanwezig heeft gehad 1954 gram cocaïne;
Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde
op of omstreeks 26 mei 2013, te [plaats 2] heeft witgewassen, immers heeft hij een geldbedrag van 9.900 euro voorhanden gehad terwijl hij wist dat voornoemd geldbedrag – onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Verdachte heeft in dit verband met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit verklaard dat de wegrennende mannen eerst op hem hebben geschoten. Geen der getuigen hebben hierover iets verklaard. Maar zelfs wanneer zou worden uitgegaan van dit scenario is daarmee naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest van een noodweersituatie. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat verdachte de tegenaanval heeft gekozen, achter de wegrennende mannen is aangerend en vervolgens heeft geschoten. Daarmee kan niet gezegd worden dat verdachte door een ogenblikkelijke aanval genoodzaakt was zichzelf te verdedigen op het moment dat hij schoot.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 primair, 2, 3 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek van voorarrest. De onder verdachte in beslag genomen goederen dienen volgens de officier van justitie verbeurd te worden verklaard, met dien verstande dat de op de beslaglijst van verdachte vermelde drukpers dient te worden doorgehaald, nu deze ten onrechte op de beslaglijst van verdachte staat.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie gevorderde straf dient te worden gematigd, nu verdachte een gezin met jonge kinderen heeft en weinig documentatie.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op twee onbekend gebleven personen. De omstandigheid dat op 26 mei 2013 niemand dodelijk is getroffen door een kogel uit het pistool van verdachte, is niet aan verdachte te danken. Door de poging tot doodslag op klaarlichte dag, buiten op straat, is de rechtsorde ernstig geschokt en heeft verdachte de veiligheid van anderen in gevaar gebracht. Niet alleen heeft verdachte doelbewust op de onbekend gebleven personen geschoten, ook toevallige voorbijgangers hebben het risico gelopen geraakt te worden door een gemist of afgeketst schot. Uit het dossier blijkt dat naast de onbekend gebleven personen tenminste één persoon met een jong kind door de straat liep op het moment van het schietincident.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van geld en het voorhanden hebben van cocaïne, een voor de gezondheid van personen zeer schadelijke stof en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit. Het bezit van hard drugs dient dan ook krachtig bestreden te worden. Gezien het voorgaande komt alleen een vrijheidsbenemende straf in aanmerking.
De rechtbank zoekt bij de bepaling van de strafmaat onder meer aansluiting bij de Amsterdamse oriëntatiepunten voor straftoemeting voor poging tot doodslag met een wapen, te weten een gevangenisstraf van 18 tot 36 maanden, waarbij de rechtbank het verdachte zwaar aanrekent dat hij midden op straat heeft geschoten, in de aanwezigheid van tenminste één omstander. De rechtbank houdt verder onder meer rekening met de uitgangspunten van het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS) voor het voorhanden hebben van (vuur)wapens en munitie, te weten een gevangenisstraf van drie maanden, en de richtlijnen van het Openbaar Ministerie voor het aanwezig hebben van (bijna) 2 kilo cocaïne, te weten een gevangenisstraf van 24 maanden.
De rechtbank houdt er ten slotte in het voordeel van verdachte rekening mee dat hij blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 oktober 2013 geen relevante recente documentatie heeft. Voorts houdt de rechtbank er in het voordeel van verdachte rekening mee dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet bewezen acht dat met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit sprake is geweest van medeplegen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd en legt verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van 4 jaar en 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • Een geldbedrag van € 9.900,-;
  • Een geldbedrag van € 525,-;
  • Een drukpers.
De op de beslaglijst vermelde goederen behoren aan verdachte toe, met uitzondering van de op de beslaglijst vermelde drukpers. Deze drukpers staat volgens de officier van justitie ten onrechte op de beslaglijst van verdachte vermeld. De rechtbank zal hierover derhalve met betrekking tot verdachte geen beslissing nemen.
Nu met betrekking tot het op de beslaglijst vermelde geldbedrag van € 9.900,- het onder 4 bewezen geachte is begaan, zal dit geldbedrag verbeurd worden verklaard.
Met betrekking tot het op de beslaglijst vermelde geldbedrag van € 525,- is geen nader onderzoek verricht en dit geldbedrag komt ook niet voor in de bewezen geachte feiten. De vordering tot verbeurdverklaring van dit geldbedrag zal derhalve worden afgewezen. Het geldbedrag dient geretourneerd worden aan verdachte.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 45, 47, 57, 287 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Met betrekking tot het onder 1 primair bewezen verklaarde
Poging tot doodslag.
Met betrekking tot het onder 2 bewezen verklaarde
Medeplegen van het handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie.
Met betrekking tot het onder 3 bewezen verklaarde
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 lid 3 van de Opiumwet.
Met betrekking tot het onder 4 bewezen verklaarde
Witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd: het bij verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 9.900,-;
Gelast de teruggave aan verdachte van: het bij verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 525,-;
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. O.P.G. Vos, C.W. Inden rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Neve, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 december 2013.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De kennisgevingen inbeslagneming hebben in het dossier een eigen nummering.