ECLI:NL:RBAMS:2013:9057

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2013
Publicatiedatum
30 december 2013
Zaaknummer
HA RK 159.2013
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van een rechter na uitspraak in de hoofdzaak

In deze zaak heeft verzoeker op 11 juni 2013 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. P. van der Kolk-Nunes, kantonrechter te Amsterdam, nadat in de hoofdzaak uitspraak was gedaan. De rechtbank Amsterdam heeft op 19 juni 2013 uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek. De rechtbank overweegt dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid van wraking nadat reeds uitspraak is gedaan in de hoofdzaak. Dit betekent dat verzoeker in zijn verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat er in de zaak van verzoeker door de rechter einduitspraak is gedaan. De rechtbank benadrukt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen inhoudt dat deze uitspraak slechts kan worden aangetast door het aanwenden van een rechtsmiddel. Het wrakingsverzoek kan, ook indien het toewijsbaar zou zijn, niet leiden tot een ander eindoordeel. De rechtbank concludeert dat verzoeker geen belang heeft bij het wrakingsverzoek, omdat de rechter geen verdere taak en bevoegdheid meer heeft in de zaak waarin reeds einduitspraak is gedaan. Daarom wordt het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een mondelinge behandeling van het verzoek, aangezien het verzoek direct niet-ontvankelijk wordt verklaard. De beslissing is genomen door de rechtbank ter openbare terechtzitting, waarbij de griffier aanwezig was.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beschikking op het bij brief van 11 juni 2013 gedane en onder rekestnummer HA RK 159.2013 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. P. van der Kolk-Nunes, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

Verloop van de procedure

Verzoeker heeft op 11 juni 2013 het wrakingsverzoek (op nader aan te voeren gronden) gericht tegen de rechter ingediend. De rechter heeft op verzoek van de secretaris van de wrakingskamer bij e-mail van 13 juni 2013 gereageerd.
2. De ontvankelijkheid van het verzoek
2.1
Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (SV) kan elk van de rechters die een zaak behandelen, door een partij worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
De rechter heeft een strafzaak van verzoeker behandeld.
2.3
Volgens verzoeker heeft de rechter de schijn van partijdigheid gewekt omdat zij hem heeft belet zijn pleidooi af te maken. Volgens verzoeker heeft hij haar ter zitting gewraakt, voordat zij uitspraak deed en blijkt dit uit opnamen die hij ter zitting heeft gemaakt.
2.4
De rechter heeft aangevoerd dat zij in de strafzaak van verzoeker ter zitting uitspraak heeft gedaan. Er valt niet meer in de wraking te berusten.
2.5
De rechtbank stelt vast dat partijen het er over eens zijn dat in de zaak van verzoeker door de rechter einduitspraak is gedaan. Daarbij kan in het midden blijven of dit is gebeurd voor af nadat een verzoek tot wraking was gedaan. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat deze uitspraak slechts kan worden aangetast door aanwending van een rechtsmiddel, zodat het onderhavig wrakingsverzoek, ook indien toewijsbaar, niet tot een ander eindoordeel kan leiden.
De bepalingen met betrekking tot wraking zijn er op gericht te bevorderen dat een ieder die partij is in een gerechtelijke procedure zijn zaak behandeld ziet door een onpartijdige, niet bevooroordeelde rechter. De rechter jegens wie een wrakingsverzoek is gericht in een zaak waarin reeds einduitspraak in de betreffende zaak is gedaan, heeft nadien geen verdere taak en bevoegdheid meer in de betreffende zaak, zodat verzoeker geen belang heeft bij een dergelijk wrakingsverzoek. Alleen al om deze reden dient verzoeker in zijn verzoek tot wraking niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.6
Voor een mondelinge behandeling van het verzoek bestaat geen aanleiding. Het in artikel 515 Sv als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de rechtbank niet toe omdat het verzoek aanstonds niet-ontvankelijk wordt verklaard. Er is dus ook geen aanleiding om, zoals verzoeker heeft verzocht, hem in de gelegenheid te stellen zijn verzoek nader te laten onderbouwen.
3.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De rechtbank:
 verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Aldus gegeven door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, mrs. A.W.J. Ros en A.W.H. Vink, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juni 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 515 lid 5 Sv geen voorziening open.