ECLI:NL:RBAMS:2013:9055

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2013
Publicatiedatum
30 december 2013
Zaaknummer
HA RK 13-343
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak wegens vermeende vooringenomenheid en schending van procesorde

In deze zaak heeft verzoeker, verdachte in een strafzaak, op 23 oktober 2013 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters die zijn zaak behandelden. Verzoeker stelde dat hij niet als mens werd bejegend, geen kans kreeg om zijn verdediging te voeren en hardhandig uit de zittingszaal werd verwijderd. Hij voerde aan dat de rechters de schijn van vooringenomenheid op zich hadden geladen door het niet toestaan van filmopnames en het negeren van zijn verweer. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De wrakingskamer oordeelde dat de voorzitter van de meervoudige kamer de orde in de zittingszaal diende te bewaken en dat de beslissing om geen opnames toe te staan een legitieme ordebeslissing was. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat er geen sprake was van vooringenomenheid en dat verzoeker de gelegenheid had moeten aangrijpen om zijn standpunten later in het proces naar voren te brengen. Het verzoek werd afgewezen, en de beslissing werd uitgesproken op 4 december 2013.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beschikking op het op 23 oktober 2013 gedane en onder rekestnummer
HA RK 13-343 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
woonplaats [woonplaats],
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mrs. R. Hirzalla, A.J.R.M. Vermolen en M. Woerdman, leden van de meervoudige kamer belast met de behandeling van strafzaken te Amsterdam, hierna: de rechters.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • het wrakingsverzoek van 23 oktober 2013, met bijlagen;
  • een proces-verbaal van de terechtzitting van 23 oktober 2013;
  • een schriftelijke stuk van 16 november 2013 van verzoeker, met bijlagen.
De rechters hebben meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 november 2013, alwaar verzoeker, vergezeld door [A] is verschenen. mr. Vermolen is namens de rechters verschenen. Verzoeker heeft zijn standpunt toegelicht en een stuk overgelegd. mr. Vermolen heeft op die toelichting gereageerd, waarna gelegenheid voor re- en dupliek is geboden. Vervolgens is een datum voor beschikking bepaald.
Van het verloop van de zitting van 20 november 2013 is op verzoek van verzoeker proces-verbaal opgemaakt.

1.De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
Verzoeker is verdachte in een strafzaak geregistreerd onder parketnummer 13/684266-13.
Op 23 oktober 2013 heeft er in de strafzaak een terechtzitting plaatsgevonden.
In het proces-verbaal van die terechtzitting is onder meer het volgende vermeld:
“verdachte roept de voorzitter toe: Mijn naam is [verzoeker], ik ben een vrije man van vlees en bloed (althans woorden van gelijke aard of strekking).
(…)
Verdachte weigert op herhaalde verzoeken van de voorzitter te gaan zitten. Verdachte komt meermalen bij de rechtbank staan en vraagt op luide toon of stukken die hij in zijn handen heeft zich ook in het dossier bevinden. Na meermalen te zijn vermaand te gaan zitten, gaat verdachte uiteindelijk – op een door hemzelf gekozen plaats in de zittingszaal – zitten.
De officier van justitie draagt de zaak voor, daarbij onderbroken en gehinderd door gepraat en geroep van verdachte.
Verdachte begint weer rond te lopen in de zittingszaal en is zeer luidruchtig. Hij vraagt wederom – terwijl de officier van justitie nog met zijn voordracht bezig is – op luide toon of de stukken die hij in zijn hand heeft zich ook in het dossier bevinden. Wanneer hij daarop geen antwoord krijgt, pakt hij een microfoon en begint daarin zijn vraag op luide toon te herhalen. Verdachte geeft geen gehoor aan de verzoeker om te gaan zitten en te luisteren naar de officier van justitie. (…)
Nu het niet mogelijk is met verdachte te communiceren en hij structureel de orde in zittingszaal verstoort, wordt verdachte door leden van de parketpolitie - nadat zij door middel van het indrukken van de alarmknop door de voorzitter zijn opgeroepen – uit de zittingszaal verwijderd. Ook de publieke tribune wordt door de parketpolitie ontruimd.
De voorzitter merkt op dat de inhoudelijke behandeling van de zaak op tegenspraak wordt voortgezet.
(…)
De voorzitter verklaart het onderzoek voor gesloten en deelt mee dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 6 november 2013 om 13.00 uur.”

2.Het verzoek en de gronden daarvan

2.1.
Verzoeker heeft de volgende wrakingsgronden aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
- verzoeker is door de rechters niet als mens bejegend;
- verzoeker kreeg niet de kans om zijn verdediging te voeren;
- verzoeker werd hardhandig uit de zittingszaal verwijderd.
2.2.
Verzoeker heeft de gronden – samengevat en zakelijk weergeven – als volgt toegelicht in zijn brief van 16 november 2013. Verzoeker vraagt de wrakingskamer of de wijze waarop verzoeker door de meervoudige kamer is bejegend aansluit de op de Universele Menselijke Waarden en dan met name waarheid, juistheid, vrede, geweldloosheid en liefde. Het minste wat verzoeker mag verlangen is een menswaardige bejegening. Door de rechters werd hij overdonderd door de geroutineerde manier waarop de rechters hem de mond snoerde en van hem een op afstand bedienbare en ja-knikkende pop trachtte te maken. Daardoor kreeg verzoeker niet de kans om zichzelf en mens te zijn. Verzoeker vraagt zich af of de wrakingskamer het zich kan voorstellen dat het tegen het geweten van de mens ingaat wanneer een ander voor hem ongevraagde keuzes maakt.
2.3.
Verzoeker heeft als vrije mens weinig ervaring in de specifieke omgeving van de rechtszaal. Hij kan alleen leren uit eigen ervaringen en van andere vrije mensen. Door opnames te maken tijdens de zitting creëert verzoeker het beste lesmateriaal om van te leren en helpt het vastleggen zijn verdedigingsstrategie verder te ontwikkelen. Hij verzoekt de wrakingskamer hem deze bij wet toegestane middelen om hem tot een beter mens te ontplooien niet te ontzeggen.
2.4.
Verzoeker meent dat de openbare zitting in een rechtszaal een publieke ruimte is en vraagt zich af of dit juist is en als dit zo is, dat ambtenaren in het vervullen van hun publieke functies en het uitvoeren van hun taak, wettelijk gezien, gefilmd mogen worden.
2.5.
Verzoeker stelt dat een rechter onpartijdig behoort te zijn, maar dat daarvan geen sprake is als de rechters weigeren om met verzoeker als mens te communiceren. Men probeert dan immers de-mens-[verzoeker] in een vooropgezette eenzijdige kant-en-klare mal te gieten. Als dat niet lukt wordt er gewelddadig ingegrepen en als verzoeker is verwijderd blijkt dat de rechters van mening zijn dat zijn inbreng überhaupt voor een objectief en onpartijdig proces niet nodig is. Dat is op zijn minst een uitdrukking van (schijn van) vooringenomenheid.
2.6.
In het stuk van verzoek van 20 november 2011 heeft verzoeker nog naar voren gebracht dat als de rechters geloven dat de wettelijke (overheids- boven menselijke) macht gaat en verzoeker zich niet met dit geloof van de rechters wil verenigen, en de rechters hem dit opdringen, er sprake is van discriminatie op grond van (geloofs)overtuiging. Indien de rechters hun jurisdictie op enig contract zouden proberen te laten berusten dat de rechters aan verzoeker tegen zijn wil in aansmeren en verzoeker dat contract niet kan opzeggen, dan is er sprake van slavernij.
2.7.
Verzoeker heeft ter zitting nog toegelicht dat hij het burgercontract met de overheid heeft opgezegd per 1 maart 2013. Hij is geen burger en hij valt niet onder de jurisdictie van de rechters, omdat hij een vrije mens is. Het is zijn vrije keuze om niet meer mee te doen. De rechters hadden moeten kijken of het waar is wat verzoeker beweert dat hij een vrije mens is en dat ze verzoeker moeten berechten.
2.8.
Voor de verder toelichting van verzoeker ter zitting wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting van 20 november 2013.

3.De reactie van de rechters

3.1.
De rechters hebben – naast hetgeen in het proces-verbaal is opgenomen – geen schriftelijke reactie gegeven. Ter zitting heeft mr. Vermolen naar voren gebracht dat de rechters graag met verzoeker hadden gesproken over wat verzoeker tijdens de wrakingszitting naar voren heeft gebracht, maar dat daaraan niet is toegekomen. Het lukte niet om met verzoeker in gesprek te komen en ook de officier van justitie kreeg geen gelegenheid om zaken naar voren te brengen.

4.De reactie van het Openbaar Ministerie

4.1.
Het openbaar ministerie heeft niet op het verzoek gereageerd.

5.De beoordeling van het verzoek

5.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.2.
Bij de beoordeling van het verzoek dient als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Hierbij is de visie van verzoeker wel belangrijk maar niet beslissend. De rechtbank zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaf beoordelen.
5.3.
De wrakingskamer stelt voorop dat zij op grond van de wet dient te beoordelen of hetgeen door verzoeker is aangevoerd ertoe leidt dat er sprake is van een (schijn van) vooringenomenheid bij de rechters. De wrakingskamer kan niet (inhoudelijk) ingaan op de strafzaak die tegen verzoeker loopt en daarover uitspraken doen en kan ook niet ingaan op vragen van verzoeker inhoudende dat de wrakingskamer de visie van verzoeker ten aanzien van hetgeen hij op verschillende punten naar voren heeft gebracht (zie 2.) deelt. Daartoe is de wrakingskamer niet bevoegd.
5.4.
De wrakingskamer begrijpt de wrakingsgronden van verzoeker aldus, dat door de wijze waarop de zitting is verlopen, door 1) het niet toestaan dat er filmopnames werden gemaakt en 2) het standpunt van verzoeker dat de rechters geen oor hadden voor het verweer van verzoeker, de rechters de (schijn van) vooringenomenheid op zich hebben geladen.
5.5.
Dit standpunt van verzoeker deelt de wrakingskamer niet. Ter toelichting dient het volgende.
5.6.
De voorzitter heeft de leiding over het onderzoek ter terechtzitting en bewaakt daartoe tevens de orde in de zittingszaal. Door te weigeren dat er geluid– en/of video opnames tijdens de zitting worden gemaakt heeft de voorzitter een ordebeslissing genomen. Een rechterlijke (proces)beslissing zou alleen dan tot wraking kunnen leiden, indien die beslissing niet anders dan door vooringenomenheid kan zijn ingegeven. Daarvan is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake. Op de eerste grond is het verzoek derhalve niet toewijsbaar.
5.7.
Ingevolge artikel 273 Strafvordering begint de voorzitter van de meervoudige kamer het onderzoek ter terechtzitting door te vragen naar personalia van de verdachte. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting heeft de voorzitter dat ook gedaan, maar wilde verzoeker daarop niet antwoorden. Gelet op de door verzoeker gegeven toelichting en zijn visie had verzoeker hier mogelijk moeite mee, maar dit had verzoeker later in het proces naar voren kunnen brengen, bij gelegenheid van het verweer. Alsdan had verzoeker ook zijn overige standpunten kunnen toelichten. Blijkens het proces-verbaal van de zitting zijn de rechters niet aan het verweer toe gekomen, omdat verzoeker – gelet op hetgeen in het proces-verbaal is vermeld – na vragen omtrent de identiteit van verzoeker de orde heeft verstoord.
5.8.
Ook indien (veronderstellenderwijs) van de visie van verzoeker wordt uitgegaan dat hij vrijwillig ter terechtzitting is verschenen, wordt de orde op die zitting en de wijze waarop het proces wordt gevoerd niet bepaald door verzoeker, maar door de voorzitter van de rechtbank. Doordat verzoeker – blijkens het proces-verbaal – vruchteloos is gewaarschuwd de orde niet te verstoren, is verzoeker uiteindelijk uit de zittingszaal verwijderd. Ook uit die op de grond van artikel 273 lid 3 Strafvordering genomen beslissing volgt geenszins dat die beslissing niet anders dan door vooringenomenheid kan zijn ingegeven.
5.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.
B E S L I S S I N G :
De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. G.H. Marcus en T.J.M. Gijsberts, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Nieuwenhuijs, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 december 2013.
Tegen deze beslissing staat ingevolge artikel 515 lid 5 Sv geen voorziening open.