Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND, zitting houdende te Amsterdam
- een proces-verbaal van de terechtzitting van 9 oktober 2013, met daarin opgenomen het wrakingsverzoek;
- een schriftelijk stuk van verzoekster, met bijlagen, van 13 oktober 2013;
- een schriftelijke reactie namens de rechters van mr. Piena;
- een schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie;
1.De feiten
“De voorzitter deelt mee dat de rechtbank zojuist in raadkamer het bezwaarschrift tegen de dagvaarding ongegrond heeft verklaard.”
(…)
De verdachte verzoekt om wraking van de voorzitter, de oudste en de jongste rechter en voert daartoe, zakelijk weergegeven het volgende aan:U heeft zojuist in de raadkamerprocedure beslist op het bezwaarschrift tegen de dagvaarding. U heeft dit bezwaarschrift ongegrond verklaard en bent hierdoor niet meer onafhankelijk. U wilt nu ook gaan beslissen op het verzoek getuigen te horen, dat kan natuurlijk niet. U kunt de strafzaak niet inhoudelijke behandelen en ik wraak u.
De voorzitter vat de grond voor het wrakingsverzoek samen en vraagt verdachte of dit juist is. De verdachte verlaat hierop, zichtbaar boos, de zittingszaal.
De officier van justitie verklaart, zakelijk weergegeven:
Het is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat de combinatie die zich heeft uitgelaten over het bezwaarschrift tegen de dagvaarding nog steeds onafhankelijk is en de zaak inhoudelijk mag behandelen. Het wrakingsverzoek moet daarom worden afgewezen.
(…)”
2.Het verzoek en de gronden daarvan
3.De reactie van de rechters
4.De reactie van het Openbaar Ministerie
5.De beoordeling van het verzoek
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de procedure, geregistreerd onder parketnummer 13/654318-12, wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.