ECLI:NL:RBAMS:2013:9047
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter wegens schijn van partijdigheid in civiele procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 8 november 2013 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker, die zich benadeeld voelde door de beslissing van de rechter om slechts vier weken uitstel te verlenen voor het nemen van de conclusie van antwoord. De verzoeker, die zowel gedaagde in conventie als eiser in reconventie was, had op 26 september 2013 uitstel aangevraagd wegens verblijf in het buitenland. De rechter verleende uitstel tot 30 oktober 2013, maar de verzoeker stelde dat deze korte termijn hem belemmerde in zijn verdediging tegen de vordering van de wederpartij.
De rechtbank overwoog dat het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat de betrokkenheid van de rechter beperkt was tot het geven van een beslissing op het uitstelverzoek. De rechter had na de rolbeslissing van 4 oktober 2013 geen verdere rol meer in de zaak, waardoor het verzoek tot wraking niet gericht was tegen de behandelende rechter. De wrakingskamer concludeerde dat de schijn van partijdigheid niet was aangetoond, aangezien de rechter niet meer betrokken was bij de verdere behandeling van de zaak na zijn beslissing op het uitstelverzoek.
De rechtbank verklaarde de verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking, en benadrukte dat er geen voorziening openstond tegen deze beslissing op grond van artikel 39 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en de beslissing werd openbaar uitgesproken.