ECLI:NL:RBAMS:2013:8997

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2013
Publicatiedatum
27 december 2013
Zaaknummer
HA RK 13.253
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak wegens niet-tijdig indienen verzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 september 2013 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker, die thans verpleegd is in een bepaalde locatie. Het verzoek tot wraking was ingediend op 7 augustus 2013, maar de rechtbank heeft de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard omdat het verzoek niet tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelde dat het verzoeker had moeten indienen op de zitting zelf, kort na afloop daarvan, of zodra hij kennis had genomen van het proces-verbaal. De wraking was gebaseerd op de gang van zaken tijdens de zitting van 16 juli 2013, waar een deskundige was gehoord en de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de verzoeker werd behandeld.

De rechtbank heeft de processtukken in overweging genomen, waaronder de brief van verzoeker van 16 juli 2013, het proces-verbaal van de behandeling in openbare raadkamer, en de schriftelijke reacties van de rechters. De rechters hebben aangegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek. Tijdens de behandeling op 28 augustus 2013 zijn zowel de verzoeker als de voorzitter van de meervoudige kamer en de officier van justitie gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking niet voldoet aan de vereisten van artikel 512 en 513 van het Wetboek van Strafvordering, die bepalen dat een verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn. De rechtbank concludeert dat verzoeker niet aannemelijk heeft kunnen maken dat hij het verzoek eerder dan op 7 augustus 2013 heeft ingediend. Bovendien bevatte het verzoek geen gronden die tot wraking konden leiden, aangezien de aangevoerde gronden betrekking hadden op de kwaliteit van het onderzoek en niet op de (on)partijdigheid van de rechters. De rechtbank heeft daarom besloten om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot wraking.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beschikking op het op 7 augustus 2013 per fax ingekomen en onder rekestnummer HA RK 13.253 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
thans verpleegd in [locatie] te [plaats],
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mrs. O.P.G. Vos, voorzitter en C.E.M. Marsé en P. Sloot, leden van de meervoudige kamer, hierna: de rechters.

Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
- de brief van verzoeker d.d. 16 juli 2013 inhoudende het wrakingsverzoek, per fax ontvangen op 7 augustus 2013;
- het proces-verbaal van de behandeling in openbare raadkamer door de rechters op 16 juli 2013;
- de beschikking van de rechters van 30 juli 2013;
- de schriftelijke reactie van de rechters van 12 augustus 2013;
- de ter zitting door verzoeker overgelegde schriftelijke aanvullingen op het wrakingsverzoek d.d. 27 augustus 2013.
De rechters hebben meegedeeld dat zij niet berusten in het wrakingsverzoek.
Het verzoek is behandeld in openbare raadkamer op 28 augustus 2013 waar, verzoeker, de voorzitter van de meervoudige kamer, mede namens de overige rechters en mr. J. Ang als officier van justitie zijn gehoord. De uitspraak is bepaald op 11 september 2013.
2. De ontvankelijkheid van het verzoek
2.1
Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (SV) kan elk van de rechters die een zaak behandelen, door een partij worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
Een verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden bekend waarop het verzoek is gegrond, zoals artikel 513, eerste lid Sv vereist.
2.3
Op 16 juli 2013 is de vordering van de officier van justitie behandeld tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van verzoeker. Op die zitting is een deskundige gehoord.
2.4
Aan het verzoek ligt in hoofdzaak ten grondslag de onvoldoende kritische ondervraging door de rechters van de deskundige, de gang van zaken op de zitting en de beslissing van de rechters om de terbeschikkingstelling te verlengen.
2.5
De rechtbank acht het verzoek niet tijdig ingediend, omdat verzoeker dit had moeten indienen op de zitting, kort na afloop daarvan of zodra hij kennis had genomen van het proces-verbaal. Niet gebleken is evenwel dat verzoeker het verzoek eerder dan per fax op 7 augustus 2013 heeft ingediend. Verzoeker heeft wel gesteld dat hij het verzoek al op 16 en 29 juli 2013 heeft toegezonden, maar verzoeker heeft dat standpunt bij de behandeling van dit verzoek niet aannemelijk kunnen maken.
2.6
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat het verzoek overigens ook geen gronden bevat die tot wraking kunnen leiden. De gronden hebben betrekking op de kwaliteit van het onderzoek ter zitting en niet op de (on)partijdigheid van de rechters
3.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De rechtbank:
 verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Aldus in raadkamer gegeven door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, en T.J.M. Gijsberts en T.P.J. de Graaf, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 september 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 515 lid 5 Sv geen voorziening open.