ECLI:NL:RBAMS:2013:8996

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2013
Publicatiedatum
27 december 2013
Zaaknummer
HA RK 13-250
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 augustus 2013 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van Beheermaatschappij Demo B.V. tegen mr. F.M.P.M. Strengers, kantonrechter te Amsterdam. Het verzoek tot wraking werd ingediend omdat verzoekster zich niet onpartijdig behandeld voelde door de rechter. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek, omdat de rechter tegen wie het verzoek was gericht, geen zaak meer in behandeling had. De rechtbank benadrukte dat het recht op hoor en wederhoor, zoals vastgelegd in artikel 39 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), bedoeld is voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aangezien het verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard, was er geen aanleiding voor een mondelinge behandeling.

De procedure begon met een verzoek van Beheermaatschappij Demo B.V. dat was ingediend op 5 augustus 2013, onder rekestnummer HA RK 13-250. De rechter had eerder op 1 mei 2013 een tussenvonnis gewezen en op 2 juli 2013 had er een comparitie plaatsgevonden. De rechter had op 8 augustus 2013 laten weten dat hij vanwege het bereiken van de 70-jarige leeftijd per 1 september 2013 zou worden ontslagen en de behandeling van de zaak zou overdragen aan een collega. Verzoekster heeft desondanks haar wrakingsverzoek niet ingetrokken, wat leidde tot de beslissing van de rechtbank om het verzoek buiten zitting af te doen.

De rechtbank concludeerde dat de bezwaren van verzoekster, die zich ook richtten tegen de inhoud van eerdere tussenvonnissen, geen grond voor wraking konden opleveren. De rechtbank benadrukte dat verzoekster in dat geval gebruik moest maken van de beschikbare rechtsmiddelen. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard, en tegen deze beslissing staat geen voorziening open volgens artikel 39, vijfde lid, Rv.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beschikking op het bij brief met bijlagen van 5 augustus 2013 gedane en onder rekestnummer HA RK 13-250 ingeschreven verzoek van:
BEHEERMAATSCHAPPIJ DEMO B.V.,
gevestigd te Hilversum,
verzoekster,
gemachtigde: mr. R.P. de Boer,
advocaat gevestigd te Maarssen,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. F.M.P.M. Strengers, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

Verloop van de procedure

Verzoekster is gedaagde in een procedure die bij de rechtbank aanhangig is met zaak-en rolnummer 1366867 CV 12-3226. De rechter was belast met de behandeling van de zaak. Hij heeft op 1 mei 2013 een tussenvonnis gewezen. Op 2 juli 2013 heeft een comparitie plaatsgevonden. Bij tussenvonnis van 17 juli 2013 heeft de rechter de zaak naar de rol van 7 augustus 2013 verwezen voor akte uitlating door beide partijen. Na indiening van het onderhavige verzoek heeft de rechter bij brief van 8 augustus 2013 en memorandum van 7 augustus 2013 gereageerd.
De rechter heeft in zijn brief van 8 augustus 2013 onder meer meegedeeld:
“Aangezien ik vanwege het bereiken van de 70-jarige leeftijd met ingang van 1 september 2013 door de Koning ontslagen ben, zal ik sowieso de behandeling van deze procedure dienen over te dragen. Opdat de behandeling van de zaak zo snel mogelijk hervat zal kunnen worden, wat mijns inziens in het belang van beide partijen is, heb ik besloten per heden de behandeling van de zaak over te dragen aan een door het bestuur van de rechtbank aan te wijzen collega”.
De rechter heeft medegedeeld niet te berusten en aangevoerd dat het verzoek zijns inziens ongegrond is.
De brief en het memorandum zijn doorgestuurd door de griffier van de wrakingskamer aan de gemachtigde van verzoekster met het verzoek of de reactie van de rechter voor verzoekster consequenties had voor de reeds geplande mondelinge behandeling van 16 augustus 2013. Verzoekster heeft bij brief met producties ingekomen op 13 augustus 2013 meegedeeld dat er voor haar geen aanleiding was tot intrekking van het verzoek.
Daarop is door de griffier als beslissing van de rechtbank meegedeeld dat de geplande mondelinge behandeling op 16 augustus 2013 geen doorgang zou vinden, omdat het verzoek buiten zitting zou worden afgedaan.
2.
De ontvankelijkheid van het verzoek
2.1
Op grond van 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) kan elk van de rechters die een zaak behandelen, door een partij worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Artikel 37 lid 1 Rv bepaalt dat het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoekster bekend zijn geworden.
3.2.
De bepalingen met betrekking tot wraking zijn er op gericht te bevorderen dat een ieder die partij is in een gerechtelijke procedure zijn zaak behandeld ziet door een onpartijdige, niet bevooroordeelde rechter. De rechter tegen wie een wrakingsverzoek is gericht en die de zaak niet meer in behandeling heeft, heeft nadien echter geen verdere taak en bevoegdheid meer in de betreffende zaak, zodat aan een dergelijk wrakingsverzoek het belang van verzoekster ontbreekt. Vast staat dat de zaak niet meer bij de rechter in behandeling is. Alleen al om deze reden dient verzoekster in haar verzoek tot wraking niet-ontvankelijk te worden verklaard. In dit verband is mede van belang dat de gegrondverklaring van een wrakingsverzoek dat is ingediend nadat een of meer tussenvonnissen zijn gewezen, de geldigheid van de daarin genomen beslissingen niet aantast.
3.3 Voor een mondelinge behandeling van het verzoek bestaat geen aanleiding. Het in artikel 39 lid 1 Rv als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de rechtbank niet toe omdat het verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard.
3.4.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat de bezwaren van verzoekster zich, behalve tegen opmerkingen van de rechter tijdens de comparitie, ook richten tegen de inhoud van de twee tussenvonnissen. Dergelijke bezwaren kunnen evenwel, gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, geen grond voor wraking opleveren. Verzoekster dient hiervoor een eventueel openstaand rechtsmiddel aan te wenden.
4. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De rechtbank:
 verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking.
Aldus gegeven door mrs. A.W.J. Ros, voorzitter, A.W.H. Vink en M.A.H. van Dalen-van Bekkum, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 augustus 2013in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, vijfde lid, Rv, geen voorziening open.