ECLI:NL:RBAMS:2013:8992
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Uitspraken over werkloosheidsuitkering voor a-typische grensarbeider en de relevantie van het Miethe-arrest
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een volledig werkloze a-typische grensarbeider en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De eiser, vertegenwoordigd door mr. P.M.T.A. van der Wulp, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), welke door verweerder bij besluit van 4 augustus 2010 was afgewezen. Het daartegen ingediende bezwaar werd ongegrond verklaard bij besluit van 21 september 2010, waarna eiser beroep instelde. De rechtbank heeft de zaak gevoegd behandeld met andere beroepen en heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, die op 11 april 2013 zijn beantwoord.
De rechtbank oordeelde dat het arrest Miethe, dat eerder relevant werd geacht, niet meer van toepassing is op de huidige zaak. Het Hof had geoordeeld dat de regels omtrent het vrije verkeer van werknemers niet in de weg staan aan de weigering van een lidstaat om een werkloosheidsuitkering toe te kennen aan een a-typische grensarbeider die niet in het land woont waar hij voor het laatst werkzaam was. De rechtbank concludeerde dat de wetgeving van de woonlidstaat van toepassing is, zoals vastgelegd in artikel 65 van Verordening 883/2004.
De rechtbank kwam tot de conclusie dat de eiser niet in aanmerking komt voor een Nederlandse werkloosheidsuitkering en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken.