ECLI:NL:RBAMS:2013:8991

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2013
Publicatiedatum
27 december 2013
Zaaknummer
HA RK 13.238
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 augustus 2013 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoekster, dat was ingediend op 18 juli 2013 onder rekestnummer HA RK 13.238. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechters C.M. Degenaar, H.A. van Eijk en H.P. Kijlstra, die betrokken waren bij een strafzaak tegen verzoekster. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster niet-ontvankelijk is verklaard in haar verzoek, omdat dit niet tijdig was ingediend. Verzoekster was niet aanwezig op de regiezitting van 15 mei 2013, maar had het proces-verbaal van die zitting op 27 mei 2013 ontvangen. De rechtbank oordeelt dat verzoekster haar wrakingsverzoek had moeten indienen zodra zij kennis had genomen van het proces-verbaal, en niet pas anderhalve maand later. Bovendien bevatte het verzoek geen gronden die tot wraking konden leiden, aangezien het zich voornamelijk richtte tegen de juistheid van de beslissingen van de rechtbank, wat op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. De rechtbank heeft de beslissing op 19 augustus 2013 openbaar uitgesproken, waarbij de rechters A.W.J. Ros, A.W.H. Vink en M.A.H. van Dalen-van Bekkum betrokken waren. Tegen deze beslissing staat geen voorziening open op grond van artikel 515 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beschikking op het op 18 juli 2013 ingekomen en onder rekestnummer HA RK 13.238 ingeschreven verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
welk verzoek strekt tot wraking van mrs. C.M. Degenaar, voorzitter, en H.A. van Eijk en H.P. Kijlstra, leden van de meervoudige kamer, hierna: de rechters.

Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
- het proces-verbaal terechtzitting van 15 mei 2013;
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 18 juli 2013 met bijlagen;
- de schriftelijke reactie van de voorzitter namens de leden van de meervoudige kamer.
De rechters hebben bij monde van de voorzitter meegedeeld dat zij niet berusten in het wrakingsverzoek.
Het verzoek is behandeld op 16 augustus 2013 waar, verzoekster en de voorzitter van de meervoudige kamer zijn gehoord. De uitspraak is nader bepaald op 19 augustus 2013.
2. De ontvankelijkheid van het verzoek
2.1
Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (SV) kan elk van de rechters die een zaak behandelen, door een partij worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
Een verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden bekend waarop het verzoek is gegrond, zoals artikel 513, eerste lid Sv vereist.
2.3
Bij de rechtbank is een zaak tegen verzoekster aanhangig die bij de rechters in behandeling is. Op 15 mei 2013 heeft een regiezitting plaatsgevonden. De rechters hebben de zaak aangehouden tot de zitting van 27 augustus 2013 en hebben voorts de beslissing genomen om ambtshalve een advocaat aan verzoekster toe te voegen en de zaak te verwijzen naar de rechter-commissaris.
2.4
Aan het verzoek liggen de beslissingen ten grondslag die door de rechters zijn genomen op de zitting van 15 mei 2013. Verzoekster was op die zitting niet aanwezig, maar uit de brief van 27 mei 2013 die door klaagster bij haar verzoek is overgelegd, blijkt dat zij het proces-verbaal toen reeds had ontvangen. De rechtbank acht het verzoek niet tijdig, omdat verzoekster dit had moeten indienen zodra zij kennis had genomen van het proces-verbaal, en niet pas ruim anderhalve maand later.
2.5
Het verzoek bevat overigens ook geen gronden die tot wraking kunnen leiden nu het zich met name richt tegen de juistheid van de door de rechtbank genomen beslissingen en dat op zichzelf genomen geen grond voor wraking kan opleveren.
3.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De rechtbank:
 verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, en A.W.H. Vink en M.A.H. van Dalen-van Bekkum, leden en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 augustus 2013in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 515 lid 5 Sv geen voorziening open.