ECLI:NL:RBAMS:2013:8990

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2013
Publicatiedatum
27 december 2013
Zaaknummer
2029836 \ HA EXPL 13-474
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betalingsgeschil over kosten kinderopvang tussen Kind-ABC B.V. en moeder

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 20 november 2013, betreft het een betalingsgeschil tussen Kind-ABC B.V. en een moeder, aangeduid als [gedaagde]. De moeder had haar dochter naar een kinderdagverblijf gebracht en een plaatsingsovereenkomst getekend met Kind-ABC, waarin zij zich verplichtte tot betaling van een vergoeding voor de opvang. De moeder stelde dat zij slechts een eigen bijdrage van € 100,- per maand hoefde te betalen, terwijl de overige kosten door de Belastingdienst zouden worden gedekt. Dit verweer werd door de kantonrechter verworpen. De rechter oordeelde dat de moeder als contractspartij verantwoordelijk bleef voor de betaling van de overeengekomen vergoeding, ongeacht de uitbetaling van kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst.

De feiten wezen uit dat Kind-ABC geen betalingen had ontvangen van de Belastingdienst voor de kinderopvang van de dochter van de moeder. De moeder had wel een aanvraag voor kinderopvangtoeslag ingediend, maar deze was niet uitbetaald vanwege beslaglegging op de toeslagen. De kantonrechter concludeerde dat de moeder, ondanks haar argumenten, verantwoordelijk was voor de betaling van de verschuldigde bedragen aan Kind-ABC. De rechter oordeelde dat de vordering van Kind-ABC toewijsbaar was en veroordeelde de moeder tot betaling van € 5.388,28 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden ook aan de moeder opgelegd, aangezien zij als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van ouders in overeenkomsten met kinderopvangorganisaties en de gevolgen van het niet ontvangen van kinderopvangtoeslag, waarbij de contractuele verplichtingen van de ouders voorop staan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 2029836 \ HA EXPL 13-474
Uitspraak: 20 november 2013

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van:
Kind-ABC B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde [gemachtigde],
t e g e n
[gedaagde],
wonende te [gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde mr. E.S. Tauwnaar.
Partijen zullen hierna Kind-ABC en [gedaagde] worden genoemd.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende processtukken zijn ingediend:
  • de dagvaarding van 28 maart 2013, met producties,
  • de conclusie van antwoord,
  • de akte overlegging producties (genummerd 4 en 5) van de zijde van Kind-ABC.
Ingevolge tussenvonnis van 3 juli 2013 heeft op 27 september 2013 een bijeenkomst van partijen plaatsgevonden. Het proces-verbaal hiervan bevindt zich bij de stukken.
Vervolgens is nog ingediend een akte na comparitie van de zijde van Kind-ABC. Van de zijde van [gedaagde] is geen akte na comparitie ontvangen. Op de rol van 23 oktober 2013 is aan [gedaagde] akte niet-dienen verleend.
Daarna is vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten en omstandigheden

1.
Kind-ABC is een onderneming die zich bezig houdt met administratieve dienstverlening aan kinderdagverblijven. Kind-ABC verzorgt voor aangesloten kinderdagverblijven onder meer de plaatsingsovereenkomsten met ouders, facturering en het innen van betalingen.
2.
[gedaagde] is moeder van een dochter, geboren op [geboortedatum]. Met ingang van 16 juni 2012 heeft [gedaagde] haar dochter een aantal dagdelen per week naar kinderdagverblijf “[kinderdagverblijf]” te [plaats] (hierna: [kinderdagverblijf]) gebracht.
3.
Daartoe heeft [gedaagde] op 10 mei 2012 de zogeheten plaatsingsovereenkomst en algemene voorwaarden met Kind-ABC (hierna: de plaatsingsovereenkomst) getekend. Deze plaatsingsovereenkomst luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

“Artikel 2 - Kosten

2.1 Voor de door het Kindercentrum beschikbaar gestelde Kindplaats, is de Ouder vanaf de ingangsdatum een vergoeding verschuldigd zoals weergegeven in “Bijlage 1 - de Plaatsingsgegevens van het kind” bij de Plaatsingsovereenkomst.
(…)

Artikel 3 - Kinderopvangtoeslag

3.1 (…)
3.2 De Ouder zal middels een machtiging aan de Belastingdienst toestemming geven om de Tegemoetkoming rechtstreeks aan Kind-ABC over te maken. (…)
3.3 Hierbij verstrekt de Ouder Kind-ABC onvoorwaardelijke toestemming om bij de Belastingdienst informatie op te vragen omtrent de Tegoetkoming van de Belastingdienst aan de ouder.
3.4 Indien in enige maand door Kind-ABC geen tegemoetkoming door de Belastingdienst is ontvangen, zal Kind-ABC aan de Ouder een (extra) factuur sturen ter hoogte van het bedrag van de vergoeding zoals genoemd in artikel 2 van deze Plaatsingsovereenkomst.
3.5 (…)
3.6 Kind-ABC garandeert niet dat de Ouder op grond van deze Plaatsingsovereenkomst recht heeft op de Tegemoetkoming. Het correct invullen van de aanvraag en tijdig doorgeven van eventuele wijzigingen is de verantwoordelijkheid van de Ouder. Kind-ABC accepteert ter zake dan ook geen enkele aansprakelijkheid; de Ouder blijft de geldende vergoeding(en) aan Kind-ABC verschuldigd.
(…)

Artikel 8 - Betalingen

(…)
8.5 Indien en per het moment dat de aldaar gestelde termijn is verlopen zonder dat de volledige in de sommatie vermelde betaling heeft plaatsgevonden, wordt de Plaatsingsovereenkomst als gevolg van een toerekenbare tekortkoming van de Ouder geacht te zijn beëindigd. Het Kindercentrum wordt daarover geïnformeerd. De Ouder kan vanaf dat moment geen enkele aanspraak meer maken op de Kindplaats ook indien alsnog volledige betaling zou plaatsvinden. De Ouder is in dat geval een schadevergoeding aan Kind-ABC verschuldigd ter grootte van het bedrag dat op dat moment bij opzegging door de Ouder zou gelden, alsmede rente en incassokosten, onverminderd de reeds bestaande betalingsverplichtingen.
(…)

Artikel 9 – Duur, beëindiging en opschorting

9.1 De Plaatsingsovereenkomst wordt voor onbepaalde tijd aangegaan.
9.2 Opzegging van de Plaatsingsovereenkomst door de Ouder of Kind-ABC vindt plaats door middel van een aangetekend schrijven aan Kind-ABC of de Ouder, met inachtneming van een opzegtermijn zoals hierna vermeld.
9.3 Iedere opzegging kan alleen op de vijftiende dan wel de laatste dag van een maand plaatsvinden. De overeenkomst en de betalingsverplichtingen eindigen dan twee maanden na laatstbedoelde datum.”
4.
Als bijlage 1 bij de plaatsingsovereenkomst is een document getiteld “De plaatsingsgegevens van het kind” gevoegd. Ook dit document is door [gedaagde] ondertekend. Hierin staat, voor zover hier van belang, het volgende:

“3. De kosten

3.1. Voor de beschikbaar gestelde Kindplaats, is de Ouder vanaf de ingangsdatum aan het Kindercentrum via Kind-ABC een vergoeding verschuldigd van gemiddeld € 6,25 per uur.
3.2. De prijs voor de Kindplaats voor 2012 over de plaatsingsperiode bedraagt € 5.687,44 (…).”
5.
Het hoofd van [kinderdagverblijf], genaamd [naam], heeft bij de Belastingdienst namens [gedaagde] een aanvraag voor kinderopvangtoeslag ingediend.
6.
In september 2012 had Kind-ABC nog geen betalingen ontvangen van de Belastingdienst voor de kinderopvang van [gedaagde]. Vervolgens heeft Kind-ABC op 5 september 2012 facturen aan [gedaagde] verzonden ten bedrage van € 874,99 voor de maanden juli tot en met september 2012 en ten bedrage van € 437,50 voor de (halve) maand juni 2012.
7.
Op 26 september 2012 heeft [gedaagde] een bedrag van € 221,99 overgemaakt op de rekening van Kind-ABC. Op 24 oktober 2012 heeft [gedaagde] een bedrag van € 974,99 overgemaakt. Behalve deze twee bedragen heeft Kind-ABC geen betalingen van [gedaagde] ontvangen. Alle automatisch geïncasseerde bedragen van de rekening van [gedaagde] zijn enkele dagen later gestorneerd.
8.
Op 4 december 2012 heeft Kind-ABC, voor zover hier van belang, [gedaagde] als volgt bericht:
“Ondanks onze sommatie onderstaand bedrag te voldoen, hebben wij het bedrag niet binnen de gestelde betaaltermijn ontvangen. Conform artikel 5.8 geldt voorgaande sommatie tevens als opzegging van de kindplaats en kunt u vanaf heden geen aanspraak meer maken op de kindplaats. Het kindercentrum is overeenkomstig geïnformeerd.”
9.
Bij brief van 19 december 2012 heeft Kind-ABC [gedaagde] gesommeerd tot betaling binnen 14 dagen van een bedrag van € 4.505,46, met aanzegging van een bedrag van € 575,55 aan incassokosten bij niet-betaling.
10.
Bij factuur van 27 december 2012 heeft Kind-ABC daarbovenop een vergoeding van 867,82 voor de maand januari 2013 in rekening gebracht. Op 25 januari 2013 heeft Kind-ABC een sommatie voor deze factuur gestuurd verhoogd met € 15,- aanmaningskosten.
11.
Bij brief van 13 februari 2013 heeft de incassogemachtigde van Kind-ABC [gedaagde] verzocht om binnen 8 dagen de hoofdsom van € 5.388,28 vermeerderd met incassokosten, btw en rente tot een totaalbedrag van € 6.223,50 te voldoen.
12.
[gedaagde] heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven.

Vordering en verweer

13.
Kind-ABC vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van:
a. € 5.388,28 aan hoofdsom;
b. € 644,41 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 135,33 aan btw over de buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 71,86 aan rente, berekend tot 28 maart 2013;
d. rente over € 5.388,28 vanaf 28 maart 2013;
e. de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
14.
Kind-ABC legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de plaatsingsovereenkomst niet is nagekomen. [gedaagde] is uit dien hoofde nog een bedrag van € 5.388,28 verschuldigd, te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten en rente, aldus Kind-ABC.
15.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering en voert daartoe aan dat zij slechts een eigen bijdrage van € 100,- per maand moest betalen. De overige kosten van de opvang zouden betaald worden door de Belastingdienst. [gedaagde] voert verder aan dat zij haar DigiD-code en wachtwoord aan [naam] heeft gegeven. [naam] heeft gegarandeerd dat zij de kinderopvangtoeslag zou krijgen. Kind-ABC zou alles regelen. Met dat idee heeft [gedaagde] haar dochter in de opvang geplaatst. [gedaagde] doet voorts een beroep op artikel 3.3 van de overeenkomst. Ten slotte voert zij aan dat haar inkomsten slechts € 800,- per maand bedragen. Kind-ABC kon dus niet verwachten dat [gedaagde] zelfstandig de kinderopvang zou kunnen betalen. [gedaagde] stelt in dit kader dat Kind-ABC een maatschappelijke verantwoordelijkheid had om [gedaagde] te beschermen tegen kosten die zij nooit zelfstandig zou kunnen dragen.

Beoordeling

16.
Niet in geschil is dat [gedaagde] met Kind-ABC een plaatsingsovereenkomst is aangegaan met betrekking tot de opvang van haar dochter. Op grond van artikel 2.1 van de plaatsingsovereenkomst is
“de Ouder”, oftewel [gedaagde], vanaf de ingangsdatum een vergoeding verschuldigd zoals weergegeven in de bijlage bij de overeenkomst. Die vergoeding bedroeg op grond van de bijlage € 5.687,44 over een periode van 6 ½ maand in 2012, omgerekend een bedrag van (5.687,44 / 6,5) € 874,99 per maand. Dat betekent dat [gedaagde] een maandelijkse verplichting van € 874,99 per maand op zich heeft genomen.
17.
De bedoeling van partijen was dat een groot deel van dit bedrag zou worden voldaan uit de kinderopvangtoeslag die [gedaagde] van de Belastingdienst zou ontvangen, en dat [gedaagde] zelf slechts de zogeheten eigen bijdrage – het resterende bedrag na aftrek van de kinderopvangtoeslag – zou hoeven betalen. Daartoe zijn partijen in artikel 3 van de plaatsingsovereenkomst overeengekomen dat [gedaagde] de Belastingdienst toestemming zou geven om de kinderopvangtoeslag rechtstreeks aan Kind-ABC over te maken.
18.
Dit laat onverlet dat [gedaagde] als contractspartij verantwoordelijk was tegenover Kind-ABC voor betaling van de verschuldigde vergoeding. Zij is die verplichting aangegaan en niet de Belastingdienst. Het standpunt van [gedaagde] dat zij slechts een eigen bijdrage van € 100,- per maand zou hoeven te betalen en dat de overige kosten van de opvang zouden worden betaald door de Belastingdienst, kan haar reeds daarom niet baten. In dit kader is in de artikelen 3.4 en 3.5 van de plaatsingsovereenkomst ook met zoveel woorden bepaald dat indien Kind-ABC geen kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst ontvangt de ouder zal worden gefactureerd voor de verschuldigde vergoedingen; en dat ongeacht of de ouder recht heeft op kinderopvangtoeslag de ouder de geldende vergoedingen aan Kind-ABC verschuldigd blijft. Het bepaalde in artikel 3.3 dat Kind-ABC onvoorwaardelijke toestemming heeft om bij de Belastingdienst informatie op te vragen over de kinderopvangtoeslag aan de ouder, doet daaraan, anders dan door [gedaagde] is betoogd, niet af.
19.
Kind-ABC heeft nooit een bedrag aan kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst ontvangen. Ter zitting was niet exact duidelijk wat hiervan de reden was en of de Belastingdienst mogelijk ten onrechte had nagelaten kinderopvangtoeslag uit te keren. De kantonrechter heeft daarom met partijen afgesproken dat zij ieder voor zich zouden uitzoeken wat er met de niet ontvangen kinderopvangtoeslagen was gebeurd en dat zij de kantonrechter schriftelijk van hun bevindingen op de hoogte zouden stellen.
20.
Kind-ABC heeft bij akte van 23 oktober 2013 het volgende naar voren gebracht. Op 13 juli 2012 is een aanvraag voor kinderopvangtoeslag gedaan. Op 21 augustus 2012 is een bedrag toegekend van € 376,- voor juni 2012, € 753,- per maand voor juli tot en met december 2012 en € 764,- voor januari 2013. Op de toeslagen van juni tot en met september 2012 is beslag gelegd wegens onbetaald gelaten facturen van een ander kinderdagverblijf. De toeslagen van oktober 2012 tot en met januari 2013 zijn door de Belastingdienst uitbetaald op een rekeningnummer eindigend
op -[rekeningnummer]. Het rekeningnummer van [gedaagde] is [rekeningnummer] en [gedaagde] heeft erkend de toeslag van oktober 2012 te hebben ontvangen. Op 12 december 2012 is de toeslag stopgezet door [gedaagde] met einddatum 30 januari 2013. Er hebben geen interne verrekeningen plaatsgevonden op de toeslag.
21.
[gedaagde] heeft op de daarvoor bepaalde roldatum niets van zich laten horen. Evenmin heeft zij gereageerd op de akte van Kind-ABC. Nu de akte van Kind-ABC derhalve onweersproken is gebleven, dient de kantonrechter hetgeen in die akte door Kind-ABC naar voren is gebracht als vaststaand te beschouwen.
22.
Dat brengt mee dat [gedaagde] wel degelijk een kinderopvangtoeslag is toegekend over de maanden waarover Kind-ABC betaling vordert. De kinderopvangtoeslag over de maanden juni tot en met september 2012 is echter niet uitgekeerd in verband met een daarop gelegd beslag wegens onbetaald gelaten facturen van een ander kinderdagverblijf. Dit is een omstandigheid die voor rekening van [gedaagde] dient te komen. Daaraan kan niet afdoen dat zij het verzorgen van de aanvraag voor de kinderopvangtoeslag uit handen heeft gegeven aan een medewerker van het kinderdagverblijf, zeker niet nu die aanvraag op zichzelf succesvol is geweest. Evenmin valt in te zien waarom het feit dat [gedaagde] zelfstandig (zonder toeslag van de Belastingdienst) geen kinderopvang kon betalen voor rekening van Kind-ABC zou moeten komen. Op Kind-ABC rust geen bijzondere maatschappelijke zorgplicht om slechts te contracteren met personen van wie zij weet dat deze voor betaling niet afhankelijk zijn van kinderopvangtoeslag.
23.
Voor wat betreft de periode vanaf oktober 2012 is de kantonrechter met Kind-ABC van oordeel dat aan de hand van de door de Belastingdienst verstrekte informatie geconcludeerd moet worden, althans door [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd is betwist, dat [gedaagde] over de maanden oktober 2012 tot en met januari 2013 kinderopvangtoeslag op haar rekening gestort heeft gekregen. [gedaagde] had, ook na oktober 2012, zorg moeten dragen voor betaling van de uitgekeerde toeslagen aan Kind-ABC.
24.
Het voorgaande brengt mee dat de vordering van Kind-ABC toewijsbaar is. [gedaagde] zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van de gevorderde hoofdsom van € 5.388,28. De wettelijke rente over dat bedrag zal worden toegewezen als gevorderd, nu daartegen geen verweer is gevoerd.
25.
Kind-ABC maakt ten slotte aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Kind-ABC heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De door Kind-ABC verzonden aanmaning van 19 december 2013 voldoet echter niet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen, nu in de aanmaning een lager bedrag is genoemd dan thans wordt gevorderd. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn daarom slechts toewijsbaar tot het in de aanmaning vermelde bedrag van € 575,55. De gevorderde btw over dat bedrag is niet toewijsbaar, nu Kind-ABC niet heeft gesteld geen ondernemer te zijn in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 of als ondernemer een vrijgestelde prestatie verricht te hebben.
26.
Bij deze uitkomst van de procedure wordt [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Kind-ABC.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Kind-ABC van:
- € 5.388,28 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2013 tot aan de voldoening;
- € 575,55 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- € 71,86 aan rente, berekend tot 28 maart 2013;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Kind-ABC tot op heden begroot op
griffierecht € 448,00
explootkosten €  79,97
salaris gemachtigde € 625,00 (2,5 punten × tarief € 250,00)
______
totaal € 1.152,97
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis tot aan de voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. T.T. Hylkema, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter