ECLI:NL:RBAMS:2013:8989

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2013
Publicatiedatum
27 december 2013
Zaaknummer
HA RK 13-163
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 juli 2013 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van verzoekster, die zich niet kon vinden in de gang van zaken rondom haar rechtszaak. Verzoekster had een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. T.N. van Rijn, de rechter die haar zaak behandelde. De rechtbank heeft het verzoek tot aanhouding van de behandeling van het wrakingsverzoek afgewezen, omdat verzoekster onvoldoende redenen had aangevoerd om aanhouding te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat de voortgang van de zaak voorop moest staan, boven het belang van verzoekster om aanwezig te zijn bij de behandeling.

Verzoekster had ook bezwaren geuit over het niet digitaal kunnen indienen van aanvullende correspondentie en het gebrek aan reactie van de rechtbank op haar berichten. De rechtbank oordeelde dat deze bezwaren niet getuigen van rechterlijke vooringenomenheid. De afwijzing van haar verzoek om uitstel van de behandeling van haar beroepschrift werd eveneens niet als een aanwijzing voor partijdigheid gezien. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.

De rechtbank heeft het wrakingsverzoek als ongegrond afgewezen en bepaald dat ieder volgend wrakingsverzoek op dezelfde gronden niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. P. Tanis, en de oudste en jongste rechter waren niet in staat de beschikking mede te ondertekenen. Tegen deze beslissing staat geen voorziening open volgens de wet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking op het op 18 juni 2013 ingekomen en onder rekestnummer
HA RK 13-163 ingeschreven verzoek van:
mevrouw
[verzoekster],
verzoekster,
wonende te [woonplaats],
welk verzoek strekt tot wraking van mr. T.N. van Rijn, rechter in de rechtbank Amsterdam, hierna ook: de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
- een schriftelijk verzoek tot wraking (met bijlagen) van 16 juni 2013;
- de schriftelijke reactie van de rechter op het ingediende wrakingsverzoek, waaruit blijkt dat de rechter niet in de wraking berust;
- een schriftelijk bericht van verzoekster van 27 juni 2013, strekkende tot aanhouding van de behandeling van onderhavig wrakingsverzoek.
Het verzoek is voorts behandeld ter openbare terechtzitting van 3 juli 2013.
Verzoekster en de rechter zijn niet ter zitting verschenen.
De uitspraak is voorts bepaald op 3 juli 2013.

1.De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
- verzoekster is eiseres in een procedure bij deze rechtbank, afdeling Publiekrecht (team bestuursrecht), aanhangig onder nummer AMS 13/92 WWB;
- in deze procedure was een zitting gepland op 28 juni 2013 om 13:30 uur alwaar het beroepschrift van verzoekster zou worden behandeld door de gewraakte rechter;
- op 31 mei 2013 heeft verzoekster verzocht de geplande zitting te verplaatsen naar september 2013, omdat zij niet in staat is naar de in juni geplande zitting te komen. In juli heeft zij afspraken en in augustus is zij met vakantie;
- bij schriftelijk bericht van 7 juni 2013 heeft de rechtbank (afdeling Publiekrecht, team bestuursrecht) het verzoek tot aanhouding afgewezen, nu geen sprake is van de daarvoor noodzakelijke uitzonderlijke omstandigheden;
- verzoekster heeft op 18 juni 2013 onderhavig wrakingsverzoek ingediend;
- de rechtbank (afdeling Publiekrecht, team bestuursrecht) heeft, gelet op onderhavig wrakingsverzoek, de behandeling van het beroepschrift aangehouden tot in oktober 2013.

2.Het verzoek en de gronden daarvan

Het verzoek tot wraking is – zakelijk weergegeven – gebaseerd op de navolgende gronden. Het digitaal aanvullen van correspondentie wordt door de rechter geblokkeerd, althans niet mogelijk gemaakt, omdat het door de griffier verstrekte procedurenummer niet geldig is. Op verzoekers acties en verzoeken wordt door de rechtbank niet gereageerd. De rechter heeft hierdoor blijk gegeven van partijdigheid. Voorts heeft de rechter, via de griffier, zonder nadere motivering het verzoek tot uitstel van de behandeling van haar beroepschrift afgewezen. Ook dit wekt de schijn van partijdigheid. Haar gezondheidssituatie is er de oorzaak van dat zij op 28 juni 2013 niet kan verschijnen. De rechter heeft geen begrip getoond voor haar ernstige persoonlijke situatie waar zij onder lijdt, aldus verzoekster.

3.Het standpunt van de rechter

De rechter heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek tot wraking dient te worden afgewezen. De afwijzing van het verzoek om de behandeling van het beroep niet uit te stellen betreft een processuele beslissing, die geen feit of omstandigheid oplevert waardoor de rechterlijke onpartijdigheid in het geding komt. Van (schijn van) vooringenomenheid is dan ook geen sprake. Ook de wijze waarop de e-mailberichten van verzoeker zijn behandeld levert geen grond op voor de conclusie dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden, aldus de rechter in haar schriftelijke reactie.

4.De beoordeling van het verzoek

Aanhouding
Verzoekster heeft bij schriftelijk bericht van 27 juni 2013 verzocht tot aanhouding van de behandeling van onderhavig wrakingsverzoek tot in oktober 2013, de maand waarin ook de onderliggende beroepsprocedure zal worden voortgezet. Verzoekster wil bij de behandeling van het wrakingsverzoek aanwezig zijn en is thans verhinderd. De reden daartoe slaat terug op de gronden tot uitstel zoals genoemd in haar brief van 31 mei 2013, te weten dat zij in juli 2013 afspraken heeft en in augustus 2013 met vakantie is.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot aanhouding van de behandeling van onderhavig wrakingsverzoek dient te worden afgewezen. De redenen die tot aanhouding zouden moeten leiden heeft verzoekster onvoldoende onderbouwd en gespecificeerd. Er lijkt bij verzoekster sprake van een patroon waarbij zij kennelijk voortdurend niet wenst te verschijnen bij de behandeling van haar juridische geschillen. De voortgang van de zaak dient te prevaleren boven het door verzoekster gestelde belang.
De wrakingskamer zal vervolgens het verzoek inhoudelijk beoordelen.
Inhoudelijke beoordeling
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel van artikel 8:15 Awb en artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
De door verzoekster aangevoerde bezwaren tegen het niet digitaal kunnen indienen van aanvullende correspondentie en het niet (snel genoeg) reageren op haar berichten betreft haar visie op hetgeen de gerechtelijke administratie had moeten doen. Dit getuigt echter niet van rechterlijke vooringenomenheid. Ook uit het afwijzen van haar verzoek tot uitstel van de behandeling van haar beroepschrift kan niet worden afgeleid dat de door verzoekster jegens de rechter gestelde vrees van partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Hierbij merkt de rechtbank op dat een verzoek tot wraking niet is bedoeld om onwelgevallige beslissingen ter discussie te stellen. Het gesloten systeem van rechtsmiddelen staat daaraan in de weg. Hiermee wordt bedoeld dat onwelgevallige beslissingen eventueel in hoger beroep aan de orde kunnen worden gesteld.
Het wrakingsverzoek dient dan ook als ongegrond te worden afgewezen.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot aanhouding van de behandeling van het wrakingsverzoek
af;
- wijst het verzoek tot wraking
af;
- bepaalt dat de zaak wordt voortgezet in de stand waarin de procedure zich
bevond ten tijde van indiening van het verzoek;
- bepaalt dat ieder volgend wrakingsverzoek, steunend op dezelfde gronden, niet in behandeling zal worden genomen.
Aldus gegeven door mr. J. Knol voorzitter, mrs. T.P.J. de Graaf en A.W.H. Vink, rechters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2013 in tegenwoordigheid van mr. P. Tanis, griffier.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat ingevolge artikel 515 lid 5 Sv geen voorziening open.