ECLI:NL:RBAMS:2013:8986

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2013
Publicatiedatum
27 december 2013
Zaaknummer
441733 / HA ZA 09-3466
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onteigening en schadeloosstelling in het kader van belastingschade en juridische bijstand

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Amsterdam, betreft het een onteigening waarbij de Gemeente Amsterdam als eiseres optreedt tegen een gedaagde en een interveniënt. De rechtbank heeft op 11 december 2013 een vonnis uitgesproken in het kader van de vaststelling van de schadeloosstelling voor de onteigening van een perceel. De gedaagde heeft een bedrag van € 825.000,-- toegewezen gekregen, verminderd met een reeds betaald voorschot, en met een rente van 3% over het verschil vanaf 2 april 2010. Daarnaast zijn de kosten van juridische bijstand van de gedaagde vastgesteld op € 44.015,95 exclusief BTW, en een bedrag van € 12.915,55 inclusief BTW aan salaris advocaat. De rechtbank heeft geoordeeld dat de kosten van juridische bijstand de dubbele redelijkheidstoets doorstaan, gezien de complexiteit van de zaak en de omvang van de werkzaamheden.

Wat betreft de interveniënt is een bedrag van € 196.010,-- aan schadeloosstelling toegewezen, evenals een bedrag van € 49.063,51 aan kosten voor deskundige en juridische bijstand. De rechtbank heeft de deskundigen gevolgd in hun berekening van de belastingschade, die op € 13.055,-- is vastgesteld. De Gemeente is veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van zowel de gedaagde als de interveniënt, en de rechtbank heeft bepaald dat de Gemeente ook de kosten van de deskundigen moet vergoeden. Dit vonnis is gepubliceerd in Het Parool.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: 441733/HA ZA 09-3466
Vonnis van 11 december 2013
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE AMSTERDAM,
zetelend te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. B.R. ter Haar te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. drs. M. Bitter,
en
[interveniënt]
wonende te [woonplaats],
interveniënt,
advocaat mr. P.A. de Lange.
Partijen worden hierna onderscheidenlijk de Gemeente, [gedaagde] en [interveniënt] genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 januari 2013 met de daarin genoemde stukken,
- de akte uitlating tussenvonnis tevens houdende producties tevens houdende vermeerdering van eis zijdens gedaagde,
- de antwoordakte zijdens eiseres,
- het aanvullend advies van deskundigen van 21 augustus 2013, met bijlagen,
- de akte na aanvullend deskundigenbericht zijdens interveniënt,
- de akte na aanvullend advies van deskundigen zijdens eiseres,
- de brief van mr. Berkvens van 11 oktober 2013 met een opgave van de kosten van de deskundigen,
- akte uitlaten over opgave van de kosten door de deskundigen zijdens interveniënt,
- akte uitlaten kosten deskundigen zijdens eiseres.
1.2
Ten slotte is wederom vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling ten aanzien van [gedaagde]

2.1
In het tussenvonnis van 9 januari 2013 is in r.o. 3.2.8. overwogen dat aan [gedaagde] zal worden toegelegd een bedrag van € 825.000,--, te verminderen met het uitbetaalde voorschot en te vermeerderen met 3% rente over het verschil tussen deze beide bedragen vanaf 2 april 2010 tot aan de datum waarop de uiteindelijke veroordeling zal worden uitgesproken, alsmede te vermeerderen met de kosten van juridische bijstand.
Voorts is overwogen dat [gedaagde] bij akte opgave van de laatste stand van zaken van de kosten van juridische bijstand mag doen, waarop de Gemeente nog bij akte zal mogen reageren.
2.2
[gedaagde] heeft de gemaakte kosten van juridische bijstand berekend op
€ 57.194,--, inclusief een bedrag van € 262,50 aan griffierechten. [gedaagde] heeft toegelicht dat, anders dan de Gemeente heeft betoogd, geen sprake is van excessieve tijdsbesteding. Gezien de complexiteit van de zaak, de moeizame onderhandelingen en uitvoerige correspondentie met de Gemeente zijn de kosten van juridische bijstand in redelijkheid gemaakt, aldus [gedaagde].
[gedaagde] wijst er voorts op dat over de hoofdsom van € 825.000,-- vanaf de peildatum van 2 april 2010 een samengestelde rente dient te worden toegewezen. Verder dienen volgens [gedaagde] ook de kosten van juridische bijstand die voor de peildatum zijn gemaakt (een bedrag van € 44.015,95 excl. BTW) te worden vermeerderd met de samengestelde althans de wettelijk rente vanaf de peildatum.
2.3
De Gemeente heeft bij antwoordakte de kosten van juridische bijstand betwist. Volgens de Gemeente is het aantal uren dat door de advocaat van [gedaagde] en zijn medewerkers aan de zaak is besteed erg fors.
2.4
De rechtbank is van oordeel dat de kosten van juridische bijstand de dubbele redelijkheidstoets kunnen doorstaan.
Het totaal aantal gedeclareerde uren is weliswaar fors (ongeveer 270 uur), maar de kosten van juridische bijstand kunnen gezien de complexiteit van de schadeberekening, de uiteindelijke schadeloosstelling, die aanzienlijk hoger uitvalt dan door de Gemeente aanvankelijk is begroot, waardoor aannemelijk is dat er veelvuldig met de Gemeente is gesproken en gecorrespondeerd, en de periode waarover de juridische bijstand zich heeft uitgestrekt (de juridische werkzaamheden zijn reeds in de administratieve fase aangevangen), de dubbele redelijkheidstoets doorstaan.
De rechtbank ziet geen aanleiding de voor de peildatum gemaakte kosten van juridische bijstand te vermeerderen met samengestelde of wettelijke rente nu de Gemeente eerst door dit vonnis bekend is met het bedrag dat ter zake van juridische bijstand aan [gedaagde] moet worden vergoed. Aan kosten voor juridische bijstand zal aan [gedaagde] worden toegelegd een bedrag van € 44.015,95 excl. BTW (exclusief BTW omdat [gedaagde] de BTW tot en met 2009 kon verrekenen) en een bedrag van € 12.915,55 incl. BTW (€ 13.178,05 –
€ 262,50, nu de griffierechten afzonderlijk worden toegewezen). De hoofdsom van
€ 825.000,--, verminderd met het reeds betaalde voorschot, zal worden vermeerderd met een samengestelde rente van 3% vanaf de peildatum als hierna vermeld.

3.De verdere beoordeling ten aanzien van [interveniënt]

3.1.
In r.o. 4.3.2 van het tussenvonnis van 9 januari 2013 is overwogen dat, nu de aan [interveniënt] toe te kennen schadeloosstelling bekend is, de deskundigen een aanvullend advies omtrent de door [interveniënt] geleden belastingschade kunnen uitbrengen.
3.2
In het aanvullend advies van de deskundigen van 21 augustus 2013 is vermeld dat de deskundigen zich voor de taxatie van de belastingschade hebben gewend tot [belastingadviseur], belastingadviseur bij [bedrijf] (hierna: [belastingadviseur]). [belastingadviseur] heeft in overleg met de deskundigen een concept advies opgesteld dat op 17 mei 2013 voor commentaar aan partijen is gezonden. [interveniënt] heeft bij brief van 16 juli 2013 op het concept advies gereageerd. [belastingadviseur] heeft vervolgens een definitief advies opgesteld waarin de belastingschade is berekend op een bedrag van € 13.055,--. De deskundigen hebben deze taxatie van de belastingschade in hun aanvullend advies overgenomen en adviseren dit bedrag aan [interveniënt] toe te leggen.
3.3
[interveniënt] heeft in zijn akte na aanvullend deskundigenbericht de berekening van de belastingschade door de deskundigen weersproken. Onder verwijzing naar een rapport van DRV Corporate Finance (hierna: DRV) van 4 maart 2013 en van 12 juli 2013 stelt [interveniënt] dat de door de onteigening geleden belastingschade € 43.109,-- bedraagt.
3.4
De rechtbank volgt de deskundigen in de berekening van de belastingschade. In het definitieve advies van [belastingadviseur] is de berekening puntsgewijs toegelicht. Belangrijk verschil tussen de berekening van [belastingadviseur] en de berekening van DRV vormt de huurschade. [belastingadviseur] heeft toegelicht waarom de vergoeding voor hogere huurlasten niet tot belastingschade leidt. Het definitieve advies van [belastingadviseur] is voldoende inzichtelijk en de verschillen met de berekening van DRV zijn voldoende toegelicht. De rechtbank neemt de conclusie van het aanvullend deskundigenbericht daarom over.
Aan belastingschade is derhalve toewijsbaar een bedrag van € 13.055,--.
3.5
[interveniënt] heeft in de akte na aanvullend deskundigen bericht uiteengezet dat door hem na het tussenvonnis van 9 januari 2013 nog kosten voor juridische en deskundige bijstand zijn gemaakt. De deskundige bijstand houdt verband met het inschakelen van DRV voor de berekening van de belastingschade en bedraagt € 2.993,75. Aan juridische bijstand is na het tussenvonnis van 9 januari 2013, onder meer in verband met de aanvullende schadeberekening, nog 23,2 uur aan [interveniënt] gedeclareerd, zijnde een bedrag van € 5.104,--. Verder is [interveniënt] over de kosten van juridische bijstand 7% kantoorkosten verschuldigd. Dit betreft een bedrag van € 1.250,48 over de kosten van juridische bijstand van vóór het tussenvonnis en een bedrag van € 357,28 over de periode daarna. Na het eindvonnis verwacht de raadsman nog drie uur te zullen declareren, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 660,--, vermeerderd met € 46,20 aan kantoorkosten. Aldus steeds [interveniënt].
3.6
De rechtbank overweegt als volgt. Hoewel in r.o. 4.3.2 van het tussenvonnis geen melding wordt gemaakt van extra kosten van juridische en deskundige bijstand, acht de rechtbank aannemelijk dat [interveniënt] in verband met het aanvullend deskundigenbericht extra kosten heeft gemaakt. [interveniënt] heeft in redelijkheid DRV mogen inschakelen om het advies van de deskundigen over de belastingschade te laten beoordelen. De extra kosten van deskundige en juridische bijstand kunnen de dubbele redelijkheidstoets doorstaan. Dit geldt ook voor de kantoorkosten van 7%. Toewijsbaar is derhalve, naast de in het tussenvonnis genoemde bedragen, een bedrag van € 2.993,75 excl. BTW aan kosten deskundige bijstand en een bedrag van € 7.417,96 excl. BTW (€ 5.104,-- + € 660,-- + € 1.250,48 + € 357,28 + 46,20) aan kosten juridische bijstand.
3.7
De slotsom is dat aan [interveniënt] zal worden toegelegd een bedrag van € 196.010,-- aan schadeloosstelling (€ 182.955,-- + € 13.055,--), te verminderen met het voorschot en te vermeerderen met een samengestelde rente van 3% vanaf de peildatum als hierna vermeld, een bedrag van € 49.063,51 excl. BTW (€ 38.651,80 + € 2.993,75 + € 7.417,96) aan kosten voor deskundige en juridische bijstand en een bedrag van € 277,-- aan reiskosten.
3.8
De Gemeente zal worden verwezen in de kosten van de deskundigen.
BESLISSING
de rechtbank:
- bepaalt de aan [gedaagde] toekomende schadeloosstelling wegens de onteigening van het perceel, kadastraal bekend als gemeente [kadastraalnummer], groot 11 are en 81 centiare, zoals nader aangegeven met nummer 1 op de bijbehorende grondplantekening, op € 825.000,-- (zegge: achthonderdvijfentwintigduizend euro), te vermeerderen met 3% rente per jaar over een bedrag van € 357.000,-- vanaf 2 april 2010 tot 11 december 2013, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over het aldus verkregen totaal vanaf 11 december 2013 tot aan de voldoening;
- veroordeelt de Gemeente om aan [gedaagde] te betalen € 357.000,-- (zegge: driehonderdzevenenvijftigduizend euro), vermeerderd met 3% rente per jaar over dit bedrag vanaf 2 april 2010 tot 11 december 2013, alsmede vermeerderd met de wettelijke rente over het aldus verkregen totaal vanaf 11 december 2013 tot aan de voldoening;
- verwijst de Gemeente in de kosten van het geding, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op een bedrag van € 44.015,95 excl. BTW alsmede een bedrag van
€ 12.915,55 incl. BTW aan salaris advocaat en € 1.185,-- aan verschotten;
- bepaalt de aan [interveniënt] toekomende schadeloosstelling wegens de onteigening van het perceel, kadastraal bekend als gemeente [kadastraalnummer], groot 11 are en 81 centiare, zoals nader aangegeven met nummer 1 op de bijbehorende grondplantekening, op € 196.010,-- (zegge: éénhonderdzesennegentigduizendtien euro), te vermeerderen met 3% rente per jaar over een bedrag van € 38.510,-- vanaf 2 april 2010 tot 11 december 2013, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over het aldus verkregen totaal vanaf 11 december 2013 tot aan de voldoening;
- veroordeelt de Gemeente om aan [interveniënt] te betalen € 38.510,-- (zegge: achtendertigduizenvijfhonderdtien euro), vermeerderd met 3% rente per jaar over dit bedrag vanaf 2 april 2010 tot 11 december 2013, alsmede vermeerderd met de wettelijke rente over het aldus verkregen totaal vanaf 11 december 2013 tot aan de voldoening;
- verwijst de Gemeente in de kosten van het geding, aan de zijde van [interveniënt] tot op heden begroot op een bedrag van € 49.063,51 excl. BTW aan salaris advocaat en kosten deskundige bijstand, alsmede een bedrag van € 277,-- aan reiskosten en een bedrag van € 1.185,-- aan verschotten;
- wijst aan als dagblad waarin door de griffier dit vonnis in uittreksel zal worden gepubliceerd: Het Parool;
- verwijst de Gemeente in de kosten van deskundigen tot op heden begroot op
€ 57.156,88 incl. BTW.
Gewezen door mrs. W.A.H. Melissen, M.W. van der Veen en L. van Berkum, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 december 2013.