Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.FERDINAND [eiser 1],
CAROLINE [eiser 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 mei 2012;
- de akte overlegging producties van [eisers gezamelijk];
- de conclusie van antwoord met producties;
- het tussenvonnis van 31 oktober 2012, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de bij brief van 20 december 2012 ten behoeve van de comparitie ingezonden producties van de zijde van [eisers gezamelijk];
- het proces-verbaal van comparitie van 9 januari 2013 en de daaraan gehechte aantekeningen.
2.De feiten
€ 9 miljoen verkocht.
- een vermogen van € 650.000,-- vrij komt voor beleggingen bij De Bank;
- [eisers gezamelijk] 2,3 miljoen euro aan leningen wilden aanhouden bij De Bank;
- de herkomst van het vermogen familievermogen of nalatenschap en/of verkoop onderneming betreft;
- [eiser 1] bij een andere instelling dan De Bank 2,9 miljoen heeft belegd;
- [eisers gezamelijk] een bruto-inkomen heeft van € 230.000,--;
- [eisers gezamelijk] 1-3 jaar ervaring heeft met beleggen in obligaties en/of aandelen en derivaten;
- [eiser 1] streeft naar vermogensgroei, maar met beperking van het risico van waardedaling;
- [eisers gezamelijk] een beleggingshorizon heeft van 5-10 jaar;
- [eisers gezamelijk] circa 25% van het vermogen binnen vijf jaar verwacht te onttrekken;
- [eisers gezamelijk] het risico neemt dat zijn vermogen na één jaar met 12% daalt of met 28% stijgt.
3.Het geschil
4.De beoordeling
I tekortkoming c.q. onrechtmatige daad
De Bank stelt zich op het standpunt dat zij dat ook niet heeft geadviseerd en voert verder aan dat zij voldoende heeft gewaarschuwd. Zij legt daartoe allereerst het hiervoor onder 2.11 vermelde telefoonverslag van 4 december 2009 over. Hieruit volgt echter niet dat zij bij de aankoop van de turbo’s twee weken later heeft gewaarschuwd en zo ja, op welke wijze zij dat heeft gedaan. [beleggingsadviseur] heeft verder namens De Bank ter comparitie verklaard dat hij [eiser 1] bij de aankoop van de grote turboposities eind december meerdere malen heeft gewaarschuwd en heeft gezegd dat hij de aankopen niet verstandig vond.
Hetgeen de Bank heeft gesteld met betrekking tot het bestaan en de omvang van de gestelde schade alsmede het causaal verband met de haar verweten gedragingen en het beroep op eigen schuld zal alsdan nog aan de orde moeten komen. In dat kader merkt de rechtbank reeds thans op dat de door [eisers gezamelijk] gestelde schade bestaande uit – kort gezegd – alle in de portefeuille geleden verliezen, hoe dan ook niet voor toewijzing in aanmerking komt. Voor de vaststelling van de schade moet immers een vergelijking worden gemaakt tussen de bestaande vermogenspositie van [eisers gezamelijk] en hun hypothetische vermogenspositie zonder de aan De Bank verweten tekortkoming. Daartoe zal vastgesteld moeten worden wat [eisers gezamelijk] zouden hebben gedaan indien hun eind 2009, begin 2010 niet zou zijn geadviseerd te beleggen in turbo’s en zij waren gewaarschuwd voor de aanzienlijke risico's die aan de grote beleggingen in turbo’s waren verbonden en voor het feit dat deze beleggingsstrategie bij een dergelijk volume niet paste bij het overeengekomen beleggingsprofiel en tot welke resultaten dat zou hebben geleid. Daarbij merkt de rechtbank reeds thans op dat uit de door De Bank overgelegde transactieoverzichten volgt dat op een deel van de in die periode verrichte transacties in turbo’s winst is geboekt en dat ook overigens de door [eisers gezamelijk] gestelde zeer omvangrijke verliezen uit die overzichten niet blijken.
5.De beslissing
8 januari 2014voor uitlating door De Bank of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden november 2013 tot en met januari 2014 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,