ECLI:NL:RBAMS:2013:8955

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2013
Publicatiedatum
24 december 2013
Zaaknummer
HA RK 13.181
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in strafzaak niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 augustus 2013 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker, dat was ingediend tijdens de behandeling van zijn strafzaak. Het verzoek tot wraking was gedaan door de verzoeker op 27 juni 2013, tijdens de zitting waarin de rechter zijn vonnis begon uit te spreken. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek te laat was ingediend, omdat het verzoek was gedaan na de aanvang van de uitspraak, wat volgens de rechtbank niet meer mogelijk is. De rechtbank baseerde haar oordeel op artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat een verzoek tot wraking moet worden gedaan voordat de rechter zijn beslissing neemt. De rechtbank verwierp het beroep van de verzoeker op een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem, waarin was gesteld dat een wrakingsverzoek ook tijdens de uitspraak kan worden gedaan. De rechtbank benadrukte dat het proces van oordeelsvorming al was afgerond op het moment dat de rechter begon met het uitspreken van het vonnis. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek tot wraking, omdat het verzoek te laat was ingediend. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de rechtbank, en er staat geen voorziening open tegen deze beslissing op grond van artikel 515 lid 5 Sv.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beschikking op het ter zitting van 27 juni 2013 gedane en onder rekestnummer HA RK 13.181 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
thans zonder bekende woon-of verblijfplaats,
verzoeker,
raadsman: mr. P.M. Rombouts, advocaat te Amsterdam,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. J.W. Moors, politierechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

Verloop van de procedure

Verzoeker heeft op 27 juni 2013 tijdens de behandeling door de rechter van zijn strafzaak mondeling het wrakingsverzoek gedaan. Dat verzoek en de reactie van de rechter zijn opgenomen in het proces-verbaal van die terechtzitting.
Het onderhavige verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 augustus 2013 in aanwezigheid van de raadsman van verzoeker en de rechter.
2. De ontvankelijkheid van het verzoek
2.1
Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (SV) kan elk van de rechters die een zaak behandelen, door een partij worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 juni 2013 is de rechter nadat hij het onderzoek ter terechtzitting had gesloten aangevangen met het uitspreken van het vonnis. Hij heeft meegedeeld dat hij verzoeker vrijsprak van twee ten laste gelegde feiten en dat hij verzoeker veroordeelde voor het derde feit.
De rechter heeft vervolgens meegedeeld dat hij het (voorwaardelijke) verzoek dat op de zitting was gedaan tot het horen van een getuige, afwees en dat hij de verklaring van die getuige buiten beschouwing zou laten. Hij heeft aansluitend meegedeeld dat hij die verklaring wel gelezen had en dat die in zijn hoofd zat, maar dat hij die niet gebruikt voor het bewijs. De rechter heeft daaraan toegevoegd dat in hoger beroep nader onderzoek naar die verklaring kon worden gedaan en dat dit dan in het voordeel of in het nadeel van verzoeker kon uitpakken. Nadat de rechter daaropvolgend was aangevangen met het toelichten van de op te leggen straf, heeft verzoeker het wrakingsverzoek gedaan.
2.3
Volgens verzoeker heeft de rechter de schijn van partijdigheid gewekt nu de beslissing om die getuige, die ontlastend zou kunnen verklaren, niet te horen, onbegrijpelijk was, zeker tegen de achtergrond van de hierop door de rechter gegeven toelichting.
Op het punt van de ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek heeft verzoeker een beroep gedaan op een uitspraak van het Gerechthof Arnhem (inmiddels Arnhem-Leeuwaarden) d.d. 2 augustus 2006, LJ AY5855, volgens welke uitspraak een verzoek tot wraking ook nog tijdens de uitspraak gedaan kan worden.
2.4
De rechter heeft aangevoerd dat het verzoek tot wraking is gedaan, nadat hij was begonnen met het uitspreken van het vonnis en tijdens de toelichting van zijn beslissing. In dat stadium van een geding is een verzoek tot wraking niet meer mogelijk. Hij heeft opgemerkt dat hij vanuit een open houding naar alle partijen heeft geluisterd en vervolgens tot een besluit is gekomen.
2.5
De rechtbank is van oordeel dat het wrakingsverzoek te laat is gedaan. Anders dan het Gerechthof Arnhem in het hierboven genoemde arrest acht de rechtbank indiening van een wrakingsverzoek na aanvang van de uitspraak niet meer mogelijk. Naar het oordeel van de rechtbank moet deze situatie worden gelijkgesteld met de situatie waarin de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, in welk geval een verzoek tot wraking niet meer mogelijk is (HR 18-12-1998, LJN AD2977). Op het moment dat een rechter aanvangt met de uitspraak, die één en ondeelbaar is, is het proces van oordeelsvorming immers afgerond en heeft de rechter zijn beslissing genomen. Bij de uitspraak formuleert de rechter de genomen inhoudelijke en procedurele beslissingen en geeft hij inzicht in de keuzes en afwegingen die aan die beslissingen ten grondslag liggen. Daarmee geeft de rechter geen blijk van (de schijn van) partijdigheid of van een vooroordeel, maar geeft hij zijn oordeel. Voor zover de door de rechter in dit stadium van de procedure genomen beslissingen en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen volgens een procespartij desalniettemin de schijn van partijdigheid wekken, kan dit nog slechts in hoger beroep aan de orde worden gesteld.
2.6
De slotsom is dat verzoeker niet-ontvankelijk is omdat het verzoek te laat is gedaan.
3.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De rechtbank:
 verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, en mrs. A.W.H. Vink en M.A.H. van Dalen-van Bekkum , leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 augustus 2013in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 515 lid 5 Sv geen voorziening open.