ECLI:NL:RBAMS:2013:8953

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2013
Publicatiedatum
24 december 2013
Zaaknummer
HA RK 179.2013
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 oktober 2013 uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Het verzoek tot wraking was ingediend door een besloten vennootschap, vertegenwoordigd door [A], tegen mr. Y.A.M. Jacobs, kantonrechter te Amsterdam. Het wrakingsverzoek was ingediend op 26 juni 2013 en betrof procesbeslissingen die in de wrakingsprocedure in beginsel niet beoordeeld worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beginsel van hoor en wederhoor niet is geschonden. De procedure is behandeld op een openbare zitting op 25 september 2013, waar zowel de verzoekster als de rechter zijn gehoord. De rechtbank heeft de feiten en de gronden van het verzoek zorgvuldig overwogen. Verzoekster had onder andere aangevoerd dat de rechter partijdig was en dat zij geen gelegenheid had gekregen om te reageren op de eis in reconventie. De rechtbank oordeelde dat de door verzoekster aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter partijdig was. De rechtbank benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek afgewezen en bepaald dat de civiele procedure met nummer 421345 CV EXPL 13-7936 hervat wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek. De beslissing is genomen door de voorzitter mr. A.W.H. Vink en de rechters mrs. Th.P.J. de Graaf en J. Knol, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Wrakingskamer
Beschikking op het op 26 juni 2013 schriftelijk gedane en onder rekestnummer
HA RK 179.2013 ingeschreven verzoek van:
De besloten vennootschap [verzoekster],
gevestigd te Arnhem,
verzoekster,
vertegenwoordigd door [A],
welk verzoek strekt tot wraking van mr. Y.A.M. Jacobs, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek met bijlagen van 26 juni 2013
  • de reactie van de rechter van 4 juli 2013 waarin de rechter onder meer mededeelt dat zij niet in de wraking berust.
  • e-mail van de rechter van 31 mei 2013, houdende een reactie op het wrakingsverzoek
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 september 2013 waar de rechtbank verzoekster en de rechter heeft gehoord.
De uitspraak is nader bepaald op 4 oktober 2013.

1.De feiten

Verzoekster is eiseres in conventie en gedaagde in reconventie in de zaak die bij de rechtbank is ingeschreven onder zaak/rolnummer 421345 CV EXPL 13-7936. Gedaagde in conventie en eiseres in reconventie in die zaak is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GM Zeef & Offsetdruk B.V.
Bij brief van 5 juni 2013 heeft verzoekster de rechter verzocht om aanhouding van de zaak in het kader van een door haar bij de deken ingediende klacht tegen de advocaat van de wederpartij.
Bij tussenvonnis van 19 juni 2013 heeft de rechter een comparitie van partijen gelast.
Bij brief van 21 juni 2013 heeft de griffier verzoekster namens de rechter medegedeeld dat de door haar bij de deken ingediende klacht geen aanleiding vormt de zaak aan te houden.

2.Het verzoek en de gronden daarvan

2.1
Het verzoek berust op de navolgende gronden. Verzoekster heeft in haar conclusie van eis de kantonrechter verzocht geen comparitie te gelasten maar re- en dupliek toe te staan. Dit verzoek is voornamelijk gedaan op grond van het feit dat zich op 13 maart 2013 een uiterst bedreigende situatie heeft voorgedaan aan het adres van (de bestuurder van) verzoekster. Het is mogelijk dat een dergelijke situatie zich ook kan voordoen tijdens of na een comparitie van partijen omdat de zaak behoorlijk “explosief” is. Ondanks het voorgaande heeft de rechter toch een comparitie van partijen gelast. Daarbij komt dat op de comparitie mede een mogelijke schikking zal worden beproefd, terwijl de verhouding tussen partijen zodanig is dat een schikkingspoging geen kans van slagen heeft.
2.2
Omdat verzoekster van mening is dat de wederpartij (de advocaat) heeft getracht de rechter te misleiden door een onjuiste voorstelling van zaken te geven ten aanzien van het bezoek en de gebeurtenissen op 13 maart 2013, heeft zij zich genoodzaakt gezien op 3 juni 2013 een klacht bij de deken in te dienen tegen de advocaat van de wederpartij. Verzoekster heeft de rechter bij faxbrief van 5 juni 2013 verzocht de zaak in afwachting van de beslissing van de deken aan te houden alvorens verder te beslissen. Bij brief van 21 juni 2013 heeft de rechter dit verzoek zonder (deugdelijke) motivering afgewezen terwijl de wederpartij geen bezwaar heeft gemaakt tegen dit verzoek, aldus verzoekster.
2.3
Bij conclusie van antwoord in conventie heeft de wederpartij een eis in reconventie ingesteld. De rechter heeft in haar tussenvonnis van 19 juni 2013 hier melding van gemaakt maar verzoekster is geen mogelijkheid geboden (schriftelijk) op de eis in reconventie te reageren c.q. verweer te voeren voor het houden van een comparitie van partijen. Verzoekster is van mening dat de rechter hiermee het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden, waardoor bij verzoekster de vrees is ontstaan dat de rechter partijdig c.q vooringenomen is.
Het tussenvonnis is zozeer een onbegrijpelijke beslissing dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven, althans dat de door verzoekster daaromtrent gekoesterde vrees naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is.

3.De reactie van de rechter

3.1
De rechter heeft met betrekking tot het afwijzen van het verzoek om aanhouding van de zaak samengevat aangevoerd dat een klacht tegen een advocaat van de wederpartij los staat van de inhoudelijke behandeling van een civiele procedure als de onderhavige en dat dit de voortgang daarvan in beginsel niet dient te vertragen.
Op grond van de wet kan de rechter op verzoek van partijen of van een van hen dan wel ambtshalve, in alle gevallen en in elke stand van het geding een verschijning van partijen ter terechtzitting bevelen. Uitgangspunt van de dagvaardingsprocedure is dat de rechter na de conclusie van antwoord een verschijning van partijen ter terechtzitting beveelt (tenzij hij/zij oordeelt dat de zaak daarvoor niet geschikt is).
De beslissing of er na conclusie van antwoord/eis in reconventie een comparitie wordt gehouden, dan wel dat schriftelijk wordt voortgeprocedeerd, is uitdrukkelijk aan de rechter voorbehouden. In hetgeen door verzoekster is aangevoerd heeft de rechter geen dringende redenen gezien om van een comparitie van partijen af te zien.
3.2
De rechter heeft verder aangevoerd dat indien een eis in reconventie wordt ingediend, de kantonrechter in het instructievonnis pleegt op te nemen dat de conclusie van antwoord in reconventie voorafgaand aan de comparitie van partijen kan worden ingediend. In de onderhavige zaak is dat per abuis niet gebeurd. Dat is spijtig, omdat de gedaagde in reconventie daarmee kan lezen dat hij direct kan reageren op de eis in reconventie. Indien de conclusie van antwoord niet voorafgaand aan de comparitie wordt genomen, dan volgt de eerste reactie van de gedaagde in reconventie ter comparitie én heeft de gedaagde na afloop van de comparitie na antwoord zonder meer nog recht op een schriftelijke conclusie van antwoord in reconventie. De rechter meent dat er geen sprake van is dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, noch dat er een aanwijzing is om (gerechtvaardigde vrees voor) vooringenomenheid dan wel partijdigheid aan haar zijde aan te nemen.

4.De beoordeling van het verzoek

4.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dient in een wrakingprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van verzoekster daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
4.3.
Ten aanzien van de door verzoekster aangevoerde gronden oordeelt de wrakingskamer als volgt.
4.4.
De eerste twee door verzoekster aangevoerde gronden betreffen het verwijt dat de rechter het verzoek om aanhouding zonder deugdelijke motivering heeft afgewezen, en dat de rechter in weerwil van het standpunt van verzoekster ter zake een comparitie heeft gelast. Deze verwijten betreffen de inhoud van de door de rechter genomen procesbeslissingen. Wat er ook zij van de door verzoeksters daartegen aangevoerde bezwaren, het gesloten systeem van rechtsmiddelen biedt geen ruimte voor een beoordeling binnen het kader van een wrakingsprocedure van de juistheid van een door de rechter genomen (processuele) beslissing. Grond voor wraking bestaat alleen als voor zodanige beslissing redelijkerwijs geen andere verklaring kan worden gegeven dan dat deze voortvloeit uit vooringenomenheid van de rechter. Dat is hier niet het geval.
4.5
De derde door verzoekster aangevoerde grond betreft het verwijt dat de rechter verzoekster geen mogelijkheid heeft geboden op de eis in reconventie te reageren voor de te houden comparitie. Gelet op het door de rechter gevoerde verweer is dit verwijt ongegrond, althans kan daaruit geen vooringenomenheid worden afgeleid. In het tussenvonnis is per abuis niet de gebruikelijke zinsnede opgenomen dat de conclusie van antwoord in reconventie voor de comparitie van partijen moet wordt ingediend. Verzoekster zal in de gelegenheid worden gesteld te reageren op de eis in reconventie. Van schending van het beginsel van hoor en wederhoor is dan ook geen sprake.
5. Nu feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden zijn gesteld noch gebleken, dient het wrakingsverzoek als ongegrond te worden afgewezen.
6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
B E S L I S S I N G:
De rechtbank:
 wijst het wrakingsverzoek af;
 bepaalt dat de zaak met het nummer 421345 CV EXPL 13-7936 wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mr. A.W.H. Vink voorzitter, mrs. Th.P.J. de Graaf en J. Knol, rechters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2013 in tegenwoordigheid van F.C.H. Krieger, griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, vijfde lid, Rv, geen voorziening open.