ECLI:NL:RBAMS:2013:8907

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2013
Publicatiedatum
23 december 2013
Zaaknummer
HA RK 13-149
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van de wrakingskamer in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 juni 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de wrakingskamer, ingediend door de stichting STICHTING HORECACLAIM NEDERLAND. Het verzoek tot wraking is afgewezen zonder mondelinge behandeling. De verzoekster stelde dat de gewraakte rechter en een lid van de wrakingskamer jarenlang samenwerkten in een organisatie voor zakelijke mediation, wat volgens haar de onpartijdigheid van de wrakingskamer in gevaar bracht. Daarnaast werd aangevoerd dat een ander lid van de wrakingskamer recentelijk had samengewerkt met de gewraakte rechter in een focusgroep van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen grond is om te veronderstellen dat de leden van de wrakingskamer aan onpartijdigheid zouden ontbreken. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de wettelijke bepalingen het eigen gerecht aanwijzen als bevoegd voor de beslissing op het wrakingsverzoek. Het verzoek om wrakingsrechters uit een ander gerecht aan te stellen is afgewezen, omdat hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat.

De rechtbank heeft verder geconcludeerd dat de aangevoerde gronden voor wraking kennelijk ongegrond zijn. De wrakingskamer heeft geen aanwijzingen gevonden dat de rechters vooringenomen zouden zijn, en de door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden konden niet leiden tot de conclusie dat de rechters jegens verzoekster een vooringenomenheid koesterden. De beslissing van de wrakingskamer is genomen in overeenstemming met de geldende wetgeving, en er is geen aanleiding voor een mondelinge behandeling van het verzoek.

De beslissing van de wrakingskamer is definitief, en tegen deze beslissing staat geen voorziening open op grond van artikel 39 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer

Beschikking op het onder rekestnummer HA RK 13-149 ingeschreven verzoek van:
De stichting STICHTING HORECACLAIM NEDERLAND
verzoekster,
gevestigd te Amsterdam,
vertegenwoordigd door F.F.C. Matthaei, voorzitter,
welk verzoek strekt tot wraking van mrs. N.C.H. Blankevoort, K.A. Brunner en P.H.A. Knol, leden van de wrakingskamer.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
 Het schriftelijke wrakingsverzoek met bijlagen van 2 juni 2013;
 Het wrakingsverzoek van 26 april 2013;
 De reactie van de rechter op dit laatste verzoek.

1.Feiten

Klaagster is gedaagde partij in een zaak die onder rolnummer 1369802 CV EXPL 12-23900 bij de rechtbank in behandeling is. Behandelend rechter is mr. M.E.B. Terwee. Op 2 april 2013 heeft in deze zaak een comparitie van partijen plaatsgevonden waarna vonnis is bepaald op 29 april 2013.
Op 26 april 2013 heeft verzoekster een schriftelijk verzoek tot wraking ingediend gericht tegen de behandelend rechter.
De behandeling van het verzoek tot wraking is vervolgens bepaald op woensdag 5 juni 2013.
Bij brief van 2 juni 2013 heeft verzoekster verzocht de behandeling van het verzoek tot wraking aan te houden.
Op 4 juni 2013 heeft de griffier van de wrakingskamer verzoekster medegedeeld dat de wrakingskamer op de zitting van 5 juni 2013 zal beslissen op het verzoek om aanhouding. In dat bericht is verzoekster tevens medegedeeld dat schriftelijk op het verweer van de rechter mag worden gereageerd.

2.De gronden van het verzoek

Aan haar verzoek legt verzoekster samengevat het volgende ten grondslag.
A. Het is verzoekster gebleken dat de gewraakte rechter en een lid van de wrakingskamer, mr. N.C.H. Blankevoort, vele jaren samenwerken in dezelfde organisatie. Uit het register nevenfuncties blijkt namelijk dat beide rechters werkzaam zijn voor Result ADR, een organisatie voor zakelijke mediation, arbitrage en andere vormen van geschillenoplossing. Ingeval één of meerdere leden van de wrakingskamer samenwerken met de gewraakte rechter in dezelfde organisatie, dan onbreekt de onpartijdigheid, aldus verzoekster.
B. Een ander lid van de wrakingskamer, mr. P.H.A. Knol, heeft met de gewraakte rechter recentelijk samengewerkt, waarbij beide als gesprekspartners hebben deelgenomen aan een focusgroep van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Ook schijnen deze rechters vaker samengewerkt te hebben bij overige projecten binnen dit instituut.
C. Uit het bericht van de griffier van de wrakingskamer blijkt dat de wrakingskamer (bewust) voorbijgaat aan het verzoek om aanhouding en het verstrekken van verhinderdata voor een hoorzitting.
Verzoekster verzoekt om aanstelling van wrakingsrechters uit een ander gerecht en enkel leden in de wrakingskamer te laten plaatsnemen die niet met elkaar samenwerken en/of geen gezamenlijke belangen delen.

2.De beoordeling van het verzoek

2.1
Anders dan verzoekster stelt, wijzen de geldende wettelijke bepalingen het eigen gerecht aan als enig bevoegd gerecht voor de beslissing op het wrakingsverzoek. Het verzoek om aanstelling van wrakingsrechters uit een ander gerecht dient aanstonds te worden afgewezen omdat voor dat verzoek geen wettelijke grondslag aanwezig is, terwijl er evenmin bijzondere feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken, die het wenselijk maken dat leden van een ander gerecht in de wrakingskamer plaats nemen.
2.2
Op grond van het bepaalde in artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dient in een wrakingprocedure te worden onderzocht of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.3
Het verzoek dient naar het oordeel van de wrakingskamer als kennelijk ongegrond aanstonds te worden afgewezen omdat er geen gronden worden vermeld waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.4
Er is geen grond voor de veronderstelling van verzoekster dat de onpartijdigheid ontbreekt ingeval een lid van de wrakingskamer als arbiter/mediator optreedt bij dezelfde organisatie als de gewraakte rechter. De ten aanzien van mr.
Blankevoort aangevoerde grond kan derhalve niet tot wraking leiden
.
2.5
De tegen mr. P.H.A. Knol gerichte gronden voor zover die betreffen deelname aan een focusgroep en vermeende samenwerking bij andere projecten behoeven geen bespreking, nu is gebleken dat mr. Knol wegens ziekte geen deel meer uitmaakt van de wrakingskamer belast met de behandeling van het verzoek tot wraking.
2.6
Het laatste verwijt betreft een door de rechters genomen procesbeslissing. Wat er ook zij van de door verzoekster daartegen aangevoerde bezwaren, het gesloten systeem van rechtsmiddelen biedt geen ruimte voor een beoordeling binnen het kader van een wrakingsprocedure van de juistheid van een door de rechter genomen (processuele) beslissing. Grond voor wraking bestaat alleen als voor zodanige beslissing redelijkerwijs geen andere verklaring kan worden gegeven dan dat deze voortvloeit uit vooringenomenheid van de rechters. Uit hetgeen door verzoekster is aangevoerd en overigens is gebleken kan iets dergelijks niet worden afgeleid.
3. Voor een mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 39 lid 1 Rv bestaat geen aanleiding. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de wrakingskamer niet toe omdat het verzoek aanstonds wordt afgewezen nu de door verzoekster aan haar verzoek ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden, niet tot de conclusie kunnen leiden dat de rechters jegens verzoekster een vooringenomenheid koesteren, althans dat haar vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De wrakingskamer:
 wijst het verzoek tot wraking af;
Aldus gegeven door mr. J. Knol, A.W.H. Vink en M.Y.C. Poelmann leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv geen voorziening open.